De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 31 augustus pagina 5

31 augustus 1918 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

31 Aug. 't8. No. 2149 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 11 l l 1 i f f i » C M , Moderne Landhuizen Het klinkt als een sprookje: Er was een machtig heer, man van initiatief, van groote ondernemingsgeest, van vooruit strevende begrippen. Hij had hooge idealen, een open oog voor kunst en zocht deze aan te moedigen, waar het hem mogelijk was. Op zekeren dag rijpte in hem een plan. Hij wilde in Nederland bekend maken de nieuwe vormen, nieuwe wendingen in de kunst. Hij 'riep zijn vazallen en overlegde met hen, dagen, weken lang, want zij opperden vele bezwaren. Maar de machtige heer was er doof voor, hij peinsde en zon tot ze alle waren over wonnen. Hij wilde zijn luchtkasteelen ver wezenlijken en zijn land dienen door het in de kunst niet te doen achterstaan bij de naburige rijken, die daaraan veel ten offer 'brachten. Zijn idealen golden de nieuwste scheppingen in de architectuur. Toen hij in den naargeestigen winter alles nogmaals had overwogen en het voorjaar werd, riep h| wederom zijn vazallen bijeen en zelde: Mijn besluit is genomen, ge hebt er u aan te onderwerpen. Gaat uit en zoek mij jonge, flink-onderlegde bouwmeesters. Neem, naast hen, ook de vrouw op, want de vrouw kan in het bouwvak de gelijke zijn van den man. Zeg hen allen dat zij in het schilder achtige Bergen-Binnen kunnen bouwen, geheel naar hun opvatting, geheel naar hun wensen. Geen enkele belemmering mag hen in den weg staan. Zfj moeten den volke doen zien, wat de moderne architectuur beduidt, wat daarin in wezen en vorm te bereiken valt, indien zij zich los van eenigen dwang, vrij kan uiten." De vazallen haalden de schouders op, bogen, en beraadslaagden aan wie zij deze boodschap van hun heer zouden overbrengen en waar zij de vrouw zouden vinden, om in den wedstrijd van schoonheid en praktjjk mede te dingen. En ziet zij vonden vier jonge mannen en een jonge vrouw, die de opdracht gaarne aanvaardden en in stilte den machtigen heer zegenden om zijn edel aanbod. 't Is in den nazomer, de huizen zijn vol tooid, het zijn er zeventien in getal, daarbij zijn twee gebouwd door een vrouw. Aan enkele wordt nog door de schilders van binnen de laatste hand gelegd. Zij bieden een groote verscheidenheid In lijnen en vormen, bij eenheid van begrip en richting. Op 't eerste oogenblik, vrijwel onverwachts staande vóór den ingang van het Park Meerwijk, het terrein van den nieuwen bouw, doen de massale steenkolossen wat machtig, ongewoon aan. Maar evenals het oor moet geoefend zijn om te kunnen ge nieten van de moderne composities van Rlchard Strauss, Manier e.a., zoo moet ons oog leeren waardeeren het breken met den conventioneelen bouw van de laatste jaren. Als wij het park niet terstond intreden doch den Meerweg oploopen, komen wij reeds onder de bekoring van deze moderne architectuur. De rieten dakbedekking steekt links en rechts zacht glooiend, in breede golvende lijnen of grilligen puntvorm tegen het rein-blauwe uitspansel en het groen der boomen af. Schilderachtig is deze aanblik l Wij staan daar vóór den drieledigen woningbouw van den architect P. L. Kramer. Wij zien de bloemen die thans reeds in de decoratie van den bouw zijn opgenomen, en de fleurige bloembakken aan den Ingang van den voor tuin, die zijn als een vriendelijke welkomst groet voor den binnentredenden. En wij denken ons, hoe idyllisch dit bouwcomplex zal zijn als over eenige jaren clematis, convolvulus en wingerd, het te harde aan den baksteen ontneemt en de tuin zal zijn n weelde van kleuren en geuren. Het dichterlijk onder 't loof verscholen