Historisch Archief 1877-1940
H6. 8148
Zaterdag 24 Augustus
A' 1918
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE GASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SALOMONSON
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
| Prijs per No. f 0.20. Per 3 mnd. f 2.25. Abonn. loopen per jaar | | Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam | [ Advertentiën omslag f 0.40 p. regel, binnenpag. f 0.50 p. regel
INHOUD: Bladz. 1: Draadlooze Verbinding met
Indië, door v. H. Het Ministers-Probleem, door
Spirido. Bnitenl. Overzicht: Peprjn, door dr.
W. G. O. Byvanok. 2: De Kwakzalver, (eekening
van Jordaan. Hoe Aardappels te bewaren voor
'Wmterprovisie, door II. v. d. H. Spreekzaal:
Provinciaal Patiïotiama in Friesland, door mr. J.
de Vrieze. Krekelzang, door J. H.. Speenhoff.
Koloniën: Carel Johan Westenberg f, door M.
Joiutra. 3: Sonnetten, door Adwaita.?Feuilleton:
De Heremiet, door J, Smid. 5: Voor Vrouwen,
(red. Elis. M. Rogge) Der Vrouwen Goed Besluit,
door D. Stigter. Zandgeesten, door Jo Daemen,
De Gegadigden bij de Stenacomité's, door l'\ed.
J. van Uildriks. Van Alles Wat. Het oude
Lied, door A. Hondins. Uit de Natuur, door
Jac. P. Thrjsse. 6: Gerbrand Adriaanszoon
Brcdtrode.door dr. Fred. van Eeden. 7: Financiën
en Economie: De Toename van onze Nederlandsche
Staatsschuld, door J. D. Santilhano. Het jongste
Portret van den Keizer, teekening van George van
Baemdonck. 8: Een Vleugje Haagsohe Wind,
door Ari. Leekenspiegel. Uit het Kladschrift
van Jantje. Een avond in Pompeii, met
teekeningen van Frans Langevald en Er n es t Leyden.
9: De Amerikanen aan het Fransche Front, teeke
ning van Job. Braakensiek. Nieuwe Duitsche
Boeken, door E. H. Boland. Van Fapiernood
gesproken!?Droombeeld, teekening v. G.Dolnaij.
10: Biljartsport, door B. Jan Toorop O jaar,
door Plasschaert.
Bijvoegsel: Bet Bchip -van Staat op de Golven
der Begeeringaloesheid, teekening van Joh.
Braakensiek.
DRAADLOOZE VERBINDING
MET INDI
Dezer dagen ia in de pers een bericht
verschenen, volgens hetwelk de beslissing
omtrent den aanleg van een draadloos
station ten onzent, voor de verbinding
met Indië, door de Regeering genomen
zou zijn; en wel in dien zin, dat de
uitvoering van het geheele werk is op
gedragen aan de Maatschappij
Telefunken te Berlijn.
Het is zeker wel van zér groot ge
wicht, dat hieromtrent nadere inlichting
worde verschaft. Ware het bericht juist,
dan zou het in lijnrechten strijd zijn met
de pertinente voornemens, welke inder
tijd door de Regeering zijn te kennen
gegeven.
De aanleg van een draadloos station
omvat tweeërlei zaak: de eigenlijk ge
zegde radio-telegrafische installatie,
n de ettelijke honderden meters hooge
masten of torens, waaraan de toestellen
moeten worden bevestigd. Van
regeeringswege nu is uitdrukkelijk verklaard,
dat wat ook ten aanzien van de instal
latie mocht worden beslist, in elk ge
val de fabricatie der torens geheel aan
Nederlandsche bedrijven kon en zou
worden gelaten. Deze waren daartoe
ook bereid. Van hoeveel beteekenis
dit is voor onze industrie en ook voor
de arbeidsgelegenheid, die thans toch
reeds zoo afneemt, moge hieruit blijken,
dat van de voor het geheele werk
beiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiitiitiiiiiiiimiiiiitiiiMiiiiiiiiiiiii
Pepijn
Niets meer dan een anecdote, de
allereenvoudigste anecdote l
Ik weet waarlijk niet waarom ik er mij
toezet om haar over te vertellen. Is het om
aan Pépin Ie Bref, den eenigen Pepijn
tot nu toe in de Fransche historie, een
compagnon te geven tot troost in zijn een
zaamheid? Is het om de geniepige zucht
van gelijkhebberij der Duitschers aan de
kaak te stellen? Óf is het om de volharding
te kunnen prijzen van RenéPuaux, zonder
wiens grondig en scherpzinnig onderzoek
in zijn Etudes de la Guerre deze
Pépin in de schaduw zou zijn gebleven
waarvoor het lot hem had bestemd?
Het laatste zal wel de rechte reden wezen.
Of zou het ook kunnen zijn omdat, ondanks
alle nuchterheid van het geval, er zich ten
slotte toch een essentie uit ontwikkelt die
door de sobere fijnheid van haar reuk ons
direct verplaatst in het gezegende gebied
van la douce Franc e?
Ook ia dit opzicht eere aan RenéPuaux:
hij heeft uit het voorval alle charme weten
te halen die er in ligt.
Maar nu het feit!
Tot de propaganda-middelen in de
Vereenigde Staten, die moesten worden beleerd
hoe niet de inval In Belgiëvoor Engeland
de reden was geweest tot den oorlog, maar
reeds van te voren van Engeland uit hulp
aan Frankrijk was gestuurd, tot die
middelen aan Bernstorff, den Duitschen
gezant in Amerika overgeseind, behoorde
ook een bericht uit de Kreuz-Zeitung over
genomen.
Het was de publicatie van een brief
fragment, gedateerd: Saint-Pierre, 5 Aug. 1914,
rekende 5 millioen gulden, niet meer
dan het '/i o a 'A gedeelte voor de eigen
lijke radio-electrische toestellen noodig
zou zijn. Het overige kon dus hier in 't
land blijven en verwerkt worden, en
terecht had dan ook de Minister van
Waterstaat dit standpunt ingenomen.
Het is echter voor wie de zaak nauw
keuriger gevolgd heeft, geen geheim, dat
in deze aangelegenheid van zoo bij uit
stek nationale beteekenis, zeer ingevreten
vreemde invloeden en vreemde belangen
aan het werk zijn geweest... en zijn,
politiek zoowel als commercieel l Dit
geldt óók voor de radio-electrische instal
latie zelve, waarvan Nederlandsche des
kundigen eveneens verklaard hebben,
hier te lande het werk te kunnen klaren.
Moest Telefunken hier per se favoriet
zijn? Sterker nog: zou de fabricage der
masten nu ook in Duitsche handen
moeten zijn geraakt, geheel los van het
Nederlandsche belang?
Naar wat wij in deze zaak hebben
ervaren, schijnt het ons vooralsnog
ongeloofelijk l
Maar kan dan niet gezorgd voor goed
en vertrouwenwekkend bericht?
v. H.
HET MINISTERS-PROBLEEM
Van geachte en in staatsrechtelijke aan
gelegenheden niet zelden nauw betrokken
zijde, die wij tot ons leedwezen niet
anders dan onder eenen schuilnaam gast
vrijheid verleenen kunnen, ontvangen wij
het bijgaande advies in zake de
Regeeringscrisis". Hoewel zij in verscheidene
opzichten weinig van de te dezer plaatse
verkondigde inzichten verschillen, moeten
wij toch, in haar geheel genomen, de mee
ningen van den heer Spirido en den
vorm, waarin hij ze heeft gekleed, uit
sluitend voor zijne persoonlijke rekening
laten.
Ongevraagd Advies in zake de
Regeerings-crisia
Te weinig wordt het hier te lande ge
voeld, hoezeer de vorming van een nieuw
Kabinet nog een bij uitstek gewichtige,
persoonlijke taak medebrengt voor de Ko
ningin. Onder onze vroegere Republiek was
een der voornaamste redenen, waarom het
zonder Stadhouder niet gi»g, deze, dat de
Stadhouder als een der eerste deelen van
zijn taak had het bezetten van de regee
ring". Ook nu nog ware het verkeerd,
wanneer het bezetten van de regeering"
ging beschouwd worden als iets, dat auto
matisch moet plaats hebben, als een soort
rekenkunstig voorstel of een schaakprobleem.
Allen staatsrechtelijke phrasen ten spijt,
komt het in niet geringe mate aan op een
daad van persoonlijk staatkundig beleid van
Hare Majesteit. Natuurlijk zal daarvoor een
bewindsman de verantwoordelijkheid moe
ten kunnen aanvaarden, en is innerlijk ver
band tusschen het parlement en het ge
vormde ministerie een onafwijsbare eisch.
Maar voor de oplossing der crisis moet
Negeschreven door een Franschman, Edouard
Pépin aan zijn zoon, Marcel.
Het luidde:
Van morgen van 7 uren af tot 11 uren
toe is hier de artillerie voorbij gekomen
van de 15e divisie met de recruten; dat alles
vertrekt aan het station van Saint-Aubin
naar Angoulème. Wij onthalen hen zoo goed
als wij kunnen. Wij geven hun fruit en wat
te drinken, zooals w ij het acht dagen
geleden gedaan nebben voor de
Engelsche n."
De Engelschen", zoo is de Duitsche
commentaar van dit schrijven, die van het
station Saint-Aubin uit naar Angoulème
werden gestuurd, zrjn, naar den geheelen
inhoud van den brief te oordeelen,
noodzakelrjksoldaten. Juist die tusschenzin, zonder
eenige bijbedoeling toegevoegd, schenkt aan
de mededeeling een bijzonder merk van
waarheid, en daardoor wordt het uiterst
belangrijke feit bevestigd, dat tegen het eind
van Juli 1914, eer de oorlog was verklaard,
een ontscheping had plaats gehad van
Engelsche troepen in Frankrijk."
RenéPuaux maakt de opmerking dat de
Duitschers wel de gewoonte hebben hun
documenten te vervalschen; maar, voegt hij
er aan toe, hun verbeelding is te zwak om
een document geheel uit het niet te ver
zinnen.
Eerst legde hij zich daarom de vraag voor
of in den brief van den ouden Pépin soms
de maand of het jaar verkeerd was opge
geven; door wiens schuld? of door een
verschrijving? dat kon later worden uit
gemaakt. Hoe zouden echter die vermoedens
hem tot zekerheid brengen? Beter, ofschoon
omslachtiger was het den koninklijken weg
te bewandelen, den, genoemden Pépin uit
te vinden en van hem zelf de geschiedenis
van den brief te vernemen.
Omslachtiger want de Pépins, in Fran
krijk bleken, na onderzoek, talloos te zijn
als het zand der zee, plaatsen die
SaintPlerre heeten waren er 368, en 81 werden
er gevonden die den naam dragen van
SaintAubin. Bleef over als eenig zuiver bepaald
derland toch ook zien naar zijne Koningin.
Het zuiverste inzicht is daarvoor bij geen
anderen hoe ervaren ook, zoo te vinden, zij
mogen Nolens, Colijn, van Leeuwen, Fock
of hoe anders heeten.
Dit klemt te meer, waar onze parlemen
taireverhoudingen langzamerhand verwarder
en onhandzamer worden. Het hooge staat
kundige inzicht, en, ik durf zeggen, de vaste
staatkundige hand van de draagster der
Kroon is daardoor voor 's lands belang nog
meer onmisbaar. Geen verkeerd begrepen
theorie van parlementair constitutionalisme
mag hierop deprimeerend werken. Er bestaat
hier een moment van zeer directe aanraking
tusschen volk en vorst, juist ook in de
meest moderne staatsopvatting genomen.
Deze overwegingen mógen voor den mis
schien wat onge wonen opzet van dit onge
vraagd advies een verklaring zijn. Eene ver
ontschuldiging is niet noodig, want het
wordt gerechtvaardigd door warme bezorgd
heid voor het algemeen belang.
Het is duidelijk dat een alleszins bevre
digende oplossing van de regeeringscrisls
eigenlijk niet te verkrijgen valt. Men kan
de feiten nu eenmaal niet forceeren. En de
feiten zijn wel van dien aard, dat een aan
alle eischen voldoende, werkelijk uitnemend
samengesteld en vruchtbaar werkende ver
antwoordelijke regeering niet kan worden
gevormd. In zooverre zijn alle opdrachten
die thans gegeven worden, vrfj hopeloos.
Men geeft den formateur als het wareeenige
stukken in handen, die niet bij elkaar passen,
en zegt: maak daarvan n geheel.
Wat thans vereischt is, is immers: ten eerste
een parlementair ministerie, en ten tweede:
een bijzonder voortreffelijk ministerie. Deze
twee gaan niet samen. Men begrijpe mij
wel. Ik wil allerminst zeggen, dat onder
onze parlementariërs niet voortreffelijke figu
ren zouden zijn aan te wijzen. Maar mijn
meening is deze, dat door de partij verhou
dingen, die de jongste verkiezingen in de
Tweede Kamer gebracht hebben, een waarlijk
deugdelijk meerderheidsmlnisterie eigenlijk
niet te vormen valt. De rechtsche meerderheid
is daarvoor numeriek te onbeduidend, ja,
zelfs te onzeker. De rechtsche partijen zijn
daarvoor ook onderling te weinig georga
niseerd. Kan men eigenlijk, nu alle drie los
van elkander den verkiezingsstrijd gestreden
hebben, nog wel van ee** rechtsche" meer
derheid spreken, en heeft men ook daar
niet veeleer met drie minderheden te doen?
Veel losser nog is de toestand echter in elk
geval aan den overkant, onder wat men
euphemistisch linkerzijde''i noemt, maar
wat in waarheid weinig anders zijn dan de
tien afgehakte vingers van een linkerhand.
Een parlementair ministerie nu is er alleen
dan, wanneer de regeering wortelt in eene
natuurlijke meerderheid, en tegenover zich
ziet eene natuurlijke oppositie. De groote
beteekenis van een zoodanig kabinet is,
dat het volk daarin zijn bij de verkiezingen
uitgesproken stemming belichaamd ziet, en
dus ook het bewustzijn van verantwoordelijk
zelfbestuur krijgt. Een kunstmatig ge
vormd ministerie kan daaraan nimmer be
antwoorden; vooral niet bij het nieuwe
kiesrecht, waar niet meer op personen ge
stemd wordt. Anders zou men tot nog
regeeringsmannen kunnen kiezen hen, die door
de stembus bewezen hebben 't vertrouwen
iitiiiiiiiiiiiiiiiii
gegeven de aanduiding van de 15e divisie;
maar in geen enkel jaar van den oorlog
was die divisie in Saint-Aubin geweest. Dat
was licht na te gaan.
Er stond dus niets anders op dan aan
alle maires van St. Aubin en van St. Pierre
te schrijven om bericht wanneer artillerie
in den trein was opgenomen en of er een
Pépin in de gemeente was wiens zoon,
Marcel, in het leger diende of had gediend.
Tevens werd aan alle Péplns uit het adres
boek van Parijs de vraag gericht om infor
matie aangaande hun familie in de provincie.
Hoe zou de muur die aan het oog van
stervelingen den waren Pépin onttrok, voor
zulk een aandrang niet zwichten! De moeite
werd beloond.
Er deden zich verschillende Marcels op
om Pepijn den Korte gezelschap te houden,
maar op n hoofd schaarden zich alle
kenteekenen bijeen. Het was een Marcel die
22 Augustus 1914 den dood in Beigiëhad
gevonden en hij behoorde tot een Saint
Pierre waar op 5 September de artillerie
van het 15e regiment infanterie was
doorgetrokken naar het station van St. Aubin.
De dooltocht der Engelschen had dus
einde Augustus 1914 plaats gehad. Niets
vreemds was daaraan, zelf wanneer het
militairen waren geweest. Er moest dus een
vervalsching van het document zijn geweest,
óf een verschrijving van den vader in de
dateering van den brief aan zijn zoon.
Een ander zou zich allicht tevreden hebben
betoond met dit resultaat. Niet alzoo Ren
Puaux. Hij was niet gerust voor hfj den
vader had leeren kennen en had gezien
wat er was overgebleven van de briefwis
seling tusschen vader en zoon.
Dat bracht de gedachte terug tot de eerste
dagen van den oorlog.
Want de eerste brief van Marcel, den zoon,
was 5 Augustus uit Rouaan geschreven op
den dag dat hij, die dienstplichtig daar
in garnizoen lag, naar het groote leger
vertrok. Nog pas had hij zijn verloftijd bij
zijn familie en te huis doorgebracht, en hij
van een groot aantal medeburgers te ge
nieten. Dit is thans uitgesloten.
Het nationale of gemengde ministerie,
waarvan men nu zoo vaak spreekt, zal dus
aan dezen eisch van vruchtbare democratie
evenmin kunnen^voldoen. Toch is er ontzag
lijk veel voor te zeggen, thans de bewinds
lieden uitsluitend om hun bekwaamheid,
inzicht en energie, en om hunne toewijding
aan de algemeene zaak, te kiezen. De
oorlogszorgen dringen dien kant stellig op. Maar
men stelle zich riiet voor, dat ook al werden
zulke ministers dan uit de verschillende poli
tieke partijen gekozen, daarmede aan de
eischen van den parlementairen
regeeringsvorm zou zijn voldaan. Zulke mnisters zouden
wel, ieder door hun fractie, eene meerder
heid kunnen construeeren, maar dit zal
nimmer eene natuurlijke meerderheid zijn,
te weten: eene meerderheid, die werkelijk
uit het volk is voortgekomen. En de oppositie
zal zich nog veel meer deze taak als het ware
zien opgedrongen. Men kan dus een toestand
krijgen, als onlangs tegenover den Dultschen
Rijksdag is ingevoerd, toen men eenige
partijmannen, zooals de heeren Von Payer en
Schiffer, in het ministerie heeft opgenomen.
Doch het is een waan, dat daarmede iets
zou zijn bereikt van de voordeelen der
parlementaire democratie!
Er is dus op het oogenblik te kiezen, of
te deelen. En wanneer men dan de zaken
zoo tegenover elkander stelt, Is onder de ge
geven noodsomstandigheden de vorming van
een nationaal ministerie zeker het meest
gewenscht. De beste mannen". Maar dan
ook de keuze niet beperkt tot parlementaire
of politieke figuren! Dit is toch, naar het
zooeven gezegde, slechts om den schijn te
redden, en een quasi-parlementalreregeeiing
te vormen, die het in waarheid niet is.
Brengt men het offer van den gezonden
parlementairen eisch, en ik tel dit niet
licht, dan kan het ook geheel gebracht.
Men zij er zich dan echter ook wel van
bewust, dat de gezonde democratische ent
wikkeling, die er in ligt wanneer het kie
zersvolk den uitslag zijner stemmingen be
lichaamd kan zien in een
parlementsmeerderheid en in eene verantwoordelijke
regeering alsmede in de oppositie daartegen,
voor den duur van den oorlog wordt prijs
gegeven.
Voor een volk als het onze, toch al po
litiek nog weinig ontwikkeld en weinig van
verantwoordelijkheidsbesef doordrongen, zal
dit op zlchzelve geen geringe schade zijn.
Er zou uit dit dilemma echter slechts nog
nandereuitwegzljn,die een eenvoudigman
slechts aarzelend durf t aan te duiden, omdat
hij daarmede wijst naar een zér ingrijpende,
hoewel volkomen constitutloneele, greep
van het Hoofd van den Staat.
Wie is het, die eigenlijk op het oogenblik
den onbruikbaren parlementairen toestand
geschapen heeft, de onvaste meerderheid,
de versplinterde partijtjes? Wie anders dan
het volk zelf. De regeering moet gevormd
worden naar den uitslag van de verkiezin
gen. Maar zoo die verkiezingen nu een
onbruikbaren uilslag geven! Volkomen te
recht kan de Kroon dus ook thans tot de
Natie zeggen: als gij zulke verkiezingen
houdt, kan ik u niet een regeering geven,
zoo goed als gij en ik die wenschen zouden.
Maar dan rijst de verdere vraag: mag
verwonderde zich dat zijn vader hem niet
in Rouaan was komen vaarwel zeggen.
Misschien kon men hem ook wat geld sturen.
Zaterdag 8 Augustus door de week
was het ruk en het schrijven dat misschien
niet gemakkelijk ging, werd uitgesteld tot den
viijen avond of tot Zondag antwoordde
Edouard Pépin dat de verwarring in de
treinen hem had verhinderd naar Rouaan te
komen. Heeft hij geld gestuurd ? Ik zou het
niet vast durven zeggen; de Normandiërs
zijn niet scheutig. Maar ik hoop het niet
voor den z»on, die den brief niet heeft ge
kregen, waarschijnlijk; maar voor den vader
die zrjn zoon heeft moeten missen. >
Nog twee brieven zijn daarop van Marcel
gekomen, dadelijk door den vader Zondag
23 Augustus beantwoord; daarin was geld
gesloten. Dan Zaterdag, den 29en, schreef
de oude Pépin eenigszins gepiqueerd dat hij
geen bericht kreeg, en verder 5 September,
'n Zaterdag, ongerust en uitvoerig, hoe de
artillerie van het 15e was voorbij gekamen
met een vermelding van de Engelsche auto
mobile voertuigen die 'n vorigen Zondag
materiaal hadden getransporteerd, later heeft
hij nog meer berichten gestuurd, die zijn hem
als onbestelbaar geretourneerd. Maar van de
brieven van 23 en 29 Augustus en van 5
September heeft hij later niet meer gehoord,
ofschoon ze zijn zoon niet meer konden
bereiken.
Het is een doodeenvoudige geschiedenis
van nederige menschen; er is orde in de
vaderliefde, maar evenzeer hartelijkheid, en
er ligt vertrouwen in den wensch van den
zoon, dat hij van zijn vader afscheid had
mogen nemen.
Maar het waren ongeregelde tijden die
eerste dagen van den oorlog. Marcel was
naar de Ardennen gedirigeerd, de brieven
kwamen heel laat aan; een eerste distri
butie voor het bataillon waartoe de jonge
Pépin behoorde, geschiedde 15 Augustus.
Uit het bericht van een anderen soldaat
weet men, hoe blij de troep dien dag was
iets van huis, van Normandië, te hooren.
Al was de brief van Marcel's vader nog
men op 't oogenblik het volk wel aan eenen
dergelijken uitslag houden ? Het kan gerust
gezegd, dat deze verkiezingen, met een
geheel nieuw, onbekend stelsel, een proef
in het wilde, een sprong in het duister zijn
geweest. Van de leiders was niet te ver
wachten, dat zij welbewuste leiding zouden
geven. Van het volk niet, dat het met over
leg zijn gang zou gaan. Er is dan ook bij
de stemming door tal van verwarde om
standigheden Invloed uitgeoefend, en de
verkiezing heeft voor niet weinigen het
karakter van een farce gekregen.
Ik spreek thans niet van kritiek ever het
stelsel. Ik wijs slechts op het ongevormde
van zijn eene eerste toepassing. Men kan wel
zeker zeggen, dat nu reed s de ervaring velen
wijzer heeft gemaakt, en dat nieuwe verkie
zingen rui reeds een geheel anderen, meer
bruikbaren uitslag zouden geven. Er zou door
de politieke organisaties voor meer verant
woordelijke leiding en voor zuiverder voor
lichting worden gezorgd, en de kiezer zou
ook begrijpen, wat hij niet moet doen, om
's lands zaken niet in de war te sturen.
Er zou minder verbrokkeld en minder on
stuimig worden opgetrokken.
Indien dit alles zoo is, ligt er evenwel iets
onbillrjks in, het volk voor de vier jaren,
en wat voor jaren, de dupe van zulke eene
onervaren proefneming te doen zijn, waarbij
het niet nauwkeuriger nagaan kon, waarheen
zij leidde. Voor de samenstelling van de
vertegenwoordiging, en, meer nog, voor de
vorming van het gouvernement zich daar
aan vastgelegd te achten, schijnt de auto
matische theorie te stelselmatig doorgevoerd.
Het zou daarom eigenlijk niet bevreem
dend zijn, nu de regeeringscrlsis een zoo
onbevredigend en onoplosbaar karakter blijkt
te hebben, dat de Koningin hare
landgenooten onder de gegeven omstandigheden
in de gelegenheid meende te moeten stellen,
na de verkregen ervaring aanstonds een
beteren parlementairen grondslag voor de
komende staatkundige jaren te leggen. Dit
zou beteekenen: ontbinding der nieuw ge
kozen kamer en herhaalde verkiezingen. Het
volk kan dan nogmaals spreken, en het z«u
zich hiermede waarschijnlijk beter gediend
rekenen, dan door eene regeeringsformatie,
die altijd óf aan de eene, of aan de andere
zijde gebrekkig moet zijn.
Het ingrijpende van een dusdanig
ontbindingsbesluit en de bezwaren, er aan
verbonden, ontveinst ondergeteekende zich
niet. Maar hij stelt daartegenover, dat in
zaken van staat de teugels soms strak
moeten worden gegrepen, en zeer stellig
in catastrophale tijden als de onze. Hij zou
dus bescheidenlijk en eerbiedig eene nieuwe
kamerontbinding ter overweging willen
voorleggen.
Bestaan de termen daartoe niet, dan is zijn
advies: een los van alle andere voorwaar
den te vormen kabinet van de beste leiders.
SPIRIDO
niet in het paket, de zoon voelde zich toch
opgewekt om naar het ouderlijk huis te
schrijven. Hij vertelde hoe men op weg was
naar België; het viel wel hard om den grond
van Frankrijk te verlaten, maar er bestond
alle hoop daar gauw weer terug te zijn. De
oorlog zou niet lang duren. Twee maanden
ten hoogste, en de zaak was beslecht.
Drie dagen later, nadat men de grens was
overgestoken, en toen er een rustdag werd
gehouden, eer men met den vijand slaags
raakte, schreef hij den laatsten brief, vol
vuur over de dingen die aanstaande waren.
De Belgen onthaalden hen zoo hartelijk,
meldde hij. Duitschers had hij neg niet ge
zien. Nog maar n dagmarsch en men kreeg
contact.
21 Augustus 's avonds ging Roselirs ver
loren dat het regiment had te verdedigen,
De generaal wilde dat het werd hernomen.
Het was in den nacht een offensief zonder
resultaat. Marcel bleef er in.
Dit zegt de briefwisseling; zonder
mooimakerij en des te treffender.
De Duitschers overschreden de Fransche
grens en hebben in September het regiment
teruggedrongen. De papieren van het bureau,
daaronder de onbestelde brieven, zQn toen
waarschijnlijk hun in handen gevallen en
berusten thans in de archieven van het
ministerie van oorlog. Daar vindt men den
kelijk bijeen de drie epistels van vader
Edouard Pépin. Zij zijn in andere handen
gekomen dan van zijn zo*n.
Misschien heeft in verklaarbare zenuw
achtigheid de vader Augustus geschre
ven voor September. Maar uit den
heelen inhoud van den brief" waarop de
Duitsche autoriteiten zich beroepen er
zijn maar 6 regels gepubliceerd van de 21
moest toch duidelijk de rechte datum blijken.
Zij hebben de verleiding niet kunnen weer
staan, de Duitschers, om van een schrijffout
gebruik te maken. Het volk der kritiek weet
waar het haar kan toepassen; en waar het
haar geschikt kan achterwege laten, dat
weet het ook.
W. G C. B ij v A N c K