De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 27 juli pagina 8

27 juli 1918 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

8 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 27 Juli '18. No. 2144 HET DISPUUT DER HEILIGE KATHARINA" Schilderij van fan Provoost aan het Museum Boymans te Rotterdam ten geschenke gegeven De hierbij gereproceerde altaarvleugel, door ingezetenen van Rotterdam geschonken aan het Museum Boymans aldaar, is een van de beste werken van Jan Provoost, die omstreeks 1462 te Bergen in Henegouwen geboren werd en in 1529 te Brugge stierf. Van de beteekenis der vroeg-Nederlandsche school, die zeer gebrekkig in onze musea vertegenwoordigd is, kan men zich met behulp van dit paneel een voorstelling maken. Het onderwerp vertoont de Heilige Katharina, die in tegen woordigheid van keizer Maximinus het Christelijk geloof verdedigt tegen 50 ph osophen. De tegenhanger van dezen vleugel werd in 1905 aangekocht voor het museum te Antwerpen; hierop is de onthoofding van de heilige afgebeeld. Door het archief onderzoek van James Weale werd Jan Provoost weder bekend. De Gentsche pro fessor Hulin de Loo en Max Friedlander, die het Dispuut der Heilige Katharina het eerst beschreef, hebben successievelijk tal van werken van Provoost teruggevonden. iilllllliiiiiilllliiiiiiiilliiiimiillilliiliiiuillliiiiiiimtiiiilii iiiiiiiiiiiiiliriiiiiiiiiiiiiHiiiMiimiimiiiimiiii SCHILDERKUNST-KRONIEK GROEPEN IN PULCHRI STUDIO'', DEN HAAG. NOTITIE De hoofdgroep was van J. van Rhijnnen. Met deze vermelding kan worden volstaan. Er was, dan, werk van Mej. Viielander Hein (er is te weinig voortgang in haar), van Seckel. Van B. W. v. Voorden was een studietje te vermelden, van Van Waning een zee met pier. Wetering de Rooy heeft kleur, maar wordt wat mat; Schroeder van de Coolwijk's brugje etc. was het beste zijner inzending. De graphici waren beter. Zij waren be langrijker. Van der Stok is ten eerste hier te noteeren om een voorstelling met zeedieren, Roodenburg Is te noemen om zijn kerkje. Huis 202, DEN HAAG. LADAGE (= GERLWH) EN REDON Het was te verwachten, dat de School van het Amorphe zich zou uitbreiden. In dezen tijd is iedere nieuwe oplossing of iedere schijnbare oplossing een gezochte DE WETENSCHAP DER JOURNALISTEN II Eenige beschouwingen naar aanleiding van courantenlectuur tijdens den oorlog Het is niet alleen in de scheikunde, dat wij hebben kunnen proflteeren van de voor lichting der journalisten, ook op het gebied der geneeskunde hebben zij een en ander ten beste gegeven. Zoo lazen wij dezer dagen, dat te Marseille de beri-beri heerschte, die daar was ingevoerd door soldaten uit Tonkin. Nu is echter door de onderzoekingen, vooral van prof. Eykman, uitgemaakt, dat beri-beri een zoogenaamde onthoudings-of defici ntieziekte is. Zg deed in Indiëhaar intree met de gepolijste, in fabrieken bewerkte rijst. Zoolan g de inlander zelf zijn paddi stampte in zijn houten vijzel, was de berl-beii onbekend. Bij deze bewerking bleef het zilvervliesje om de rijstkorrels. Voert men duiven uit sluitend met gepolijste rijst, dan vertoonen zij na eenigen tijd verschijnselen, die sprekend gelijken op beri-beri bij den mensch. Geeft men hun dan een aftreksel van ztlvervliesjes, dan herstellen zij weer, als tenminste nog geen blijvende verwoestingen in weefsels zijn aangericht. In de zilvervliesjes zit dus een stof, die niet gemist kan worden. De beri-beri treedt in Indiëop in gevangenissen door het eentonige rijstdieet, bij afwisseling van dieet blijft zQ ui». Een verwante