Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
27 Juli '18. No. 2144
WILHELM VON MüNCHHAUSEN
Teekening voor De Amsterdammet" van fordaan
N.V. PAERELS
Meubileering M".
COMPLETE MEUBILEERING
-: BETIMMERINGEN
:Rokin 128 Telef. 4541 N
Om kort te gaan onze opmarsen was 'n schitterend succes... op de richting na!''
IIIIimillllllllllllllllllllllllllllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIlIIllllllMHll
S. WARENDORF Jr. t
Van 1891 M 1918 lid van de
firma Van Holkema & Warendorf, Uitgever
van hei Weekblad De Amsterdammer"
De Kring van De Amsterdammer Is droevig
getroffen door het heengaan van den heer
Mini ui " n u
T W IJ F E L
DOOR
H. VAN RAALTE-SIMONS
Het was bfl vieren.
Doodmoe van het gesjouw en geloop van
dien heelen dag, zat ze nu eindelijk even in
haar keukentje te rusten, met beide handen
het zware hoofd steunend, en ze keek, aan
heel andere dingen denkend, naar de blauwig
gesteven gordijntjes, die in rechte vouwen
strak tegen het raam gespannen stonden,
stijf-regelmatig geplooid, als papieren
flesschenhulzen.
Ze kon nu juist nog een oogenblikje
kalmpjes blijven zitten, want als straks de
kinderen alle vier thniskwamen was 't met
haar rust uit, dat wist ze. Dan waren kamer
en alkoof dadelijk vol van hun harde stemmen,
dan namen ze, bewegelijk en rumoerig als
altijd, direct alle ruimte in beslag.
Het was ook niet veel, voor je vfjven een
kamertje met alkoof en keukentje. En toch
was ze al blij dat ze dit had, al was alles
dan wel wat bekrompen. Want vroeger had
ze zich wel anders moeten behelpen l Ja
vroeger...! Toen hadden ze in een zolder
kamertje gehuisd met hun allen.
Ze moest er maar niet meer aan denken!
Als alles achter den rug was, wist je al
niet meer hoe je er gekomen was, hoe
ongelooflijk hard je getobt, en hoe je dag
en nacht rusteloos doorgeploeterd hadt om
vje kostje te scharrelen.
Toen, in die eerste maanden van haar
weduwschap, had ze Stientje ook bij zich
genomen. Ze zag het nog zoo precies voor
zich, alsof het gisteren was geweest, hoe
Warendorf. Als uitgever heeft hij sinds zeer
vele jaren deelgenomen aan het wel en
wee van het Weekblad, en immer deed hij
hiervoor zijn warme belangstelling blijken.
De Amsterdammer was, dit kon men spoe
dig voelen al sprak de overledene, rustig
man, het niet zoo uit, voor hem iets gansch
anders en meer dan een deel van zijne
veelomvattende zaken. Het is voor hem
steeds een punt van eer en zorg geweest,
de Groene eene publicatie van voortreffelijke
beteekenis te zien. Daartoe trachtte hij ook
altfld mede te werken, en op de plaatver
gaderingen b.v. waren zijne dikwijls rake
adviezen zeer welkom. Het zal moeilijk
vallen, zich het verscheiden van dezen
man, dat voor de meesten nog zoo onver
wacht gekomen is, in te denken. Allen, die
bij de leiding van het Weekblad betrokken
zijn, kunnen de nagedachtenis van den over
leden uitgever niet beter eeren, dan door bij
voortduring er naar te streven, De Amster
dammer zoo hoog mogelijk te doen staan.
DE UITSLAG VAN DE PRIJSVRAAG
VOOR EEN TEEKENING VAN
DE TWEELINGEN"
uit Couperus' Komedianten" zal
in het hierop volgend ^nummer
bekend gemaakt worden.
HET KANAAL DOOR DE
GELDERSCHE VALLEI OOK EEN
LANDSBELANG
door Generaal K. ELAND
Oud-Minister van Oorlog
Ook een landsbe
lang. Want dat het
in de eerste plaats
een Amsterdamsch
belang is, om langs
den korsten weg den
Boven-Rijn te berei
ken, ligt zoo zeer
voor de hand, dat
zelfs een outsider
daaraan bezwaarlijk
zal kunnen twijfelen.
Wel is waar meent
de heer s'Jacob, dat
het voorstel om den
toegang van de hoofd
en den Neder-Rijn te
De schrijver van dit artikel.
stad naar de Lek
verbeteren, het best de Amsterdamsche be
langen zal dienen, maar daartegen is, m.i.
te recht met kracht opgekomen door den
heer W. R. van Goor, Ingenieur en
OudDirecteur van het Departement der Burger
lijke Openbare Werken in Nederlandsen
IndiëBlijkens zijn artikel in De Loods"
van 25 April j 1?zou Amsterdam op die
wijze slechts een tweede-rangs weg be
houden, zelfs al werd de uitvoering van
genoemd voorstel gevolgd door een kanaal
van Utrecht over Wijk bij Duurstede naar
de Waal bij Tiel.
Dat een en ander, zooals de heer s'Jacob
meent, ook met het oog op het landsbelang
zeer aan te bevelen zou zijn, is een stelling
welke ik in dit opstel wil bestrijden; uit
het oogpunt der landsdefensie toch zeker
ook een landsbelang is het kanaal door
de Geldersche Vallei, zooals het ontworpen
werd door den heer van Goor, en thans in
details wordt uitgewerkt, door het ingenieurs
bureau Dwars, Groothoff en Verhey te
's-Gravenhage, verre te verkiezen, vooral
indien bij de uitvoering rekening wordt
gehouden met het Departement van Oorlog.
Om deze stelling nader toe te lichten is
het noodig een terugblik vanaf 1879 op deze
quaestie te werpen.
In genoemd jaar werd artikel l van het
regeeringsontwerp tot aanleg en verbete
ring van eenige werken, ten behoeve van
de binnenlandsche scheepvaart" door de
2de kamer met 40 tegen 39 stemmen ver
worpen. In dat artikel stond bovenaan de
de lijst, het graven van een Kanaal door
de Geldersche vallei naar de Boven-Waal.
Bij de debatten is ook uitvoerig gehandeld
over de voorderlen en nadeelen van dat
Kanaal uit een defensie oogpunt; vooral de
heer Röell, toen nog jong Kamerlid, gaf hoog
op van de nadeelen, doch werd bestreden
de moeder, een jong mooi atelier-nufje met
haar kind van zes weken bij haar was ge
komen, en hoe ze haar gesmeekt had om
goed voor het kind te zorgen, met de belofte
er elke maand zes gulden voor af te staan.
Zes gulden! Het was wel niet veel, maar
voor haar, in haar groote ellende was een
daalder vast per week toch al iets, en zoo'n
klein wicht kostte nog niet veel- Natuurlijk
zou de moeder voor de Meertjes zorgen.
Dat was nu ruim tien jaar geleden.
De zes gulden waren na een paar j aar tot
acht gestegen. Meer kon het moedertje niet
opbrengen. De vader deed er niets aan.
Wat was ze altij d trotsch op 't kind geweest!
Als zij 't zichzelf eerlijk durfde bekennen,
dan wist ze dat er soms oogenblikken
waren, dat ze meer van haar hield dan van
haar eigen drie jongens. Een meisje daar
had ze altijd zoo naar verlangd! Toen haar
laatste kind geboren zou worden, wat had
den zij en haar man toen op een meisje
gehoopt l Ze hadden zich erop verheugd,
alsof ze er zeker van waren. Een mooi
donker meisje met zwarte oogen hadden ze
zich gewenscht, en toen was die derde jon
gen wel even een groote teleurstelling voor
ze geweest.
En wat had ze nu in den laatsten tijd al
een steun aan 't kind gehad l
Zoo klein als Stientje was, zoo handig
was ze ook en zoo lief voor haar l
En nu ging ze weg, voor goed!
Nu had ze vrijwillig afstand van haar
gedaan l Vrijwillig?... neen, dat kon ze toch
niet zeggen, dat was niet waar. Het kos'te
haar ontzaglijk veel, maar het móést. Want
in zes maanden had de moeder niets voor
Stientje betaald. Het kind moest schoenen
hebben en ondergoed. Dat beetje gewone
eten dat ging nog wel, maar ze was pas
ziele geweest en had versterkende middelen
noodig. Zoo'n dokter had goed praten, maar
waar moest je 't vandaan halen? Ze was al
blij als ze met haar werkhuizen en een paar
waschjes voor zichzelf en de jongens genoeg
verdiende! Ze had haar best gedaan om de
Nederl. Munt
Hollands moest gewilde Sigaar
door zijn collega A. Kool, den lateren
chef van den Generalen Staf en Minister
van Oorlog en vooral door den Minister
den Beer Poortugael; op dat debat kom
ik aanstonds met een enkel woord terug,
In 1881 kwam een ontwerp tot verbete
ring der Keulsche Vaart en het
Zederikkanaal; maar in de memorie van Toelichting
werd de landsverdediging zelfs niet genoemd.
inmiddels was het aantal plannen tot ver
betering van den Waterweg van Amsterdam
naar Duitschlandalaangegroeid tot ± een tien
tal ; in vete daarvan werd ook wel de lands
verdediging besproken maar zoo goed als
uitsluitend uit het oogpunt van het stellen
van inundatiën. Een en ander gaf mij aan
leiding tot het schrijven eener brochure
waarin de ontworpen verbindingen van het
Noordzeekanaal met den Bovenrijn uit het
oogpunt der landsverdediging" werden
besprokec, daaronder begrepen het ontwerp
Tak van Poortvliet van 1879.
Het is niet mijne bedoeling, de daarin
voorkomende beschouwingen hier te her
halen; maar aangezien ik deze in hoofdzaak
nog tot de mijne kan maken, en verschillende
omstandigheden thans veel meer dan in
1881 voor een kanaal door de Geldersche
vallei pleiten, wil ik mijne conclusies van
toenmaals vermelden en in een kort bestek
de voornaamste argumenten aanhalen, welke
in 1879 zijn aangevoerd.
In 1881 dan was mijn slotsom deze: Indien
een verbinding van Amsterdam over
UtrechtWijk bq Duurstede naar Tiel, Oostwaarts
van Utrecht, langs de daar liggende forten,
op de door mij aangegeven wfjze, tot stand
kwam, dan zou die, uit het oogpunt der
landsdefentie kunnen wedijveren met het
kanaal door de Geldersche vallei; maar
indien genoemde verbinding plaats vond
door de voorgestelde en later helaas uit
gevoerde ombuiging ten Westen van
Utrecht, dan ware het kanaal door de Gel
dersche vallei zonder twijfel te verkiezen.
Deze uitspraak werd, ten deele onder ver
wijzing naar de discussies van 1879 in de
2de Kamer, als volgt toegelicht.
Het kanaal (ontwerp 1879) door de Gel
dersche vallei, mits omtrent de details bij
de uitvoering overleg met Oorlog wordt
gepleegd, bevat in de eerste plaats een
hooggewenschte voorpostenstelling voorde
geheele Nieuwe Hollandsche Waterlinie;
voorts een zeer geschikte opname-stelling
ten dienste van voorwaarts optredende
afdeelingen van het veldleger; eindelijk ver
schaft het tijd voor opruimingen, stellen
van inundaties enz., in het algemeen voor
het in staat van verdediging brengen van
die gewichtige Linie
Die zeer groote voordeden werden door
niemand betwist, maar volgens den heer
Roëll wogen zij niet op tegen de nadeelen.
En zijn twee voornaamste bezwaren waren
dan ook zeer gewichtig, dat valt niet te
ontkennen. Het eerste dier bezwaren was,
dat de verdediging van een zoo lang kanaal,
al behoefde die slechts eenige dagen te
duren, een te aanzienlijke troepenmacht zou
vorderen. Men vergete niet, dat we 1879
schreven; ons leger bestond toen, behalve
uit een klein getal vrijwilligers, uit 5 lich
tingen van nog geen 11.000 miliciens en uit
de schutterijen; goed beschouwd hadden
we nauwelijks 60.000 man in het geheel,
geschikt t-; achten om bij den aanvang van
den oorlo? op te treden. De afgevaardigde
de heer Kool, was dan ook wel wat opti
mistisch, toen hij op dit punt den heer
Rö:ll beantwoordde met de vraag wat zou
ons veldleger in de eerste dagen van den
oorlogstoestand anders doen?" Want dat
veldleger kon niet veel beteekenen, omdat
een groot gedeelte van de 60000 man ge
bonden zou zijn geweest aan linies, stellin
gen en forten. Dat wist de heer Kool natuur
lijk zeer goed en zal dan ook wel de oorzaak
zijn, waarom hij ten slotte alleen zeide, dat
de voordeelen de nadeelen overtroffen.
De minister van Oorlog liet zich positiever
uit; hij achtte de verdediging, althans eenige
dagen, mogelijk omdat men zich kon bepa
len tot de hoofdaccessen, namelijk bij Amers
foort, Woudenberg en de Grebbe, terwijl
het overige slechts behoefde te worden ge
observeerd; hij beval daarom den aanleg
van het kanaal beslist aan.
Onnoodig er op te wijzen, hoe de omstan
digheden te dezen opzichte thans ten gunste
gewijzigd z?jn. Hebben we niet. in plaats
van de pi.m. 60.000 man van 1879, wat een
Fransch dagblad noemde: La belle armee
hollandaise de 600.000hommes? Ofditcijfer
juist is, weet ik niet, maar ongetwijfeld is
moeder te vinden, die niets meer van zich
hooren liet. Ze was er voor bij een advocaat
geweest die zich veel moeite voor haar
gegeven had, maar alles te vergeefs. De
moeder leek wel spoorloos verdwenen l En
toen had die advocaat op haar verzoek
plaats voor het kind aangevraagd in een
gesticht. Maanden lang had alles geduurd.
Dan was ze hier, dan daar ontboden. Ze
had dit aan deze, dat aan andere heeren
moeten vertellen, ze had een bewijs moeten
teekenen en een schriftelijke verklaring
afleggen, allemaal vreemde dingen, waar ze
niets van begreep, waar ze geen verstand
van had.
Stukken had ze gelezen met lange
nooitgehoorde woorden, waarvan ze den zin
niet vatte.
Maar vandaag was dan eindelijk alles
beslist!
Nu zou Stientje het goed krijgen, dat was
zeker, want het was een rijk gesticht, en
de dames-regentessen bleven ook later, als
de meisjes al uit het huis waren, nog voor
haar zorgen.
Maar hoe leeg zou 't hier zijn morgen
als het kind gehaald werd!
Hoe zou zij het 's nachts in bed missen,
als ze er doodmoe in stapte en dan toch
nooit kon inslapen voordat ze Stien nog
even wakker had gezoend en nog een bijna
onverstaanbaar nacht moe" van haar ge
hoord had. En dat warme zachte kinder
lijfje, dat ze dan zoo graag tegen zich aan
gedrukt hield!
Nu zou ze voor de tweede maal, na haar
mans dood een leeg kil bed vinden, en zich
huilend van rechts naar links moeten draaien,
zich niet kunnende wennen aan de een
zaamheid, die 's nachts zooveel erger, zoo
veel drukkender was dan bij dag!
God wat zag ze op tegen morgen, als
het kind van haar weg zou gaan. Het was
haar alsof ze voor een zware operatie
stond...
Stientje zou natuurlijk wel heel gauw
wennen!
TROELSTRA EN DE KAPITALIST
Met de oogen half geloken
En de handen in het haar,
Zat de wijze Pieter Jelles
Peinzend voor zijn lessenaar.
Op een stoel zat een bezoeker
Angstig, moedeloos en bleek,
Die met weifelende blikken
Naar het hoofd van Troelstra keek.
Red me, help me uit de zorgen"
Ouwe, grijze kameraad",
Zeg me wat ik moet beginnen"
Pieter Jelles, geef me raad".
Meer dan vijf en twintig jaren"
Ben ik lid van de Partij',
Als er viel te saboteeren"
Was ik overal er bij'.
Trouw heb ik het Volk" gelezen"
Maling had ik aan het slijk",
Nu mijn ouwen dog gaat komen"
Word ik tot mijn schande rijk".
Heel mijn ploeterige leven"
Werkte ik als tuinmansknecht",
Altijd ben ik rondgekomen"
Maar heb nooit wat weggelegd".
Zeven zoons en negen dochters"
Heb ik netjes groot gebracht",
Dat ze me zoo zouden straffen"
Had ik nooit van hen gedacht".
Zeven zoons en negen dochters"
Zestien kinders bij elkaar',
Allen schandelijke potters"
Maken me het leven zwaar".
Al mijn zeven flinke jongen"
Gingen in het tuinmansvak",
Toen ze goed hun ambacht kenden"
Nam ik langzaam mijn gemak".
Ook mijn negen knappe dochters"
Gingen in de kweekerif',
Met hun zestienen te zamen"
Sloften ze 't aardig bij'.
Kundig, vlijtig en oppassend"
Zondags ernstig naar de kerk",
Nooit een borrel, last, of ruzie"
's Morgens-vroeg op tijd aan 't werk".
Toen begonnen ze te sparen"
Eerst met centen in 't klein",
Toen met guldens en rijksdaalders"
Om maar baas van wat te zijn".
Toen ze duizend gulden hadden"
Kochten ze een stukje tuin",
Door hun arbeid en hun kennis"
Maakten ze een klein fortuin".
Tegenwoordig, Pieter Jelles"
Is 't slecht met me gesteld",
Door mijn eigen zestien kinders'
Zit ik volop in het geld".
Hoe ik vloekte, hoe ik raasde"
,'Altijd spaarden ze maar door",
,,En ze namen knechts en meiden"
Zelfs een pakhuis en kantoor".
Weg, die openbare scholen'
»i Weg, dat onderwijs-gedoe",
Dat geleer helpt onze kinders"
Recht uit naar de brandkast toe".
Al die kennis, al dat denken"
Maakt een eerlijk socialist",
Zonder dat hij 't kan helpen"
Een vervloekt kapitalist".
Nee, ik wil niets meer ontvangen"
Dan mijn ouderdomspensioen",
Pieter Jelles, zeg me even"
Wat ik met mijn geld moet doen".
Met de oogen half geloken
En de handen in het haar,
Had de brave Meester Troelstra
Niet zoo gauw een antwoord klaar.
}. H. SPEENHOFF.
Met een zoet lijntje kreeg je haar gemak
kelijk mee.
Ze had het weggaan al een paar maal
met haar besproken, maar het was telkens,
alsof ze op iets hards afstuitte, alsof het
kind, anders zoo zacht en gevoelig, zich
van de scheiding absoluut niets aantrok.
Want telkens als zij over het weeshuis
(zoo noemde zij het) begonnen was, sprak
Stientje dadelijk over Iets anders, alsof het
heele geval haar niets aanging. Gelukkig
maar, dacht ze, dat het kind niet tegen het
weggaan opzag, maar toch ... zoo heelemaal
begrijpen kon ze 't niet. Het kind was toch
dol op haar... en een beetje pijn deed 't
haar wel ofschoon ze zich dat niet beken
nen wou.
Maar waarom had ze dan van daag, nu
eindelijk alles klaar was, geen vrede met
zich zelf? Had ze er nu spijt van dat ze
haar plan had doorgezet ? Was 't misschien
toch niet noodig geweest, als ze 't met nog
een beetje minder had kunnen stellen, als
ze er nog een kinderwaschje bijgenomen
had ... ?
Had ze dan wel goed gedaan?
Dat ze de belofte, eens aan Stientjes
moeder gedaan nu had verbroken, dat
bezwaarde haar niet. Het mensch had toch
al in maanden niet naar het kind omgezien,
dat was geen moeder!
Maar zijzelf? Zou 't haar niet te zwaar
vallen, dat Stien, haar eigen lieve Stien, nu
voor goed wegging, en dat zij dat zelf
besloten, zelf doorgezet had?
Kom, het was toch in elk geval voor 't
kind beter, al leed zij er dan onder. Nee,
nou niet tobben, niet zeuren, het was nu
eenmaal zoover, en ze kon ook geen stap
meer terug; het was te Iaat!
Ze zuchtte diep en stond op.
Ze was nu uitgerust en ze zou dan maar
liever wat gaan uitvoeren. Dat denken en
napluizen maakte je maar suf; als je een
maal aan je werk was, hadt je van zelf
afleiding!
Uit een kastje onder den aanrecht haalde
H.VA^DOOREN&CI.
AMSTERDAM DEN HAAG - UTRECHT
Bewaart gedurende de Zomermaanden
Uw BONT in MOTVRIJE KLUIS
iMmiiimiMHiimiiiiiiiiiimiiiiiitiimiiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiifiiiuiii
ze een bak met aardappelen en begon die
te schillen. De gladde gele knolletjes vielen
plonzend neer in een emmer naast haar, en
de opspattende druppeltjes tikten haar on
deugend in 't gezicht. Maar ze voelde 't
nauwelijks. En terwijl ze bezig was,
machlnaal-gelijkmatig schillend, dacht ze niet meer
aan Stienlje. Ze overlegde of ze een onsje
spek zou uitbraden en dan wat sla er bij
geven, of dat ze de aardappelen met wat
azijn zou opdoen en dan wat pannekoeken
er bij bakken, er stondinog een pannetje olie!
Pannekoeken daar was Stien dol op, en...
't was immers haar laatste dag!... Daar
hadt je 't weer!
Telkens kwamen haar gedachten er weer
op terug. Je kon ze toch maar niet dwingen,
al wou je nog zoo graag!
Buiten sloeg het vier uur.
Ze keek op haar wekkertje op den schoor
steen. Het ging precies,
Even daarna stommelden de jongens de
trap op, hoorde ze de vroolijke kinderstem
men tegen elkaar inschreeuwen. De deur
van het keukentje werd opengedrukt en de
drie bengels stonden voor haar.
Magge we nog effe op straat spele, moe ?"
Ja, maar niet te laat thuis kom me, hoor,
voor vijven binnen, en laat jullie petten
maar hier, die hebben jullie met ravotten
niet noodig."
Jan en Dirk buitelden om't hardst de trap
weer af. Henk, de oudste, nam een boek
en ging kalmpjes tegenover zijn moeder op
een krukje zitten om te kleuren. Ze zwegen
beiden.
Hoe laat gaat Stien morgen weg?" vroeg
hij in eens alsof 't hem zoo onder werk
inviel.
Ze wordt om zes uur gehaald door de
linnenjuffrouw van het gesticht," zei ze mat.
't Zal wel stil zijn als ze weg is," merkte
hij op, en wat zal je d'r missen ? Je houdt
toch nog meer van der dan van ons, ge
loof ik!"
De jongen zei 't onnadenkend, niet om
haar iets te verwijten, want hij vond 't heel