Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
24 Aug. '18. No. 2148
GERBRAND ADRIAANSZOON
BREDERODE
AMSTERDAMMER
door Dr. FREDERIK VAN EEDEN
Let op die fiere toevoeging Amsterdam
mer". Dat is als het Civis Romanus sum".
Ik ben burger van Amsterdam, wie doet
me wat?
Welk een eigenaardig verschil met thans.
Het Amsterdam van Brederode was maar
een klein steedeke, in vergelijking met de
teegenwoordlge hoofdstad van Nederland,
en een dorpje in vergelijking met de groote
hoofdsteeden van onzen tijd. Maar welk een
trots en een zelfgevoel wist dat steedeke
aan haar burgers te geeven. Kom daar nu
reis om l Stel u voor dat Louis Couperus
op zfjn visite-kaartje liet drukken: Louis
Couperus, Hagenaar. Zelfs Speenhoff zou
niet au serieux genoomen worden als hij
Rotterdammer" achter rijn naam zette. En
toch is Rotterdam een niet minder machtige
koopstad dan Brederode's Amsterdam. Maar
is er op dit tijdstip wel een stad of land
zoo duidelijk centrum of brandpunt van
cultuur als Amsterdam het was in de zeven
tiende eeuw? Zoo, dat de teevoeging Am
sterdammer" iets was als het ontplooyen
van een vlag, aanduiding van een zeekere
beschavings-vorm en machts- vertoon teevens?
Gesteld de Zionisten brachten het eens
zoo ver, dat Jeruzalem weer het centrum
werd van Joodsche cultuur, zou Jacob Israël
de Haan de glorie-rijke vaan Jeruzalemmer"
laten wapperen booven zijn verzen?
Er zijn nog wel poëeten die Amsterdam
liefhebben, zooals Victor Hugo, Parijs lief
had. Zoo een is bij voorbeeld Albert Verwey,
Noordwijker. Maar dat is niet meer de liefde
van Brederode, die deelnam aan het
Amsferdatnsche leeven en de Amsterdamsche
cultuur met zijn heele hart, die het bestaan
in een of ander dorp bulten Amsterdam als
een ballingschap zou gevoelen, en die van
uit Noord w ij k oover Amsterdam zou
spreeken met smartelijk helmwee, zooals Dante
sprak oover Florence.
Wij dichters uit de twintigste eeuw kennen
niet meer die diepe gehechtheid aan een
locale cultuur, die voor ons de beste en de
uiterste zou zijn, en die, in vroeger tijd,
verbannirg maakte tot een zware straf,
soms erger dan de doodstraf. Uit de kleedij
der menschen blijkt al de diepgaande ver
andering. Er was in ons land een tijd, waarin
ieder dorp zfjn locale kleederdracht had, en
nog kan men zien wie uit Marken of
Volendam, uit Bunschoten of Spakenburg, of uit
elk der zeeuwsche dorpen stamt. Maar dat
zijn rudimenten, ooverblijfsels van den ouden
tijd. Geen dorp bedenkt thans iets nieuws
in kleedij, dat zoo aardig is als het oude.
Ja toch, men zal misschien denken aan
het zeer typisch twintigste-eeuwsche
Blaricum. Dat is een jong dorp, en men kan in
de Amsterdamsche Kalverstraat den
Blaricummer onderscheiden aan zijn haardos,
zijn sandalen en zijn sport-hemd. Het zou
ook niet zoo gek zijn als sommige poëeten
zich Blaricummer" noemden.
Maar wat zou dat eigenlijk beteekenen?
De Blaricummer gevoelt in 't geheel geen
bizondere liefde voor dat curieuse Gooische
dorp, waar iedere cultuur-yariant gedoogd
wordt, en zijn aspiraties zijn van dien aard,
dat de naam Blaricummer" eigenlijk be
teekenen zou waereld burger".
Zoo was 't met Breeroo niet. H!j was
tevreeden met zijn Amsterdam, zijn Holland,
liefst niet verder dan een paar mijlen van
huis. Hij zwierf op 't land bij 't hooge
huis van Muyden" en dichte onder de
pruimeboomen van het Muyder slotpark.
En welk een land was dat Holland van
Breeroo's tijd ! Hoe wenschte ik het eens te
kunnen zien, Holland zonder
fabrleks-schoorsteenen, zonder straatwegen, zonder
spoorwegdijken en stations. Ooveral struik en
struweel, ooveral kronkelweegen, de wateren
vlschrfjk, de duinbeeken vloeyend, stukken
oud bosch als jachtterrein gespaard. Niet
geriefelij k, naar ons begrip, dat Holland,
niet Hygiënisch, maar mooi, landelijk, lie
felijk en frisch.
En welke menschen leefden er tijdens
dat korte leeven van den Amsterdammer
poëet!! Daniël Heynsius, Samuel Coster,
Hooft, Starter, Vondel, Tesselscha, waren
zijn tfjdgenooten en vrienden, Hugo de
Groot was pensionaris van Rotterdam,
Rembrandt was een knaap torn Breeroo
stierf, Frans Hals, kort vóór Breeroo
gebooren, ooverleefde hem lang, en welk een
meenlgte van ultsteekende schilders waren
er werksaam in ons kleine landje! Nog
steeds ontdekt men er van weinig bekenden
naam, die thans toch tot de meesters zou
den gerekend worden. Hoe fraai waren de
huisjes en steedekes die men bouwde, hoe
zwierig de kleedij, hoe lustig was het leeven
in die kleine, ommuurde steeden, zoo klein
dat men niet begrijpt hoe er plaats was
voor de ateliers, waar de groote schutters
stukken gemaakt, of de glas-vensters ge
brand werden.
Wat ons vooral treft is de ooveimaat
van Gez»ng. Wie zegt nog dat Frisla non
cantat", dat de Friezen niet zingen? Het
waren toch ook Friezen die met de Hol
landers tafelden en dronken. En het lijkt
soms wel alsof die menschen uit Breeroo's
tijd, behalve schilderen en geschilderd wor
den, niet veel anders deeden als eeten,
drinken en zingen. Ze hebben wat
afgezongen!
En toch hielden ze nog tijd oover om
vlooten van fraai versierde en bevlagde
scheepen te bouwen, om op den wijden
oceaan handel te drijven en te vechten.
Alle liederen van Breeroo, Boertig, amou
reus of aandachtig, zijn bestemd om
geIllustratie uit Bredero's Groot Liedboek
IIIIIIIIIIIJII1IIIIIIIII1II
zongen te worden. En het schijnt wel dat
er een onnoemelijk aantal liedjes algemeen
beker.d waren, zoodat de aanduiding: Stem:
Iets moet ik u Laura vragen" of
Maximilianus de Bossu" of .,Het daghet in den
Oosten" terstond werd verstaan. Maar dan
leest men ook stem als 't begint" hetgeen
zeggen wil dat het liedje nieuw was en op
een eigen melodie gezongen moest worden.
Wat wissel van [leven, wat grooten strijt
heeft hier een Christen Ridder altqt,
Wat aanvechtinge van sinnen
Als hy de Duytrels, de Luypers loos
Moet mannelijk verwinnen."
Maer zijn stantvastlg, moedig hart
en past op wonden, noch op smart
Noch op de helsche krachten
Hij strijt tot dat hij meester wert
van zfjn woeste gedachten"
Dit wisten de Amsterdammers terstond
op muziek te zetten, en iedereen zong
het mee.
Welk een onuitputtelijke schat van liede
ren zijn er in Breero te vinden! Wij trachten
in onzen tijd den volkszang te verbeeteren,
en er verschijnen Lieder-albums, en tal van
componisten zetten verzen van Gezelle, en
ook van onze leevende dichters op muziek.
Maar wat een voorraad ligt daar nog
onontgonnen!! Welk een rijk lieder album
zou er samen te stellen zijn, enkel uit
Breeroo's boertige, erotische en aandachtige
liederen.
En wat mij vooral treft is dit, dat deeze
woorden van Breeroo zoo geschikt zijn om
te zingen. Men denkt in onzen tijd wel, en
niet zonder reeden, dat Dultsch en Fransen
beetere talen zijn om op melodie te zingen,
n Hollandsch meer geschikt is voor decla
matie. Ja, dat geldt voor het moderne
Hollandsche dicht, voor de veizen van Perk en
Boutens. Maar hoor eens hoe het Hollandsch
van Breeroo zich volkoomen leent voor zang.
Ik kan het niet bewijzen, maar ik hoor het:
lek sieje wel, al gae je snel
U In het bosch vertrekken
O maegdekijn, uw klaer aanschijn
en kundy niet bedecken"
Wij kennen dit bekoorlijke liedje gezegd,
maar wie weet nog hoe het gezongen werd?
Wie kent de stem: Hansje snec% datkooren
was" waarop Breeroo het zong?
Waarom hebben wij wel een
Valeriusalbum, en geen modern Breeroo-album, met
muziekale aanduiding van de melodie? Er
zijn toch nog wel historisch geleerde musici,
als Viotta en wijlen Danlel de Lange, die
ons dit kunnen verschaffen.
Breeroo was nog recht de zanger voor
zijn volk, evenals Rabindra Nat h Tagore.
Breeroo was wat ruuwer, wat minder voor
naam, wat platter soms, een echt Amster
dammer volkskind. Maar hij was niet minder
echt en vroom, dande Indische dichter-zanger.
En laat ons eens bedenken, wat deeze
zanger, als volkszanger was voor Holland,
en dan... wat wij nu als volkszang hebben.
Er wordt weer in Holland gezongen. Er
zijn dichter-zangers als Speenhof die
hun eigen liedjes dichten, op muziek zetten
en voordragen, en wier liedjes door het volk
worden oovergenoomen.
Maar toch, men vergelijke eens die lieder
albums voor onze jeugd, voor ons volk, voor
onze soldaten met Breeroo's lleder-boek, als
lectuur. Hoe zal men het verschil aanduiden
zonder onbillijkheid, zonder kwetsing. Laat
mij volstaan met te zeggen dat Breeroo een
waarachtig dichter was, die meesterstukjes
maakte van den eersten rang, niet minder
dan het beste werk van Hooft en Vondel.
Men kent Vondel's Wildzang"
Wat zong het vroolijk vogelkijn"
dat in den boomgaard zat".
Men kent ook Hooft's
Klaere, wat heeft er uw hartje verlijst".
Maar niet minder fijn en dichterlijk is het
schoone lied van Breeroo:
't Sonnetje steeck zijn hoofjen op
en beslaet der Bergen top
met zijn lichjes
wat gesichjes
wat verschietjes verd en flauw
dommelter tusschen 't grau en blauw
i nmmiimiHH iiiiiiiiiimtiiiin
Titelpagina uit Bredero's Groot Liedboek
't Vochtige Beeckje blinkt verciert
't Vrolijk Vinckje tiereliert
op de tackjes
wilt en mackjes
en weer strakjes op een aer
huppeltet met zijn weder-patr".
Zou dit gansene liedje, waarvan ik nu
maar de twee eerste strofen geef, niet ver
dienen alom in ons schoone land bekend
en geliefd te weezen. Breeroo spreekt van
de Bergen, wier top door de opgaande zon
wordt beslagen". Daaraan, en ook aan het
vochtige beeckje" herkent men het
duinlandschap, van het Oosten gezien. De gansche
stemming van een vroegen romermorgen
op weg van Amsterdam naar Haailem ligt
er in, op die onuilipreekelijke wijze, dte
de ware dichter alleen verstaat.
En toch was Bretroo peen poëet vcor
uitgeleezen literaire zielen. Hij was een echt
volkskind, die niet voor ern hartig woordje
schroomde.
Maar welk een ander volk" moet dat
geweest zijn, waarvoor hij zulke liedjes
dichtte, als het vo:k" dat onze bioscopen
bezoekt en onze soldaten-albums noodig
hef f t om tot zingen te koomen.
En dan, Breeroo was, bij al zijn amou
reusheid, een oprecht vroom man.eevenals
Vondel, eeven als Jan Luyken, eeven als
alle groote dichters:
Hij is wel dol, wel sot, wel blind
die iet meer dan zijn God bemind
Het zijn verloren menschen
die oock iet anders wecschen."
Hoor! hoe de zuivere ootmoedige toon,
die Jan Luyken en Guido G -.zeile later dee
den hooren, reeds bij Breeroo te vinden is:
Levendige God! eeuwig, goed en almachtig"
Aanschouwt me lijelQk: mij droeve en neer
slachtig"
en uytgequeelde man, van soberen gestalt"
Gedooght niet dat hem nu de wanhoop
overvalt".
Hoe inriig voelen wij hier de klacht van
de man van sobere gestali", die op zijn
drie en dertigste L-evensjaar helaas
uitgekwetld" was.
Wat had dit ccht-hollandsche genie ons
nog kunnen geeven, zonder die onzalige
sïeede-tocht oover het ijs, van Haarlem naar
Amsterdam, waardoor zijn gezondheid
gebrooken en zijn rijk leeven afgekoit werd.
Ik sprak nog niet oover Breerou's drama
tische arbeid. Als men bedenkt dat hij slechts
33 jaten is geworden dan is zijn vruchtbaar
heid wonderbaarlijk. Zijn tooneel- stukken zfjn
nog niet anders dan kluchten en blijspelen,
waarin hfl de gansche rijkdom van het
hollandsche leeven, in Amst-rdam, wist samen
te dringen. Zij missen nog de groot-drama
tische kwaliteit, zooals van zelve spreekt
bij een zoo jong poëet. Als hij langer ge
let f d had, zou hij zeeker tot machtiger
dramatisch werk gekoomen zijn. Toch ver
dient ook Breeroo's werk op het repertoire
te blijven, en niet alleen voor literaire fijn
proevers. We hebben bij de opvoering door
Heyermans, van de Spaai sche Brabander,
voortriffelijk uitgebeeld door Jan Musch,
gezien hoe Breeroo ook nog een publiek
uit onzen tijd kan boeien.
De uitgave van een bloemlezing uit Bree
roo's liederen is niet noodig, maar wel een
goede herdruk 1). Bijna al zijn liedekens zijn
het herdrukken waard.
Maar dringend noodig is een muziekale
uitgave, waarin voor elk lied de stem" in
noo'enschrift wordt aangegeeven, zoo
moogelijk de oude, door Breeroo zelf bedoelde
melodie, of anders een goede nieuwe com
positie. Een prachtige opgave voor onze
beste componisten.
Dan zou de Amsterdammer onze drooge
harten" nog eens kunnen verheugen.
Illustratie uit Bredcro's Groot Liedboek
1) Zooals er nu juist een verscheenen
is, verzorgd door Dr. I. A. N. Knuttel (S. L,
van Looy) met prenten van Hahn.
H eest eren zuinig op
== Sarpiiatistraat
als BROOD en rookt sigaren wan JOHAN J. BOOT
Amsterdam - Tel. Z. 543B» en Z. 6OVG ==
School voor M. II. L. 0. en Uelsonderwijs.
Ruysdaelkade 3, Amsterdam. Tel. Z. 6607.
Afd. A. Voorbereiding voor H. B. S. 1» klasse en Gymnasium.
B. Onderwijs in de Moderne Talen en Handelscorrespon
dentie, Boekhouden, Handelsrekenen en Stenographi».
., C. Opleiding voor de Hoogere Klasse der H. B. S.,
MachinisWnscholon, Kadettenschool, Techn. School, Diploma
M. U. L. O.
Aanvraag voor prospectus bij den directeur
S. J. VAN DEN HOOFF.
GOOS EN & SWAGERMAN
l PIANO*]
VERHUREN
RUILEN
ORGaS
REPAREERENl
STEMMEN
DEN H\ACi.30EKHORST5TR.149Tm2051!
Weekblad voor Nederland
kost slechts f 2.25 per kwartaal
JOSEF VEDRAL
Uol6DStf.l9deDBaai|,M778S
Beiiipl. SohBiiütch Vioslmiker.
Qroote collectie seet
mooie oude meester-in
strumenten voorhanden.
Agentschap der flrm»
HUI and Sons Londen
Ecnigste, oudste, adres voor de
ócïste Italiaansche Viool- er
Cello snaren.
Franco verzending door geheel
Vedfrland en Indië.
CHEMIGRAFISCHE KUNSTINRICHTING
% DIRK SCHNABEL
AMSTERDAM.
CLICHÉ'S
VOOR ZWART- EN KLEURENDRUK.
ONS NIEUW PROCËDËIS
KOPERDIEPDRUK
Kennisgevingen van i
VERLOVING en
ONDERTROUW.
VISITEKAARTEN,
LUXEPAPIER.
COMPL
MEUBILEERÏf
BEHANG!
IES&DEENIK
B van Mantgem
MUNTPLEIN 9, AMSTERDAM.
ReguiiersgracM
AMSTERDAM
Telefoon 95>J
Vraagt
Catalogus
nOUTriANDEL CN TlMMECrABBIEK .PADOX'
PABK.5TDAAT 57 ICI_ MAAG 2696. . GOAVCNMAQC,
van Werken uit HUIS 202
doorAlb.A.PIasschaerte.a.
in den Modernen Boekhandel"
Kalverstraat 185, A'dam.
VEDPLAATCBACE HOUTEN GEBOUWEN
«uiden per MILLE
prlma
TELEFOON Zuid 5489 en Zuid 6076