ziekte is de zoogenaamde scheurbuik (scorbuta), die veroorzaakt wordt door het scheepsdieet van bewaarde en ge droogde levensmiddelen en genezen wordt door versche groenten. Kapitein Cook wist dit reeds en nam op zijn reizen een vat citraensap mee. Wie over deze dingen meer wil weten, leze de pas verschenen, belangrijke verhan deling van prof. Hamburger te Groningen over de beteekenis, die uiterst kleine hoe veelheden van voorlooplg onbekende stoffen voor onze gezondheid hebben, of in het Chemisch Weekblad de rede van prof. gelegenheid voor weifelaars en overtuigden zich opnieuw te uiten, zich opnieuw te zoeken, zich opnieuw te verliezen. De school van het Amorphe (deze vormeloosheid is natuurlijk slechts betrek kelijk) heelt in den Haag als haar hoofdman over honderd den teekenaar Albert Plasschaert, mijn naamgenoot. Hij is, ik heb dit meer geconstateerd, stellig te goeder trouw; hij is een zachtmoedig, toch sterk overtuigde; een droomer, wien de vormen niet vlijen, maar het wordende, het ontstaande, het zeer persoonlijke. (De school van het Amorphe zoudt ge eveneens de school van het Wor dende kunnen noemen). Deze Haagsche uiting is daarenboven niet zonder godsdien stige kleur; haar sensualiteit wordt in gods dienstige symbolen geuit. Dit is natuurlijk een tweede reden, dat zij een aanhang zou krijgen van meer of minder talentvollen, minder of meer eerlijk overtuigden (onze tijd is in het religieuse op zoek en op tast naar vastheid). Deze school heeft als cen trum van haar werkingen een eigen gebouw: Het huis 202. Hier vindt ge haar tentoon stellingen, hier vindt ge haar boekerij, en haar werkplaats. Hier vindt ge het werk van Redon, en van Ladage (?GERLWH), een Eykman te Utrecht over: De beteekenis der vitaminen voor de voeding van den mensch." Wie margarine eet, kan daaruit leeren, waarom boter niet alleen duurder is, maar ook mag zijn, en wie levertraan ge bruikt, waarom het niet hetzelfde is of hij walvischtraan of levertraan neemt. Uitgemaakt is dus, dat er ook niet-besmettelijke ziekten bestaan, waaronder de beriberi. Nemen wij aan, dat te Marseille inderdaad een ziekte heerschr, die aan beriberi herinnert, zou dan misschien de wer kelijke inhoud van het bericht ook kunnen zijn, dat daar de gevolgen zich openbaren van een ernstige storing inde volksvoeding tengevolge van den oorlog? Wien zal het verwonderen, dat soms loos alarm wordt geslagen? Zoo lazen wij onlangs van een geheimzinnige zenuwziekte, die was uitgebroken" onder de werksters van een fabriek van suikergoed te Amsterdam. Een dag daarna: Het geheimzinnige geval in de straat. Men denkt aan vergiftiging, de politie heeft de zaak in onderzoek. Ver schillende flesschen zijn in beslag genomen." Wat was er gebeurd de meisjes hadden te veel geur van p;ar-drops essence (valeriaanzure amyl) of zoo iets ingeademd en dezelfde ver schijnselen van wildheid waren gevolgd, die men soms heeft na het inademen van stikstof-oxydule, dat daaraan den naam van lachgas te danken heeft. Men heeft natuurlijk van het heele geval nooit meer iets gehoord. Het volgende onderwerp hoort meer in de physiologle thuis dan in de eigenlijke ge neeskunde. Wij konden dezer dagen lezen, dat een duikboot averij beliep en in ondiep water steil kwam te staan, zoodat zij met haar voorste torpedobuizen uit het water stak. De bemanning kon zich door die buizen redden, maar het was zoo koud, dat sommigen liever teruggingen. Zij namen de zuurstoftoestellen om zuurstof in te ademen, wat, volgens den Duitschen berichtgever, een middel was om