Historisch Archief 1877-1940
31 Aug. '18. No. 2149
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
PAVILLON DU VIEUX DOELEN
SCHEVENINGEN
Maaltijden volgens de kaart en tegen vaste prijzen
THÉ-, DINER- EN SOUPER-CONCERT
: AMERICAN DRINKS :
ARTILLERISTISCH TIJDSCHRIFT
ONDER REDACTIE VAN
J. H. Carstens en J. H. Westerveld
Kapiteins der Artillerie
PRMS per jaarg. f 6.50 - Uitgave van Van Holkema & Warendorf, Amit.
DEN HAAG
ROTTERDAM
AMSTERDAM
voedzaam
smakolljk
goxond
STARK'S
'OXYDOL'
(CHLORAS KALICUS TANDPASTA)
45 cent p. Tube,
Naaml. Venn. STARK & Co.
Chemische Fabriek
,,'sDEH HAAG
Opgericht 183O
B.VD.HEIDE
s-araT«l.wtg. Tel. 1150
ARTISTIEKE
Een betrouwbare WEG WIJZER op financieel gebied,
zoowel voor BELEGGING als voor SPECULATIE is het
JtnanrteellieiiiiiB-eniliüottngBblQil,
verschijnende Dinsdag- en Vrijdagavond.
Vraagt gratis-Proefnummers aan de Bureelen:
Oen Haag, Noordeinde 144, (Postbus 84; Telef. Haag 6374).
Amsterdam, Heerengr. 154, ( 420; Centrum 5O6),
UragencDtsprUs per 12 munden: 14.- op goed papier; 12.50 op gewoon Covutpipler.
?V Verbum» l S c.nl pa raracr ui illt tlOSQN n büUK» SKIOIWffflCEHWa Ha It UKi
I MEEREN MODE-ARTIKELEN I
MEUBILEERINB
SPECIALS ONTWÏKPKN
HEERENKLEEDIN6
R.UOQR, Utrecht
[= - HEKRENSTHAAT 12, GltONlNGKN - g
~ TELEFOON 1083 S
coeeeeooo eeeooeeee
| CHAMPAGNE
g Comte de BRIAUCOURT o
o o
G REIMS o
l JOS. 1ACQUES, WIINHANDEL, BREDA i
o o
ooooooooo oooooooo
VILLATERREIN
BOSCH, WEILAND, PARK
TE KOOP AANGEBODEN
gelegen aan de in aanleg zijnde
Electr. Trambaan,
verharde wegen, water enz.
ZEKERE
KAPITAALSVERMEERDERING
Adr.:R.J. Schinmelp.laan 24, Den Haag.
WASSENAAR
PRACHT
SPECULATIE
iiliiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiit nul mum iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiniMiiiii
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMMIIIIIIIIIIIIMIIIHIIIIII
EPAETOGEEN
//
KRACHT.
DAT GEZONDHEID
GEEFT EN
HET KRACHT-PREPA RAAT BIJ UITNEMENDHEID.
VERKRIJGBAAR IN DE. Y^ORNAAMSTE_ APOTHEKEN.
VRAAGT zoo NOOD/G RECHTSTREEKS TOEZENDING
AAN DE E. P. N.V. EXPL. M IJ VOOR
EIWIT PRODUCTEN.
KEIZERSGRACHT 79O, AMSTERDAM.
HET CONCERT
DOOR
MARIE SCHMITZ
Boven de ruischende rfjzlng der boomen
zwierf de dag naar verren einder weg. De
avond spreidde zijn donkerblauwe klaarte.
Zang van wind ging in staite deining door
de kruinen, waar het licbt nog speelde,
weifelend-onzeker. Dieper omlaag stonden
de stammen in bleeke duisternis verloren.
Toen streek, als het langzaam aanzwel
len van golvenzingen, de neurieënde
ruisching van violen door de broze rust en,
strak stijgend tot hooger jubel, vulde het
ganschelijk den tuin met diep-sonoren zang.
Heb lied van den wind in de boomkruinen
was ver en nauw-hoorbaar.
Een goudige gloeiing van ontstoken lam
pen begon nu te schijnen onder de boomen;
langs de stammen stroomde rosse gloed en
aan de onderste takken vingen de blaren
schampende flitsen. De menschen, aan tafel
tjes verspreid, doemden te voorschijn als
onwerkelijke wezens.
TerzQde van de anderen, dicht aan den
rand van den vijver, waarin, diep-verholen,
een zachte klatering murmelde, zaten twee
jorge mannen. Aandacht omhing hen met
roerloosheid en stilte. Over het wezen van
den een, dat bleek was en donker als de
melancholie van violen, was de sereene
rust van den droomer, die in onzienlijke
schoonheden is verloren; het wezen van
den ander, robust en blond, met de schal
lende kleur van den levensbeminner, was
slechts in een luchtige geboeidheld even
verstild. De droomer steunde het hoofd in
de geheven handen en staarde omlaag in
de trillende zwartheid van den vijver een
rossige lichtflits sidderde op een rimpeling
hfl zuchtte diep en langzaam, zonder het
zelf te weten. De blonde, breed en krachtig
op den stoel, die hem te klein leek, wiegde
achterover. Zijn sterke blauwe oogen zagen
rustig rond, tastend speurend, klaar en
onontroerd. Er glimlachte een plezierige zelf
voldaanheid over hem, en tusschen zijn
lippen, die de sigaar omvatten, neuriede hij
zoo zoetjes voor zich heen.
Gelijk een menschelijke stem zong het
koor der violen, met een diepbrulsenden
ondertoon van cello's en bassen. Als een
morgen-klare vreugderoep schalde daarboven
de juichkreet van het koper. Het was als
een enkele stem, In machtig-zwellend rythme
uitzingend, uiljuichend de hoogst-mensche
lijke extase, de goddelijke bevrijding.
Toen, na de opperste jubeling, die, broos
als een kristallen bol uiteenspatte, viel neer
de stilte, die nu van een vreemde
verklaardheid leek doorzongen. Peinzend bleef de
IIIIIIIIIIIIIIIMIIIIII
donkere droomer staren. De blonde, breed
nu voor het tafeltje, nam een slok van zïjn
bier en zag wachtend naar den ander. Toch
sprak hfj nog niet. Hij kende wel diens ge
voeligheid en al leek hem die wel wat over
gevoelig en week, toch wilde hfj, goedig,
hem nu niet hinderen.
Tot deze zelf het hoofd hief en weer
welde onbewust de diepe zucht uit zijn
wezen op en hij naar den ander zag en
diens glimlach ontmoette. Even wendde hij
den blik, maar toen, de oogen vol droom
naar den vriend geheven, zeide hij, zijn
stem van mijmering omfloerst:
«Zou dit niet de hoogste aanbidding zijn?"
De ander zweeg even in llcht-verlegen
aarzeling, niet recht begrijpend. En een
weinig beschroomd vraagde hij:
Hoe meen je dat?"
Ik vraag mij af of dat niet het hoogste
is, dat een mensch kan offeren: zijn ziel,
zijn zelf, met alle smart en vreugde op
dragen aan zijn God, in allerheiligst zelf
verliezen ..."
Weer zweeg de ander even. Toen, als
goedig-vergoelijkend, sprak hij:
Och, je bent zoo'n idealist, jij..."
Waarom?" vroeg de droomer en zijn
oogen waren wijd.
Och..." zei de vriend en hij meende:
met je gelooven aan een god en je gepraat
over een ziel en al die rommel." Maar hij
sprak dit niet hardop en zei alleen maar:
Omdat je nog zoo kinderlijk gelooven
kunt."
Moet men daar een idealist voor zijn?"
Die geen idealist is bewaart immers niet
zijn kinderlijk geloof tegen de werkelijkheid
van het leven l"
Er is een schoener mogelijkheid: dat de
werkelijkheid het kinderlijk geloof bevestigt,
maar anders, op een hooger plan."
Erken nu zelf, dat je een Idealist bent!
Hoe zou je anders een dergelijke bewering
kunnen uitspreken? Ik bekommer me nu
niet zoo heel veel om dat soort dingen, dat
weet je, maar ik heb toch genoeg om me
heen gekeken om te weten, dat het leven
niet opbouwt het geloof der kinderen, maar
wel het afbreekt en vernietigt. En hoe kan
het ook anders? Voor een kind is het wel
mooi en aardig om te gelooven in een
goeien god, een Lieven-Heer met een witten
baard, die voor ze zorgt. Maar als het kind
ouder wordt... nu ja... wat blijft er dan
van over? Het leven gooit al zijn moois
kapot met duizend argumenten l De
werkeiqkheid, de harde werkelijkheid met ziekte en
zonde en honger en allerlei beroerdlgheld!
Daarin is geen plaats meer voor den zorgenden
god van het kind! De werkelijkheid ontkent
immers dat alles!
Nu zat de droomer recht geheven en zijn
oogen, groot en glanzend, staarden strak
in die van den ander.
Je vergist je. De werkelijkheid is er de
hoogste bevestiging van. Maar J5 ziet alleen
de breuk, de verdeeldheid; de eenheid zie je
niet. God is de harmonie der verstrooide
accoorden. God is de verzoenende eenheid
aller dingen. God is bindende liefde!"
Liefde!" zei de blonde en het klonk wat
smalend nu. Daar zie ik anders in de we
reld niet veel van!"
Begrijp het niet verkeerd," zei de ander
haastig, en hecht aan dat woord geen be
grensd begrip. Is dan niet de liefde de
macht, die bindt en samenhoudt, de onder
houdster van het Heelal? Zie die bindende
macht wegvallen... je wereld valt uiteen
tot een zinloozen chaos. Al wat je nu kent,
levende, gaande in eeuwige regelmaat, naar
vaste wet, het ware tot oogenblikkelQke ver
nietiging gedoemd zonder dit, wat hen bindt
en instand houdt, hun wet en regelmaat, de
liefde. Kan je dan niet In dézen zin verstaan,
dat er een God Is, een God van Liefde?*"
Nee," zei de vriend onwillig, dat kan
ik niet."
Nu zwegen beiden en hun zwijgen was
vol onuitgesproken gedachten.
De blonde had zijn bier uitgedronken, en
nam een versche sigaar, die hij met
behagelijke zorgvuldigheid aanstak. Hij wou nog
wel wat antwoorden, maar och, wat gaf het
eigenlijk? Er viel met zulke menschen nu
eenmaal niet te praten. En wat zou hij zich
ook druk maken over niemendal? Dus zweeg
hij maar.
Vanuit den muziekkoepel kwam nu op
nieuw de deinende aangolving van melodie.
Er was een droomerig mediteeren in het
geneurie der violen, als een zinging van
onbewust geluk. Maar stijgend hief zich
hun trillende stem naar lich'ere hoogten
van vreugde. Daar schoot omhoog uit hun
goud-klare gol«ing de opvlamming van het
kopergeschal. Van een donker-purperen wee
moed was de zingende klacht der cello's.
Nu legde de droomer de hand op de hand
van den vriend.
Luister," zeide hij met diepe stem, nu
kan je hopren hoe God is."
Door zijn nerveuse vingers trok een sidde
ring, extase brandde in de diepten van zijn
oogen. Zwijgend, zijns ondanks geboeid,
staarde de vriend hem aan.
Hoor wat er wordt uit den chaos. De
smart en de zonde zingen hun donkeren
zang, die opwelt uit de diepte. Hoor je de
stem van het schreiend verlangen? En de
bevende trilling van de hoop? Maar daar
boven juicht de zekerheid van de vreugde
in het licht. Het is een baaierd, een wilde
verwarring, het is de verscheuring van de
ziel." Hij zweeg even. Het viel niet meer
uit te maken of zijn woorden den diepen zin
der muziek verklaren wilden, dan wel of de
muziek slechts de begeleiding was van de
extase, 'die in zijn trillende woorden brandde.
Maar hoor! Een stille macht grijpt hen
alle tezamen en voegt hen tot een eenheid.
Hoor, hoe zij alle golven In hetzelfde rythme,
hoe zij samenstroomen in n harteklop als
lllliliiiiiiiiiliimiiilill
HlmlIIIIIIIIIMIll III
Koninklijk
Begeer
het bloed van hst menschenhart. Dat is de
binding der tegendeelen, dat is de harmonie.
Dat is dat eene, onuitsprekelijke, dat maakt
van de ledige verwarring de heerlijke zin
volle schoonheid. Dat is God! En zóó is
God in de wereld, in het leven. Maar je
ziet God niet meer, omdat je Hem altoos
ziet, omdat je dit zoo gewoon vindt, dat
je Zijn aanwezigheid niet meer bespeurt."
Hij zweeg en ademde diep. De ander zag
hem roerloos aan en wilde wel spreken,
maar kon niet.
De wereld zonder God! Dat ware ver
rotting en ontbinding, onzin, waanzin! Je
zult God zien en weten in de wereld Zijn
verzoenende aanwezigheid Maar dan zal je
rst de wereld moeten zien zonder God!"
De blonde zat op zijn stoel, strak en
zwijgend; zijn sigaar was uitgegaan. Hij
zag om zich heen in de
goudlicht-doorvloeide tuindonkerte, waar de luisterende
menschen zaten. Het was alles zoo rustig
en gewoon. Nonsens," zei hij bij zichzelf.
En nog eens, nadrukkelijker, herhaalde hij:
Nonsens!" Maar er was een schuwe vrees
in zijn oogen.
Over zich zag hij den droomer, in zijn
gepeins verloren.
Als een gierende gil snerpte plotseling
de kreet van hetgroenvalschekoper;schelle
fluitklanken priemden als mesprikken. Het
warrig gejoel der violen kwam aanwaaien
als een weeëwalm.
De blonde schoof met een ruk zijn stoel
een eind terug, alsof het hem eensklaps
benauwde zoo dicht aan de tafel te zitten;
hij strekte de hand uit met een wijd gebaar
van verruiming zoeken en zag, hoe de tril
lende staak, die zijn arm was, met redelooze
vaart ver vooruit schoof tusschen de stam
men der boomen door, waar hij de menschen
zag in een donkere dooreenwarreling van
bruin en bloedrood. Een onberedeneerde
drang deed hem opstaan. Hij ging bewe
gingloos, schuif-glijdend tusschen de boo
men door, wier bladeren veegden langs zijn
hoofd. Een dreigende gonzing was over hem.
Toen eensklaps vóór hem: de man, klein,
als een gedrochtelijke afzichtelijke dwerg
en toch zag hij zijn hoofd tot in de takken
der boomen reiken. O, zijn bloederig gezicht,
waaruit de oogen puilden! De
grijns-verwrongen mond was een luiende wonde. Heb
jij de bloedroode bloemen van de maan ge
plukt? Ha, ha, ha! Jij! Ze liggen nou alle
maal in den vijver te rotten! Ze stinken!"
Hij werd zich bewust van een mateloos
verlangen, dat hem doorgierde, om dien
man te vernietigen. Hij greep hem, wrong
de vingors om den blauw-gezwollen strot,
trillend van sidderend-hevig genot en
walgenden afkeer beide. Terwijl stond hij roer
loos en vreemd-onbewogen te aanschouwen,
hoe dat andere van hem, dat toch hijzelf
was, fle daad bedreef. Maar het begrip daar
over ontzonk hem.
Hij dreef verder tusschen de boomen;als
hij de handen uitstrekte naar de stammen
om den steun van hun vastheid, kraakten
die onder zijn vingers ineen, maar hij voelde
niets. Een vreeselijke stank sloeg als een
verstikkende walm om hem heen.
Een groote zwartheid groeide in hem als
een wijdgesperde leegte. En daarin laaide
als een brandende vernieling de angst. Het
gilde door hem henen, hij kromp en wrong
en kronkelde in stuipenden angst. En hij
schreeuwde, hij sperde den mond tot een
schreeuw, die de wereld omvamen moest.
Het eigen geluid doorscheurde hem, toch
wist hij zijn keel gesloten en stom.
Nu zag hij de menigte, die om hem was,
een hoop krioelende mieren, die over elkaar
heen liepen, tuimelden, elkaar verslonden,
een walgelijke hoop. De kreten uit hun
duizend kelen waren als een stem van dui
zendvoudige verschrikking. Maar het was
een beweginglooze klomp, star en stil,Een
oude vrouw strompelde voor hem uit, ze
leek duizend jaren, hij zag haar ineenschrom
pelen. Hij meende, dat hij haar iets gevraagd
had, maar wist niet wat, en zij zeide hem
en haar stem kwam van werelden ver Het
middelpunt is weg... nu valt alles. Hoog
is laag en klein is groot. En waar ben j (j
zelf? Alle wet is weg. Kom!" Hij zag nu
alleen nog haar aangezicht, groot bleek-groen
lichtend; het dreef achter de boomen, ver
vullend de hemelen. Maar het was de maan,
die daar hing, een. giftig monster. Hij rook
er den geur van, een verpestenden groenen
walm. En het brandde als wit vuur, het
brandde! Hij hief de handen naar het ge
zicht tegen de schroeiende hitte. Maar toen
M'55 QLRNCHE
ClCRRETTES
hij ze bij zijn oogen bracht zag hij, dat ze
doorschijnend waren en ver van hem weg.
Wat was die donder van geluid, die over
zijn ooren viel? Hij hief de oogen, met hen
hief zich zijn lichaam. Weg was de aarde
van onder zijn voeten. Ruimte was om hem,
ijzigheid, wit als vloeiend vuur, bloedrood
doorschoten. Hij voelde zich nemen door
de tuimeling d?r wentelende luchten, on
eindige verten in. Heelals wijdst wijkende
grenzen bogen voor hem uit. Maar donde
ring op dondering overstortte hem, den
adem zuigend uit zijn lijf, zinverblindend,
dondering van vuur-gelijk licht, dondering
van stortend, barstend geluid van vernieti
ging. Wijdheid, wijdheid om hem, verstik
kende, vermorzelende wijdheid. En hij wist
zich deze wijdheid vullen van einde tot
einde, en hij wist zich In deze wijdheid
klein, niets... Toen reet opperste angst hem
uiteen, verscheurend en hij wierp zich om,
wentelend als een dier voor zijn dooder en
hij voelde zich vallen in het vuurlicht, in
den groen-giftigen, lichtenden walm, als een
zwarte vlek...
En steunde uit de donkerten van zijn
stervensbange ziel:
O God! O mijn God..."
De violen neurieden een teedere medita
tie, blank verglijdend ah een zomerdag naar
avondlijken vrede. Sterker ruischte winefzang
door de deining der blaren. Het was een
lavende streeling weldoend en de blonde,
onbewegelijk, luisterde ernaar, zooals eep
genezend kind stillekens luistert naar de
ver-vage muziek van een orgel in de straat.
Toen, stilaan, probeerde hij te bewegen zijn
lichaam, dat was als verstramd. Hij voelde
hoe zijn gezicht, in strakheid vertrokken,
droop van zweet en hoe zijn ledematen kil
als dood waren. Maar zachtkens, zachtkens
aan kwam een wondere weldadigheid hem
warm doorvloeien, hij voelde zich
volstroornen van een zoetheid, waarvoor hij geen
naam had. Hij wiste zich het gelaat af, sloot
de oogen. En achter de gezonken leden
brandden de tranen zoo warm en mild.
Toen zag hij rond zich.
Hoe goed, hoe goed was alles!
Het goudig-warme licht der lampen langs
de boomen, over de paden, om de menschen!
Wat zaten ze daar goed en vredig! Het
kiezel knerpte onder schreden met zoo
zachtintiem geluid! En de muziek, als een warme
innigheid hen allen omvloelende! O, en de
rulsching in de boomen en de
sterrenflonkering, ver achter de blaren, zoo goed
en vroom in den nacht! En de vriend over
hem, in zijn schoone mijmering verloren,
hoe zacht en innig was de mildheid 'van
zijn aangezicht! Ja, hij had hem wel zeer
Hef! Ach, hij had alles lief, heel deze zoet
heid en mildheid, die hem behoorde, waar
hij n mee was! En zijn wezen deinde en
zong in de overstelping van deze vreugde.
Maar wat was dan toch dit vreemde, dat
een glans van geluk spreidde over alle dingen
en zijn ziel bewoog tot zoo wonderlijke
ontroering? Geen bewust begrip was er in
hem, maar zijn wezen was vervuld van het
eindeloos-zalig weten van het goed-zijn aller
dingen, vervuld van het heilig besef van
saamhoorigheid met het al, waarmee, in
eenzelfde goddelijk rythme, zijn eigen wezen
zich bewoog_.
O, had hij dit alles dan immer bezeten
en het nooit gekend, deze liefde, deze over
weldiging van geluk? Vanwaar was het, dat
dit levenbrengend licht over alles uitstraalde,
ais hadden nu alle dingen zirl en zin ge
kregen?
Maar hij kon daarover niet tot klaarheid
komen en zocht dit ook niet. Hij was als
nieuw geworden, al het oude was verneveld
en vergaan. Een eindelooze vrede was over
hern. Hij wist alleen nog maar dit eene, en
zijn ziel gaf zich in offering en ontvangen
beide, zijn ziel verloor zich en herwon zich
voor immer, dat hij voor altijd had aan
schouwd de wezenlijkheid van dit aller
heerlijkste.
Levensverzekering Maatschappij
HAARLEM"
Wilsonsplein 11
DE VOORDEELIGSTE TARIEVEN