Historisch Archief 1877-1940
"J**"
??.960
Zaterdag 7 September
A' 1918
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SALOMONSON
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam
Advertentiën omslag f 0.40 p. regel, binnenpag. f 0.50 p. regel
INHOUD! Bladz. 1: Onze Amerika-Politiek,
door T. H. Koloniën: Bet eerste Congres van het
Indonesisch Verbond van Stndeerenden, door Banoe
Alam. Buitenl. Overzicht: Schimmenspel, door
dr. W. G. O. Byvanok. 2: Dichters en de Dood,
door Fred. yan Beden. Verantwoordelijkheid,
teekening van Jordaan. Krekelzang, door 3. H.
Spetnhoft?3: Feuilleton: Hoe het niet kwam..., door
Herm. Salomonson. 5: Voor Vrouwen (red. Elis. M.
Bogge) Iets over Balgaarsohe Vrouwen, door dr.
Aleita H. Jacobs. Wie helpt mede, door E. W.
Assoher. Over Boeken en Tijdschriften, door
F. J. v. U. Van Alles Wat. Uit de Natuur:
Zeepkrnid, door Jac. F. Thqsse. 7: J. H.
Bössing f, door Top Naefl. Van Vlaanderen:
Architectuur in Vlaanderen, H. Hoste.?Gewogen,
maar te licht bevonden, teekening van Oeorge van
Baemdonok.?Boekbespreking.door mr. H. Giltay.
8: Boekbespreking, door prol H. Bragmaas. Dat
is de herfst..., door J. W. van Oittert. Financiën
en Economie: De keerzijde van de medaille, door
J. D. Santilhano. Een nienwe stichting te Amster
dam, door Chr. Bellaar Sprayt. 10: Correspon
dentie met een dane, door een B. O. H.
Bpreekzaal. Uit het Kladsohiift van Jantje.
11: De Zegevierende Terugtocht, teekening van
Joh. Braakensiek. Bridgernbriek, door Bridger.
BQ voegsel: Lenin in het Kremlirj, teekening van
Joh. Braakensiek.
iiiiiiiiiiiiitiiiiiiniiiiiiiiiii
ONZE AMERIKA-POLITIEK
Er komt gelukkig eenige kentering in
de ten onzent te zeer verspreide wan
begrippen jegens de Vereenigde Staten.
Of deze kentering ook reeds in den
officieelen kring is doorgedrongen, blijft
onzeker. Van voortvarendheid in het
regelen onzer connecties met den
Yankee-staat blijkt vooralsnog niets. In
de publieke opinie echter zijn teekenen,
dat het juiste en voor ons aangewezen
standpunt wordt ingezien. Het is voor
de zeer groote belangen van ons volk
te hopen, dat deze inzichten ook in het
regeeringsbeleid doorwerken zullen.
Het Handelsblad heeft in een paar
uitnemende artikelen de ongewenschte
stemming tusschen de Vereenigde Staten
en Holland pogen te ontleden, en dringt
aan op toehaling van de betrekkingen
onzerzijds; gelijk ook de Van Dag tot
Dag schrijver zeer duidelijk de fout ge
gispt heeft, dat Nederland en zijne regee
ring zich nog zoo' offish" tegenover
Washington blijven gedragen. Welke
pers wij daar te lande nog genieten,
er is in deze kolommen reeds herhaal
delijk op gewezen, en aangedrongen, dat
met kracht naar verbetering worde ge
streefd. Ieder, die Amerika kent en onbe
vangen beoordeelt, moet met ons van
dezelfde meening zijn.
Veel resultaat is tot dusverre niet
bereikt, en Nederland's positie
daarinds is er, voor een niet gering deel
oor toedoen van de ten onzent ge
volgde gedragslijn, eerder nog op ver
minderd. Waartoe dit alles leidt, heeft
ook de Haogsche Post nog weer eens
kort geleden, onomwonden, verteld door
een brief van Dr. van Loon.
De officieele verhouding tusschen ons
land en de Vereenigde Staten is natuurlijk
niet slecht. In diplomatieke taal kan men
zelfs van goed" spreken.
Maar men vergeet, dat dit niet de
hoofdzaak is.
SCHIMMENSPEL
I
Arme Koninginnen, slachtoffers van den
oorlog, vooraangaand in het koor der kla
gende vrouwen bij het leed dat de wereld
heeft getroffen!
Laat ons haar gunnen, haar, Maria koningin
van Roemenië, om haar verdriet uit te spreken
over den jammer van het land, n met het
verdriet over het gemis van het geliefde
kind.
Van die duistere plaatsen van smart
waar de gewonden opeengedrongen lagen,
met het verminkt en bebloed gezicht toe
gekeerd naar de muur," zoo verheft zf] haar
klacht, .van het land zelf en zijn doorbro
ken grenzen, van zijn velden, zijn dorpen,
zijn steden en wouden ging een gesteun
van doodsangst op naar de hemelen. Het
was mfj als moest ik nederbukken en op
lichten al die pijn en angst met bei mijn
handen om haar te dragen voor wie neer
zonken onder haar last.
Helaas, wat begon ik? Was de macht
van mfln Liefde in staat mijn land te red
den? Had mijn LU f Je dan zelfs kunnen
behouden het leven van mijn kind?"
Z<jo spreekt en schrijft de Koningin zelf
bewust in haar rol van machtelooze troosteres.
Men luistert naar de woorden, een oogen
blik, en heeft er zoo zijn eigen gedachten
bij... Wond rlijk, niet waar? het is alsof
men door die klacht van nu heen hoort de
klacht van een andere Koningin van Roe
menië, die eveneens haar kind moest ver
liezen en met haar kind het geluk van
haar kroon.
Elisabeth van Roemenië, Carmén Silva!
De hoofdzaak is: hoe staat het met
de wederzijdsche 'waardeeringen? En,
wat ons praktisch gesproken het meeste
interesseeren moet is, niet: hoe denken
wij over Amerika, maar: welk prestige,
welk aanzien, welke consideratie geniet
Holland voor zich daarginds? Wat
heeft Holland gedaan, om er zijne
belangen zoo krachtig mogelijk naar
voren te brengen?
Uit nationaal oogpunt zijn die belan
gen ontzaglijk groot. Al hebben de
Duitschers lang geprobeerd, het feit voor
ongeloofwaardig te verklaren, al hebben
ook wel kortzichtige gemoederen ten
onzent het niet willen aanvaarden, en
al poogt onze pro-duitsche propaganda
nog op dit oogenblik 't weg te rede
neeren, zeker is: dat de hand en de
wil van het Amerikaansche volk meer
en meer de geheele situatie gaat
beheerschen.
De Vereenigde Staten zijn dezen oorlog
ingegaan in een ontzaglijk geestdriftig
en tevens zeer wel doordacht lan, tegen
het gevaar van de angstverwekkende
Duitsche machtsindringing over de we
reld. En men kan er zeker van zijn, dat
zij niet halverwege zullen blijven staan.
* * *
Dit beteekent, dat de staatkundige
eindafrekening voor een zeer groot deel
zal plaats vinden onder Amerikaanschen
invloed. Wij nemen aan, dat de eigen
lijke gestie waarschijnlijk meer in de
handen der Fransche en Engelsche staats
lieden liggen zal. Doch de controleerende
geest zal in sterke mate die van de
Vereenigde Staten zijn, en hierom be
hoeft niemand rouwig te wezen.
Die eindafrekening evenwel zal neer
komen op een reusachtig afwegen en
uitwisselen van belangen. Daar is de
regeling der grenzen en de afbakening
der onderlinge rechtsverhoudingen.
Wat ons land betreft zal, om een voor
beeld te noemen, daarbij ongetwijfeld ook
het vraagstuk van den samenhang tusschen
Holland en Belgiëaan de orde komen.
Niet zoozeer wat de grensschikking, maar
wat het gemeenschappelijk accoord be
treft.
Nieuwe volkenrechtelijke regelingen
zullen worden ingesteld; niet volgens
abstracte en academische leerstellingen,
maar naar praktisch staatkundig belang.
Wij, met ons karakter van onzijdigen
zeehandelsstaat, zullen daarbij ook onze
interessen ter tafel zien. 't Geheele stel
der onzijdigheidsrechten en plichten zal,
naar aanleiding van de ervaringen in den
oorlog opgedaan worden herzien, en
niemand behoeft te meenen, dat het pro
bleem van 't neutrale Nederland daarbij
niet evenzeer onder de aandacht komen
zal.
Verder ligt daar de geheele economische
wereldorganisatie voor na den oorlog.
De goedmoedige vrijhandelaren mogen
het willen gelooven of nog niet, er
zal met en na den vrede nog langen tijd
een stelsel van handelsónvrijheid blijven
voortbestaan, met differenliëele regelin
gen tusschen de verschillende staten. Dit
sluit in zich: bevoorrechting van den
een en achteruitzetting van den ander.
Daar zal zijn de contingenteering van
den toevoer van grondstoffen uit de
productie-gebieden. De kunstmatige
beHoe schimmig rijst die naam voor ons
op, als uit een ver verleden dat toch nog
zoo dichtbij ligt: het was gisteren, wij
kunnen het met de hand grijpen, en wij
zien op dat tooneel van het verleden dat
zich uitstrekt tot het heden alsof we keken
door een omgekeerd gehouden kijker, en
we zien heel ver af kleine poppen zich
bewegen die toch heusch menschen waren,
nog niet lang geleden, waarlijk.
Wilt ge dat curieuze gevoel hebben toe
schouwer te zijn van een historisch theater
waarop voor ons pleizier vorsteHjkheden en
hofstoeterijtn ageeren, voor welke we ons
nog direct als tijdgenooten hebben geïnte
resseerd, neem dan de bladzijden voor u
der mémoires van een Elzasser, Robert
Scheffer, die zijn ervaringen vertellen in een
koninkrijk van het Oosten vóór a vijf en
twintig of dertig jaren. Meeleven met wat
zijn boekje voor ons ontrolt, kunt ge niet,
daar vloeit een stroom van bloed en ellende
die de heengegane wereld onherroepelijk
en onoverkoombaar scheidt van het tegen
woordige, en een afstandslijn is getrokken
door het Lot. Genieten kunnen we toch
wel van het schim menschouwspel.
Was het niet een genot in den vervlogen
tijd, toen het leven nog voor ons lag als
een landstreek waarin alles was te ont
dekken, om zich te laten meeslepen dtor
het verhaal der avonturen van den roman
held die een zending moest gaan vervullen
in een fantastisch kasteel oprijzend stijl uit
de vhkte. Een liefelijke gestalte komt hem
daar tegemoet in vreemde omstandigheden...
Ik denk b.v. aan een der eerste romans
van Cherbuliez, Le comfe Kostla.
Welnu, datzelfde gevoel overkomt ons,
wanneer we hooren hoe de schrijver van
dit gedenkschrift door de voorspraak van
een prinses uit Roemeniëwordt opgeroepen
naar het hof te Boekarest om daar secretaris
en voorlezer te worden van de romantische
koningin, Carmén Sylva genoemd in de
wereld der poëzie.
Een fijn, tenger man, zoo denken wij ons
den jeugdigen avonturier, het hoofd vervuld
vordering yan de industrie hier, en
afdamming ginds. Zelfs op 't gebied van
de levensmiddelen- en
levensbehoeftenverdeeling zien wij nog jaren van wereld
distributie, onder Itiding der gezamen
lijke mogendheden, in t verschiet. Of
dit alles een geluk is, blijve daargela
ten. De eenige zaak is, dat 't een feit
zal zijn.
Juist ook in deze richting zal
NoordAmerika een zeer gewichtige rol spelen.
En wie waarneemt, hoe de Amerikaansche
methoden reeds thans bezig zijn, onder
den invloed des oorlogs, in 't Europeesche
bedrijfswezen en in de Europeesche orga
nisatie door te dringen, hoe het geheele
systeem van standaard- productie, mas
sa-afzet en werk-discipline, over den
Atlantischen Oceaan is komen aanzetten
als nooit te voren, die beseft hoe on
misbaar in alle opzichten het voor een
land als 't onze is, met Amerika in zoo
nauw mogelijke voejing en zoo goed
mogelijk doorgevoerde verstandhouding
te staan.
Spreken wij zoo van de verdere toe
komst, niet minder valt te denken aan
het voor de hand liggende heden. Daar
is in de eerste plaats de voedselvoorzie
ning welke ook meer en meer geheel door
de Vereenigde Staten wordt beheerscht.
Wanneer Nederland gedurende den
verderen oorlog op dragelijke wijze met
de levensbehoeften wil rondkomen, is dit,
voorzoover het zich niet in zichzelve
helpen kan, alleen mogelijk door onom
wonden met Washington tot een defini
tieve regeling te durven komen. De
regeering, die dit niet aandurft en zich
door eigen onzekerheid of door andere
vreemde invloeden daarvan laat terug
houden, zal ons volk altijd in 't moeras
laten zitten.
In de tweede plaats is daar nog iets
anders: ook voor geestelijke fut en
frischheid van idealen is 't op het
oogenblik bitter noodig, ons hoekje van Europa
zooveel mogelijk in verbinding te stellen
met de vrije wereld aan den overkant.
Al te zeer zijn wij suf geworden van
angst en druk. Al te zeer heeft de oorlog
om ons heen, een geest van materia
lisme of van kleine zelfzucht gekweekt.
Al te zeer heeft het gioedlooze cynisme,
dat voor Duitschland het voordeeligste
was om Holland in te dompelen, hier
post gevat.
Er schuilt in 't Hollandsche volk ge
noeg levensmoed, vrij heidslief de en rechts
gevoel, genoeg zedelijk besef en eerzucht
om op een waardige plaats te staan, dan
dat wij ons die onder den eeuwigen
druk van den oostkant altijd door zouden
laten overschaduwen.
Ieder weet, dat wij een volk des vredes
zijn, en meer nog: ieder moet begrijpen,
dat de vrede van Nederland een belang
is voor de vrijheid der wereld. Maar de
vrede mag ons niet tot onverschilligheid
brengen, en het beste genezen wij ons
van wat de achter ons liggende jaren
ons hebben aangedaan, door nauw con
tact te zoeken met den kloeken geest,
die daar ginds in 't westen welt.
Ook hiervan mogen wij n iet door eigen
onzekerheid of door andere, vreemde
invloeden weerhouden worden.
* *
Wij moeten dus een welbewuste
van literatuur en muziek; ietwat sceptisch
ziet hij al van te voren met eenig wan
trouwen op die uit half barbaarschheid zich
ontwikkelende Oostersche wereld welke zich
voor hem gaat openen en nieuwsgierigheid
prikkelt hem tegelijk naar de onvermijde
lijke aantrekkingskracht van een hof en
vooral van een Koningin die deel heeft aan
het koor der Muzen.
Denk er om", luidt zijn instructie, gij
hebt noch Franschman, noch Elzasser, noch
russophile of Turk of Bulgaar of wat ook
te zijn, gij ziet eenvoudig toe en luistert
onbewogen naar al wat men doet en zegt.
Roer de politiek nooit aan. De Koning is
katholiek, de koningin is protestantsch,
spreek niet over godsdienst, en nooit met
de Koningin over den dood van haar kind.
Wanneer ge over iets in verlegenheid zijt,
vraag het haar zonder aarzelen als het
noodig is. Zij is de goedheid en de een
voud zelf. Men kust de hand van de
Koningin; maar doe het niet in het begin,
eer ge haar beter kent en ingeleefd zfjt in
de gewoonten van het land en van het hof."
Dat zijn de levensregels.
De eerste impressie van het palels was
nuchter en kaal, zoowel wat betreft de ver
trekken als de menschen; maar hij heeft
toen alleen nog de onderverdieping gezien.
Den morgen na den dag der aankomst zou
de koningin hem ontvangen.
Hij werd de groote muziekzaal binnen
gelaten.
Het licht viel er van boven, san de wanden
hingen schilderijen; met zijn twee groote
staartpiano's en geringe meubileering bad
het vertrek een streng aanzien en zou dat
hebben gehouden wanneer de koelheid niet
was getemperd döbr het kleurenspel van
Oostersche tapijten en door het uitzicht op
een serre met groen en op een Moorsche
salon. Zoo in haar ernst met haar mysterieuse
verlichting was de zaal de in leiding tot een
wereld die zich in afzondering wilde houden.
Uit een kamer op zijde naderde een statige
dame in blauw fluweelen sleep japon; het
Amerika-politiek voeren, en wel een
andere dan tot dusverre, een meer actieve.
Wij moeten zorgen, dat Holland in de
Vereenigde Staten niet in het
vergeetboekje, of, bedenkelijker nog, in het
verd. mboekje staat.
Is hiervoor tot dusverre veel geschied?
Integendeel. De Amerika-politiek van de
heeren Loudon en Cort van der Linden
is eene totale mislukking geworden. Wij
hebben ons tegenover de Vereenigde Staten
eenzijdiger en ongelooviger gesteld, dan
tegenover eenige andere mogendheid.
Over de inbeslagneming der schepen
hebben wij ons tot een officieele
regeeringsverbittering opgewerkt, die in ieder
ander geval achterwege gebleven is.
Ook te Buitenzorg heeft men de zaak
noodeloos toegespitst. Coulante regeling
is schier opzettelijk een tijdlang uit den
weg gegaan. Onze pers is op
alleronhandigste wijze beïnvloed. Toch ware hier
juist de rol geweest voor werkelijke staats
lieden, om het volk te doen beseffen,
dat zijn rechtmatig gevoel van krenking
achter moet staan bij de redding, welke
de maatregel der geassocieerden ook
voor ons land brengen moest; en de
waarheid te doen gevoelen van wat een
maal een Oranjeprins aan onze voor
ouders heeft duidelijk gemaakt: zou
ik niet eene vernedering ver
slikken, indien daardoor 't
doodsgevaar van den anderen
kant wordt afgewen d?"
Ons volk begint dit nu ook meer en
meer te beseffen. Het begint te beseffen,
dat de anti-Amerika-stemming een kort
zichtige is, door onvoldoende beoordee
ling van al 't voorgevallene en door de
duitsche invloeden in de hand gewerkt.
Het begint te beseffen, dat het wan
trouwen in Amerika", niet van
Nederlandschen oorsprong is en niet in Ne
land thuis behoort.
* *
*
Alleen Den Haag weet nog den rechten
toon niet te vinden. Men laat onzen
gezantschapspost onbezet. Men laat de
onderhandelaren ongelast. In stede van
te begrijpen, dat alle zeilen moeten wor
den bijgezet om Hollands positie in de
Vereenigde Staten te verbeteren, blijft
alles even stroef en gebrekkig.
Daartegen moet afdoende te werk
gegaan.
In de eerste plaats moet onze diplo
matieke vertegenwoordiging te Washing
ton weder ten spoedigste worden bezet,
en dit op eene wijze die met de eisenen
en den geest van het oogenblik over
eenkomt. Wanneer men ziet, welke
eminente persoonlijkheden andere landen,
ook neutralen, daarheen gezonden heb
ben (Noorwegen b.v. zond Fritjof
Nansen, Zwitserland een zijner bekwaamste
publicisten), dan is het duidelijk, hoe
zorgvuldig deze zaak moet worden aan
gevat.
Het zal waarschijnlijk ook goed zijn,
niet met nen vertegenwoordiger, den
chef, te volstaan, doch tevens n voor
de representatie van de commerciëele
aangelegenheden, n voor die der pu
blieke opinie en geestelijke stroomingen,
te zorgen. En dan moge meer oordeel
des onderscheids worden toegepast, dan
bij de indertijd door minister Posthuma
uitgezonden commissie, waarin, den
goeIMIIIllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
iiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiii
ovale hoofd recht op, eerder wat achter
waarts gebogen, toonde de welbesneden in
zelfgevoel opgetrokken neusvleugels van de
kleine, fijne neus onder het hooge gewelfde
voorhoofd. De zoekende blik van de blauwe
droeve oogen vormde een tegenstelling daar
mee, ook de glimlach van den mond met
de schittering van de tandenrij en de nauw
bedwongen smartelijke trek om de mond
hoeken. Een welkome verschoning.
Zij sprak, en het was een betooverende
stemklank; zuiver Fransen, bijna zonder
accent; zij vroeg den nieuweling aan het
hof haar te volgen naar haar studle-cabinet.
De ruimte in de werkkamer, met haar
kleine schrijftafel en lessenaar uitkomend
tegen de stille pracht van het tapijt en oude
Smyrnasche kleeden, werd beheerscht door
een grooten Rembrandt op een estrade. Hier
was het intieme verblijf; de jonge man die
er binnentrad, bij den aanblik der streelende
harmonie van de omgeving, gevoelde het:
hier hadden de dingen een ziel. Zrj werden
bezield door de vrouw met haar zilveren
stem.
Het was geen koninein meer die met hem
sprak, hij vergat de Majesteit, hij zag zich
daar gezeten tegenover een vriendelijke
groote dame die belang stelde in de om
standigheden van zijn leven. Zij moest
weten van zijn indrukken over Rusland en
Moscou, waar hij zijn aanstaande vrouw
had gevonden, hij moest haar vertellen van
zijn bezoeken bij Tolstoi.
Men houdt hier niet van de Russen",
zeide zij, en ik raad u ook niet naar de
Russische legatie te paan, ga liever in 't
geheel niet uit; want het paleis is een graf,
de onbeteekenendste voorvallen aan 't hof
zijn beter niet bekend... Niet dat ik geen
goede herinneringen aan Rusland heb, ik
verM het maar liever niet,.. Hoe graag zou
ik Tolstcïnaar hier noodigen, ik zou er
zooveel voor geven hem te kennen; men
zal het hier niet goed vinden en mij geen
permissie geven."
Van weerszijde was er eenige verlegenheid
den niet te na gesproken, enkele voor
dit doel geheel ongeschikte elementen
waren geplaatst!
Wij meenen overigens, dat iets der
gelijks terzelfder tijd voor Parijs zal
moeten worden ter hand genomen, waar
zich zoo'n zwaartepunt van geallieerde
politiek, Amerika niet uitgesloten, aan,'t
vormen is.
Op deze wijze zal het tevens mogelijk
zijn, duidelijker inzichten te vestigen om
trent de beteekenis van Nederlands' neu
traliteitspolitiek, zooals b.v. indertijd
reeds de President der N. O. T. !&;<$ns
blad een, uitteraard bondige doch wel
geslaagde poging heeft gedaan. s&
Het zal verder ook zeer gewenscht
zijn, indien onze groote pers een meer
stelselmatig en goedgeregeld corres
pondentiewezen met de Vereenigde Sta
ten in het leven roept.
** *
Maar rechte beteekenis krijgt dit alles
eerst, indien tevens van regeeringswege
een doelbewuste koers wordt aanvaard,
om Amerika als een der ook voor ons
land invloedrijkste en sympathiekste fac
toren in 't internationale probleem te
'erkennen; om dienovereenkomstig te
handelen. Dit wil allereerst zeggen: on
vervaard de geneigdheid te doen blijken,
zooals ook andere neutralen hebben ge
daan, tot het aangaan van een behoor
lijke economische overeenkomst.
De tijd is er waarlijk niet naar, om
uit een verkeerd begrip van neutraliteit
aldoor niets te blijven doen, en onze ge
wichtigste belangen te verspelen! Wij
behoeven geene mogendheid te vleien
of naar de oogen te zien. Het komt er
slechts op aan, te durven toonen, wat
wij zijn, te durven denken, wat wij
denken, en te durven doen, wat wij
moeten. Dit is reeds te lang in angst
valligheid verzuimd.
v. H.
lllli.ililillllllililliilililllilllllllllli?-i|||iiiiiiii|ii||iiiiiiii:iii||i|iiiiiiiuii
HET EERSTE CONGRES VAN HET
INDONESISCH VERBOND
VAN STUDEERENDEN
Het Indonesisch Verbond van Studeeren
den, dat op 29, 30 en 31 Augustus j.l, zijn
eerste congres hield, is het federatieve ver
bond van al de in Ntderland bestaande
studenten-vereenigingen. waarvan de leden
bestaan uit Indonesiërs, Chineezen en Neder
landers, die zich tot een Indischen werk
kring voorbereiden. Het stelt zich ten doel
de kennismaking, den omgang en de samen
werking zijner leden, zoowel gedurende hun
studie in Nederland als ook later te be
vorderen, zijn leden tot Indonesische studiën
op te wekken en verder belangstelling te
kweeken voor Nederland's onbaatzuchtige
Indonesische taak onder de Nederlandsche
jongelingschap.
Mr. J. A. Jonkman, voorzitter van het
Verbond, opende het Wageningsche
congeweest bij dit eerste onderhoud, zij was nu
opgeheven door het gesprek. De koningin
reikte hem haar hand bij het afscheid, hij
kuste die hand en ging terug naar zijn koude
vertrek.
Dien namiddag werd de vreemdeling door
den koning in zijn werkkamer ontvangen.
Te midden van het hooge vertrek een kleine
gestalte in generaalsuniform met haviksneus
vooruitspringend uit de ingevallen trekken
en bruinen baard, zoo kwam koning Carol,
de echtgenoot van Ellsabeth, hem tegemoet.
De onderzoekende, onrustige, in 't geheel
niet onvriendelijke blik viel op den jeugdigen
secretaris, alsof hij zijn innerlijk wilde peilen.
Deze vergeleek hem In zijn hart met een
van zijn oude leeraars aan het lyceum. Aan
leiding bestond daarin niet om dieper eer
bied voor den vorst te koesteren.
De koning deed zijn best. Hij luisterde
welwillend naar zijn nieuwen hofbeambte
toen deze over Rusland sprak, dat toch een
verboden onderwerp was aan het hof van
Roemenië, en niet schroomde om de Russische
politiek toe te lichten. De vorst daartegen
over sprak hem over het oude gemoedelijke
Duitschland van zijn jeugd, en den
Franschen Elzasser bracht hij in herinnering,
hoe hij, de Hohenzollern, met de Bonapar
te rs en het Bonapartistische Frankrijk was
verbonden door zijn verwantschap met de
Beauharnais en de Murats. Hij was inderdaad
zoo tegemoetkomend als men maar ver
wachten kon, en aan het einde van het
onderhoud gaf hij hem de volle hand. Een
zeldzame gunst!
Tot tweemaal toe had de aankomeling
dus dien dag gezondigd tegen de levens
regels: hij had de band van de koningin
gekust en met den koning ov<>r politiek
gesproken. Zijn zonden hadden hem bevestigd
in de vorstelijke gratie. Het lot verwende
hem.
Nu zou hij de schijnwereld van het hof
van dichtbij leeren kennen.
W. G. C. BYVANCK