tuinhuis Tyltyl, rustig verblijf op den heeten zomerdag, is ons zeer sympathiek. Thans hebben wij ons aangepast aan het nieuwe. De zeventien huizen in het park zijn alle verschillend. Eenmaal met dezen bouwtrant TEUNISBLOEM lederen avond, kort voor zonsondergang, springen de knoppen van de Teunisbloemen open, met meer of minder energie, al naar den toestand van het weer en maar zelden met een geruisen, zoo sterk, dat daarom de plant den naam van nachtflapper zou ver dienen. Het komt er maar op aan, of de kelkslippen met hun top lang genoeg samenkleven, om dan ten slotte plotseling te be zwijken voor den drang der zwellende kroonbladeren. Zijn ze eenmaal uit elkaar geperst, dan zwaaien ze vrij snel om door een hoek van bijna honderdtachtig graden, tot ze vlak tegen de kelkbuls komen te lig gen en dat ziet er dan heel vlug uit. Tegelijk ontplooien de kroonbladeren zich tot ze met hun vieren in n plat vlak komen te liggen. Bij de gewone Teunlsbloem gaan ze in den regel nog wat verder, zoodat zij ook eenigszlns teruggeslagen komen te liggen, bij de kleine Teunls, die muricata heet en bij de groote Lamarckiana gaan ze niet zoo ver. Alle drie de soorten groeien hter op ver schillende plaatsen bij elkaar. Op het stations emplacement van Orerveen hebben wij er nog een vierde bij, de zwavelgele Teunisbloem, die heeft in den avondschemer de helderste bloemen, zoowat net de tint van de voorjaars-primula. Die leert je meteen goed begrijpen, waarom de Amerikanen deze bloemen allemaal evenlng primrose" heb ben genoemd. Er zit nog meer beweging in die bloemen, maar daar wordt in den regel weinig op gelet. Ze zijn regelmatig van vorm en de acht meeldraden staan dan ook aanvankelijk heel correct In een dubbelen vierhoek. Maar Huize Meezennest Margaret Kropholler, Architecte vertrouwd geraakt, staat elk huis daar vóór ons als het karakterbeeld van den bouwmeester, hier aan geen enkele opdracht voor buitenof binnen architectuur gebonden. Stoer en kloek verrijzen de ietwat bultennissige gebouwen van den architect J. F. Staal. Vroolfjk en levendig van kleurtonen, het minst in de uitersten van de nieuwe richting vervallend, doet het dubbele woon huis van G. F. La Croix. Recht .gezellig" (vergeef mij dit vrouwenwoord) doen de huizen aan van C. J. Blaauw met de steenen onder- en houten bovenbouw. Huizen van rust en vrede zijn die van P. L. Kramer, die daar liggen in 't licht van de opgaande en ondergaande zon. Idyllisch zijn de landhulzen van Margaret Kropholler, waar de vrouwenhand de praktijk nooit uit het oog verloor en zelfs de vogelen gelegenheid geeft in den bouw veilig hun takken-nestje te spreiden. Zoo staan daar dan de huizen, en reeds over eenige weken wellicht, is het de huls vrouw die aan den binnenbouw de groetste charme moet geven. Zij heeft te kiezen tusschen groote, rus tige vertrekken, waar tal van genoeglijke p raat hoek j es te vormen zijn, waar een aan tal meubelen een plaats kunnen vinden, en kleiner Intiemer interieurs die als 't ware zich zelf meubelen en slechts het hoognoodige zomer-ameublement vragen. Schier in alle huizen vindt zij vroolijkzonnige halls, kleurige tegels, een sfeer van reinheid en waarheid, een frlsch-moderne indeeling die zelfs het kleinste hoekje nuttig weet aan te wenden. Warm plekt het zon licht op wanden en vloeren door de glas in loodramen met hun sterk paars, rood, geel, groen. Overal dringen lucht en licht in overvloed door de meest verrassende raamvormen, gansene glaswanden soms, die links en rechts den blik door 't park gunnen. Bij den bouw der huizen is door alle architecten in de eerste plaats rekening ge houden met den zonnestand, warmte en geluk aanbrengend aan het huls dat wordt bestraalt. Doch de huisvrouw vermag meer; zij kan de zonnestralsn binnenshuis vast houden, zoodat als de grauwe donkere wolken het blijde licht onderscheppen, haar woning toch straalt van zonne-vriendelijkheid en warmte. Dat vermag de vrouw te bereiken door de inrichting en... wellicht door iets meer. De vier architecten hadden in hun midden n vrouw, Margaret Kropholler. Zij gaf haar eerste architectonisch werk. Toen wij op den schoonen zomerdag geruimen 3tijd in Bergen vertoefden, trof het ons, hoe de bouwmeesters de vrouw in hun midden waardeerden, hoe zij haar geheel als huns gelijke beschouwden, haar werk hooghielden en waar het kon naar voren brachten. Een zóó kameraadschappelQke, elkaar tegemoetkomende omgang ontmoet men als werkende vrouw niet altijd. Mej. Kropholler zal dit zeker op prijs stellen, want het stelt haar in staat, haar gaven en ge dachten geheel te ontplooien, in het rustige gevoel, dat zij waar het noodig is op colle giale steun en vriendschap kan rekenen. De fraaie bouquet wit-rose rozen haar, nu den bouw voleindigd is, met een warm imiiniiiiiMijjiHiiiiiiiimiimiiiiiiuiiHiiiiiMiiniiMiiiiimMiiiiiimiMiiM als de bloem opengaat lijken ook zij te zwich ten en te zwaaien, zoodat zij komen te staan in een boog die naar boven open is. De helmknoppen kiijgen daarbij een horizontalen stand en vormen een soort van rooster, waarlangs het lichaam van de vlinders moet strijken, wanneer zij de bloem bezoeken. Dezen stand van helmknoppen treft ge aan bij veel bloemen, die het van de nachtvlinders moeten hebben, zie maar eens naar de kamperfoelie en de mooie groote goudlelie. En evenals die bloemen, lokt onze Teunisbloem ook zijn gasten door een zoeten doordringenden geur. Intusschen helpt dat hier niet veel. Ik heb wel uren doorgebracht aan de helling vol lichtende bloemen, zonder dat er een vlinder kwam opdagen. Eindelijk eens een enkele zwaluwstaart of ook een paar gamma-uiltjes, maar lang niet het gedrang, dat ge zoudt verwachten en waarvan ge op gunstige avonden getuige kunt zijn bij de kamper foelie-bloemen. Het is alsof onze vlinders deze bloem nog niet begrijpen, al is zij dan ook al meer dan tweehonderd jaar geleden in onze tuinen ingevoerd, om van daar uit te verwilderen. Als het dag wordt, dan komen wel de vlQtige hommels opdagen en de honigbij, die van alle markten thuis is enwatzweefvliegen, maar dat heeft toch maar weinig te beduiden en zoowat altijd zet deze plant vrucht door zelf bestuiving. In zijn vaderland echter komt als trouwe gast een zeer prachtig uiltje de bloemen bestuiven als het honig haalt uit den langen kelkhuis. Ook legt het zij a eitjes aan de jonge vruchtdoozen, die dan verorberd worden door het rupsje, dat er veilig smullen kan, beveiligd door zijn kleur en vorm, die precies met die vruchtdoos harmonieeren, 't Kan zonder schade gebeuren, want, zooals ge eiken dag kunt zien, die Teunisbloemen maken een over vloed van vruchten. Met dat al hebben onze Teunisbloemen het hier maar half zoo aardig als in Amerika, doch dat neemt niet weg, dat ze hier toch woord door de architecten aangeboden, zeide meer, dan een ofh'cieele bloemenhulde ge woonlijk doet. De landhuizen in het Park Meerwijk zijn tot 15 September te bezichtigen. De nazomer brengt nog mooie dagen. Wij raden allen aan, een tochtje naar Bergen-Binnen te ondernemen. ELI s. M. ROGGE Het Dienstboden-vraagstuk Het Dienstboden-vraagstuk is zeer oudZoolang er menschen geweest zijn die zich de weelde van een dienstbode-houden kon den veroorlooven, is dit vraagstuk alreeds een onderwerp van gesprek geweest bij thee en andere visite's. De klachten over het getob met de meer bepaald vrouwelijke dienstbaren gaan van 't eene geslacht op het andere over evenals de spreekwoorden de zedelessen en sprookjes. Men kan ze alle dagen hooren, nagenoeg dezelfde klachten als men vinden kan bij onze blijspeldichters. In de zeer talrijke maar door nagenoeg niemand gelezen blijspelen en kluchten waar mede onze vaderen zich amuseerden maar die wij thans voor een groot deel nog al taai vinden, zijn de kibbelpartijen tusschen de juffrouwen, die thans mevrouwen zijn geworden, daar wij in een democratischen tijd leven en een algemeene standsverhooging heeft plaats gehad, even talrijk als boosaardig. De meid is lui; de meid is on zindelijk; de meid is brutaal; de meid pronkt zich op, zoodat je niet weet of, je ze voor de meld of de juffer houden zult, zooals een poëet zegt. Het komt dikwijls tot scheldwoorden en soms tot vechtpartijen. Want onder de meisjes waren zeer strijd bare jonkvrouwen en de alwetende geschie denis maakte zelfs gewag van een geregeld duel tusschen twee dienstmeisjes van den deftigen Amsterdammer mr. Hendrik Hooft, in 1742. Oorzaak: een kermisvrijer. De een vocht met een broodmes en de andere met mijnheers degen, en zij takelden elkander zötoe, dat er een geweldig standje ont stond. Toen kwam de politie een weinig laat als wel meer, en nam de duelleerende schoonen gevangen, zoodat zij geen kermis konden houden en bijgevolg geen van bei den den vrijer kreeg. Het was niet zeldzaam in die dagen, dat ' politie en de justitie" zich bemoeien moes ten met hooggaande twisten tusschen de juffrouw en de meid. Dan gebood de juf frouw de meld, te vertrekken en deze ging niet, of maakte zooveel misbaar, dat de buurt samen liep, om het standje te genie ten zoo zijn de menschen. En dan moes ten soms geen mindere mogendheden dan Gecommitteerde Raden der Edelmogende heeren van Holland en West-Vriesland" zich occupeeren" met de zaak. Zij waren zooals bekend is, niet mak en decreteerden in zulk een geval, dat het allen heeren meesters en vrouwen zal vrij staan, hunne dienstboden niet alleen op ordinaire en gebruikelijke tijden, maar ook binnentijds de huur op te zeggen, mits gsreedelijk aan dezelve betalende hun loon tot hooge eere zijn gekomen. Iedereen weet toch, dat prof. Hugo de Vries door zijn proefnemingen en waarnemingen op groote schaal aan deze Teunisbloemen gekomen is tot zijn mutatie-theorie. Uit een zaaisel van groote Teunisbloemen, afkomstig van een braakliggend aardappelveldje van jhr. Six onder 's-Graveland, kweekte hij jaren achter een met groote zorgvuldigheid en berekening duizenden en duizenden planten, waaronder hij nieuwe vormen aantrof, die bij uitzaaiing konstant bleken te ztjn en dus als nieuwe soorten konden worden beschouwd. In de eerste jaren van onze eeuw verscheen zijn beroemd werk Die Muthationstheorie" een Huize Boschkant C. J. Blaauw, Architect Groote Teunisbloem bezig te ontluiken tot den dag van de opzegging en vertrek toe, en verder niet. En zullen de dienstboden gehouden zijn, zonder daarentegen eenig getier of geraas te maken, aanstonds te vertrekken, en hun goed en gereedschap mede te nemen, hetgeen ook de heeren, meesters of vrouwen zullen gehouden zijn, hun Heden te laten velgen. En ingeval zoo danige dienstboden zich daarentegen onwil lig of kwaadaardig zouden aanstellen, zullen de heeren meesters en vrouwen vermogen, zoodanige dienstbode door een van 's Heeren dienaars ten huize te doen uitleiden, zullen de ook zoodanige wrevelige en weerspan nige dienstboden, verder naar gelegenheid van zaken, deswegens worden gecorrigeerd en gestraft." PAULINE NOYON-WAESDORP Mijn Kind Lief kindje klein, lief kindje mijn, Nu zijt ge een heel groot rnensch, Maar waart gij zes maal grooter nog Ge bleeft mijn kindje toch! Ik straf niet meer, ik leid niet meer, Ik heb u enkel lief. Brengt gij mij schand, brengt gij mij eer, Mijn kind blijft ge als weleer. Ik houd van u als kindje mijn, Maar waart ge een vreemde mij Dat ik ook d£n u minnen moest Dat maakt mi] trotsch en blij. HANNA VAN LINGEN Over Boeken en Tijdschriften Wij ontvingen ter bespreking drie Nieuwe Speelliedjes van Hendrika van Tussen broek. (Uitg. J. A. H. Wagenaar, Utrecht.) 't Zijn frissche liedjes, het piano-accompagnement ligt binnen het bereik van eerstbeglnnenden, en de zang... nu die zal er bij de kinderen wel terstond inslaan, want 't zijn vroolijke wijzen, in cadans geheel verband houdend met het spel. Bruidsvaart in de sneeuw;" De Sneeuw man;" en Het Eenderhoedstertje" zullen veel vermaak brengen In menig gezin. De handleiding voor het spelen der liedjes vindt men bij de muziek. In Mei 1918 werd te Utrecht de vergadering gehouden van het Comitétot bevorde ring van het onderwijs in Kinderverzorging en opvoeding, waarin werd vastgesteld een rapport met leerplannen voor zoo ver het betreft het onderwijs in kin derverzorging en opvoeding aan jonge meisjes en moeders en de wenschelijk geachte reorganisatie van het lager, voortgezet lager, en herhalingson der w ij s. Dit rapport is thans in druk verschenen. Er werden aan toegevoegd n Nota van mej. Ida Heflermans Wa_t er te doen is om in opvoeding en onderwijs meer de vrouwe lijke psyche tot haar recht te doen komen" en n Nota van mevr. M. G. Muller?Lulofs besprekend de maatregelen die zouden moe ten worden genomen om het onderwijs ook mijlpaal in de geschiedenis der evolutieleer. Het spreekt vanzelf, dat deze theorie al spoedig werd bestreden en die strijd woedt nog voort tot groot voordeel van de weten schap. Al spoedig werd betwijfeld of de verwilderde sierplant wel een zuivere soort zou zijn en het werd zeer waarschijnlijk ge acht, dat men te doen had met een bastaard, die in zijn nakomelingschap doodeenvoudig de eigenschappen van vermoedelijke stamouders in verschillende combinaties weer te voorschijn zou brengen. Heel Amerika werd doorzocht om de zuivere, wilde Lamarckiana te ontdekken, maar met zekerheid werd die niet gevonden. En verscheidene onderzoekers gingen Teunisbloemen kweeken en kweeken ze nog, want men is nog ver van de beslissing. Wij hebben thans in ons land een drietal belangrijke Teunisbloemtuinen: 1. den tuin in de Hortus te Amsterdam, die met het heengaan van prof. De Vries natuurlijk veel van haar belangrijkheid verliest; 2. den nieuwen tuin, door De Vries in Lunteren gesticht en 3. den tuin in Bennebroek van de Hollandsche Maatschappij van Weten schappen. Hier werkt At. Lotsy. Dr. Lotsy heeft de prettige eigenschap, om van tijd tot tijd zijn meeningen en de resultaten van zijn onderzoekingen te publiceeren in hoogst aangenamen en bevattelijken vorm, in kleine, keurig uitgegeven boekjes, zoodat het groote publiek telkens weer eens te weten kan komen, waar wij aan toe zijn. Het ware te wenschen,dat andere geleerden ons ook eens zoo bedachten; dat kan voor de waardeering van de wetenschap niet anders dan de allerbeste gevolgen heb ben. Na zijn werkje over Het tegenwoordig standpunt van de evolutieleer" heeft hij nu bij het begin van dit jaar doen verschijnen een boekske dat heet Over Oenothera Lamarckiana." *) Hierin wordt, ook aan de hand van de beschouwingen van Renner, ?) J. P. Lotsy: Over Oenothera Lamarc kiana. 's Gravenhage, Martinus Nijhoff 19IT; 52 p. p. met 2 platen, prijs f l. in 't begrip te brengen van het meisje uit de arbeidersklasse. Het rapport dat door degelijken, goed door dachten opzet, algemeene bekendheid ver dient, is tegen toezending van een postwissel van 45 et. te bekomen bij mevr. Sark?Schim van der Loeff, te Assen. Ons Kookboek BOTERJUS Om smakelijke boterjus te verkrijgen, met weinig boter, brade men een kluitje boter of melange met wat zout lichtbruin en strooie er dan onmiddellijk wat onaange maakte maizena of regeerlngsmeel in. Al roerende laat men dit goed bruin worden en mengt het met een kopje heet water (zelfs twee kopjes geven nog goede jus) aan, waarna men alles nog eens flink laat doorbraden. Men verkrijgt zoo een heerlijke bruine jus, waarbij het water niet gescheiden is van de boter en de jus ook geen dikke saus wordt zooals bij aangemaakt meel of maizena het geval is, Paneermeel of fijngewreven beschuit (misschien ook fljngewreven aardappel) bewijzen ook wel goede diensten. MELKSAUS Melksaus over bloemkool of tulnboonen verkrijgt men bij gebrek aan meel door 3 of meer aardappelen fijn te wrijven en lan gen tijd in melk tot een dikke saus te laten koken. ZWART AANGESLAGEN PANNEN Zwartberookte pannen worden onmiddellijk schoon indien men met een stuk couranten papier wat fijne asch uit de aschla neemt en den zwarten bodem flink afwrQft na er een enkelen droppel water op te hebben laten loopen. Men wrijft met een schoon stuk courant na en wascht de pan vervol gens af. Zóó heeft men zeep en pannedoekje beide gespaard. YOGHURT Wij ontvingen op de yoghurt-vraag nog het volgende antwoord van Mevr. C. PekemaLedeboer, Steviusstraat 134, Scheveningen: Ik had daarvan indertijd een yoghurtzwam gekregen van mejuffrouw C. van Dissel, Direc trice van 't Hoogt, te Noordwijkerhout. Deze zwam groeide in de zoete melk en men kon een steeds grooter hoeveelheid yoghurt daarmee maken. Misschien kan mej. v. D. u nog helpen aan een stukje zwam, ik schrijf u dan gaarne de behandeling." imilllmiiliiiiilliMiiili Verzoeke alle stukken voor de rubriek Voor Vrouwen" in te zenden Koninginneweg 93, Haarlem. :: vTRHÏziN ':: MEUBELS BEWAREN E. J. VAN 5CHAICK BOOTHSTRflflT UTRECHT aangetoond, dat de groote Teunisbloem inderdaad een soort van bastaard is erj het is inderdaad gelukt om de plant op te bou wen uit de kruising van een paar andere bastaarden. De verschijnselen, die zich bij al die proeven voordoen, hebben dr. Lotsy gebracht tot een uiterst vernuftige en zeer plausibele hypothese n.l. dat de geslachts cellen zich hier niet combineeren zooals dat gewoonlijk bij kruising geschiedt, maar in een losser verband blijven en hij voert daarvoor in het begrip kernchimère. Van vroeger kennen wij de ent-chimèren, de be roemdste daaronder was wel de driekleurige Gouden Regen, Cytisus Adami, waar wrj vroeger in Bloemendaal zoo trotsch op waren, maar die is nu al lang dood. In deze entchimèren zijn de weefsels van verschil lende planten tot een plant vereenigd, maar behouden ze ieder hun eigen karak ter. Winkler heeft ze verkregen door de eene plant op de andere te enten, dan later de entplek door te snijden en uit het wondweefsel ontstonden dan soms van die chimeren o.a. een tak die van binnen aardappelplant was en van buiten tomaat. Dat heele ding ademde en groeide en voedde zich als n enkele plant, maar elk deel behield toch zijn aparte eigenschappen. Iets dergelijks moet nu het geval zijn met de kernen van verschillende Oenottiera's en door dit aan te nemen, verklaart Lotsy dan ver schillende verschijnselen, die zich bij de teelt der Oenothera's voordoen en waar men tot nu toe nog al verlegen mee zat. Ten slotte geeft hij dan nog een korte kritiek op de gangbare evolutle-theorlën, aan de eene zijde groepeerende De Vries-Darwln-Hippocrates aan de andere Weissmann-Aristoteles. Alles met alles een alleraardigst boekje en zeer geschikt om ter hand te nemen, als je op een zomeravond naar de Teunisbloemen bent wezen kijken. JAC. P. T H ij ss E

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl