De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 14 september pagina 1

14 september 1918 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

ir. 8151 Zaterdag 14 September A' 1918 DEAMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRÜGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE GASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SALOMONSON UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF Prijs per No. f 0.20. Per 3 mnd. f 2.25. Abonn. loopen per jaar Redactie en Administratie; Keizersgracht 333, Amsterdam SPECIALE PRIJSVRAAG VOOR EEN VOEDSEL-BROCHURE Naar wij van de Commissie voor de Kracht- en Warmte- en LevensmiddelenPrijsvraag vernemen is de uitspraak van dejuryover despecialePrijsvraag door ver schillende omstandigheden opgehouden, maar is zij thans binnenkort te verwachten. INHOUD t Blada. l: ... Op uwe daden, door v. H. Boitenl. Overzicht: Schimmenspel, II, door dr. W., G. O. Byv»nok. 2: J. F. Scholten f, door prof. dr. H. Brngmans. Upton Sinclair, door dr. Fred. van Eeden. In 't M»eras, teekening vanJordaan. Krekelzang,ddor J.H. Spetnhoff. De Bandstaten" door de eenwen heen, door O. Eitje. 3: Provinciaal Patriotisme in Friesland, door mr. J. de Vrie^e. Zonnepitten. Feuil leton: Aid. O., Dossier XII, Letter H, door J. F. C. Heiser. 5: Voor Vrouwen (red. Elis. M. Rogge) De Tentoonstelling der Amsterdamsohe Schilde ressen, door Plassohaert Het Verstand van ons lichaam. Uit de Natuur: Herfstmaac d, door Jac. P. Th(j88». 7: Sohilderknnstkroniek, door Plas sohaert. Da Hiudenburg-linie, teekening van George van Baemdonck. Nieuwe Franseke Boe ken, do»r Joh. Tielrooy. 8: Eene beschouwing betreffende de hedendaagsehe beoefening der Fransche Muziek in ons Land, door mr. H. M. van Leeuwen. Sonnetten, door Adwaita. Op den Eoonomschen Uitkflk: Van een Vijftigjarige, door jhr. mr. H. Bmiasaeit. Geneeskundige Volksprenten in de Nederlanden, door dr. M. de Hartogh. 10: uit het Eladsohrift van Jantje. Honkbal (base-ball) door H, W. Vliegen.?Boeketjes Sofistiek: Oamonflage, door H. W. Vliegen. 11: Troela tra als Vrtdesbemiddelaar, teekening van Joh. Braakensiek. Bchaakinbriek, red. dr. A. G. Olland. Droombeeld: Oorlogsbrood, teekening van G. Dolnay. Byvoegsel: Het Nieuwe Ministerie, teekening van Joh. Braakensiek. HiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiimiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiHiHiitiiiimHiiiiiiiiiiiiii .... OP UWE DADEN s ; Wij hebben allen in de laatste maan den het gevoel kunnen hebben van schaatsenrijders gedurende een tocht op slecht ijs, op dat ijs, dat onder een harden stormwind ribbelig is toegevroren en den rijder in een voortdurende hakkelende strompeling houdt. Hoe 'n verluchting is het dan, wanneer de baan maar eens een ietsje beter wordt en ge tenminste weer gestadig aan vooruit kunt komen! Al blijft de vlakte dan nog ver van glad en ideaal, al ziet ge scheur es wakken om u heen, wat scheelt 't, nu er weer eens schot in komt. Zoo moet het Nederlandsche volk zich voelen, nu tenminste weer een regeering daar is, die de zaken aan kan vatten welke sinds, maar ook reeds vóór de verkiezingen in een staat van onver zorgdheid waren geraakt. Elke regeering is beter dan gén regeering, em al had den wij in den huidigen historischen tijd eene andere kabinetsformatie gelukkiger geacht dan die thans tot stand is ge bracht ; al weten 'wij ook «iet, of 't nu limilillliiiiiimiiiiiiiiiiiillliiiiiiiiiiimi iiiiiiiiiiiiiiiiii SCHIMMENSPEL II Tegen den zomertijd verhuisde het Roemeensche hof naar het gebergte. Een diep ingesneden vallei voerde naar een kleine hoogvlakte waar buiten de engte van het dal het uitzicht plotseling zich op deed, over rotsen en begroeide hellingen, op de besneeuwde toppen van de Zevenburgsche bergen. Daar was in een klein Engelsck park een kasteel gebouwd; dat noemde de koningin haar geliefd verblijf. Zij k«n er , tochten maken in de omstreken en zich verbeelden dat zij meeleefde met de natuur, zij kon er vooral van het balcon af van haar studeefkabinet het oog laten gaan over het trotsche landschap en, de reine straffe morgenlucht opsnuivend, zich vrij mensen gevoelen, beschikkend over eigenschappen die haar meer maakten dam een koningin. Er was een onrust in haar ziel sinds zij haar kind, het prinsesje, had verloren. Een erfgenaam van de kroon was dan niet door haar aan haar volk geschonken. Zij had een teleurstelling moeten geven. Toch bezat zj de hoedanigheden van een moeder. Haar trots kwam in verzet tegen het lot. Z| wilde geen minderwaardige heeten. Had zij dan geen talenten ? Op ieder gebied van den geest gevoelde zij zich thuis, zij maakte muziek, zij schilderde, zij schreef gedichten, drama's, romans. Haar verzen waren In Duitschland bekend en geroemd, in Parijs had men lof over gehad voor haar gedachten" en aphorismen. Wanneer zij 's morgens vroeg opzag van haar werk en uitkeek naar het Alpenpanorama, rees haar het hart in de borst en zij was zich bewust van verwantschap met al wat hoog is op aarde. gevormde ministerie in voldoende mate zal kunnen blijven voldoen aan de eischen, die het staatsbelang stelt; op 't oogen blik maakt ieder ander gevoel plaats voor dat van verluchting, omdat de na tionale zaak tenminste voorloopig weder ter hand genomen wordt! Het algemeen gebrek aan verantwoor delijkheid, waarover wij een vorige maal klaagden, speelt nu tenminste bij den heer Ruys en den zijnen geen parten; en men mag dit met erkentelijkheid constateeren, want licht zijn de moeilijkheden, welke de heeren op hun schouders memen, voorwaar niet. Een ding is daar nu bij te hopen: dat de aanvaarde verantwoordelijkheid ook geheel zal worden volgehouden, en dat men van of voor het nieuwe ministerie niet steeds te hooren zal krijgen, wat thans reeds hier en daar te lezen viel: eigenlijk hadden zij het niet behoeven te doen, en slechts geheel onverplicht, om den knoop door te hakken, hebben zij het toch gedaan." Wij hebben nu juist een ministerie achter den rug, dat op deze wijze als redder des vaderlands" opgetreden is. n ieder weet, hoe alle hooghartighëid en eigenzinnigheid welke uit zulk eene redderspositie voortvloeien, het land een goed eindweegs in het moeras hebben gered. Wij willen gaarne aannemen, dat ver scheidene der nieuwe bewindslieden door hun taak te aanvaarden persoonlijke offers hebben gebracht, en 't ambt wel zoo rustig aan anderen hadden overge daan. Edoch, eenmaal de taak aanvaard zijnde, kan de grondslag slechts zijn, dat zij hebben op te komen voor hun werk, en niet als beschermers van 't on beholpen kind, doch als dienaren van den staat tegenover de natie staan. Het is van eiken leider steeds een fout, wanneer hij zijn optreden als een gunst zoekt voor te stellen. Misschien krijgt men daardoor op een gegeven oogenblik wel eens iets gedaan, maar men werpt er iets veel belangrijkers mede te loor: zijn eig'en intrensieke kracht. Hun intrensieke kracht zullen de leden van het kabinet Ruys de Beerenbrouck moeten vinden in het ernstige streven om Nederland bij de zorgen waarin 't verkeert, van dienst te zijn. Het laat zich nauwelijks aannemen, dat iemand onder de gegeven tijdsom standigheden de hand aan de ploeg zou durven slaan, zonder daarvan bezield te zijn. Men moet al zeer kleinzielig en be krompen, of zeer ijdel, of zeer partijziek zijn, om op het oogenblik niet de nati onale aangelegenheden en dealgemeene volksbehoeften op de eerste plaats te zien staan. In zooverre draagt dan ook elke regeering, die thans optreedt, vanzelf min of meer het karakter van een nati onaal kabinet in zich; in dien zin, dat het vóór alles op capaciteit en op zake lijke waarneming der landsbelangen aan komt, en niet op politieke knutselarij. In zooverre is ook in dit blad de vorming imiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimmiiiimiiiiiiiiiiiiii Moet ik nu vertellen hoe de jeugdige secretaris wiens opteekeningen ons in de nabijheid van Carmen Sylva verplaatsen, al spoedig in de familiariteit van de koningin werd opgenomen! Hfl is eens bij een def tige voorlezing plotseling door zin stoel gezakt en zeer enceremonleus op den grond gebuiteld, welkome reden voor koningin en hofdames tot een schaterlach, waarmee de patiënt instemde. Een andermaal in zijn haast om op te staan bij het binnenkomen in het kabinet der koningin van een hoogvorstelijk personage sleurde hij met het tafelkleed een inktkoker van de tafel op het Smyrnasche tapijt. De koningin zei, 't was niets; maar de koning verstoord wees met den vinger naar de plaats waar het schrijf materiaal was uitgestort, en merkte boas op: Het is een vlek." Onze deugden stooten dikwijls af, en onze tekortkomingen verbroederen ons soms met de menschheid. Dit was hier het geval; er is een lachje over eu weer gegaan van de statige dame naar den fijnen jongen man. Het was een teeken van wederz^dsch be grijpen. De edele vrouw die hem een ver schijning was geweest werd vo«r den jongen man een menschelijk wezen. Hij hoorde van haar strenge opvoeding aan het gemediatlseerde hofje van Wied, haar geboorteplaats, van den regel: om vijf uur 's morgens uit bed, en van de harde plichten die werden ingesch'erpt als passend aan een geboren vorstin. Zf] hadden een natuur gediciplineerd die, gezond en ge lukkig, zich misschien onder gunstiger omstandigheden spoedig zou hebben laten verwennen. Nu was onder het vertoon van vorstelijkheid het hart goed en eenvoudig gebleven. De Koningin hield er van een dienst te bewijzen en niemand verstond zich op de kunst als zij om gracelïk een geschenk te geven. Zij dacht nooit erg, zij nam de menschen zooals zij zich vertoonden en wilde daarvan niet afgaan, hoeveel teleurstellingen deze eigenheid haar ook had bezorgd. Zij kon zichzelf niet opgeven. Opgeschoten, te midden dier vereeniging van een ministerie der beste krachten bepleit; en mag aan de nieuw ge vormde regeerinj, al is zij eene partijregeering, eveneens die maatstaf worden aangelegd: wat zal zij doen in de zaken, waarvoor thans de beste krachten noodig zijn? Door het kabinet te vormen in over eenstemming met de voor de regeeringstaak het meest in aanmerking komende politieke partijjroep, rekent men nu, dat een dienst bewezen is aan de parlementaire democratie. En onge twijfeld steekt daarin deze zin, dat aldus de uitslag der -ypfkiezingen, de richting door de kiezers' aangewezen, den doorslag voor de samenstelling der regeering geeft. Voor den electoralen ernst, ja, voor de geheele verdere ont wikkeling der verantwoordelijkheid onder het kiezerscorps, is dit stellig van groot belang. Doch vergeten mag toch niet, dat de zaken ten slotte niet door vormen en vormendienst kunnen worden gered. Indien, wat wel eens waar kon blij ken, de politiek van het parlementarisme niet meer in staat mocht zijn aan 't land deugdelijke regeeringen te waar borgen, worden n aan het land n aan de democratie slechts diepe nadeelen toe gebracht, wanneer men tóch naar't oude liedje handelen blijft. Niet om de hand having van een staatsrechtelijke theorie, vergankelijk gelijk alle dogmatiek, is 't te doen, maar: om de best mogelijke behartiging van het duurzame volks belang. Helpt het parlementarisme ons daartoe langer niet, dan dienen de oogen er voor geopend, dat de evolutie zich ook daarbuiten voltrekken kan. * * * In zooverre is het optreden van het ministerie Ruys een gewichtige proef, omdat het als 't ware een laatste proef schijnt voor de vraag: of het parlemen taire partijsysteem nog in staat blijft, voor den komenden tijd zijn roeping te vervullen. De kansen staan daarvoor zeker geen 100 pCt. Er schuilt in -dit parlementaire kabinet, met dit parlement achter zich, niet weinig zwakheid. Maar de toekomst zal 't leeren. De toekomst zal 't leeren l Dit moet immers ten slotte ook gezegd omtrent de verwachtingen, welke men van de regeering in haar geheel en van elk der bewindslieden persoonlijk, te koesteren heeft. Wat baat het, zich daar omtrent in bespiegelingen te verdiepen? Wat, voorbarige loftuitingen of vertrouwensbetuigingen ten beste te geven, zooais, naar den hier te lande te gebruikelijken trant, van verscheidene zijden reeds aanstonds weder aan de en place gekomen personen, zijn toegezwaaid? Wat, even zeer, bittere bemerkingen te doen hooren, waar ieder toch het beste hopen moet? De natie treedt dit kabinet het verstan digst tegemoet met de woorden waarmede eenmaal, omgekeerd, een minister Thorbecke de natie tegemoet getreden is: ... het wachten zij op de d a d e n". Dit geldt zoowel voor de financiëele problemen, als voor die van de voedseliniiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiii iiiiMiiiiiiiliiiiiiiiiHiMiiiiiiiiiiiiiimiiiiii van flinke en deugdelijke qualiteiten, was nu de behoefte om iets te wezen door haar gaven, daar zij geen moeder had kunnen zijn van een krachtig vorstengeslacht. Ik had twaalf kinderen willen hebben, daarmee zou ik gelukkig zijn geweest," zeide zij eens. In een bui van vertrouwen ontboezemde zij haar geheim aan den jongen vriend met naïeve oprechtheid. In mijn functie verwijt men mg dat ik geen kinderen heb, omdat ik te veel werk!... En het tegendeel is waar: ik werk om dat ... omdat... Men is nu eenmaal wat men is, men kan zijn natuur niet veranderen." Een blos van schaamte kwam over haar gezicht. Z| had een gepassioneerden aard. In haar romans, wanneer held of heldin diep be wogen is, wentelen zij zich op den grond aan den oever van de zee en bfjten in het zand. Zoo deed zij zelf wel op het tapijt van haar werkkamer in een vlaag van emotie. Ik kan geen uitdrukking vinden voor mijn gevoel," schrijft zij in een brief aan Lecomte de Lisle, ik had lust mijn pen weg te gooien, en over het gras te gaan rollen en er in te bijten." Haar extase pakte haar als een woede. T»en zij op een dag aan haar gevolg klaagde over vermoeidheid door haar op winding bij het werk, keek de koning die achter haar aankwam even om en merkte zachtjes op: S i e ist auch immer in Wuth." Hier was niemand om haar te discipli neeren. Zij zong hartstochtelijk, maar dik wijls een toon te laag, zij rommelde op hei orgel, ha»r schilderen was eerder eeti ver wen, en a!s z^ goede verzen had gemaakt, dan bedierf zij hen door ze voor iedereen te gaan réciteeren. Zij kon nhts maken cf zij moest het gaan voorlezen. Arme hofdames, veroordeeld tot eeuwig dwangluisterrn! Het geluid van haar slem was bijzonder innemend, twee uur daarnaar Ie moeten hoo ren werd als een straf gerekenn. Ik ben zoo vermoeid,'' klaagde z>ï, alsof de anderen niet moe waren. Maar zij konden het niet voorziening en voor den economischen wederopbouw. Het geldt ook voor wat ons in dit ministerie 't meest te denken geeft: zijn buitenlandsch beleid. ? * * Van den nieuwen minister mag zeker worden verwacht dat hij, beter dan zijn voorganger, aan de werkzaamheid van zijn departement de vlotte administra tieve organisatie zal weten te geven, waardoor zoovele onaangename inciden ten kunnen worden afgewend. Men noemt hem echter, en daarin staat hij onder zijn ambtgenooten aller minst alleen, Dnitschgezind". 't Is déNieawe Courant, die 't schreef; en in deze reputatie van den bewindsman een bedenking scheen te zien. Wat ons aangaat, wij zouden niet beducht zijn voor hoe de heer Van Karnebeek bekend staat; slechts voor wat hij mogelijk isj/ Niet daarin schuilt 't gevaar, wat de anderen, ook" het bui tenland, van hem zeggen, mits hij maar niet werkelijk Duitsch-gezind is, dit wil zeggen: bezield met dat wonderlijk men gelmoes van vereering voor Duitschland en angst voor Duitschland en verblin ding voor Holland's waarachtig belang dat in Nederland, onder den mom van neutrale, slechts eene zeer ónnationale staatkunde in de hand werken kan! Ook in dit opzicht wachten wij nauw keurig de ervaring af, in de vooronder stelling echter, dat geen bekwaam en eerlijk, onbevangen Nederlander voor ons vaderland eigenlijk proDuitsch kan zijn; en dat vooral thans eene politiek, die zich niet van Duitschland los te houden weet, de ergerlijkste fout we zen zou. Wanneer men naar de omstandigheden vraagt, die in de werkzaamheid van het kabinet Cort van der Linden zooveel teleurstelling en tekortkoming hebben gebracht, dan is daaronder zeker in een eerste plaats deze: het gebrek aan ern stige kritiek in den aanvang. Toen heette het nationale plicht, de regeering te laten begaan, en niet openlijk te beoordeelen. Daardoor zijn hun juist in den eersten oorlogstijd het vrije oordeel en het vrije mededenken, de doordachte oppositie onthouden.die toch ook voorderegeeringsmannen slechts profijtelijk kunnen zijn. Aldus draagt zeer zeker onze publieke opinie, en vooral de pers een deel van de schuld, van te hebben medegewerkt om de oude regeering te bederven en te verwennen. Het eind heeft toen den last gebracht. Moge ieder, door de ervaring wijs geworden, daar nu ten minste op passen. De waarschuwing is niet onnoodig! Reeds thans hebben weer gemoedelijke politici van verscheidene kleur, als had den zij niets geleerd, opgeroepen om ter wille van de tijdsomstandigheden" per se den lof dezer regeering te ver kondigen en ook hare tekortkomingen te bedekken met het kleed der welbehagelijkheid. Er is echter geen ondoordachter en geen onvaderlandscher pogen denkbaar. zeggen, integendeel, zij moesten zich ver rukt toonen. Voorop in het loftuiten, ging Helene Vacarisco onder de hofdames; zrj was de lieveling van derkoningin. Subliem," verklaarde zij en viel veor haar neder. Mon petit", streelde haar de koningin. Mon reine", antwoordde de ander, volgens de Parfjsche gewoonte orn in intiemen kring de vrouwen te masculiniseeren. Ja, het mag niet worden ontkend, zij speelde veel meer ten eigen genoegen en ten aanschouwe van een getrouw publiek die rol van de artlste en van de koningin dan dat zij er werkelijk de taak van vervulde. Het kon dikwijls hinderlijk wezen zoeals zij zichzelf op het theater bracht en haar houding daar waardeerde. Vertelde zij niet wanneer ze van de kerk terugkwam, hoe ieder daar onder den indruk was geweest van den deemoed waarmede zij de avondmaalstafel was genaderd en van de devotie van haar gebed! Zij vatte de heilige dingen op als een vertooning. Koningin en artiste! zfl moest van iedereen weten of dat niet samenging. Zij snakte naar roem. Toen het haar bleek dat haar Pensees d'une reine niet onopgemerkt waren gebleven in Frankrijk, wilde zij daarvan een nieuwe uitgaaf laten verschijnen met nieuwe gedachten", zij stroomden haar bij tientallen dagelijks toe. Maar thans moest het zijn een volslagen succes. Haar secretaris ram op zich raar Parrjs te gaan, om persoonlijk brieven van haar hand over te brengen aan alle veertig leden van de Academie; die zouden zeker het zegel van de eerste literarische instel ling der wereld aan haar werk willen hechten. Het moest z|n een reclame in grooten stijl. Maar diezelfde RoDert Scheff-r die mis schien de Pa-ïiscne raemexpeditie had aan geraden en die haar als gecommitteerde van de koningin volbracht, noteerde in zijn i daeboek over haar: j Zij heeft niet leeren nadenken en rede| neeren. Hos bescheiden kan zij zich voorj doen! Gaat het dieper dan de oppervlakte? En wij wenschen der nieuwe regeering toe, dat haar dit euvel worde bespaard, 't welk aan haar voorgangster en aan 't land zooveel kwaad berokkend heeft. Zeer stellig behoort eene vijandige ofspeldenprikkende kritiek haar te worden bespaard. Maar het oordeel in de lande moge overigens juist in deze tijden niet worden onderdrukt, omdat alleen daar door het beste licht kan schijnen en het grootste vertrouwen tusschen natie en gouvernement gewekt. Omdat alleen ook op die manier de grootste kracht kan komen te liggen in de daden, die nu te wachten zijn. v. H. titiiMiiiiiiiimiiiiiiiimiim DE RANDSTATEN" DOOR DE EEUWEN HEEN In de chaos, die ons omringt, verlangt ons denken naar een rustpunt. Wil men rust en berusting vinden, dan schakele men de kleine persoonlijke appre ciatie der gebeurtenissen zooveel mogelijk uit, dan beschouwe men de feiten ook niet meer uitsluitend onder de overfelle betichting , hunner actualiteit, maar dan trachte men ze te zien van af het objectieve historische standpunt. Het samentreffen der verschillende con flicten geeft den tegenwoordlgen oorlog wel een geweldige uitbreiding en daardoor het karakter van een ongekende ramp, maar, zien we goed toe, dan herkennen we bijna alle oude kwesties, nu slechts vermeerderd met nieuwe problemen, die logisch voort vloeien uit de steeds voortgaande historische ontwikkeling. Voor het Oostzee-probleem, dat juist in deze dagen door de Finsche koningskeuze en de aanvullingsverdragen van den BrestLitowsken-vrede zoo sterk op den voorgrond treedt, vraag Ik ditmaal de aandacht. In de eerste jaren van den oorlog schenen deze streken geheel buiten de belangensfeer van Duitschland en Rusland te liggen; toen moest men het terrein hunner politieke rivaliteit hoofdzakelijk in Zuid- Oost Europa zoeken, daar zouden de politieke en eco nomische voordeden verkregen worden, waarvaor men in den oorlog was gegaan. Maar wat gebeurde? Het Russische volk, nog niet rijp voor de expansie-politiek, die de besten van dezen staat reeds noodzakelijk achtten, wenschte niet langer te vechten voor deze onbegrepen oorlogsdoeleinden en legde de wapens neer. Tegenover Duitsch land wenschte het niet anders dan den terugkeer tot den status quo acte. Maar toen bleek, dat Duitschland daar niet meer voor te vinden was. Het had in de eerste maanden kennisgemaakt met de Russische stoomwals en die kennismaking had bij lederen Duitscher de overtuiging doen rijpen, dat tegenover Rusland een sterker afweer in het leven moest worden geroepen dan |lie, welke een paar vestingen konden bieden. De eerste stappen daartoe te geraken was de voorwaardelijke vrijheidsverklaring van Polen, maar eerst sinds eind 1917 werd deze p»litiek openlijk, doelbewust en krachtig nagestreefd, omdat toen de omstandigheden zoo bizonder gunstig werden voor een Slavische indammingspolitiek. De occupatie der Oostzeelanden en daarna de vrede van Brest-Lltowsk, de bevordering van de af scheiding der Baltiscbe provinciën, het ves tigen van den Duitschen regeeringsfnvioed in elk dezer landen, van af Koerland tot in Finland, waren even zoovele middelen om de ontredderde Slavische macht nog meer iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiimiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiniiii Zij meent alles te kunnen aanvatten en over alles het beslissende woord te kunnen spreken. Zij denkt dat zij haar ambt als koningin volkomen verstaat, en zij gelooft dat zij het bfl erfelijke ?verlevering, deor instinct, geheel en al kent; maar laat de man op haar volledige ongenade bedacht zijn, die zou willen beginnen haar aan te toonen dat de auteur en de koning!» in haar twee Incomplete wezens zijn, die bfleengevoegd waarlijk elkander niet completeeren." Heeft de jeugdige secretaris haar willen waarschuwen en is hij dadelijk teruggeschrikt ? Men zou het willen denken. Hij heeft zich dan tevreden gesteld met als een vertooning van mari*nnetien de tooneelen aan het hof te observeeren. Zie, daar verschrjien ze ieder «p haar beurt, de poppen die het hof van het bergkasteel der Zevenburgsche Alpem in beweging brengen: de keizerin van Oostenrijk in haar incognito, de koningin van Servië, die haar stand wil ophouden, de prins van Wales die zich te goed doet aan tafel, de Oosten r 9 k? che aarts hertog, die het benauwd heeft in zrjn e»gen unif»rm, de kroonprins van Italië, die het hart wint van Car«en Sylva door haar te zeggen hoe hfj i» haar «ogen de oogen van zijn moeder herkent. Al die schimmen gaan voorbij. En onder die schimmen komt ze dan toch wel weer tot haar recht, de koningin van Roemeniëmet de onbedorven kern van goed heid in haar hart. Maar let op de onderverdieping van het pakis, daar is een afgunstige hofstoet, daar zf n duistere machten die den luister ben|den van een koningin die oorspro* krlfjk niet meer is dan een prinsesje von Wied, en die geen erfgenaam aan den troon heeft kunnen schenken. Ik ben bevreesd voor wat Carmen Sylva boven het hoofd hangt en wil nog de derde acte van dit schimmenspel bijwonen. W. G. C. BYVANCK

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl