Historisch Archief 1877-1940
31 Aug. 't8. No. 2149
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
11 l l 1 i f f i » C M ,
Moderne Landhuizen
Het klinkt als een sprookje:
Er was een machtig heer, man van initiatief,
van groote ondernemingsgeest, van vooruit
strevende begrippen. Hij had hooge idealen,
een open oog voor kunst en zocht deze aan
te moedigen, waar het hem mogelijk was.
Op zekeren dag rijpte in hem een plan.
Hij wilde in Nederland bekend maken de
nieuwe vormen, nieuwe wendingen in de
kunst.
Hij 'riep zijn vazallen en overlegde met
hen, dagen, weken lang, want zij opperden
vele bezwaren.
Maar de machtige heer was er doof voor,
hij peinsde en zon tot ze alle waren over
wonnen. Hij wilde zijn luchtkasteelen ver
wezenlijken en zijn land dienen door het in
de kunst niet te doen achterstaan bij
de naburige rijken, die daaraan veel ten
offer 'brachten. Zijn idealen golden de
nieuwste scheppingen in de architectuur.
Toen hij in den naargeestigen winter alles
nogmaals had overwogen en het voorjaar
werd, riep h| wederom zijn vazallen bijeen
en zelde:
Mijn besluit is genomen, ge hebt er u
aan te onderwerpen. Gaat uit en zoek mij
jonge, flink-onderlegde bouwmeesters. Neem,
naast hen, ook de vrouw op, want de vrouw
kan in het bouwvak de gelijke zijn van den
man. Zeg hen allen dat zij in het schilder
achtige Bergen-Binnen kunnen bouwen,
geheel naar hun opvatting, geheel naar hun
wensen. Geen enkele belemmering mag hen
in den weg staan. Zfj moeten den volke
doen zien, wat de moderne architectuur
beduidt, wat daarin in wezen en vorm te
bereiken valt, indien zij zich los van eenigen
dwang, vrij kan uiten."
De vazallen haalden de schouders op,
bogen, en beraadslaagden aan wie zij
deze boodschap van hun heer zouden
overbrengen en waar zij de vrouw zouden
vinden, om in den wedstrijd van schoonheid
en praktjjk mede te dingen.
En ziet zij vonden vier jonge mannen en
een jonge vrouw, die de opdracht gaarne
aanvaardden en in stilte den machtigen heer
zegenden om zijn edel aanbod.
't Is in den nazomer, de huizen zijn vol
tooid, het zijn er zeventien in getal, daarbij
zijn twee gebouwd door een vrouw. Aan
enkele wordt nog door de schilders van
binnen de laatste hand gelegd.
Zij bieden een groote verscheidenheid
In lijnen en vormen, bij eenheid van begrip
en richting.
Op 't eerste oogenblik, vrijwel onverwachts
staande vóór den ingang van het Park
Meerwijk, het terrein van den nieuwen
bouw, doen de massale steenkolossen wat
machtig, ongewoon aan. Maar evenals het
oor moet geoefend zijn om te kunnen ge
nieten van de moderne composities van
Rlchard Strauss, Manier e.a., zoo moet ons
oog leeren waardeeren het breken met den
conventioneelen bouw van de laatste jaren.
Als wij het park niet terstond intreden
doch den Meerweg oploopen, komen wij
reeds onder de bekoring van deze moderne
architectuur. De rieten dakbedekking steekt
links en rechts zacht glooiend, in breede
golvende lijnen of grilligen puntvorm
tegen het rein-blauwe uitspansel en het
groen der boomen af.
Schilderachtig is deze aanblik l Wij staan
daar vóór den drieledigen woningbouw van
den architect P. L. Kramer. Wij zien de
bloemen die thans reeds in de decoratie
van den bouw zijn opgenomen, en de fleurige
bloembakken aan den Ingang van den voor
tuin, die zijn als een vriendelijke welkomst
groet voor den binnentredenden. En wij
denken ons, hoe idyllisch dit bouwcomplex
zal zijn als over eenige jaren clematis,
convolvulus en wingerd, het te harde aan
den baksteen ontneemt en de tuin zal zijn
n weelde van kleuren en geuren. Het
dichterlijk onder 't loof verscholen tuinhuis
Tyltyl, rustig verblijf op den heeten
zomerdag, is ons zeer sympathiek.
Thans hebben wij ons aangepast aan
het nieuwe.
De zeventien huizen in het park zijn alle
verschillend. Eenmaal met dezen bouwtrant
TEUNISBLOEM
lederen avond, kort voor zonsondergang,
springen de knoppen van de Teunisbloemen
open, met meer of minder energie, al naar
den toestand van het weer en maar zelden
met een geruisen, zoo sterk, dat daarom de
plant den naam van nachtflapper zou ver
dienen. Het komt er maar op aan, of de
kelkslippen met hun top lang genoeg
samenkleven, om dan ten slotte plotseling te be
zwijken voor den drang der zwellende
kroonbladeren. Zijn ze eenmaal uit elkaar
geperst, dan zwaaien ze vrij snel om door
een hoek van bijna honderdtachtig graden,
tot ze vlak tegen de kelkbuls komen te lig
gen en dat ziet er dan heel vlug uit. Tegelijk
ontplooien de kroonbladeren zich tot ze met
hun vieren in n plat vlak komen te liggen.
Bij de gewone Teunlsbloem gaan ze in den
regel nog wat verder, zoodat zij ook
eenigszlns teruggeslagen komen te liggen, bij de
kleine Teunls, die muricata heet en bij de
groote Lamarckiana gaan ze niet zoo ver.
Alle drie de soorten groeien hter op ver
schillende plaatsen bij elkaar. Op het stations
emplacement van Orerveen hebben wij er
nog een vierde bij, de zwavelgele
Teunisbloem, die heeft in den avondschemer de
helderste bloemen, zoowat net de tint van
de voorjaars-primula. Die leert je meteen
goed begrijpen, waarom de Amerikanen deze
bloemen allemaal evenlng primrose" heb
ben genoemd.
Er zit nog meer beweging in die bloemen,
maar daar wordt in den regel weinig op
gelet. Ze zijn regelmatig van vorm en de
acht meeldraden staan dan ook aanvankelijk
heel correct In een dubbelen vierhoek. Maar
Huize Meezennest Margaret Kropholler, Architecte
vertrouwd geraakt, staat elk huis daar vóór
ons als het karakterbeeld van den bouwmeester,
hier aan geen enkele opdracht voor
buitenof binnen architectuur gebonden.
Stoer en kloek verrijzen de ietwat
bultennissige gebouwen van den architect J. F.
Staal. Vroolfjk en levendig van kleurtonen,
het minst in de uitersten van de nieuwe
richting vervallend, doet het dubbele woon
huis van G. F. La Croix. Recht .gezellig"
(vergeef mij dit vrouwenwoord) doen de
huizen aan van C. J. Blaauw met de steenen
onder- en houten bovenbouw. Huizen van
rust en vrede zijn die van P. L. Kramer,
die daar liggen in 't licht van de opgaande
en ondergaande zon. Idyllisch zijn de
landhulzen van Margaret Kropholler, waar de
vrouwenhand de praktijk nooit uit het oog
verloor en zelfs de vogelen gelegenheid geeft
in den bouw veilig hun takken-nestje te
spreiden.
Zoo staan daar dan de huizen, en reeds
over eenige weken wellicht, is het de huls
vrouw die aan den binnenbouw de
groetste charme moet geven.
Zij heeft te kiezen tusschen groote, rus
tige vertrekken, waar tal van genoeglijke
p raat hoek j es te vormen zijn, waar een aan
tal meubelen een plaats kunnen vinden, en
kleiner Intiemer interieurs die als 't ware
zich zelf meubelen en slechts het
hoognoodige zomer-ameublement vragen.
Schier in alle huizen vindt zij
vroolijkzonnige halls, kleurige tegels, een sfeer van
reinheid en waarheid, een frlsch-moderne
indeeling die zelfs het kleinste hoekje nuttig
weet aan te wenden. Warm plekt het zon
licht op wanden en vloeren door de glas
in loodramen met hun sterk paars, rood,
geel, groen. Overal dringen lucht en licht
in overvloed door de meest verrassende
raamvormen, gansene glaswanden soms, die
links en rechts den blik door 't park gunnen.
Bij den bouw der huizen is door alle
architecten in de eerste plaats rekening ge
houden met den zonnestand, warmte en
geluk aanbrengend aan het huls dat wordt
bestraalt. Doch de huisvrouw vermag meer;
zij kan de zonnestralsn binnenshuis vast
houden, zoodat als de grauwe donkere
wolken het blijde licht onderscheppen, haar
woning toch straalt van zonne-vriendelijkheid
en warmte.
Dat vermag de vrouw te bereiken door
de inrichting en... wellicht door iets meer.
De vier architecten hadden in hun midden
n vrouw, Margaret Kropholler. Zij gaf
haar eerste architectonisch werk.
Toen wij op den schoonen zomerdag
geruimen 3tijd in Bergen vertoefden, trof het
ons, hoe de bouwmeesters de vrouw in hun
midden waardeerden, hoe zij haar geheel
als huns gelijke beschouwden, haar werk
hooghielden en waar het kon naar voren
brachten. Een zóó kameraadschappelQke,
elkaar tegemoetkomende omgang ontmoet
men als werkende vrouw niet altijd. Mej.
Kropholler zal dit zeker op prijs stellen, want
het stelt haar in staat, haar gaven en ge
dachten geheel te ontplooien, in het rustige
gevoel, dat zij waar het noodig is op colle
giale steun en vriendschap kan rekenen.
De fraaie bouquet wit-rose rozen haar,
nu den bouw voleindigd is, met een warm
imiiniiiiiMijjiHiiiiiiiimiimiiiiiiuiiHiiiiiMiiniiMiiiiimMiiiiiimiMiiM
als de bloem opengaat lijken ook zij te zwich
ten en te zwaaien, zoodat zij komen te staan
in een boog die naar boven open is. De
helmknoppen kiijgen daarbij een horizontalen
stand en vormen een soort van rooster,
waarlangs het lichaam van de vlinders moet
strijken, wanneer zij de bloem bezoeken.
Dezen stand van helmknoppen treft ge aan
bij veel bloemen, die het van de nachtvlinders
moeten hebben, zie maar eens naar de
kamperfoelie en de mooie groote goudlelie.
En evenals die bloemen, lokt onze
Teunisbloem ook zijn gasten door een zoeten
doordringenden geur.
Intusschen helpt dat hier niet veel. Ik heb
wel uren doorgebracht aan de helling vol
lichtende bloemen, zonder dat er een vlinder
kwam opdagen. Eindelijk eens een enkele
zwaluwstaart of ook een paar gamma-uiltjes,
maar lang niet het gedrang, dat ge zoudt
verwachten en waarvan ge op gunstige
avonden getuige kunt zijn bij de kamper
foelie-bloemen. Het is alsof onze vlinders
deze bloem nog niet begrijpen, al is zij dan
ook al meer dan tweehonderd jaar geleden
in onze tuinen ingevoerd, om van daar uit
te verwilderen.
Als het dag wordt, dan komen wel de
vlQtige hommels opdagen en de honigbij,
die van alle markten thuis is
enwatzweefvliegen, maar dat heeft toch maar weinig
te beduiden en zoowat altijd zet deze plant
vrucht door zelf bestuiving. In zijn vaderland
echter komt als trouwe gast een zeer prachtig
uiltje de bloemen bestuiven als het honig
haalt uit den langen kelkhuis. Ook legt het
zij a eitjes aan de jonge vruchtdoozen, die
dan verorberd worden door het rupsje, dat
er veilig smullen kan, beveiligd door zijn
kleur en vorm, die precies met die
vruchtdoos harmonieeren, 't Kan zonder schade
gebeuren, want, zooals ge eiken dag kunt
zien, die Teunisbloemen maken een over
vloed van vruchten.
Met dat al hebben onze Teunisbloemen
het hier maar half zoo aardig als in Amerika,
doch dat neemt niet weg, dat ze hier toch
woord door de architecten aangeboden, zeide
meer, dan een ofh'cieele bloemenhulde ge
woonlijk doet.
De landhuizen in het Park Meerwijk zijn
tot 15 September te bezichtigen. De
nazomer brengt nog mooie dagen. Wij raden
allen aan, een tochtje naar Bergen-Binnen
te ondernemen.
ELI s. M. ROGGE
Het Dienstboden-vraagstuk
Het Dienstboden-vraagstuk is zeer
oudZoolang er menschen geweest zijn die zich
de weelde van een dienstbode-houden kon
den veroorlooven, is dit vraagstuk alreeds
een onderwerp van gesprek geweest bij thee
en andere visite's.
De klachten over het getob met de meer
bepaald vrouwelijke dienstbaren gaan
van 't eene geslacht op het andere over
evenals de spreekwoorden de zedelessen en
sprookjes. Men kan ze alle dagen hooren,
nagenoeg dezelfde klachten als men vinden
kan bij onze blijspeldichters.
In de zeer talrijke maar door nagenoeg
niemand gelezen blijspelen en kluchten waar
mede onze vaderen zich amuseerden maar
die wij thans voor een groot deel nog al
taai vinden, zijn de kibbelpartijen tusschen
de juffrouwen, die thans mevrouwen zijn
geworden, daar wij in een democratischen
tijd leven en een algemeene
standsverhooging heeft plaats gehad, even talrijk als
boosaardig. De meid is lui; de meid is on
zindelijk; de meid is brutaal; de meid
pronkt zich op, zoodat je niet weet of, je
ze voor de meld of de juffer houden zult,
zooals een poëet zegt. Het komt dikwijls tot
scheldwoorden en soms tot vechtpartijen.
Want onder de meisjes waren zeer strijd
bare jonkvrouwen en de alwetende geschie
denis maakte zelfs gewag van een geregeld
duel tusschen twee dienstmeisjes van den
deftigen Amsterdammer mr. Hendrik Hooft,
in 1742. Oorzaak: een kermisvrijer. De een
vocht met een broodmes en de andere met
mijnheers degen, en zij takelden elkander
zötoe, dat er een geweldig standje ont
stond. Toen kwam de politie een weinig
laat als wel meer, en nam de duelleerende
schoonen gevangen, zoodat zij geen kermis
konden houden en bijgevolg geen van bei
den den vrijer kreeg.
Het was niet zeldzaam in die dagen, dat
' politie en de justitie" zich bemoeien moes
ten met hooggaande twisten tusschen de
juffrouw en de meid. Dan gebood de juf
frouw de meld, te vertrekken en deze ging
niet, of maakte zooveel misbaar, dat de
buurt samen liep, om het standje te genie
ten zoo zijn de menschen. En dan moes
ten soms geen mindere mogendheden dan
Gecommitteerde Raden der Edelmogende
heeren van Holland en West-Vriesland" zich
occupeeren" met de zaak.
Zij waren zooals bekend is, niet mak en
decreteerden in zulk een geval, dat het
allen heeren meesters en vrouwen zal vrij
staan, hunne dienstboden niet alleen op
ordinaire en gebruikelijke tijden, maar ook
binnentijds de huur op te zeggen, mits
gsreedelijk aan dezelve betalende hun loon
tot hooge eere zijn gekomen. Iedereen weet
toch, dat prof. Hugo de Vries door zijn
proefnemingen en waarnemingen op groote
schaal aan deze Teunisbloemen gekomen is
tot zijn mutatie-theorie. Uit een zaaisel van
groote Teunisbloemen, afkomstig van een
braakliggend aardappelveldje van jhr. Six
onder 's-Graveland, kweekte hij jaren achter
een met groote zorgvuldigheid en berekening
duizenden en duizenden planten, waaronder
hij nieuwe vormen aantrof, die bij uitzaaiing
konstant bleken te ztjn en dus als nieuwe
soorten konden worden beschouwd. In de
eerste jaren van onze eeuw verscheen zijn
beroemd werk Die Muthationstheorie" een
Huize Boschkant C. J. Blaauw, Architect
Groote Teunisbloem bezig te ontluiken
tot den dag van de opzegging en vertrek
toe, en verder niet. En zullen de dienstboden
gehouden zijn, zonder daarentegen eenig
getier of geraas te maken, aanstonds te
vertrekken, en hun goed en gereedschap
mede te nemen, hetgeen ook de heeren,
meesters of vrouwen zullen gehouden zijn,
hun Heden te laten velgen. En ingeval zoo
danige dienstboden zich daarentegen onwil
lig of kwaadaardig zouden aanstellen, zullen
de heeren meesters en vrouwen vermogen,
zoodanige dienstbode door een van 's Heeren
dienaars ten huize te doen uitleiden, zullen
de ook zoodanige wrevelige en weerspan
nige dienstboden, verder naar gelegenheid
van zaken, deswegens worden gecorrigeerd
en gestraft."
PAULINE NOYON-WAESDORP
Mijn Kind
Lief kindje klein, lief kindje mijn,
Nu zijt ge een heel groot rnensch,
Maar waart gij zes maal grooter nog
Ge bleeft mijn kindje toch!
Ik straf niet meer, ik leid niet meer,
Ik heb u enkel lief.
Brengt gij mij schand, brengt gij mij eer,
Mijn kind blijft ge als weleer.
Ik houd van u als kindje mijn,
Maar waart ge een vreemde mij
Dat ik ook d£n u minnen moest
Dat maakt mi] trotsch en blij.
HANNA VAN LINGEN
Over Boeken en Tijdschriften
Wij ontvingen ter bespreking drie Nieuwe
Speelliedjes van Hendrika van Tussen
broek. (Uitg. J. A. H. Wagenaar, Utrecht.)
't Zijn frissche liedjes, het
piano-accompagnement ligt binnen het bereik van
eerstbeglnnenden, en de zang... nu die zal er bij
de kinderen wel terstond inslaan, want 't zijn
vroolijke wijzen, in cadans geheel verband
houdend met het spel. Bruidsvaart in de
sneeuw;" De Sneeuw man;" en Het
Eenderhoedstertje" zullen veel vermaak brengen
In menig gezin. De handleiding voor het
spelen der liedjes vindt men bij de muziek.
In Mei 1918 werd te Utrecht de vergadering
gehouden van het Comitétot bevorde
ring van het onderwijs in Kinderverzorging
en opvoeding, waarin werd vastgesteld een
rapport met leerplannen voor zoo
ver het betreft het onderwijs in kin
derverzorging en opvoeding aan
jonge meisjes en moeders en de
wenschelijk geachte reorganisatie van het
lager, voortgezet lager, en herhalingson
der w ij s.
Dit rapport is thans in druk verschenen.
Er werden aan toegevoegd n Nota van
mej. Ida Heflermans Wa_t er te doen is om
in opvoeding en onderwijs meer de vrouwe
lijke psyche tot haar recht te doen komen"
en n Nota van mevr. M. G. Muller?Lulofs
besprekend de maatregelen die zouden moe
ten worden genomen om het onderwijs ook
mijlpaal in de geschiedenis der evolutieleer.
Het spreekt vanzelf, dat deze theorie al
spoedig werd bestreden en die strijd woedt
nog voort tot groot voordeel van de weten
schap. Al spoedig werd betwijfeld of de
verwilderde sierplant wel een zuivere soort
zou zijn en het werd zeer waarschijnlijk ge
acht, dat men te doen had met een bastaard,
die in zijn nakomelingschap doodeenvoudig
de eigenschappen van vermoedelijke
stamouders in verschillende combinaties weer te
voorschijn zou brengen. Heel Amerika werd
doorzocht om de zuivere, wilde Lamarckiana
te ontdekken, maar met zekerheid werd die
niet gevonden. En verscheidene onderzoekers
gingen Teunisbloemen kweeken en kweeken
ze nog, want men is nog ver van de beslissing.
Wij hebben thans in ons land een drietal
belangrijke Teunisbloemtuinen: 1. den tuin
in de Hortus te Amsterdam, die met het
heengaan van prof. De Vries natuurlijk veel
van haar belangrijkheid verliest; 2. den
nieuwen tuin, door De Vries in Lunteren
gesticht en 3. den tuin in Bennebroek van
de Hollandsche Maatschappij van Weten
schappen. Hier werkt At. Lotsy.
Dr. Lotsy heeft de prettige eigenschap,
om van tijd tot tijd zijn meeningen en de
resultaten van zijn onderzoekingen te
publiceeren in hoogst aangenamen en
bevattelijken vorm, in kleine, keurig uitgegeven
boekjes, zoodat het groote publiek telkens
weer eens te weten kan komen, waar wij
aan toe zijn. Het ware te wenschen,dat andere
geleerden ons ook eens zoo bedachten; dat
kan voor de waardeering van de wetenschap
niet anders dan de allerbeste gevolgen heb
ben. Na zijn werkje over Het tegenwoordig
standpunt van de evolutieleer" heeft hij nu
bij het begin van dit jaar doen verschijnen
een boekske dat heet Over Oenothera
Lamarckiana." *) Hierin wordt, ook aan de
hand van de beschouwingen van Renner,
?) J. P. Lotsy: Over Oenothera Lamarc
kiana. 's Gravenhage, Martinus Nijhoff 19IT;
52 p. p. met 2 platen, prijs f l.
in 't begrip te brengen van het meisje uit
de arbeidersklasse.
Het rapport dat door degelijken, goed door
dachten opzet, algemeene bekendheid ver
dient, is tegen toezending van een postwissel
van 45 et. te bekomen bij mevr. Sark?Schim
van der Loeff, te Assen.
Ons Kookboek
BOTERJUS
Om smakelijke boterjus te verkrijgen, met
weinig boter, brade men een kluitje boter
of melange met wat zout lichtbruin en
strooie er dan onmiddellijk wat onaange
maakte maizena of regeerlngsmeel in. Al
roerende laat men dit goed bruin worden
en mengt het met een kopje heet water
(zelfs twee kopjes geven nog goede jus)
aan, waarna men alles nog eens flink laat
doorbraden. Men verkrijgt zoo een heerlijke
bruine jus, waarbij het water niet gescheiden
is van de boter en de jus ook geen dikke
saus wordt zooals bij aangemaakt meel of
maizena het geval is, Paneermeel of
fijngewreven beschuit (misschien ook
fljngewreven aardappel) bewijzen ook wel goede
diensten.
MELKSAUS
Melksaus over bloemkool of tulnboonen
verkrijgt men bij gebrek aan meel door 3
of meer aardappelen fijn te wrijven en lan
gen tijd in melk tot een dikke saus te
laten koken.
ZWART AANGESLAGEN PANNEN
Zwartberookte pannen worden onmiddellijk
schoon indien men met een stuk couranten
papier wat fijne asch uit de aschla neemt
en den zwarten bodem flink afwrQft na er
een enkelen droppel water op te hebben
laten loopen. Men wrijft met een schoon
stuk courant na en wascht de pan vervol
gens af. Zóó heeft men zeep en pannedoekje
beide gespaard.
YOGHURT
Wij ontvingen op de yoghurt-vraag nog
het volgende antwoord van Mevr. C.
PekemaLedeboer, Steviusstraat 134, Scheveningen:
Ik had daarvan indertijd een yoghurtzwam
gekregen van mejuffrouw C. van Dissel, Direc
trice van 't Hoogt, te Noordwijkerhout. Deze
zwam groeide in de zoete melk en men
kon een steeds grooter hoeveelheid yoghurt
daarmee maken. Misschien kan mej. v. D.
u nog helpen aan een stukje zwam, ik schrijf
u dan gaarne de behandeling."
imilllmiiliiiiilliMiiili
Verzoeke alle stukken voor de
rubriek Voor Vrouwen" in te zenden
Koninginneweg 93, Haarlem.
:: vTRHÏziN '::
MEUBELS BEWAREN
E. J. VAN 5CHAICK
BOOTHSTRflflT UTRECHT
aangetoond, dat de groote Teunisbloem
inderdaad een soort van bastaard is erj het
is inderdaad gelukt om de plant op te bou
wen uit de kruising van een paar andere
bastaarden. De verschijnselen, die zich bij
al die proeven voordoen, hebben dr. Lotsy
gebracht tot een uiterst vernuftige en zeer
plausibele hypothese n.l. dat de geslachts
cellen zich hier niet combineeren zooals dat
gewoonlijk bij kruising geschiedt, maar in
een losser verband blijven en hij voert
daarvoor in het begrip kernchimère. Van
vroeger kennen wij de ent-chimèren, de be
roemdste daaronder was wel de driekleurige
Gouden Regen, Cytisus Adami, waar wrj
vroeger in Bloemendaal zoo trotsch op waren,
maar die is nu al lang dood. In deze
entchimèren zijn de weefsels van verschil
lende planten tot een plant vereenigd,
maar behouden ze ieder hun eigen karak
ter. Winkler heeft ze verkregen door de
eene plant op de andere te enten, dan
later de entplek door te snijden en uit
het wondweefsel ontstonden dan soms van
die chimeren o.a. een tak die van binnen
aardappelplant was en van buiten tomaat. Dat
heele ding ademde en groeide en voedde
zich als n enkele plant, maar elk deel
behield toch zijn aparte eigenschappen. Iets
dergelijks moet nu het geval zijn met de
kernen van verschillende Oenottiera's en door
dit aan te nemen, verklaart Lotsy dan ver
schillende verschijnselen, die zich bij de teelt
der Oenothera's voordoen en waar men tot
nu toe nog al verlegen mee zat. Ten slotte
geeft hij dan nog een korte kritiek op de
gangbare evolutle-theorlën, aan de eene
zijde groepeerende De
Vries-Darwln-Hippocrates aan de andere Weissmann-Aristoteles.
Alles met alles een alleraardigst boekje en
zeer geschikt om ter hand te nemen, als je
op een zomeravond naar de Teunisbloemen
bent wezen kijken.
JAC. P. T H ij ss E