Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
17 Aug. 'të. No. 2147
MAZEPPA
Teekening voor de Amsterdammer" van fordaan
Het Naderend Einde
DE VERHOUDING TUSSCHEN
HOLLAND EN INDI
door H. C. BUURMAN,
Directeur van het Ned.-Ind. Persagentschap
Na mijn terugkeer
van een
vijfmaaBdelljksch verblijf
in Nederlandsch
Indië, kan ik mij
niet weerhouden
enkele zaken te
bespreken die mij
daar het meest
troffen.
Het sterkst sprak
tot mede
allerzo*derlingste verhou
ding die eigenlijk
bestaat tusschen
Nederland en
Nederlandsch
OostDe schrijver van dit artikel jn(jie {k be*OCl
hier liet een ver
houding tusschen bepaalde groepen, want
die is soms uitstekend en in andere ge
vallen zóó slecht, dat e_r vai geen verhouding
meer sprake mag zijn. Maar ik bedoel in
FRANS N. MEYER f
Een van de merkwaardigste en geniaalste
van Amsterdam's kinderen was hij, Een
jongen uit het volk, spreekend onvervalscht
plat Amsterdamsen, uit zijn mond sympathiek
en aardig om te hooren. Nog meenige uit
drukking van hem leeft bij ons voort.
En een eedele jongen, met een fijn ge
voelig karakter en buitengewoone begaafd
heid. Zijn geheugen was fenomenaal, in
practlsche plantenkennis heb ik zijn meer
dere niet ontmoet.
Hij was een der eerste kolonisten op
Walden, en ik mag wel zeggen de eerste,
die behalve hooge idealen en mooye
theqrieën ook deegelijke kennis en groote
bekwaamheeden meebracht.
Nu nog, nu de tuinbouw-onderneeming
Walden, door den nocd op zakelijke wijze
is georganiseerd, nu nog hebben wij voor
deel van de bekwaamheid van Frans
Meyer. Nu nog plukken wij, in den let
terlijken zin, de vruchten van zijn arbeid.
De hoornen door zijn zorg geplant, brengen
nu nog de beste oogsten voort, en de boom
gaard getuigt van zijn goed oordeel en zijn
vakkennis.
Toen hij nu reeds bijna twintig jaar ge
leeden bij mij kwam, had hg Hugo de Vries
geassisteerd in zijn mutatie-proeven, en had
hij de teelt van tomaten in Engeland ge
leerd. Hij wist op Walden, in de koude kas,
een tomaten-oogst te verkrijgen die nog
altijd een record kan heeten.
Toen hij kwam deed hij zich voor als
een echte Tolstoyaari, met zijn ruige haardos
zijn mooye volle baard, zijn hoog voorhoofd,
Perzische
TAPUTt/Ï.ZELFS BCSCHADIGD,
WORDEH TLGENZEER HOOGE
PKIJZEn INGEKOCHT
DOOR GEHEELflEDERUriD
TE ONTBIEDEN.
HWJRCGEnuiKWntltD SCHRIFTELIJK:
BAZ l R. Importeur Zoutmanstraat.èl. Den HAAG. ,
het algemeen; wat denkt de doorsnee Hol
lander van Indië' en wat denkt de doorsnee
Indischman (Hollanders, Indo's en
intellectueele Inlanders) van Holland? Indiëis voor
de* doorsnee Hollander het warme land met
koorts waar men echter wel goed kan ver
dienen, maar waar men heen gaat als men
ruzie met zijn vader heeft gehad. En Holland
is voor den doorsnee Indischman een land
met een Tweede Kamer. Die Tweede Kamer
beslist maar allerlei dingen over het Indi
sche rijk, daar speecht men maar lustig over
Indische toestanden en dat doen soms men
schen die in hoofdzaak weten van Indiëdat
het een Gouverneur-Generaal heeft en dat
het bestuur op de buiteiibezittingen wel
eens wat verbeterd kon worden. Maar beide
partijen die hun af keerculminatie zoeken in
dividendjagerij en Tweedekamergepeuter,
hebben bside n stootblok waar ze
kopstooten tegen geven ieder van een
tegenovergestelden kant en dat is de regeering.
De regeering zie je dat is nu een lichaam
dat hoogst laakbaar is, hoe je het ook be
kijkt, want de regeering van ons is slecht.
Als je b.v. in Britsch-Indiëkomt, of je komt
N.V. PAERELS
Meubileering MIJ.
COMPLETE MEÜBILEER1N
-: BETIMMERINGEN
:
Rokin 128 Ttlef. 4541 N
in de Fransche koloniën ook Japansche
koloniën of in den laatsten tijd vooral de
Amerikaansche Philippijnen!... Daar hebben
ze regeeringen! Neen, maar!
't Vreemde is dat ik buitenlanders dik
wijls zoo heel anders hoorde spreken over
onze regeering in Indië. Er bestaat een soort
stuivertje-verwisselspelletje in de verhouding
tusschen Holland en Indië. Nietwaar, we
zijn geen goede regeerders. Anderen zouden
het veel beter doen. Maar als anderen er
de hand naar uitsteken gaan we schreeuwen
dat we niet klaar zijn, dat we toch zoo
goed regeerden en is dan het gevaar weer
over, dan gaan we weer schelden, dat we
eigenlijk toch maar niet regeeren kunnen.
Toch lijkt me inzake die verhouding de
oplossing eenvoudig. Want wat is er noodig
voor een goed begrijpen wederzijdsch van
Holland en Indië? Meer diepzinnige studies,
meer brochures? Neen ruimheid van
denken, een warm hart en vooral d«
praktijk. Laat de jonge kerels hiar en in
Indiëer op uit trekken, zien, begrijpen
en dus alles vergeven wat er te kort schiet
om samen te werken voor een betere toe
komst.
Ik kan mijn meening misschien het best
weergeven met hetgeen ik op papier zette
over... een klein stukje van ons reusachtig
Indië, toen ik Deli bezocht had.
Ik schreef toen voor mezelf het volgende
neer:
Ik heb een ernstig woord van waar
schuwing te richten tot ons Nederlandsche
volk, nu ik van Sumatra's Oostkust terug
gekeerd ben. Niet heb ik dat waord te
spreken tot het Hollandsche element dat ik
in Dali vond, want ik ben vol bewendering
voor de stoere werkers, de geniale
bedrijfleiders. Ook richt ik mijn woorden niet tot
de regeering wat immers zoo gemakkelijk
is en meestal met zoo'n sans-gêne gebeurt.
Ik behoef mij niet tot de regeering (e richten
omdat ik diepen eerbied heb voor onze
leiding ovar de bijna veertig millioen zielen,
die onze Oost bevolken waarbij ik rustig
misstanden en tekortkomingen onder de
pogen zie, omdat ik voelde dat de wil er
is om die te verbeteren. Maar ik richt ze
tot u, die'dit leest, en wil u het volgende
zoggen:
Daar ligt een land, dat dertien keer de
grootte van ons Moederland heeft en dat
land heet Sumatra. Daarvan is een deel.
een klein de si slechts in kuituur genomen,
ondanks de bijna fabelachtige rijkdommen,
die er te putten zijn. Dat land is driehon
derd jaar in het bezit der Nederlandsche
natie en het flinke deel der natie, dat er
heentoog, won er millioenen. Maar ik moest
er dingen hooren, die mij allesbehalve
trotsch stemden.
Neen niet de regeering ge zult helaas
niet kunnen afgeven op de regeering. Neen,
niet de rijkaards, die het bloed derinla«ders
uitzuigen maar gij!! gij, arm en rijk. ij
arme, opgevoed met slappe koffie en oud
bakken wittebrood, die het bracht tot kantoor
man van veertig gulden in de maand.
Niet waar, gij beweert van het onbekende
te houden en graag te willen werken om
wat te bereiken. Maar... ik moest heoren,
dat er geen assistenten genoeg uitkwamen
OELOF
Kalverstraat 1
- Opgericht 1850
TELEFOON 658 N
ftlTROEN
Paarlon, Brillanton
b
Goud, Zilv«r en HorlogM
Uitsluitend eerst* kwaliteit
zijn sandalen en anarchistische gezindheid.
Hij had genoeg van de kapitalistische
maatschappij. Hij wilde een leeven van vrij
heid en kamaraadschap, en hij kon iets. Bij
hem was het ernst, en onder de veelen die
die uit zelfzuchtige motieven, om een aardig
heid, of uit nieuwsgierigheid op Walden kwa
men was hij een uitzondering.
Ik had toen een eigenaardige strijd te
strijden. Van alle kanten kwamen bezoekers
en aspirant-kolonisten naar Walden toestroo
men. De meesten brachten niet anders mee
als zeer vage vrijheids-theoriën, en half
bewuste, min of meer zelfzuchtige neigingen.
Voor mijn doel had ik vooral bekwame
werkers noodig en die eisch werd meestal
onnoodig gevonden. Socialistische gezind
heid achte men hoofdzaak, ook al zat die
er nog zoo dunnetjes op.
Dit was de oorzaak van voortdurend
meenings-verschil. Ik beweerde dat elk oprecht
en eerlijk mensch van zelve Socialist was,
en dat wij alleen op bekwaamheid en
deegelijkheid in de arbeid hadden te letten.
De anderen, die in Blaricum hun centrum
hadden, vroegen vooreerst en vooral naar
anarchistisch-socialistische gezindheid, de
arbeids-geschiktheid was hen bijzaak.
In dien strijd stond Frans Meyer aan mijn
zijde, vooral ook door zijn eigen
bekwaamheeden. In hem vond ik eindelijk een werker
zooals ik die noodig had, en ik deed al
mijn best hem te houden.
En daarbij was hij volkoomen eerlijk, ook
tegenover mij, wat volstrekt niet van de andere
kolonisten kon gezegd worden. Door mijn
onervarenheid in het uitkiezen van bekwame
werkers had ik er veelen toegelaten, die noch
door capaciteit noch door gezindheid een
plaats op Walden verdienden. Menschen
van niks" zooals een bekwaam werker zou
zeggen. Lui die er kwamen voor een lolletje,
en die al ras een groepje vormden waar
allerlei grappen werd uitgehaald en waarin
ik, als ik er niet bij was, dapper werd be
spot en voor den mal gehouden.
Daartoe leende Frans Meyer zich niet en
het gevolg was dat hQ zich hoe langer hoe
meer afzonderde van de ooverigen en ein
delijk, in verachting voor dat groepje dag
dieven, zich alleen met zijn werk en met
zijn lectuur beezig hield.
Ik begreep dat niet, onweetend van hetgeen
er achter mijn rug voorviel, en ik verweet
Frans Meyer zijn menschenschuwheid en
eenzelvigheid, die ik aan zwaarmoedigheid
toeschreef, maar die ik later heel anders
beoordeelde. Want Frans Meyer wilde de
anderen niet verklikken en toch ook niet
met hen meedoen.
Er werd bij de stichting van de tweede
kolonie, in Blaricum, een feest op Walden
gevierd, waarop de Blaricummers werden
uitgenoodigd. Het was op 23 Juni, toen de
aardbeien-oogst juist in gang was, en we
noemden het ons aardbeien-feest. Er werden
lichaamsspeelen uitgevoerd, er was een
koortje van zangers, dat een voor de gelee
genheid vervaardigd lied zong, het groote
huls was geheel met groen en bloemen
versierd, en de stemming was zeer vroolijk
en broederlijk.
Maar dien ganschen feestdag Het Frans
Meyer zich niet zien. Hij trok zich terug
op zijn kamertje en bleef daar. En toen ik
hem zelf trachtte te overreeden wat
menschelijker en broederlijker te doen, en niet zoo
menschenschuw en zwaarmoedig toen zei
hij ik houd niet van feesten, ik heb mijn
boeken en mijn bijen en dat is mij genoeg".
Ik had hem toen juist opgedragen voor
de bijen-cultuur te zorgen, die ik pp Walden
had Ingevoerd, en hij wierp zich op dat
interessante werk met al de ijver en de
scherpzinnigheid die hij bezat. In weinig
tijd was hij een bekwaam en voorspoedig
ijmker. En van het luidruchtige feest bleef
hij weg, om zijn boeken en zijn bijen
gezelschap te houden.
In land- en tuinbouw, eevenals in het
ijmkers-vak, speelt een zeeker geluk, een
goede hand, een voorname rol. Het suc
ces dat sommige kweekers hebben is
niet door onderricht of studie te krijgen.
Men moet er voor gebooren zijn. Dat wil
zeggen men moet een (zeekere intuïtieve
naar de kebons (plantages), zoodat men
dikwijls zeer tegen den zin, gebruik moet
maken van buitenlandsche krachten.
En gij, met-U-zelf-ingenomen geldman,
die uw couponnetjes knipt en misdadig
speculeert... niet in Hollandsen-Koloniale
waarden, maar in Amerikaansche papiertjes,
gij, met uw domme, dwaze, bekrompen
opvattingen omtrent nationale
saamhoorigheid. Ik moest hooren, hoe een Amerikaan
lachend zei: Ja wij koopen hier land tegen
reusachtige sommen, terwijl de Hollanders
lang zooveel niet willen betalen. Maar jelui
speculeert nogal goed in Amerikaansche
papiertjes en dus is het resultaat dat jullie
ten slotte toch betalen wat wij koopen".
En jonge mannen van geede families met
geld, die uw tijd exploiteert om een
jachtterreintje te verbeteren ... ik moest heoren,
dat het een Duitscher was, Kemmler van
naam (nu aan het Westfront gesneuveld),
die het eerst dieper doortrok van Medan
uit en het zoo belangrijke Siantar open
legde. Ik moest hooren, dat voor de veel
belovende theegronden daar, oorspronkelijk
geen Hollandsen kapitaal op de concessies
te krijgen v/as, maar... wel Amerikaansch
en Engelsen kapitaal. En ik ben nu meteen
auto gereden door de heerlijke theevelden
van de Engelsche firma Harrisons &
Crossfiild die heuvel-op, heuvel-af gslfden als
Hollandsche weiden. Thee die daar groeit
met een ongelooflijke snelheid en rijkdom
van productie en van een kwaliteit, die nu
al tien cent meer opbrergt dan de
Javathee. Laat ik onmiddellijk zeggen, dat ik
het een verheügtnd feit vind, dat het
buitenlandsch kapitaal zich interesseert voor
onze koloniën. Maar het is een beschamend
en ontstellend feit als ik daartegenover onze
tekortkomingen noet stellen. Of is het dat
soms niet als U verteld wordt door hen,
die landconcessies hebben: Ja, in Holland
vin-je er geen geld voer, of met ontzet
tende moeite, maar als je even gaat naar
Amerika of Engeland, heb je het zoo". En
da»... het belachelijke te zien, dat de
buitenlandsche firma's werken met Hollandsche
krachten, omdat ze weten dat er gén natie
ter wereld is, die de rimboe, de wildernis,
beter om kan zetten in de heerlijkste cul
tuurgronden. En is het eveneens niet be
lachelijk te hooren dat tenslotte dan toch
wel de Nederlandsche energie ontwaakt en
ze de bewerkte gronden tetug gaan koopen
voor millioenen en millioenen.
Maar laat ik eerst eens iets vertellen van
de leiding en van de grootheid van het
nieuwe, krachtige Sumatra.
Toen Deli opengelegd werd, had men
zijn weg te houwen door oerbosschen in
een land met een hoügst-^chaarsche bevol
king. Dat land maest ontgonnen worden
door de pioniers, die de grootsche be
schaving waarnaar wij allen streven, voor
bereidden.Een voorbereiding waar deTweede
Kamer zich steeds gaarne mee bemoeide,
vaak *p een blijkbaar mind«r geschikte wijze.
Ik ondervond tenminste dat hier een diep
gaande verbittering «n grootekringen hegrscht
een gevaarlijke verbittering over de manier
waarop sommigen ie Holland uit willen
maken hoe Indiëeen groot rijk kan worden
en de rimboe gemaakt tot welvarend land
in het belang van de IrlaHders en ens
Hol'anders. Daar oordetien iaenschan over
die de naast krankzinnigmakcnde moeilijk
heden niet kennen, die hier soms te over
winnen zijn om de eenvoudigste zaken te
bereiken. En de menschen, die hier hun
beste jaren, hun mooiste kracht geven, mogen
niet messpreken, maar worden besproken
door lieden... er,tin, die Indiëniet kennen.
Laten Holland en Indiëelkaar goed be
grijpen, laten speciaal wij Hollanders bij de
beoordeeline van Indiëniet uitgaan van het
standpunt Kalverstraat of Veenestraat. Java
is gein Kalverstraat en wie iets van Java
weet, weet daarom neg niets van Borneo
of Nieuw-(Juinea. Laat ik wat cijfers over
Deli geven, mij welwillend door de autori
teiten te Medan verstrekt. Het zijn cijfers
uit het j «arverslag 1915 en dus --- gezien
de gestage enorme vooruitgang mag ge
rust overal wat bijgedean worden.
Het j ia r versla g van de O ast kust van Sumatra
over 1915 begint in de eerste plaa's met de
heugelijke mededeeling, dat de Ir.landsche
bevolking; teer.eemt in Deli. Heugelijk is dat
omdat het rijke land wacht ep dea arbeid.
Wie dus in het algemeen aanneemt, dat men
de koelies naar Deli stuurt, cm daar in den
kortst mogelijken tijd afgeraarteld te worden,
vaardigheid hebben die niet aangeleerd kan
worden.
Die vaardigheid be?at i rar.s Mfyer in
hooge mate. Hem gelukten experimenten
waarin anderen, me! dezelfde zorg en toe
wijding, n'et slaapden.
7.00 kweekte hij b.v. een plant, door enting,
waarvan de worcn l- kn olie n aardapptlen waren,
terwijl er ais vruchten tomaten aan groeiden.
Tomaat en aa-dappel -iju verwante planten,
en Me' er wist ze tot n plant te doen
aaneengrotyen. Hij had een Hollandsche
Burbanks kunnen worden.
Daaibij had Frans Meyer een groote be
scheidenheid. Voor zichzeSven eischie hij
zeer weinig. Hij at geen vlresch en dronk
geen alcoholica. Blootshoofds en met de
bloote voeten in sandalen ging hij het dorp
Bussum in, met een mandje vol tomaten
om die aan den man te brengen. Wel kon
hij geweldig eeten, maar hS was tevreeden
met de eenvoudigste kost. B 5 zijn gekookte
aardappelen gooide hu een groote plas koud
water, en dan ging het in een emmezien
naar binnen.
Die soberheid is hem later goed te stade
grkoomen op zijn geweldige voetreizen door
't hart van Azië, van Tibet naar China.
Spoedig begreep ik dat ik Frans M?yer
niet bij mij zou kunnen houden. Hij had
werkelijk een sterke neiging tot zwaarmoe
digheid, zooals te verklaren is uit zijn uiterst
fijn gevoe! en hoog gezind idealisme. Hij
hield veel van muziek, maar die moest
weemoedig" zijn, Weemoed zander ree
den" was het wat hij verlangde. Dat
beteekende dat het Ireven zelf hem pijn deed,
zooals het in onzen tijd eiken eedelen mensch
pijn moet doen.
ik bemerkte dat hij rusteloos werd en het
op Walden niet zou kunnen har-en. Voor
hem was het werkelijk een l> tlere
tfleursteliing, te bemerken hoe oppervlakkig de
waarlijk socialistische gezindheid rr op zat,
bij de meesten die zich sociaiist noemen.
Frans Meyer wüde verder weg van de ver
rotte beschaving. Hij had niet de roeping van
een hervormer, hij was de gebooren
natuurGEMENGDE BERICHTEN
Ingebroken, leeggeplunderd,
Doodgeschoten, aangerand,
Lezen we met dikke letters
Eiken avond in de krant.
Spionnage, aangehouden,
Afgezet of opgelicht,
Moord, bedrog en kettinghandel,
Worden heel gewoon bericht.
Van de hoogste tot de laagste,
Alles knoeit en scharrelt mee.
Zonder angst voor straf en schande,
Alles steelt en maakt O. W.
In de treinen, langs de straten,
In de kroegen en kafees,
Overal wordt druk gesjacherd,
In garnalen, thee en vleesch.
Deftige, bedaarde heeren,
Met de hooge hoeden op,
Staan elkander arm te flesschen,
Om een slag van duizend pop.
En wanneer men ze hoort spreken,
Over recht en eerlijkheid,
Noemen ze hun woekerhandel,
De gevolgen van den tijd.
Als men heel die klit ziet knoeien,
Al die gokkers, groot en klein,
Zou men zich er voor gaan schamen,
Om hun landgenoot te zijn.
J. H. SPEENHOFF
H.VANDOOREN&CÜ.
AMSTERDAM DEN HAAG - UTRECHT
Bewaart fe^nrevëa rit Ztmernaanton
Uw BONT In MOT VRIJ E KLUIS
is mis. Ze worden naar mijn idee eerder
behandeld als kasplantjes door hun kost
baarheid en als ik denk aan de levensom
standigheden van sommige koelies in Neder
land, die men werkman noemt, dan zou ik
de Hollanders, die de werkgevers in Dell
aanvallen willen verwijzen naar het af
gezaagde: Charitébien ordonnécommence
par sei-même".
Natuurlijk houdt en hield men weer
geen rekening met de omstandigheden.
Koelies overbrengen uit China en Java naar
Suwatra wil iets anders zeggen dan een
advertentie plaatsen voor een arbeider.
Het jaarverslag wijst verder op een sterlof
vermeerdering der koeliebevolking op die
ondernemingen, waar vroeger tabak en thans
rubber verbouwd wordt, vooral in Asahan,
Balhoebahra, Padangan, Bedagei, Serdang
en Boven-langkat. Ook door vermeerdering
van het aantal ondernemingen/iam het koelie
aantal toe (vooral nieuwe theeondernemingen
in de onderafdeeling Simeloengan). Het aan
tal vreemde Oosterlingen, d.w.z. Chineezen
en Klinganeezen nam eveneens toe, vooral op
de hoofdplaatsen. En ten slotte verdubbelde de
Europeesche bevolking bijna als een gevolg
van de uitbreiding der cultures en de bloei
van de Europeesche landbouw-industrie. De
bevolking van de hoofdplaats van Medan
kwam dan ook van 14.250 op ruim 36.000
inwoners.
In het geheele gewest zijn de cijfers: 830.202
waarvan 5127 Europeanen.
Denk onderwijl hier eens over 5127 Euro
peanen, die leiding hebben te geven aan
ruim 825000 Oosterlingen. Een taak, die
veel steun en weinig aanval verdient.
De op Sumatra levende bevolking nam
nog weinig deel aan de pogingen tot voor
uitgang. Het cQfer der immigratie onder de
Tobaneezen die de rijstvelden bewerken
bedroeg is 1915 precies 1203. Daardoor kwam
onderzoeker en ontdekkingsreiziger. En toen
hem de mooiste geleegenheid werd gebooden
om aan zij n natuurlijke neiging en begaafdheid
toe te geeven, toen begreep ik dat hij
gaan moest, hoe noode ik hem ook voor
mijn eigen doel kon missen.
Tusschen zijn tweede en derde groote
Chineesche reis heeft hij mij nog bezocht.
Hij zag er toen niet langer uit als een
Bolschewiek, maar had zich geschikt in de
eisenen die het Amerikaansche
goevernement aan haar ambtenaren stelt. Maar hij
zag er goed en welvarend uit en verhaalde
uuren achtereen, op zijn verbazend
nauwheurige wijze van zijn buitengewoone
avontuuren. Zijn geweldig geheugen onthield
alles. Honderde door hem gemaakte foto's
gaf hij ons te bekijken, uit de binnen
landen van Azië. ZQn collectie planten, door
hem met groete moeite naar Amerika over
gebracht, was enorm. Het is te hoopen dat
hq een dagboek heeft gehouden, en dat dit
door de Amerikaansche regeering zal wor
den gepubliceerd. Ongewapend en alleen
zwierf hij jaren lang door de onbekende
streeken, alleen beschermd door zijn zacht
gemoed, zijn vriendelijke, zuiver menschelijke
gezindheid, die geen vijanden maakte omdat
niemand er vijandschap van verwachten kon.
Frans Meyer vend den dood in de groote
rivier, die hem weer terug zou voeren naar
de beschaving, waarvan hij de rotheid zoo
zeer vreesde. Voor hem is de vreede, voor
ons het gemis.
F R E B E R i K VAN EED F. N
[iiriiMimimiim
imimniiiiiiiiiiiiiiiiii
NAAML80ZE VENNOOTSCHAP
HttirdienstvanTetinbyri
DAGELUKSCHE MOTORDIENST
TIBIÏLDDU m UU KIFT
fi«riMNkiwi|. ttdchtiehmor». Fyijttifcl.
VlOt- VCBftA