op zachte wijze zich het leven te benemen. Daar hebben wij zoowaar het oude zuurstofsprookje nog eens terug. beïnvloede door de uitingen van den tee kenaar Plasschaert... De vraag Is dadelijk te stellen: Behoort Redon tot de groep van het H u i s 2 O 2, of is hij feitelijk daaraan tegen overgesteld? Het laatste IQkt mij juist. Redon (ik heb* het meer geschreven) is eveneens een maker van het wordende, maar hij wil dit wordende, hij dwingt het in de richting der gestalte; hij wil formeeren; hij wil vorm. Hij wil het geheim geven in volumina en lijnen, van zijn innerlijken maannacht; het .Huis 202" wil en kiest de andere richting; het wil het gestaltelooze, het ongevormde, het niet-gedefiniëerde; het dwingt naarde ander e ri c ht i n g het is muzikaal tegeroverRedon's plasti citeit. Het is tegengesteld aan Redon's pogen. Het Huis 202 wil den vorm niet, omdat het zoodoende misschien meent het grootelatente, de zee vóór den golf, te bereiken. Het spreekt van z.-lf, dat de uitingen van 't Huis 202 belangrijkst moeten zijn naar de kleur (de kleur i s het wordende). De werken van Plasschaert zijn het be langrijkst naar de kleur; zoodra zij eenigszins geobserveerde vormen.plasticiteit moeten geven, worden ze zwak-romantisch, en on voldoende. Ladage kentert naar het amorphe. Hij vertoont den invloed van Plasschaert, in de eigenaardige gebroken lijnen, die bij dezen de kleur of de kleurgroepen scheiden, en waardoor het werk iets heeft van een door snede van een in verschillend-gekleurcielagen gestold marmer. Hij vertoont daarin geen buitengewone kracht, noch levendige lenig heid. Het best is, naar de kleur, van de geheele inzending het werk dat hij In den Tempel" noemde. Te verwachten is, ten slotte, dat deze wijze van uitdrukken bij Ladage niet een bevende zal zijn. H. VAN DER HAAR, BIJ REDDINGIUS, TE HILVERSUM. Natuurlijk is van der Haar romantisch, en zijn romantiek is, naar Duitschen aard, wat' de kleur betreft troebel, en hij, de schilder, vertoont in den vorm weinig kunnen, weinig kunst, noch is bij hem de vorm overwonnen, en is het 20-maatsch lichtspel, deelndeiijke oplossing, verworven, zonder welke de ro mantische aard, in het Noorden tenminste, zijn hoogste pur<t niet bereikt. En dit geeft niet te groot vertrouwen in het toekomende. De romantici ontwikkelen zich, dat is gewelen en gekend, langzaam maar ik vrees, hier, bij van der Haar, dat de langzaamheid zelfs niet aanwezig is Van der Haar schildert landschap, figuur, genre, haven gezichten, zee en stilleven. Het beste van al dit zwakke werk is voor mij een stilleven van een dood vogeltje, waarin hij de meeste stemming bereikt. Eigenaardig is, daarna, dat hij niet in het landschap wat bereikt, maar in de figuur. Eigei>aardig is dit echter-alleen voor wie niet het wezen der romantiek voor zich zagen. Het landschap van Van der Haar is zeer zwak, als vorm en als kleur. Als kleur is het somtijds valsch, of bijna dat; het is ontransparant, te zwaar, donker; Duitser). In de figuur vertoont hij naar de maat van zijn kunnen, eenige levendigheid, (zie zijn lezende vrouw (35) en zijn type (38). Daarbij zijn twee koppen te noemen (7). Natuurlijk is de Hnksche van dece twee te gemakke lijk van allure, en verd'aagt geen lang be zien, maar er is tenminste iets in, en ge wordt niet, als in zijn landschap, te zeer gestoord door gebrek aan vaardige vlotheid. BERG-EN-DAL, BIJ NIJMEGEN Deze verzameling is eigenaardig ongelijk. En het is altijd hetzelfde: wanneer er enkele goede (of betere) werken hangen tüsschen een groot aantal zwakkere, dan lijden deze mee, en lijken zij zwakker dan ze zijn. Dit is in Berg-rn-Dal. Er is 1e veel; er is niet genoeg gfschift, er is gestapeld maar de onderdeden drr stapels zijn van ongelijke hoedanigheid. De minste is zóó ongewoon, dat ik, op een andere plaats, heb gemeend te moeten schrijven van een hemelsch manègetje; de ruimte, met grint als grond, en boven het velum, de zeilen aan mekaar genaaid als bij de kleine paardenspellen op de bedeesde, achterlandsche kermissen, is niet ten eenenmale geschikt als uitstallings zaal, hoezeer zij touchant mag zijn voor het oo? en voor het hart, dat d'associaties lieflijk zoekt en gemakkelijk vindt. En om dit geheel'n geheel te maken is er brie-n brac, en staan, pardoes tusschrn het grint, de beelden, en is er een familie-leven als van Trekzieke nomaden... Van de schilderijen zijn enkele te notee ik herinner mij, dat op de lagere school de meester ons vertelde, hoe een vogel, in enkele zuurstof gebracht, opgewekt en levendig werd, maar vervolgens aan long ontsteking stietf. Eenige jaren later zou ik met een vriend de proef hiervan riemen met een muis, die wij gevangen hadden. Er werd zuurstof gemaakt, een groote glazen flesch er mee gevuld en de muis erin gedaar. Zij begon onmiddellijk te springen, omdat zij er uit wou. Wij echter dachten: dat is de levendigheid door de zuurstof. Na een poos werd de muis stil en bleef een paar uren roerloos liggen. Wij dachten: het beestje is bijna dood. Om het te sparen, lie'en wij het uit de flesch glijden en wat geschiedde? De muis liep met groote vaart weg in het gras. Ik begreep toen, dat de schoolmeester ons een sprookje had opgedischt. Later heb ik gelezen, dat Paul Bert deze kwestie af doende heeft onderzocht en heeft aangetoond, dat men in enkele zuurstof van, naar ik meen 1.6 atmosfeer druk (het juiste cijfer zou ik moeten naslaan), nog zonder bezwaar kan leven. Wetenschappelijke sprookjes hebben echter een taai leven. Nog niet lang geleden woonde ik een cursus bij in verbandleer en eerste hulp bij ongelukken en op een der lessen werd het bijbrengen van drenkelingen opge luisterd met de demonstratie van een zuur stof toestel. Nu kan men mtt zulk een toestel geen ongeluk teweegbrengen, omdat de zuurstof niet in den patiënt geperst wordt, maar vrij over zijn mond en neus uitstroomt en daar kan ontwijken. Hoogstens kan hij dus zuivere zuurstof inademen onder den gewonen luchtdruk, wat natuurlijk geheel onschadelijk is en wat ook de bedoeling is. De geneesheer, die den cursus gaf, was echter zeer bezorgd en riep voortdurend: een klein beetje maar, denk erom, vooral niet te veel hoor. Jawel, dokter. Van doktoren slikt het publiek overigens vrijwel alles. Hoe dikwijls lezen wij niet in de courant, dat iemand plotseling overleed en dat een geneesheer den dood door ren. Lizzy Ansingh is er, en de dieren ree kenaar en schilder Sam van Beek; Briët en P^l Dom; Krabbéheeft er een portret, Leijden is er en Dirk Nijland, Oldewelt, Oerder, en Peizel, veel Pieck's Rackwitz, van Regieren Altena; Droge-naalden van Schelfhout, Wilen Sluyter, Sljs, Uitvanck, Tjtpke Visser, Mirie Wandscheer Wenning en Zon. Maar het geheel is er niet. Een volgende keer is ten eerste te schiften; er moet minder werk zijn van meer gelijken kwaliteit... TERWEY, BIJ WALRECHT, DEN HAAQ In de teekeningen is de invloed van Vin cent, in de geschilderde studies die van de moderne Zwitsers. Dit is een verschillend punt van uitgang, en een verschillend pro cédé. !In de teekeningen uit het zuiden van Frankrijk vindt ge bij Vincent een vereeniging van open klaarte en van wat synthese, maar die niet gericht is op de mathemati sche herhaling van den stijl. Dit vindt ge bij Terwey met minder kracht, minder open heid, minder helderheid, minder intensiteit. Daarnaast zijn de studies met hun invloed van de moderne Zwitsersche kunst anders. Zij vereenvoudigen eveneens, maar over de contouren; ze zijn dus niet voorbeelden van den stijl, die werkelijk is een stijl. Toch zijn hierbij een paar werkjes feitelijk verrassen der dan de teekeningen. PLASSCHAERT III1IIIIIIIIIIIIIMI Illllll lllllllllllltllllllMIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII MOED? Naar het Fransen, van Kapt. SIMONS *) Velen zijn er heengegaan, maar hoevelen zijn er nooit van teruggekomen? Zij die terug kwamen vertelden er van als van een nachtmerrie, een hel van afgrijselijke visi oenen; en zij die er heen moesten waren begeerig uit de mond der terug-gekeerden te vernemen, wat er gebeurde. Het waren vooral de angstige, de gevoelige mannen die op de nieuwtjes" uit waren, er met elkander over spraken, terwijl ze er nog het verschrikkelijke van overdreven. De gevolgen van dat gevaarlijke gefluister, dat onze jongens ontmoedigde, hen zelfs er toe dreef zich aan hun plicht te onttrekken, bleven niet uit. Wij officieren wisten wel dat het niet vroolijk toeging, daarginds; maar wij wisten niets van de afvalligheid die men in het donker voorbereidde. Ik had in korte toe spraken getracht de moraal" van mijn compagnie op te heffen. Ik zei hun bij voorbeeld: Wij rusten nu al zoo lang op de lau weren die wij aan de Yser behaalden, maar die vervloekte Boches zijn nog altijd voor ons. Binnenkort zullen wij naar Drie Gr... gaan en dan zullen wij den strijd, den werkelijken strijd weer eens beginnen, en als altijd in het gevaar zullen wij ons dapper houden, om de roem van onze mooie 2e com pagnie waardig te blijven. Ik zal jullie niet beleedigen door de gedachte, dat n enkele van jullie de moed zou kunnen begeven. Overigens zal ik aan 't hoofd gaan om jullie den weg te wijzen; en waar ik door kom zal jullie ook wel doorkomen, niet waar?... En er waren stemmen die mij antwoord den: Wees maar gerust, commandant, u zult zien, dat wij ook nog een beetje meetellen"... Met een fluitsignaal roept de sergeant de mannen in 't gelid; de een na de ander, aU gewoonlijk, komen ze uit de hooizolders, de schuren, de stallen te voorschijn, voegen zich bij elkander op de verzamelplaats" en nemen hun plaatsen in hun eigen peletons in. Er wordt appèl gehouden voor men overgaat tot de uitdeeling van mondvoorraad en de gewone inspectie. Men bericht mij kort daarop dat er drie van mijn bougres" ontbreken. Ik kan het niet gelooven, dat is mij nog nooit overkomen. Ik wil mg inbeelden dat ze opgehouden zijn door kameraden in de kwartieren en ik Iaat naar hen zoeken. Maar jawel l Het uur van 't vertrek nadert. Wij gaan op weg. Ik zei tot mezelf: Zij zullen ons onderweg inhalen en ik zal met hen afrekenen door hun een paar flinke oorvijgen te geven, om hen af te leeren met mij te spotten en me boos te maken". Wij bereiken onze logements de piquet" te R. 's Avonds zijn ze nog niet terug. Ik was woedend. Ze zullen het duur bekoopen," gromde ik in mijn verblijf. Benolt. maak de pape rassen klaar, we zullen dadelijk een klacht indienen en hen laten veroordeelen." Ge hoorzaam neemt mijn constable" inkt,papier, hartverlamming constateerde." Hoe knap zijn toch die geneesheeren, die zoo maar op het gezicht na iemands dood kunnen constateeren, dat zijn hart verlamde. Wie dat kan, kan zeker ook wel constateeren of de overledene doof was, of hij muzikaal was of onmuzikaal, of hij Engelsch kende of niet. Wanneer mijn huisdokter bij mij, Robertus Nurks, met dat smoesje van die hartverlamming aankwam, zou ik hem mijn vertrouwen opzeggen. Misschien zou hij zich rechtvaardigen door te zeggen: ja, ziet u, zoodra ons hart niet meer klopt, zijn wt) dood, en dus sterft eigenlijk iedereen aan hartverlamming. Wanneer wij nu niet weten, waaraan iemand plotseling gestorven is en geen zin hebben om een sectie te doen, dan vullen wij op het doodsbriefje als oor zaak in: hartverlamming." Ik zou hem antwoorden: geachte vriend, gij zijt een sllmmerd en ik geloof verstandig te doen met van dokter te veranderen." Terwijl ik nog bereid ben om iets doms te aanvaarden voor wat het is, brengt niets mij meer uit mijn humeur dan wanneer ik de onkunde zich zie hullen in een gewaad van geleerdheid. Zoo hindert het mij altijd, wanneer ik in de courant lees over de Joego-Slaven. Joeg beteekent in het Russisch zuid, joegowostok zuidoost. Waarom dan niet gesproken van de Zuid-slaven, waarom dat vertoon van schijngeleerdheid, dat bo vendien misleidt en den indruk geeft alsof dat andere Slaven zijn dan de gewone Hebt gij wel eens den schoolmeester ontmoet, liniaal, vloei en pen uit zijn ransel, zet zich dan aan 't werk... Tot vrij laat zit mijn trouwe klerk te schrijven, aldoor nieuwe en nieuwe vellen. Wij maakten ons gereed om ons, geheel gekleed, te slapen te leggen, toen een man kwam binnenvallen in mijn verblijf, dat spaarzaam verlicht was door een enkele kaars, die ten einde brandde. Hij was onher kenbaar: zijn gezicht vol modder, de oogen koortsig, huiverend in zijn kleeren die plakten aan zijn huid en waaruit water sijpelde, dat een plas vormde om hem heen. Kijk, 't is onze vriend L,..! Waar kom je vandaan en waarom heb je ons in de steek gelaten? Vertel op, als je niet met mijn stok wilt kennis maken l" Toen vertelde hij mij stamelend zijn treu rige odyssee. Hij had zich laten verlokken door die smeerlap" van een Sn..., die hem had mee getroond naar een caberdouche," hem had dronken gevoerd als een beest en hem dan had meegenomen naar een stal, waar zij beiden verborgen onder het stroo, avaient cuv leurs cuite. Toen de arme drommel ontwaakte, was de compagnie reeds lang vertrokken, Toen, in zijn schaamte over zijn lafheid, die voor hem de doodstraf ten gevolge kon hebben, was het zijn eenig doel mij zoo spoedig mogelijk in te halen. Hij keerde dus naar de boerderij terug waar wij ingekwarlierd gelegen hadden, in de hoop er zijn wapens en bagage te vinden. Niets, natuurlijk; ik had de uitrusting van mijn drie deserteurs op mijn kar doen laden. Om ons te bereiken, moest hij het wacht woord weten. Hij vraagt overal, geen enkele schildwacht wil het hem zeggen. Hij trachtte de gendarmen die de over gangen van het kanaal van L. bewaakten te ontgaan en hij werd bijna gearresteerd. Toen aarzelde hij niet langer, en in de donkere nacht begon hij te zwemmen, geheel gekleed. Maar aan den anderen oever bewaak ten andere gendarmen den toegarg tot de dijken die uit het overstroomde gebied op doken. En zij waren niet toegeeflijker. Het eenig middel dat L. overbleef was geheel door het water te gaan, somsvooitkruipend over de modderige bodem, soms zwemmend over de talrijke slooten en vaar ten, terwijl hl} vast bleef zitten in de s ruiken, zich schramde aan de punten der ijzerdraadversperringen. Ik zal er van afzien de angst en het lijden te beschrijven van de arme kerel, die aldus een geïnondeerde zone van een half uur breed moest overlrekken. Toen hij eindelijk voet aan land kon zet ten en de weg naar R... bereikte, bij de brug van Tr... zonk hij in elkaar, uitgeput, en zoo lag hij eenigen tijd, zonder bewustzijn. De aanraking van zijn ijskoude kleeren deed hem ontwaken. Hij moest toen zwerven van boerderij tot boerderij om zijn compagnie terug te vinden, daar hij het kwartier niet wist. Terwijl hij vertelde, had Benolt zijn ransel opgezocht in de keuken en L... kon dade lijk' drooge kleeren aantrekken. Een goede rhumgrog bracht hem weer wat dans son assiette". Ik had niet de moed hem een uitbrander te geven, zoo had mij zijn oprechte ernst bewogen. Ik zei hem alleen: Daar ligt het dossier dat je voor altijd had moeten ont- ? eeren. Bewaar het als een herinnering aan de welwillendheid van je commandant en als je weer je moed voelt verzwakken, neem dan de aanklacht uit je zak." De man schreide warme tranen en hij greep mijn hand, terwijl hij eenvoudig zei: Merci, mon commandant, ik zal er aandenken". Mijn lezer, wat zoudt gij in mijn plaats gedaan hebben? Ik meende dat hij hard genoeg had moeten boeten voor een plichtvergeten oogenblik, waarvoor in mijn oogen een ander aansprakelijk was. De werkelijk schuldige zou voor twee gestraft worden voila tout. Hij die met opzet twee wilszwakke kame raden op de verkeerde weg had gebracht, werd korten tijd daarna veroordeeld om gefusilleerd te worden, maar zijn straf werd, tot mijn groote spijt, verzacht tot travaux forcés a perpétuité". Misschien zal ik eens over Sn... schrijven. Hij was een gevaar lijke kerel, somber en boosaardig, verderfe lijk voorbeeld voor de strenge discipline in den oorlog. Ik geloof dat ik hem ten slotte als een hond zou hebben doodge slagen, zoo gevaarlijk was hij. Ca n n e s, 6 Juli 1917 *) Men zie het nummer van De Amster dammer van 22 Juni. die knap is in de aardrijkskunde en u weet te vertellen, dat er in het noordoosten van Siberiëeen kaap is, die Kaap Sewerowostotschny heet? Hij legt den klemtoon op de tweede en vierde lettergreep en waant zich eigenaar van een belangrijk geestelijk bezit. Dat het woord ook een beteekenis heeft, dat het eenvoudig noordoost beteekent, dat Wladiwosiók beteekent beheerscher van het Oosten, dat bij genoemde kaap de klemtoon moet vallen op de eersteen vijfde lettergreep, hij geeft er niet om, hij is gelukkig met klanken, meer dan dat, hij is knap door klanken, knap ook in de oogen van anderen. En hoeveel knapheid berust op niets anders? Het komt mij voor geachte collega," zegt de dokter, dat bij dezen man het os van het cranium is geperforeerd?" Beteekent dit niet, dat hij gelooft dat de man een gat in zijn schedel heeft? Maar zoo zegt hij het niet. Hij denkt, misschien onbewust ervan, aan zijn stand, aan zijn honorarium. Dit brengt ons tot de groote vraag of wij Grieksch en Latijn leeren omdat zij intrinsieke waarde hebbrn, of alleen uit kastegeest, for the confusion of cads, zooals Wells zegt, om er proleten mee te kunnen verbijsteren. Maar ik zou gaan afdwalen van de jour nalisten naar de dokters, van de dokters naar de schoolmeesters, laat ik aan de advocaten niet beginnen. Ik eindig dus mijn opmerkingen en blijf Uw dienstwillige dienaar, Haarlemmerhout NURKS UÉrochÉsche SchiQtschuiienweer AMSTERDAM, SINGEL 273 TEL. INTERC. 5181 N. Dagelijksche Motorüienst Amsterdam - Utrecht - Zeist - De Bilt - Huis ter Heit/e Bosch en Duin - Rijsenburg - Driebergen - Doorn enz.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl