De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 7 september pagina 7

7 september 1918 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

7 Sept. '18. No. 2150 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND - ... . -.^ - ? -.-.?_? DRAMATI/CH-E'KROhlËK J. H. ROSSINGf door TOP NAEFF Zooals den jongen tooneelspeler in een stuk van Molière geleerd wordt den hoed af te nemen, zóó ging Rössing ons vóór in de tooneelcritiek. En als Cyrano droeg hij zijn veder... Van een twijfelachtig ambt heeft hij een bijkans argeloos schoonen kant weten af te vangen, en in een loopbaan, op misverstand en vijandschap gericht, won hij zich een wereld vol vrienden. De erger nis, die de pen spitst, heeft hij haar niet gekend? Of alleen maar zóó weten te ver werken, dat wij haar niet herkenden? De gemelijkheid van een verloren avond in den schouwburg, den gruwel van een zieltogend kunstwerk, drie uren aan een stuk... hoe weinig heeft hij ervan verraden aan het publiek! Ziet, dit lijkt mij, nu wij de leegte, die Rössing laat, onverhoeds binnenzlen, het ergste: dat er nu, ja eigenlijk niercand meer zal zijn, die zal willen en kunnen... sparen gelijk hij. Want zijn lief de voor het tooneel was vaak verteeder ing, en zijn goed hart rustte niet vóór hij naar de buitenwereld alles ten beste had gekeerd. En wie ook zal, als hij, de troef erin houden, niet voor een avond, vooreen seizoen, maar voor al de jaren waarin ons tooneel nog vriendschap en steun behoeft? Bij elke tooneelgebeurtenis stond Rössing op de bres om aan het eeheele land te ver tellen : hoe goed het toch is in den schouw burg, wat men er genieten en leeren kan, en hoe hartelijk en feestelijk men daar weder te zamen was. Hij, wij allen, wisten wel qu 'au sein de la familie... en menig maal ook bood. ons Rösslng's fantasie den volgenden morgen nog inniger voldoening dan het feest zelf ons schonk. Maar de lezers van het Nieuws van den Dag, van Gronin gen tot Maastricht, die het jubileum van de eerste actrice of de oudste ouvreuse ver zuimden, zullen zeker nooit zonder een ge waarwording van gemis, hun oogen, waarin Rössing de lichtjes tintelen liet, hebben gesloten over zijn rubriek, over den vriendelijken droom van zijn genegen geest... Ja, dit is zijn kunst geweest, de kunst van zijn romantisch hart, dat hij nooit trachtte het spel naar het Ie ven-van-den dag te trekken, maar altijd de burgerij opvoerde tot het spel. Niets was hem wezenlijker dan deze onwerkelijkheid. Het schouwtooneel gaf hem de schoonste vervulling, zijn pen is niet moe geworden daarvan te getuigen. En zij had de macht te overtuigen. Hoe vertrouwd was dezen schrijver de tooneelatmospheer! Om al zijn critieken hing warmte van het voetlicht, gelijk een gulden vlies. Fel speelde zijn verbeelding den ande ren morgen het stuk na. En dan kon het wel niet anders of hij, die zooveel groot spel zag, moest toetsen, het kleine aan het groote, het middelmatige aan het bijzondere. Ook dit was zijn kunst. Slechts door ver gelijking laat zich de waarde van tooneelspel min of meer bepalen, tot op zekere hoogte wisselt een rol van gedaante met eiken nieuwen maker, en het is altijd weer: openbaring. Van schoone openbaringen had Rössing's sterk geheugen den ontroerenden indruk behouden en zijn hart liet niet licht ios. Maar het was geen vooroordeel, geen ver kleefdheid aan de oude vormen, wat Rössing bond aan de sterren" van een vorige ge neratie en aan de enkele grooten van thans. Spel, dat op het tooneel niet meer werd dan aanduiding in de goede richting", bood hem een al te gevoelig te-kort. Voor hem was en bleef tooHeelspelen: uitbeelden, ten voeten uit. Niet om de schets ginghij naar de komedie maar om het voldra gen beeld en geen silhouet" heeft hem kunnen bekoren zoo lang hij het hart van een mensch daarin niet kloppen zag. Om den tuin te leiden was Rössing niet, stellingen vonden Verzonken Grenzen, door HENRIËTTE ROLAND HOLST-VAN DER SCHALK. (W. L. & J. Brusse, Rotterdam, 1918). « De verschijning van een nieuw dichtwerk van Henrlëtte Roland Holst wordt steeds in ruimen kring als een belangrijke ge beurtenis beseft. Niet alleen bij geestverwanten, maar ook bij overtuigde tegenstanders van het revo lutionaire socialisme, dat Henriëtte Roland Holst voorstaat, vinden hare gedichten liefdevolle ontvangst. Dit vindt zijn oor zaak hierin dat hare verzen voor het grootste deel uiting geven aan groote, algemeenmenschelijke gevoelens, zooals die, onaan getast door het een-bepaalde-theorie-huldi gende verstand, uit haar diepste wezen opwellen. Voor het grootste deel: want er zijn plaatsen, waar haar vers den zuiveren klank der Inspiratie verliest en afdaalt tot een berijmd betoog, met al de wijsgeerige oppervlakkigheid die het historisch materia lisme kenmerkt. Maar in het groot gezien vormen haar dicntwerken n stetk, organisch geheel en tevens een zoo getrouwde en volledige af spiegeling van den groei harer persoonQkheid, als het werk van weinig dichters biedt. Het levensbeginsel van Henriëtte Roland Holst is de liefde. Reeds als jong meisje vond zij liefde als de levenswet", en aan dit besef heeft zij door alles heen vastge houden. Maar het veld, waarop die liefde uitstroomde, werd allengs verwijd. Was eerst haar liefdevolle aandacht uitsluitend gericht op het binnen-eigen", en bezong zij in schoone, plechtige verzen de vreugd der vrome contemplatie,1 later voltrok zich de Nieuwe Geboort", die wel smartelijk was, als losscheuring van het oude, liefgewonnene, maar toch een stijging beteekende, daar haar liefde nu uitging naar de menschheid. Vervuld van wat in wezen zuiver christelijke liefde was, vereenzelvigde arche ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM l A B 'M IA B 'M A B M A B A B M 8y N EEREN-ARTI KELEN, UITRUSTINGEN. ABMABMABM.ABMABMABr'lABM.ABI^LABM.ABMABttABM in hem geen verdediger; hij was in het vak gegroeid en kende de (betrekkelijkheid van strooming en mode tegenover het eenige waarop het aankomt: talent. Maar waar hij dit dan ook meende te speuren., hoe geduldig zocht hij, niets ont ging aan zijn aandacht, gul prees hij en zacht was zijn vermaan... Zonder aan de waarheid, aan datgene wat hij naar zijn beste weten voor waar hield te kort te doen, gaf hij, warm en mild, aan elk het zijne, en nog wat daarbij. Ongaarne zette hij in zijn oudere jaren het mes in de wond. Want in zijn diepste gemoed kende hij feitelijk maar n vrees: in het onhandig kameniertje de zaak van het tooneel te treffen, maar n doel: het volk, veel volk te winnen voor zijn geloof in Tooneelkunst, zijn kunst. Het spitsvondig woord, voor den ingewijde peübaar, voor de menigte licht mis te verstaan, vermeed hij, om niet te schaden in dien breeden kring. En dan zeiden wij tegen elkaar: dat Rössing toch zoo gezellig kon keuvelen", en de tooneelspelers zeiden: dat niemand hen zoo goed verstond als hij!" Schauspie«r deiner selbstgeschaiÏBen Traume, Ich weis? mein [''reund, dass sie dich Liigner nennen nd dicb verachten, die dich nicht verstelm Doch ich versteh dich du mein Zwütingsbrudor/' Zóó dichtte Hugo van Hof mannsthal. Hoe vele tooneelspelers bij Rössing's graf zullen het hem hebben nagesproken: Gij, mijn tweelingbroeder..." Aan hen is het groote verlies. Doch ook wij, die de fakkel overnemen, zullen zijn verzoenend woord zeer missen, het hoffelijk gebaar van den ouderen makker, die het verstond meer mensch dan kunstenaar te zijn... Huib Hoste is bouwmeester te Brugge. Een der weinige modernistische architecten van Vlaanderen. Hij bouwde het Monument der Geïnterneerden, te Amersfoort. Bouwkundig redacteur van De Telegraaf," auteur van vele brochures en studies in allerlei Nederlandsche tijdschriften, behoort hij tot de beste Viaamsche kunstkenners. ARCHITECTUUR IN VLAANDEREN Wie deze woorden leest, ziet voor 7 ij n oogen verschijnen heel de reeks oude prachtgebouwen waarop wij altijd fier geweest zijn, en die wij met ijver ach zoo vaak met een misplaatsen ijver in stand hielden, ziet vervolgens een gedeelte dier gebouwen door de oorlogswoede geteisterd of heelemaal vernield, en eindigt met zich de vraag te stellen: wat zal er geworden van den herbouw in Vlaanderen? Zullende Vlaamsche krachten voldoende onderlegd zijn, en voor uitstrevend genoeg om het plekje grond waar de oorlog in ons land het langst gewoed zij zich gansch met de menschheid en haar leed; te weiken voor de vestiging van het rijk van liefde en broederschap op aarde werd nu haar hoogste levensdoel. Deze algeheele identificatie met de menschheid is het die de Nieuwe Geboort" maakt tot een boek van geweldige, tragische schoon heid. Sterk spreekt dit karakter uit deze enkele regels: Ons hart is ingescheept op 't wereld-woelen, haar stormen en haar stilten doen ons aan, haar branding breekt op ons en wij gevoelen haar rillingen door onze diepten gaan. Maar deze liefde kon niet werkeloos blij ven, zij moest zich omzetten in daden. En nu deed zij, wat verscheidene dichters vóór en na haar deden: zij sloot zich aan bij de Sociaal-Demokratie. Haar brandende litfde, haar onstuimige dadendrang, haar felle ver ontwaardiging over de ellende en het onrecht beletten haar te zien, dat zij door dezen overgang ontrouw werd aan wat ons aller hoogste Gids moet zijn: het eigen, diepoorspronkelijk gevoel. Voortaan zou zij haar daden niet meer richten naar eigen zuivere neiging en inzicht, maar volgens het sociaal-democratisch partij program. Wie de Marxistische theorie maar eenigszlns kent, voelt hoe deze op vele punten lijnrecht ingaat tegen het wezen eener edele, liefdevolle natuur, gelijk Henriëtte Holst i*. Vond zij liefde als de levenswet, het histo risch materialisme beschouwt den strijd, den ekonoffcischen klassenstrijd als den hefboom der historie. Geheimzinnige ekenomische krachten"drijvende maatschappij met ijzeren noodzakelijkheid" in bepaalde banen; aan den denkenden, willenden enkeling wordt allen rlchting-bepalenden invloed ontzegd. God is een soort hemelsche projectie van aardsche productie-verhoudingen. Het aanvaarden dezer leer moest voor Henriëtte Roland Holst een bron zijn van de vieeselijkste tweespalt. Want ter wille van het wenkende ideaal: een blijde mensch heid op aarde, welks noodzakelijke ver wezenlijking dit socialisme met wiskundige zekerheid zeide te kunnen voorspellen moest zij' «alle zachtheid diep in zich ver zinken", en pal staan in den harden, vaak neerhalenden partijstrijd. heeft, waar alles verwoest is, behoorlijk weder op te bouwen? Wanneer ik spreek van wederopbouwen", dan bedoel ik natuurlijk niet dat er maar eenigszins kwestie kan zijn opnieuw te gaan maken in de veronderstelling dat de noodige gegevens daartoe voorhanden zijn hetgene voor den oorlog bestond. Dit zou niet alleenlijk onpractisch zijn, aangezien de oude aanleg en gebouwen niet meer zullen beantwoorden aan de eischen welke wij na den oorlog aan een modern-ingerichte stad en dorp zullen mogen stellen, het ware bovendien onvaderlandsch en onsociaal. Of weet er iemand een kndere benaming voor het feit dat wij zouden moedwillig uitgesloten worden van de materieele voordeelen welke het moderne leven ons biedt, dat wij zouden verstoken worden van de gelegenheid om uiting te geven aan onze moderne strek kingen? En hier ligt dan ook de eerste struikelblok. De kracht die vanaf onze oude monumenten gestraald kwam was zoo groot, dat menig een bij ons ofwel ongevoelig bleef voor moderne bouwkunst, of deze nog aanzag a's de uiting van enkele hoovaardigen, die zichzelven op een voetstuk wilden tillen, of van onbekwamen die met de historische stijlen geen weg wisten. Voor onze landgenooten die tijdens den oorlog in het buiten land, en niet het minst voor hen die in Holland verblijven, zal het licht wel opgegaan zijn: het bestaansrecht der moderne archi tectuur zal voor hen een niet te weerleggen feit zijn, en hun inzichten inzake het restaureeren van oude gebouwen zullen zich ook wel eenigszins gemoderniseerd hebben! Maar dan blijven nog de menigvuldige Belgen van het bezette gebied: den moed welke zij daar aan den dag leggen kunnen wij niet genoeg raar waarde schatten en bewonderen; zij kunnen zich echter slechts lijdelijk verzetten tegen den Duitschen dwang die zich o.m. uit door eenzijdige voorlichiing: er worden toch noch boeken noch tijd schriften toegelaten waarmede onze landgenooten zich kunnen op de hoogte van^Jjn modernen gedachtengang stellen. Was net misschien niet om verwarring te stichten dat er op den te Brussel gehouden Denkmalpflïgetag verklaard werd dat er tot dusver geen belangrijke oude gebouwen zoodanig verwoest waren dat zij niet kon den in hun vroegeren toestand gebracht worden! Ten slotte werd gelukkig voor ons aangenomen dat de Duitsche bezet ting niets te maken had met den herbouw, die aan de Belgen zelf kon overgelaten worden. Gelukkig voor ons" want wij begeeren met den z.g. Duitschen stijl geen nadere kennis te maken; gelukkig voor ons, want het ontzaggelijk werk van den herop bouw is er een van latere zorgen; het moet noodzakelijk uitgesteld worden tot dat de oorlogs ellende achter den rug is; geestelijke rust is een der factoren die een dergelijk werk moet tot een goed einde brengen; het behoort bovendien dat de nationale ramp die Belgiëtrof ongedaan gemaakt wordt met behulp van alle Belgische krach ten : met hen die in Belgiëbleven en die voor ons het voortdurend verzet vertegen woordigen; met hen die aan het front strij den, de mannen van de sterke daad; met hen eindelijk die uitgeweken zijn en die mogen beschouwd worden als de aanbren gers van jeugdig bloed, van jonge gedachten. Hoe onontbeerlijk dit is bewijst hetgene te Leuven gebeurt waar volop plannen ge maakt worden en enkele gebouwen opgetrokkenzijn gew eest. Volgens die ontwerpen imnn intimi i MiiiMHiiiiiMHiiiim iiimiiiilliili En Henriëtte Roland Holst is de leer, eenmaal door haar aanvaard, met onwrikbare wilskracht trouw gebleven; strijdend te samen met de makkers vond zij bevrediging hierin: een Stem te zijn voor hun begeeren" en het gouden opstandiagswoord te zenden o/er de aarde." Langs opwaartsche wegen1' schreed zij voort, steeds volgend de ster van het soci alisme. Toen kwam de breuk met de makkers: zij verliet de S. D. A. P. De smart dezer periode zong zij uit in de Vrouw in het Woud." Maar zij richtte zich weer op aan de oude hoop en dronk wederom den ster kenden drank der makkerschap in de nieuwopgerichte S. D. P., die de Marxistische dogma's in alle zuiverheid zou naleven. Zoo verscheen in 1915 haar machtig boek: het Feest der Gedachtenis", een toekomst-ver beelding van grootsche schoonheid. En thans, in een tijd dat de grenzen tusschen mensch en mensch, tusschen natie en natie zich wreeder doen gevoelen dan ooit, verschijnt: Verzonken Grenzen".Toch is de naam juist gekozen, want werkelijk zijn voor Henriëtte Roland Holst grenzen verzonken en scheidingslijnen vervaagd. De gebeurtenis die zonder twijfel tot deze levens-verdieping machtig heeft bijgedragen en die dan oek het uitgangspunt van het boek vormt, is het heengaan harer moeder,die zij van alle menschen het innigst lief had. Aan het stille sterfbed der moeder hervond zij zichzelf en haar jeugd-verlangens. De smartkreet, die thans voor elk gevoelig mensch uit de verscheurde menschheid alom opstijgt, zweeg even voor haar en zij voelde alleen de vreemde aanwezigheid van den Dood en haar smart om de heengegane. Maar haar herdenkend in liefde vond zij dit troostend weten: liefde is sterker dan de dood." En mocht haar verstand ook zeggen, in eindelooze herhaling: wij weten niet," haar intuïtie wist, wist met volkomen zekeiheld: de Dood kan de ziel niet aantasten, er Is een leven na den dood." De gedichten, die dit zachte weten uitspreken, zijn samenge vat onder den naam in het milde licht" en behooren tot het schoonste wat Henriëtte Roland Holst schreef. Hier volgen eenige strophen uit het derde gedicht: Teekenlng voor de Amsterdammer" van George van Raemdonck Hindenburg Foch Gewogen maar te licht bevonden II1IIIMI lllllllllllinllllll IHIII IIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIII zouden niet slechts de nu verwoeste gebouwen der Groote Markt, maar verschillende andere oude gebouwen aldaar opnieuw verrijzen l Daar wij steeds onze monumenten aanzien hebben als een merkwaardige uiting van ons nationale leven, kunnen wij gemakkelijk aan nemen dat dergelijke plannen door de Leuve naars beschouwd worden alsuiting van vaderlandsche fierheid; wij juichen toe zoolang die plannen ... niet tot werkelijkheid groeien. Wat er te Leuven van nieuwe gebouwen gemaakt wordt, moet volgens de bladen heel slecht zijn! Daaruit blijkt o. i. afdoende dat met den herbouw behoeft gewacht te worden tot dat het nieuwe Vlaamsche bloed zich met het oudere heeft kunnen ver mengen. De tweede groote vraag die zich voordoet is of het Vlaamsche volk zal bekwaam zijn bij den herbouw den leidenden rol te spelen dien het behoort, of het over voldoende krachten beschikt en of deze door het volk in voldoende mate zullen gesteund worden. Een ieder weet toch dat het Vlaamsche volk sedat jaren in zijn ontwikkeling belemmerd wordt, en dat dit precies niet bevorderlijk is voor het aankweeken van mannen die de grootsche nu voorhanden liggende taak zullen kunnen aanpakken en tot een goed einde brengen. Deze vraag stelt zich inderdaad; maar hij die de Vlaamsche beweging gedurende de laatste jaren meegemaakt heeft, weet dat de periode van geestdriftig klinkende woorden achter den rug lag en plaats ge maakt had voor een tijd van rustig maar hard werken. Een ieder, die de tekortkomin gen van zijn ontwikkeling als een gapende wonde gevoelde, vergenoegde zich niet meer met het roepen om hulp, maar ging zijn jonge frissche krachten aanwenden tot zelfontwikkeling. Het was een wondere tijd: Vlaanderen liet zich aanzien als een ontzaggelijk groote bijenkorf waar met noeste vlijt en toewijding gezwoegd werd. De vruchten van dit groote werk zijn niet achterwege gebleven en doen zich hoe langer hoe sterker gevoelen; zoo is het mij een voortdurende blijde verwondering te mogen aanschouwen, hoe de jonge VlaminZoo vaak bracht zg mij weg wanneer ik ging en zeker zal zij wachten waar ik kom als ik de stille wateren overzwom en in/reed, schuchter, tot een nieuw begin. Ik kan niet denken hoe het wezen zal, een weerzien zonder oogen, zonder zinnen, maar ik weet dat zielen elkaar beminnen en erkennen en dat d'onhoorbrc val van haar ziel naar de mijne mij zal geven de heer lij k-w ar me, de ontroerde rust van thuis te zijn, die voor mij werd gebluschi toen de moeder gleed uit mijn aarde-leven. Zoo mijmerend wordt zij weer gevoerd in de blijde stilte van het binnen-eigen" en vindt wederom: Liefde is de levenswet. En niet slechts is liefde de levenswet der menschheid, maar Liefde is de zin van 't leven der planeten en mensche' en diere'. Er isniets watkanstoren 't stijgen tot haar. Dit is het zeekre weten: naar volmaakte Liefde stijgt alles mee. Zoo is de grens tusschen Mensch en Al verzorken onder den vloed der Liefde, en alles streeft God toe. Want dit is de diepe zin dien ik in deze woorden lees. Van zuivere vroomheid is ook het sonnet dat begint: Allen te geven goddelijke wijding, alle zielen naar 't Licht omhoog te dragen door los te binden wat hen met het lage vereent: dat is de nieuwe levenstydlng. Hier spreekt zij, door haar inspiratie ge dreven, woorden van mystieken aard, die heenwijzen naar hts, ver verheven boven het socialistisch ideaal: een gelukkige menschheid op aarde", naar een transcen dent doel, met den beeldenden term het Licht" aangeduid. Haar bewust streven echter het blijkt heel duidelijk blijft uitgaan naar het socialistisch rijk van gelijkheid en broeder schap. Droomen kan de wereld niet opwaarts tillen," klaagt zij en staat weer voor het probleem: Droom en Daad". Hoe is het nieuw-gewonnen besef, het zich voelen aangevlijd tegen oneindigheid" te vereenigen met den strijd'? Want het oude partij-streven gen die in Holland verblijven, zich ruimer gevoelen, zich gemakkelijker gaan bewegen in het moderne leven, hoe zij voor alles open staan, hoe zij in een woord moderne Vlamingen worden, die gedroomde Idealen aan de werkelijkheid durven toetsen, die zich voortdurend naar verdere ontwikkeling gestuwd voelen. Voor mij staat het vast dat de mannen die Vlaanderen's pulnen moeten herbouwen er zijn of. het wordingsproces in een snel tempo doormaken; verder bestaat er een keurbende van ontwikkelden om ze uit alle krachten te steunen. Dit is echter niet voldoende om een mo dernen herbou * van ons land te doen slagen : de breede scharen van het volk moeten hun leiders, hun denkers, hun bouwers steunen zooniet zal hier ontbreken hetgeen voor elk dsgelijk werk hoogst noodig is: een echte grondslag. De herbouw van Vlaanderen moet geschieden voor en met het geheele Vlaam sche volk. Zal ons ontredderde volk daaraan kunnen meewerken? Ik meen dat wij wel degelijk op de nog sluimerende krachten van onze menschen mogen rekenen. Ons volk is ongeletterd, ontmoedigd, versuft, maar het leeft! Het draagt in zich een vlam die bij het minste versterkend windje aan 't groeien gaat en dat in de naaste toekomst tot een machtig vuur zal gedijen. Wie de vergaderingen van het ViaamschBelgisch Verbond hier te lande gevolgd heeft, weet daarover mede te spreken. Dit verbond telt nu boven de zeven duizend leden, en nieuwe takken worden in Engeland en Frankrijk gesticht, zoodat een rijke oogst in het vooruitzicht ligt. Neen aan het Vlaamsche volk kunnen wij niet wanhopen! Maar zullen wij tegenover ons niet een machtige tegenkanting opgesteld vinden? Wie durft er de toekomst voorspellen! Zeker en vast zal er moeten gestreden worden. Maar wat hindert dat: strijd is heerlijk, strijd is opbouwend! Vlaanderen, er staan u heerlijke dagen te wachten! HUIB HOSTE kan zij niet verlaten; nog bloeit strijdbare liefde rood in haar op." Hier brengt uitkomst een moderne pantarei"-philosophle, waarin haar stralend levens- en Godsbesef nauw kenbaar is versmolten: een leer die strookt met de Marxistische dialektiek, maar toch, door behoud der oude, geliefde woorden (?god", steeds met kleine g") aan de troostelooae grauwheid wat dieperen glans moet geven. Zoo loochent zij Hem, dien zij vond en noemde het Licht" en Volmaakte Liefde", verklaart alle vastheid voor een waan, maar kent nu aan de wereld-in-wording, aan dat wat Goethe der Gottlielt lebcndiges Klcid" noemde, toe den naam, die slechts toekomt aan het stil Wezen van al die bewogenheid. Zoo wordt.de strijd voor het revolutio naire socialisme een goddelijke" strijd, en zoo heeft het probleem Droom en Daad" weer een, voorloopige, oplossing gevonden. Hoezeer Henriëtte Roland Holst het onop losbare van het conflict zelf voelt, blijkt wel uit het sonnet, dat aanvangt! O hart dat telkens juicht: ik heb gevonden, ik heb gevonden d'eenheid van droom en daad." Maar nu meent zij dan de eenheid ge vonden te hebben in de offerdaad: de vrij willige dood in de komende wereld-revolutie tot heil der menschheid. Als den Stralende" begroet zij thans den Dood, met bijna hui veringwekkende liefde: Wat zijt ge blank en zuiver, en wat lacht een morgenblijheid in uw trekke' ons tegen. Met bevende graagte" zal zij hem, .den wekker van hopger aarde-leven", te gemoet gaan. Hierin ligt iets wat met de gezonde menschen-natuur strijdt. Ookdeallervroomste mensch zal, ofschoon zijn leven willig gevend waar God dit vraagt, toch, zoo het kan, liever blijven leven. Vroeg niet Jezus zeil zijn Vader, den drinkbeker, zoo mogelijk, aan hem te doen voorbijgaan? Zoo is dit boek, hoeveel schoons ook be vattend, als geheel een ongelijkmatig werk, als noodwendig gevolg van de oneven wichtigheid der ziel die zich erin uitspreekt. II. GILT A v

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl