Historisch Archief 1877-1940
12
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
10 Aug. '18. No. 2146
BLADEN UIT EEN REISBOEK
pE PRINSES VAN HONGARIJE,
HELLBERG.
Het Is zoo mooi in Hongarije! Weet ge
welk een bekoring er van het landschap
uitgaat en hoe schoon de mannen en vrouwen
zijn die zich in deze omlijsting bewegen?
En al die aardige oude stadjes, die arme
lijk witte dorpen en prachtige kasteelen,
die onder den blauwen Hongaarschen hemel
zoo vrij het zonlicht indrinken. Al die hel
dere stemmen en rulschende melodiën, die
vurige klanken van de viool en defluit. En
de pracht, de pracht, die uit de Middeleeuwen
stamt en die zich in een nieuwen stralenden
glans openbaart zonder toch op dien van een
theater te gelijken.
Ik reisde van het eene slot naar het andere
in dit schoone land en liet weken en maan
den van Magyaarsche gastvrijheid zich aan
eenschakelen, als paarlen aan een snoer.
En zoo kwam ik ook op het kasteel waar
een prinses woonde.
Het was op een dag in Budapest. Op een
balkon boven een wemelende
menschenmassa stond een voorname vrouwenge
stalte alleen. Een kroon van goud-blonde
haren, een open, eenigszins lang gelaat,
over de donkere kleeding een langen bont
mantel; aan een prachtige paarlenketting
een groot amethysten kruis. De gestalte is
onbewegelijk en kijkt naar omlaag, naar een
levend geworden middeleeuwsche sage vol
kleuren, kleederdrachten en sieraden, edele
paarden, gouden koetsen en wapperende
gouden franje van vaandels. Achter haar
strekt zich de lange rij hooge' vensters van
het hertogelijk slot uit en aan haar voorbij
rolt op hooge wielen een glazen koets en
daarin zit een jonge schoone vrouw met den
koninklijken kroon op het hoofd.
ZQ, die daar boven staat is Stephanle,
Rudolfs weduwe, Oostenrijk-Hongarije's
vroegere kroonprinses, dochter van den ge
storven koning van België. Zij staat daar,
en beschouwt al de pracht die haar gegolden
zou hebben als het noodlot het niet
anders beschikt had. Eens reed ook zij
door al die pracht omgeven in een gouden
koets, getrokken door acht melkwitte paar
den, een jonge en blonde zestienjarige bruid
in rose zijden kleed, alleen op den voor
bank met tegenover haar keizerin Elisabeth
van Oostenrijk-Hongarije. En het gejuich
van het volk steeg omhoog en sloot zich
over haar n schonk haar twee rijken en
een toekomst.
Thans staat zij eenzaam op een balkon,
waarheen geen blik zich wendt en ziet hoe
een vreemde haar kroon draagt. Waaraan
denkt ge wel Stephanie?
De menschenmassa was uiteen gegaan, de
pracht was verbleekt, het plein was verlaten
maar nog draalt de blonde vrouw daar
boven in haar plechtige eenzaamheid. Naast
haar hangt de vlag slap naar beneden en
de gevel van het paleis lijkt op eens zoo
geweldig en zoo verlaten.
Op een dag ging ik naar haar kasteel.
Het ligt aan het kleine station van een
zij baan niet ver van de Oosten rij ksche grens.
De jachtwagen reed mij door een breêde
dorpstraat met lage witte huisjes; kakelende
kippen, kwakende eenden, trage koeien en
vuile zwijnen; kinderen op bioote voeten lie
pen rakelings voorbij de paardenhoeven. Een
hoog hek, een smalle kronkelende weg onder
schaduwrijke hoornen, een breed, open plein,
en daar verheft zich midden voor de
zandzee het machtige middeleeuwsche silhouet
van het kasteel Lonyay. De zon schitterde
in de vele hooge vensters, de vlaggen wap
perden van den toren en een, niettegenstaande
hare grijze haren nog jonge dame met lenige
gestalte stond in het portaal en heette
mij namens de prinses welkom. Het was de
hofdame en Vorleserin".
Een groote gang, in de muren machtige
schilderijen, breêde trappen, donker eiken
houten lambrizeering, een prachtige ontvang
kamer met mooie oude meubelen, zijden
behang, hooge spiegels, een badkamer met
een buigende gedienstige geest. En voor de
uitgebouwde veiwters strekt zich een groot
park uit en van de terrassen stijgen geuren
van bloemen en boomen omhoog.
Toen ik de salon van de vorstin binnen
trad bevond ik mij midden tusschen een
groep dames en heeren en bleef een
oogenblik weifelend staan. Een seconde, misschien
twee duurde het toen verhief zich een
groote blonde vrouw in een donker toilet
met het roode kruis om haar arm, langzaam
van haar zetel, haar blik rust onderzoekend
op mij en plotseling staat zij vlak naast mij,
de koele blik is veranderd in een stralend
lachen, hare beide handen vatten de mijnen
en verward hoor ik haar voorstellen, mijn
man, Graaf en Gravin Esterhazy, Graaf
Alberti, Monseigneur Graaf Vag da Vaya"...
Wij gaan door hooge kille vertrekken naar
de eetzaal, in eikenhout met rdod-gouden
met leder «vertrokken stoelen, een roodpaars
tapijt, gouden lampen en openslaande deuren
naar het balkon en het park. Op de tafel
damast, zilver en in de glazen de beroemde
Tokayer van Lanyay.
Het gesprek gaat over den oorlog en de
vijanden. Ik luister gespannen. Nog liggen
mij uitingen vol haat en overdreven uitvallen
elders gehoord, verse h in het geheugen.
Hier wordt het gesprek rustig en eenvoudig
gevoerd. Men begrijpt de nationale eigen
aardigheden en heeft eerbied voor den moed
van den vijand, men discuteert over
Eagelschen, Franschen, Russen en Serviërs. Ik
weet niet of ik het woord kuituur met een
k of met een c zal schrijven, ik gebruik het
een zoowel als het ander. Begrip en over
zicht zijn ten slotte de overwinningsteekenen
van de kuituur met c zo*wel als met k.
Dat zij mij hier z«o openhartig tegemoet
kwamen, lag niet in het feit dat de gast
vrouw van geboorte een Belgische prinses
is, want thans is zij van ganscher harte
Hongaarsche en praat alsot zij uit het hart
van het Hongaarsche volk stamde.
De week, dat ik haar gast was, leerde ik
deze opgewekte, openhartige, wilskrachtige,
ijverige vrouw, die vol schoone ideeën was,
waardeeren. Gedurende de lange gesprekken
in de witte hoekkamer, de uitgestrekte wan
delingen en de rijtoeren in de omgeving,
wanneer om ons heen het kasteel zwijgend
in het zonnelicht stond, de wielen zoo
zachtjes voortrolden, de hveven van de
paarden zoo licht trappelden gedurende dit
ongestoorde te zamen zijn, schonk een tem
peramentvolle, en koninklijke vrouw mij
een schoone en roode bloem voor .den tuin
mijner herinnering.
Van de honderden vertrekken van het kasteel
zjjn de eenige karakteristieke kamers, de
slaap- en werkkamer van de prinses.
Zoo dikwijls als ik over dezen drempel
trad betooverde mij de hier heerschende
symphonie van licht en blankheid. Op de
vloer ligt een pluche kleed van zoo licht
blauw dat het in wit versmelt, de opge
trokken gordijnen, de ruststoelen en de sofa
zijn van licht gebloemd cretonne, de witte
muurpaneelen zijn met afbeeldingen van al
hare reizen. Deze hooge breêde wanden
vertellen urenlang bont samengestelde
sagen en sprookjes. Midden in de kamer
staat een kleine sofa met twee zitplaatsen
en een ruststoel naast eenige tafeltjes voor
boeken en theebladen. In een hoek bevindt
zich een schouw, bekroond door een in den
wand aangebracht levensgroot portret van
vorst Lanyay. Ook treft de veelvuldigheid,
waarmee het oog afbeeldingen en portretten
van den vader der prinses, Koning Leopold
van Belgiëontmoet.
De prinses verklaart dit met een klank
van trots in de stem: Weinig» dochters
Jjebben zulk een vader gehad als ik."
Hij was een genie en voor mij het zinne
beeld van het verhevene in het leven. Ik
heb mijn beide ouders innig lief gehad. Mijn
moeder leefde voor dit eene doel: goed te
doen, en achtte de plicht hoog en ik be
wonderde haar. Maar mijn vader vereerde
ik. Hij was een groot man en ik ben
trotsch er op zijn dochter te zijn. Hij
haatte ons dochters in de laatste jaren
hij had zonen willen hebben en dat wij
dat niet waren heeft zijn hart van ons af
gewend. Hu onterfde en vervolgde ons.
Maar dit heeft niets kunnen veranderen aan
mijn bewondering en liefde voor hem. Ik
heb hem en het schoone van zijn natuur
begrepen. Ik hoef maar aan Zaarhem te
denken, aan ons paradijs, dat de koning
zelf verzorgde. Daar stond een kapel van
glas waarin een plant en een bloem uit
ieder bed en iedere oranjerie van het
geheele reusachtige park geplant waren. Geen
enkele bloesem mocht uit deze
bloemenkapel geplukt of verplant worden, zij moesten
daar groeien als dank en hulde voor Gods
goedheid.
Ja, niet steeds kennen de vreemde menschen
de grcoten der wereld. Zij geven er dik
wijls ten onrechte op af en veroordeelen
ze met eenzijdige kritiek. Aan weinigen was
het waarschijnlijk ook bekend, hoe streng
en eenvoudig wij, drie zusters, werden op
gevoed. Door groote luxe omgeven, leerden
wij, haar niet te gebruiken. Wij hadden de
beste onderwijzers, veel leeruren en veel
huiswerk en bovendien moesten wij totdat
wij volwassen waren onze kamers zelf in
orde brengen, het bed opmaken, den vloer
vegen en stof afnemen. Onze stoelen waren
onbekleed en van eenvoudig hout, onze
baarkammen van hoorn. De kamers werden
nooit verwarmd, onze kleeren moesten we
zelf naaien, eveneens onze wasch verstellen
en onze kousen stoppen. M«eder was zeer
streng. Vóór alles evenwel dulde zrj geen
leugen en geen ijdelheid.
Toen ik op mijn 9e jaar eens naar Engeland
ging droeg ik mijn lange haar los over den
rug hangend. De menschen op straat bleven
staan en bewonderden de lengte, de kleur
en den glans. Verrukt herhaalde Ik thuis de
loftuitingen die ik geoogst had. Het gevolg
was dat bij mijn terugkeer herhaar in een
netje werd opgebonden en ik het zoo moest
dragen tot ik volwassen was. Ik kan dat, wat
mij als kind geleerd werd, in het volgende
samenvatten: Trotseh te zijn op wat men
door eigen kracht in het leven bereikt, niet
op geboorte of uiterlijke kenteekenen van
schoonheid en rang.
Maar mijn kindertijd was zoo kort.
Op mijn zestiende jaar werd ik de bruid,
op mijn vier-en-tjvintigste weduwe. Wat
tusschen deze twee data ligt is een duister
hoofdstuk. De geschiedenis van een onge
lukkige vrouw, wier stok en staf, de plaats
en verplichting waren, die zij tegenover
twee landen had te dragen. Als mij niet als
kind een zoo sterk plichtsgevoel was inge
prent, had ik alles in den steek gelaten en
mij uit de voeten gemaakt. Dit hoofdstuk is
nu uit mijn leven gesneden. Het verdween
op den dag, waarop ik de gade van Elemer
Lonyay werd. Hij leert mij dagelijks beter
begrijpen war/een gelukkig huwelijk is.
Een ding, hoop ik, zullen wij als winst
uit dezen oorlog verkrijgen, een zekere ver
andering in de opvattingen en levenswijze
van de Hongaarsche vrouw. Ik ben voor
iedere soort vrouwenemancipatie, die reke
ning houdt met de natuur der vrouw. Het
kind is de taak der vrouw. Het meisje is in
haar hart moeder en of ze getrouwd is of
niet, toch verlangt haar wezen naar uitoefe
ning van het moederschap. Overal waar deze,
haar sterkste drijfkracht, is te gebruiken, is
ze op haar plaats. De vrouwen onder dezen
zuidelijken hemel bezitten een erotische ener
gie, die zich door middel van een verede
ling door een juiste opvoeding in een rijke
geestelijke arbeid zou kunnen veranderen.
Na den oorlog zullen de vrouwen door het
openbare leven en den arbeid medegesleept
worden en met dit vooruitzicht moeten wij,
oudere generatie, thans reeds hervormingen
en veranderingen ondernemen, die haar voor
dexe nieuwe taak zullen voorbereiden. Wat
ik in de eerste plaats wil, is dat de jonge
meisjes niet zooals tot heden,
overdefunkties en bestemming van hun eigen lichaam
in onwetendheid gelaten worden, maar dat,
zooals het nu in het Noorden reeds ge
schiedt, onderwijzeressen in de hoogere klas
sen der school haar zoowel in hygiëne als
in zuigelingenverzorging zullen onderrichten.
Ik geloof. dat dergelijke wetenschap het
karakter van de jonge meisjes ook met be
trekking tot andere dingen zal vormen, het
voor erotischen val en dwaling zal bescher
men en bovenal een hooge zedelijke waarde
zal hebben. Wij hebben in dezen oorlag z»o
veel mannen verloren dat niet alle vrouwen
er op rekenen mogen een eigen tehuis en
kinderen als hun levensdoel te kunnen be
schouwen. Maar om de ongetrouwde vrouw
om deze reden tot een arbeid te drijven die
haar een kleiner loen als den man zal in
brengen, zou onrechtvaardig zijn. Zal haar
eerst haar levensdoel ontstolen worden en
zal zij dan nog genoodzaakt zijn vreemd
werk tegen een slechte betaling te verrichten ?
Ik ben twee ondernemingen begonnen die
mij beide zeer na aan het hart liggen. De
eene is mijn voor zes jaar opgerichte
vereeniging voor moeder- en zuigelingen
bescherming, die de verpleging van arme
moeders en zuigelingen zes weken voor en
zes weken na de bevalling op zich neemt
en haar vrij verblijf in de inrichting voor
kraamvrouwen verzekert. Met den oorlog is
de werkzaamheid van deze vereeniging tot
een ongekende bloei gekomen want wij
moeten ons met nog meer energie dan vroeger
er op toeleggen; de gezondheid van het
volk te bewaren.
Bovendien heb ik sedert het uitbreken
van den oorlog op mijn landgoed een hospi
taal voor honderd gewonden en geïnfec
teerde soldaten ingericht.
Mijn lievelingsidee is echter mijn school
voor boomkweekerfl. De Hongaren ver
staan de kunst van boomkweeken niet,
en mijn school is hier de eerste op dit
gebied. Ik wil hier boomen, ooft, groenten
en bloemen kweeken en te midden van deze
heerlijkheid een tehuis voor oorlogskinderen
oprichten, eenvoudig en hygiënisch. Voor
vijftig jongens, zoons van gevallen strijders,.
die zich onder leiding van bekwame onder
wijzers zoowel theoretisch als praktisch in
4 of 5 jaar gratis tot vaardige tuinlieden
kunnen ontwikkelen. De school krijgt van
ons park 2000 are land en is reeds zoo ver
in orde dat zij leerlingen op kan nemen.
Ik hoop er toe bij te dragen dat men in
Hongarije leert, van den grond het meest
mogelijke te winnen en ook hoop ik de
menschen hier de oogen te openen voor de
asthetische en praktische beteekenis van
den tuinaanleg.
Ik draag ook het plan met mij om, meisjes
tot leeraressen in de tuinbouwkunst op te
leiden meisjes uit goede families; men moet
hier leeren, beter dan tot heéfen den arbeid te
begrijpen en te achten en dat een voorname
vrouw, een voorname vrouw blijft, wat
zij ook onderneemt."
De prinses is een mooi voorbeeld van
vlijt. Zij staat om zeven uur op, ont
bijt om half negen, houdt zich bezig met
de post en administratieve aangelegenheden
tot n uur. Zij wandelt, leest en neemt tot
het theeuur hare stichtingen en verbouwin
gen in oogenschouw. Om acht uur wordt
er gedineerd en om tien uur trekt men zich
terug.
Er wordt In Croszwar altijd een beetje
rekening mee gehouden, dat men niet ver
geten mag dat de vorstin Lonyay, hare
koninklijke hoogheid is. Maar achter
den uiterlijken vorm leerde ik een eenvou
dige, impulsieve, vrijmoedige, openhartige
vrouw kennen die, niettegenstaande de lot
gevallen van uiterlijkeM en innerlijken aard,
haar geest jong en elastisch heeft weten te
houden. Een persoonlijkheid die een groote
mate van ingedijkte kracht en een sterken
vleugelslag bezit wanneer zij hare vleugels
tot vliegen opheft.
IIIIIUUIIIIllllllllllllllltllllllHllllllllllllllHIIIIIIIIMIIIIIIIItlllllllllllUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII IIIIIIIIUIIIIMIIIIiaillllllllllllllllll
liiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiHiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii IIIIIIM
iiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiHiiiiiintiiiiiitiiiiniiMiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiuiitiiiiiiiiiiiiiiiii 'iintiiiiiiimiiuw
R.V. Eerste Nederl.
" Binckhorststraat Droge Elementen voor
- DEN HAAG - Draadlooze Telegrafie
Tel. Interc. H. 5800 Hoofdverte9enwoTldSld^C?NNêFBSS
' Den Haafl
ALGEMEENE
Maatschappij van Levensverzekering en Lijfrente,
DAMRAK74 AMSTERDAM
UITKEERINOEN
De formaliteiten, te vervullen voor het verkrijgen van uitkeering der opeischbaar geworden
bedragen, zijn hoogst eenvoudig.
De uitkeeringen zfjn terstond na inlevering en accoordbeving der bewijsstukken ter beschik
king van rechthebbenden.
Hoofd-Inspecteur: H. DOYER, Wilhelminastraat 14, Den Haag.
Inspecteur voor Amsterdam: J. F. GORTMANS, Jacob Marisstraat 5, Amsterdam.
S. GJAN WAALWIJnAN
Singel 64 Telefoon 181
SCHIEDAM
Geeft KOSTELOOS infermatiën van te huur en te koop zijnde
HUIZEN, FABRIEKEN, HANDELS- en BOUWTERREINEN
WABIOESSTBAAT.
Restaurant den
-«. ?-?
-?? ?? ?
Zalen voor
geheelen dag :-:
Dagelijks Concert
Vergaderingen.
Dileippn&k
(LEUKERS MAM EREK
Hoogewal 13-14
DEN HAAG
Telefoon 590
Speciaal
ENGELSH STOFFEN
Zooeven verscheen de 2e druk van:
PETER ROSEGGER
De Zoons m den Houtvester
Prfis gebonden f 0.95
Uitgave van VAN HOLKEMA «S
WARENDORF te Amsterdam.
TARIEVEN
Verzekering van kapitaal uit te keeren brj overlijden.
Premie per f 100.?kapitaal.
mmm
ui
Leeftijd
Jiuprenit j ? 1.41
25
?1.61
30
?1.87
35
40
?2.21 ?2.66
45
?3.23
Verzekering van kapitaal uit te keeren na een bepaald aantal
jart-n of brj vroeger overljjden. Premie per f 100.?kapitaal.
HAABLEM Opgericht 1870
Leeftqd
20 jaar
30 jaw
40 jaar
Uitkeering na
10 jaar
?9.08
.9.09
.9.24
15 jaar
?5.70
.5.73
.5.94
20 jaar
?4.08
.4.14
,4.41
25 jaar
?3.10
3.20
.3.53
30 jaar 35 jaar
?2.51 j ?2.13
.2.64 j ,2.29
,3.07 !
BUNSCHOTEN & DE GOOYER
Hofle-reranoienB.
KLEEOEIfcMAKEItlJ.
Indische Uitrustingen.
UTRECHT, Oüdegracht bij de Jansbrug, 51, 53, 55.
EEN1G ADRES. Geen Filialen.
B AA R N
Bouw- en Woningbureau van den Makelaar
J. D. F. VAN DER VEEN
Kantoor van vaste goederen
TEL. 77 LAAN HOEK PARKSTRAAT 43
?i^H^^^HBi^BBII^MMH^^^^^?-'? ' ' '
Zoo juist verscheen: VolkSUJtgave van
TOEN IK NOG JONG WAS
DOOR
Derde druk
JUSTUS VAN MAURIK
Een boekdeel van pi.m. 4OO bladzijden druks
Prijs slechts 95 cents
INHOUD:
Geïllustreerd
?T«%SS
Mijn toren (inleiding). Het water de Hannekemaaiers en
nog wat." Melk. Het Fort van Sjakoo. De Mormonen
in Amsterdam. De man uit de Ark. Het Hol. In den
Engelenbak. De Duvelshoek. Iets van Gerrit Kraai.
Vermakelijkheden. Mijne herinneringen aan L. J. Veltman.
~ Een uurtje bij Judels. In[de Ooievaar. In het Rattennest.
Oordeel der Pers.
F Van Maurik is gaan vertellen van hetgeen hij weet uit het
Amsterdam zijner jeugd. Wij kennen geen vermakelijker boek
van dezen schrijver. Men moet maar eens lezen, hoe hij 't op
het schellinkje had om de schipbreuk van de Medusa te zien.
Hij is in dit flink uitgevoerde boek weer de vroolijke, goedige
Van Maurik. Nieuwe Courant.
B" De [Heer Justus van Maurik behoort tot de menschen, die
uit hun jeugd vertellende van zelf interessant zijn. Het boek
Toen ik nog jong was" zal dus al daarom succes hebben. En
het verdient dit. Hij vertelt nog op dezelde onpretentieusche
manier als^vroeger. Alg. Handelsblad.
W- De populaire Justus van Maurik heeft een alleraardigst boek
geschreven, getiteld: Toen ik nog jong was." Als hij daar
mede niet ieders hart gestolen heeft, dan moet dit wel zoo
secuur vastzitten als een brandkluis in een bankierskantoor,
want Van Maurik doet zich op zijn beminnelijks voor.
Elsevier's Maandschrift
Uitgave van VAN HOLKEMA1& WARENDORF te Amsterdam
niustratiednik-papler van de Firma C. O. fl. CORVEY, Keizersgracht 285, Amsterdam, Tel. M. 1202 en 555
Tvn. Amst. Boek- en Stcendrukkerl. Toornceu t lier man, Harms & Co.