Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
3 Aug. '18. - No. 2145
De werkelijke waarde
van c en F O N G E R S
rijwiel is in overeen
stemming met den prijs.
Van hoeveel (of liever
van hoe weinig) andere
merken kan dit worden
gezegd!
DeGroningerRiiwieleniabriekAJOIIEERS
(Vervolg van pag. 3).
dezer connecties met een ietwat loggen blik
schattend.
O, wat een Hef wit beessie!" riepjopie,
en de bootsman-bij-de-marine streelde Elvira,
terwijl hij uitriep: Jij loopt hier goddorie
in e gate, zeg, met je witte hansopple!"
Blijf. Van me paard af, verdomme," riep
f Bolle dreigend.
[Maak d'r geen zwarte vege op", hoonde
dei Buik.
,t)ag Buikiëieieie!" gilde Greet, we zijne
bezoopéee!"
Ja, ik zien het ook," deed de Buik nuchter
en droogkomiek, motte jullie niet naar de
Sjokkiebar ?"
Na de Sjokkiebarrr," schreeuwde Greet
een der grijze petten in het oor.
Ze zaten al in de Victoria, en Elvira spitste
luisterend de ooren.
Toen begon de Buik op de wijze van een
marktventer te schreeuwen; hij schreeuwde
joviaal «m daarachter zijn beroepsnijd jegens
den Bolle te verbergen.
.Kom hier, burgers en buitenlui riep
hij kom hier, in mijn rijtuig, waarvoer
gespanne is een jonge volbloed. Rij niet in
die rammelkas met die slappe vaatdoek d'r
voor. Bfj mijn moet je weze en je zal fijn
gereje zijn l"
Zijn woorden werden met gejuich en ge
tier begroet, en de Bolle, die gevoelde, dat
hij het onderspit ging delven, gaf Elvira een
zweepslag, en wilde snel met zijn vragje
wegrijden.
Ho'es," riepen de petten, zij sprongen
uit het rijtuig.
Iets verder bleef de Victoria staan; de
dronken meid zat, met haar hoed scheef op
het hoofd, «p de kap.
De Bolle keek schichtig om naar den Buik,
en zag nog juist, hoe het heele gezelschap
de waggelende vigelante besteeg, en zijn
collega, onder het uiten van kreten, die
bedoelden de klanten aan te moedigen, den
.bok besteeg.
Dat werd hem te kras.
Door een snelle manoeuvre wist hij zijn
Victoria dwars in den koers van den Buik
te brengen. Een oogenblik scheen het, alsof
het nachtelijk-verlaten plein het
schouwtooneel zou worden van een vreemdsoortig
steekspel; de rateling der wielen hield op,
en de beide rijtuigen stonden stil.
Veruit! Veruit l Rij em over!"... gilde
het vraggie.
Donder op," brulde de Buik.
De beschonken meid, die nog immer geheel
alleen in de Victoria zat, tierde, heesch, in
onverstaanbare woorden.
Uit een naburig kroegje kwamen een paar
menschen toeloopen, en een oolitie-agent
kwam rustig en machtsbewust, de beide
handen op den rug, van verre aanstappen.
.Tiniiüus," gilde de eenzame meid.
Tusschen de beide koetsiers ontstond een
vloeken-wissellHg, en beiden dreigden zij,
van hunne onderscheidelijke bokken af te
komen, teneinde, naar zij elkander zeer
stelliglijk beloofden, elkaar de hersens in
te trappen, de oogen dicht te timmeren, en
het gebit, sf, naar zij het noemden, het
kakement, te verbrijzelen..."
Het was een dier oogenblikken, waarin de
omstandigheden als om een oplossend woord
schijnen te smeeken... een dier oogenblikken,
die een man groot kunnen maken, zoo hij
slechts over het eenige aanwezige koele
gemoed beschikt....
Zoo iemand nu bleek onder de omstanders
te zijn en hij sprak het oplossend woord.
Hij had de situatie en hare zwakke zijden
begrepen, met de snelle en geoefende intuïtie
van den nachtzwerver, zoodra het getier der
koetsiers hem gelokt had buiten het schamel
dievenkroegje, waar hij, als gewoonlijk, op
dit uur verkeerde.
Hij ging tusschen de paarden staan en
stelde, verzoenend voor:
Late me 'en wedstrijd houden... ik zet
een knaak op de witte?"
Hij gedroeg zich alk een sportsman, en
droeg dan ook een geruite pet, een lichtbruin
pak en een rooden halsdoek
Een wedstrijd," gilden allen
Poeh, een wedstrijd amme zoole," deed
minachtend de Bolle.
Met je in de gloeiende kole..."
rijmde, gierend-geestig de eenzame meid.
Boven het grijnzend gelach, dat op deze
snedige repartie volgde, brulde de Buik
schor van nijd, uit:
Ja voor den donder, een wedstrijd, heb
et lef eris, met je halleve dooie schimmel
van sinterklaas..."
E» werom niet, daggie dat..."
Een hartsteek in je blaas, met een grrroot
gerrraas..." gilde, overmoedig door het
succes, de meld er overheen.
De Bolle wendde zich nu om tot de
passagier, en, zijn zweep dreigend opheffend,
riep hij:
En asje-nou-nie gauw-je wafel..."
Meneer de koessier slaat zen klante,"
spotte de Bulk, laat ie zen schimmel liever
ransele..."
De sportman echter hernam de leiding;
hij wendde zich tot de verzamelde nacht
wandelaars, den agent daaronder begrepen,
en zeide:
Deze heere neme aan, met hunne rijtuige
heen en weer Haarlem te rijden, langs den
zelfden weg, nou meteen, en met hier as
start zoowel as eindpunt. Zijn de heere het
daarmee eens?"
Hij had de roode doek in zijn hand ge
nomen: Ik zal het teeken van vertrek geven,
en dan moge de heere vertrekken..."
Er ontstond een groot tumult, waarvan
het eind was, dat, onder kalmeerende aan
maningen van den agent, de beide rijtuigen
naast elkander werden gereden,...dtówee
koetsiers lietemniet af, elkander-nYftg
auwbleeke drift-gezichten uit té-sejielden,uz
snoefden tegen elkaar op, hét vraggle tierde,
de eenzame meid stootte schelle kreten uit,
en het jongemensch beheerschte degeheele
situatie.
Kapstok en Elvira intusschen, hoewel de
hoofdpersonen van het nachtelijk drama,
stonden moe en slaperig naast elkander, en
lieten hunne hoofden vriendschappelijk, wel
licht ook uit een zelfde gevoel van ellende,
tegen elkaar leunen...
Het jongemensch zwaaide met den zak
doek... de koetsiers rukten fel, de paarden
tot de bittere werkelijkheid... de rijtuigen
schoten vooruit...
Hoera," riepen de omstanders, vooruit
met die rotzooi, die komen niet terug..."
De sportman trok omringd door zijn be
wonderaars, naar het dievenkroegje terug...
Ratelend joegen de twee rijtuigen naast
elkander over de keien; Elvira galoppeerde
e* de eenzame meid hield met beide handen
haar hoed vast.
Ook de Kapstok galoppeerde, en, van
binnen uit de volgepakte vigelante, klonk
opeens harmonica-spel...
Het was de Oude kerel, die door het
rumoer wakker was geworden, en die in
het geheel niet begreep wat er gaande was...
Op het Sophia-plein zwenkte de Bolle het
Rokin op, en ratelend joeg de Victoria voort.
De Buik ging, in een gematigd drafje, het
Singel langs...
II
De nieuwe dag ging aanbreken.
Over de lage landen, tusschen welke de
Haarlemmer-straatweg lineaal-recht ligt, hin
gen grauwe nevels.
Ook over den straatweg hingen nevels en
daarboven-uit deinde Elvira's blanke rug als
een rank scheepje. De Victoria rammelde
eilig voort en de eenzame meid zat, rillend
van koude, in een hoek gedoken.
De Bolle daarentegen zat, zweetend van
inspanning, op zijn hoogen zetel; zijn
drankoogen puilden zorgelijk van tusschen de
kwabbige oogleden, en, met hartstochtelijke
kreten, trachtte hij de galoppeerende hit aan
te vuren tot uiterste krachts-inspanning.
Ratelend kaatsten de gesloten vensters der
slapende woningen het geluid van het voor
bijgaand voertuig en Elvira's nerveuse hoef
slag klonk na tusschen de geveltjes van het
ter halverwege liggend gehucht...
Een vroege melkboer staarde verbaasd het
vliedend rijtuig na en vervolgde toen zijn
weg; maar even later ontmoette hij de vige
lante van den Buik.
In een sloffig drafje trok de Kapstok den
wiegelenden bak achter zich voort. Op den
bok zat een der grijze petten naast de Buik;
zij rookten ieder een sigaar.
Van binnen uit klonk nog het hijgerig
harmonica-spel met schor gezang en uit een
der vensters hing?n twee beenen, met lage,
hel-gele schoenen er aan en paarse sokken.
Toen de vigelante Halfweg gepasseerd
was, wees de Buik op een zwarten stip,
recht voor hen op den langen rechten weg.
Daar gaat de lef-gooser!" deed hij min
achtend, laat ie der nog maar een turreh'e
bQ op legge, des te eerder is de fut eruit
gebrand..."
En hr} spoegde naast zich op den straatweg.
Intusschen zette Elvira, met onverminderde
snelheid, haar record-rit voort.
Bij Haarlem reed de Bolle met waarlijk
sportieve nauwgezetheid, tot aan den grens
paal der gemeente, wendde daar den teugel
en joeg toen in omgekeerde richting voort.
Toen hij, even later, den nog
rustigrollenden coupépasseerde, keurde hij dezen
geen blik waardig, maar de eenzame meid
boog zich, in de sportieve opwinding van
het oogenblik, plotseling gillend uit het
rijtuig voorover en gaf met haar parasol een
zwiependen slag op de nog immer uit het
venstertje bungelende beenen.
De Bolle liet nu Elvira stappen; er sloeg
damp van haar sidderend lichaam af die
opsteeg met de verijlende morgen-nevels.
De zon kwam op en kaatste rood in de
vensters van een boeren huis dat veraf in
de vlakke velden lag.
De Bolle wischte zich het zweet van het
voorhoofd en keek achter zich. Hij zag hoe
de vigelante nu in een sullig ga'opje het
einddoel tegemoet ging. Maar, wat hij niet
zag, en ook nimmer ervaren zou, dat was
dat de Buik, eenige honderden meters voor
de grenspaal, met een onverschllligen ruk
de teugels wendde, terwijl hij den naast
hem gezeten heer met grijzen pet gemeen
toegrfjnsde: nou, me zfjne der wel geweest,
watte...?"
Op den terugweg zorgde de Buik er voor
den Bolle niet uit het oog te verliezen. Het
was zijn tactiek dezen af te matten door
voortdurend een afstand van enkele hon
derden meters te bewaren, en hij spaarde
intusschen de krachten van den Kapstok
voor de eind-race, die hij zich voorstelde
onder den rook van Amsterdam te doen
plaats hebben.
In zijn rijtuig waren zang en spel verstomd;
zelfs de beenen bungelden slap uit het
venster...
Het was nu helder dag; de
zomer-morgenzon lag warm over de frissche groene wei
den en in den tintelend klaren hemel steeg,
bijna loodrecht, de rook uit een paar
fabrieksschoorsteenen.
De stad lag breed en blank op den lagen
einder, en, over de zware rompen der gas
houders en van enkele groote gebouwen
viel het bigde ochtendlicht.
Maar de Bolle had weinig oogen voor dit
alles; al zijne zorgen concentreerde hij op
de zwoegende Elvira. Telkens moest hij haar
voor vallen behoeden, want hare vermoeide
voorbeenen dreigden ieder oogenblik door
te zakken.
Goed waaffie, best beessie," fleemde
hij voortdurend met een stem waarin even
veel zorgelijke angst als aanmoediging klonk.
De eenzame meid sliep ...
Op een boogschots-afstand volgde, tergend
gelijkmatig en halsstarrig, de wiegelende
vigelante, waarvan hij het geratel voortdu
rend, boven dat zijner eigen wielen uit
bleef vernemen.
Nu gingen de rijtuigen een heel eind stap
voets achter elkander voort.
De Bolle was naast zijn paard gaan loopen
en voerde het bij den teugel, terwijl hij
zoetje woordjes fluisterde aan haar moede
loos oor.
In het rijtuig snorkte de eenzame meid.
Haar hoed was schuin voor haar voorhoofd,
TJTT
over de verwarde haren gegleden.
Maar even voor de grens der gemeente
bemerkte de Bolle, dat de Bulk, die nu
vlak achter hem was, zijn sigaar met een
resoluut gebaar steviger tusschen de tanden
nam, den zweep zwaaide, en den Kapstok
in galop zette.
De vigelante naderde snel, en, plotseling
weer vol hartstocht, sprong de Bolle op
zijn bok en riep:
Veruit Elvier, de laatste ronde, waafh'e!
Laje niet kennen an die pestkoppe!"
De meid ontwaakte bij het plots
vooruitschieten van het rijtuig; zij keek achter
zich, en bemerkte, vlak bij haar omgewend
gelaat, Kapstok's snuivende neusgaten.
Op eens begon ze te gillen.
Ga je weg kreng!" schreeuwde ze,
en, hangend over de kap der Victoria, trachtte
ze het dier te bereiken met haar zwiepende
parasol.
Zal je't late! verdomme!" schreeuwde
de Buik, die dezen handicap niet begeerde,
en hij striemde zijn zweep in haar richting
zoodat het koord haar hoed raakte en die
scheef ever hare oogen sloeg.
Ha ha, kijk d'r bloementuin ["schreeuwde
de heer-met-grijze-pet die bij den Buik op
den bok zat.
Intusschen renden de rijtuigen achter
elkander veort, ee.n brug over en een straat
door, waar bakkers naast hunne openge
klapte handwagens met open mond stonden
te kijken, het versche brood in den arm, en
waar diensteoden met verwarde haten in
deuropeningen en voor geopende vensters
den stoet aangaapten.
Bij de Westermarkt gingen de rijtuigen
uiteen. De Bolle raasde voort door de breede
straat, terwijl de Buik rechts af sloeg een
gracht op, en rakelings langs een melkwagen.
Bijna tegelijk arriveerden zij op het
Sophiaplein. De ontmoeting ontlokte een
soort oorlogsgehuil aan alle passagiers, die
nu ontwaakt waren.
De Buik vloekte en striemde zweepslagen
over Kapstoks rug.
De Bolle gilde, met een wanhoopstem,
liefkoozende woordjes tot zijn sneeuwwit
paard...
Kapstok galoppeerde met korte sprongetjes,
als een houten speelgoedpaard.
Elvira stond het schuim op den bek, het
droop in groote vlekken op haar blarken
boezem en hare galopsprongen waren als
wanhoopssprongen in het onbekende. Slechts
haars heeren meesterschap over de teugels
behoedde haar voor vallen of terzijde uit
schieten. Een verkeersagent hief z-jn stok op.
Maar de beide rijtuigen sloegen, naast
elkander, de Reguliersbreestraat in. De voor
bijgangers stoven opzijde.
Een felle race volgde. Het gegil der be
stuurders vuurde Kapslok en Elvira tot het
uiterste aan. Halverwege de straat geraakte
een wiel van des Buiks vigelante in de
tramrails beklemd. Met een zwaai, die het
rijtuig bijna tuimelen deed, bevrijdde het zich.
Dit ondeelbaar oogenbiik had den Bolle
echter een voorsprong bezorgd. Hij wist
dien te handhaven ...
Op het plein wachtte het jongmensch in
het sportcostuum, met een vlag, dien hij
gemaakt had door een tafelkleedje aan zijn
wandelstok te binden. Achter hem was een
groep heeren met hooge hoeden.
Dat waren de collega-nachtkoetsiers, die
in allerij: uit den schaftkelder waren komen
toesnellen.
Zij tierden en joelden toen de rijtuigen
het plein opkwamen.
Elvira passeerde als eerste de vlag...
De Kapstok een halve seconde later...
De Bolle hield de teugels in; het witte
paard hing uitgeput in het tuig; zij strekte
de voorbeenen uit en liet zich over de keien
glijden, zoodat de vonken opspatten. Toen
het rijtuig stil stond, sidderde ze over het
geheele lichaam, en, opeens, golfde een
stroom bloed uit haar neusgaten en over de
witte borst. De koetsier snelde toe, juist
toen ze ineenzakte op de voorbeenen en op
zijde viel, het tuig meesleepend, terwijl de
boom kraakte en spleet.
Even bleef ze stil liggen; het bloed gudste
over de keien. Toen dsortrok een lange
rilling haar geheele lijf en zij verroerde niet
meer.
Uit de vigelante stapten de passagiers.
De Buik legde een deken over zijn dam
pend paard.
De Bolle uitte een kreet, die half een vloek,
half een snik geleek en knielde bi] Elvira neer.
Beessie, riep hij, Godverdikkie waaffie,
wat is 't dan, bin je kepot? ...
godverdoorie... jasses ... jesses
Toen hij opkeek zag hij den Buik achter
zich staan, met een sigaar onverschillig
scheef in den mondhoek.
Nou, voegde hij dezen met ietwat
klagelijke glorie toe, wie het er gewonnen ...V
Je hèo gewonnen, zei de ander, maar
je peerd legt te verrekke!
De Bolle boog zich weer over zijn paard.
Zijn hooge heed was afgerold en lag nu
in den bloedplas op de keien.
Elvier, riep hij, me hebbe gewonnel
Sta nou op, verdomme. Kom nou, beessie,
me hebbe gewonnel...
De eenzame meid had zich, zonder wrok,
aangesloten bij de passagiers van het andere
rijtuig en tesamen hieven zij met lallende
stemmen aan:
Enne de boere hebbe overwonneeee!...
Doorloopen, zei een agent. Wat mot
dat hier?"
D'r ligt een oud pierd te verrekke,"
zei de Buik onverschillig.
Toen stond de Bolle op. Hij sidderde van
smart en toorn en zijn oogen puilden van
tusschen de kwabbige oogleden.
Niks niet verreke, stamelde hij hui
lerig. Me hebben gewonnen!...
-- Doorloopen herhaalde de agent, en laat
dat paard opstaan!
Nu trachtten de omstanders tesamen
Elviia op de been te helpen. Zij verroerde
niet. Haar tong hing blauw en dik nit den
bek; hare oogen waren levenloos en ge
broken ...
Elvira was dood.
De strengen werden losgemaakt en het
rijtuig ter zijde gereden.
Het witte paard lag, in een bloedplas, op
de kelen van het zonnige plein. Toen ont
brandde een schrikkelijke twist tusschen den
Buik en den Bolle. Zij wierpen elkander de
afschuwelijkste vloeken en verwijten naar
het hoofd en te vergeefs trachtte men ze
te kalmeeren.
Opeens schreeuwde de Bolle, die van
smart en woede buiten zich zelven was:
La je dochters zoo verrekke, die vuile
sloeries van de Achterburgwal!
Als een tijger sprong nu de Buik op hem
toe; zij grepen elkander aan, en struikelden
worstelend over Elviraslijk. De beide heoge
hoeden lagen naast elkander in den bloedplas.
Met gehavende kleeren werden zij naar
het polilieposthuis gebracht. Het schuim
stond hun op de lippen en hun oogen draai
den wild in de kassen. De collega's gedroe
gen zich als goede collega's, en namen de
zorg voor paarden en rijtuig op zich.
#
Dien avond verschenen de Buik en de
Bolle niet op het tooneel van d?n concur
rentiestrijd en evenmin namen zij deel aan
de wagenrennen langs het Rokin, als zij op
gemerkt werden onder de wachtenden langs
de oevers van den Oudezijdsachterburgwal.
Maar eenige dagen later verscheen de
Buik weer op het plein en zijn vigelante
werd, als te voren, getrokken door den Kap
stok, die echter eenigszins hinkte.
Dien zelfden avond reed hij een dronken
veekooper naar de woning, waar zijne beide
meerderjarige dochters hunne gunsten ver
kochten.
Den Bolle heeft men echter nimmer meer
gezien onder de nachtkoetsiers.
Maar het verhaal doet de ronde, dat hij
zich uit het lichtzinnig leven terug getrok
ken zou hebben en nu ergens in een buiten
wijk een schaft-keldertje exploiteert, waar
hij zijn geld verdient door eerzame werk
lieden te verkwikken met fleschjes bieren harde
eieren en haringen en mosselen in het zuur.