De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 14 september pagina 3

14 september 1918 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

14 Scpt. '18. 'r- No. 2151 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND PAVILLON DU VIEUX DOELEN SCHEVENINGEN Maaltijden volgens de kaart en tegen vaste prijzen THÉ-, DINER- EN SOUPER-CONCERT : AMERICAN DRINKS i VILLATERREIH BOSCH, WEILAND, PARK TE KOOP AANGEBODEN gelegen aan de in aanleg zijnde Electr. Trambaan, verharde wegen, water enz. ZEKERE KAPITAALSVERMEERDERING Adr.:R.I. Schimmelp.laan 24, Den Haag. WASSENAAR PRACHT SPECULATIE Eogelsche Najaarshoeden en Modellen 1919 in stijf en slap zijn aangekomen. Zeer ruime sorteering in alle soorten, in prijzen van f 7.50, f 9.50 enz. J. S. MEUWSEN Amsterdam : LeidschestraaMjSDamstraat 2, Damrak hoek ' Beui spassage. 0. Doelenstraat 20. Rotterdam : Mosseltrap 3, Boymansstraat 3. HOFLEVERANCIER STARK'S 'OXYDOL' (CHLORAS KALICUS TANDPASTA) 45 cent p. Tube, Maaml. Venn. STARK & Co. Chemische Fabriek 'sDEN HAAG Opgericht 183O HEEREN MODE-ARTIKELEN i - HEERENSTRAA.T 12, GRONINGEN TELEFOON 1083 0 CHAMPAGNE g | Comte de BRIAUCOURT g O REIMS Q l JOS. UCQUES, WIINHANDEL, BREDA S O G DE AMSTERDAMM ER W»«kbl«d voor N»d»rl«nd ko*t «l»cht» f 2.25 P«r kwartaal HAAG ROTTERDAM AMSTERDAM voedzaam smakelijk ONDER RlJKS-CONTRÖLE iiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii B.v.nHEIDE 'R-arATêl.w«ff. - Tel. 116(1 ARTISTIEKE MEUBILEERINB SPECIALE OHTW1BPEN \ EPAETOGEEN: HET WONDER, DAT GEZONDHEID GEEFT EN KRACHT. HET KRACHT-PREPARAAT BIJ UITNEMENDHEID. VERKRIJGBAAR IN DE. YOORNAAMSTE_ APOTHEKER VRAAGT zoo NOOD/G RECHTSTREEKS TOEZENDING AAN DE E. P. N.V. EXPL. M IJ VOOR EIWIT PRODUCTEN. KEIZERSGRACHT 79Oj AMSTERDAM. """" > " ' > i n n ,,,,,, minder goeds in hem, zeg dan: hij was et n koopman. Maar vindt ge iets groots in hem, zeg dan: zoo was toen een koopman l Dat zal men nog na jaren van Scholten zeggen. H. BRUGMANS mmiiiiiiiiMiiiiiiimiiiiiimiiMimiimiiiiiiiiiiiMiiiiiiHiiiiiiiiiiii IIIIIHH LIB?RTY VAM ' nieuwe noDenen BLO uses en Hoeoeri AMST6RDAM HET BESTE FINANCIEEL NIEUWSBLAD CU E E Cfl !£5 ca k. CD e» S KAPITALIST l 3 3 CD Adm.: Keizersgracht 215-lei. 6925 en 6241L elegr.-adres: NEDINBA mmm\ummmMwwmwitwwt\wiaa\UW Afdeeling C, Dossier XII, Letter H. Autobiographie van No. 186 DOOR J. F. C. HE I SER Vanaf mijn kinderjaren heb ik gezocht, altijd maar door gezocht, om een opening te vinden in de kooi, die de menschen Werkelijkheid" noemen. Maar op ruwe wijze heeft het leven mij doen gevoelen, dat zulk een opening niet bestaat, en toch, begrepen heb ik dat niet. Want, waarom brulscht dan nu nog in mij zulk een sterk verlangen, waarvan Ik weet, dat het sterker en sterker zal worden en zijn vrijlating za) eischen, een bevrijding, die ik niet toelaten kan. En door die weigering van mijn wil zal inwendige strijd weer ontstaan, gevolgd door de Groote Rust, zoo lang verbeid, maar die ik mij niet geven mag noch durf, Mfjn moeder was een goede, lieve vrouw. Doch onze zielen liepen evenwijdig, want begrijpen kon zij mtj niet. Dat kwam om dat haar haren grijs waren, omdat haar voorhoofd gerimpeld was, door de zorg voor het dagelfjksch brood. Zij leerde de men schen kennen, toen zij als jonge weduwe, zonder geld, alleen met een klein zoontje achterbleef. 'En het verdriet, dat de wereld haar toen berokkende, heeft die wereld voor haar gemaakt, zooals ztj zich voordoet. Haar Illlllllllllllllllllllllllllllllirilllllllllllllllllllllllllllllllllllll MIIIIIIIIIIIIMIlllllMltlHIIIIIIIItlllMIIIIIIIlHIIIMIMIIUI leven was geldverdienen geworden. Wanneer mijn moeder, zorgelijk, mij in het afgematte gelaat zag, dan meende zij door veel eieren en melk mijn denkbeeldige lichaamszwakte te verhelpen, dan sloofde zij zich uit om mijn lievelingskostjes klaar te maken. Maar het geestelijk hongeren be speurde zij niet. Wanneer ik door smart gekweld mijn kamer op en neer liep, omdat het mooie in mij zich niet kon uiten, dan dacht zij, dat ik niet uilkwam met mijn tractement en zachtjes o l zoo zachtjes kwam zij dan 's morgens in mijn slaapkamer en voorzichtig deed ze dan geld in mijn portemonnaie. Goede, ouwe ziel, je wist niet, wat mij ontbrak, je zoudt het zelfs niet begrepen hebben. Met tranen in de oogen smeekte zij mij eens, haar toch te zeggen, waarom ik zoo stug tegen haar was. Ik herinner mij alles nog zoo duidelijk. Ik liep regelrecht de kamer nit en sloot mg op. Den.geheelen nacht lag ik wakker op bed, omdat het mq zoo griefde mijn moeder verdriet aan te doen. Maar ik kon niet anders zijn. Mijn gemoed was overvol, want zelfs het uitschreien was mij niet gegeven. Men zegt, dat smart slechts geschonken wordt aan hen, die het dragen kunnen. Maar ik zeg driewerf wee hem, die haar niet als kanst kunnen wedergeven. Mfjn overspanning maakte mij zielsziek. Alles stond mij tegen, alles prikkelde mij. Want het schoone wordt slechts door enkele uitverkorenen aanschouwd. De rest der men schen denkt aan geldverdienen en dwingt tot geldverdienen. En van daar, dat ik mij moest interesseeren voor zaken, waarvoor ik niet de minste belangstelling koesterde. Want voor mfj is het dagelijksche leven vlak, dor en eentonig als de woestijn, en het eenige, wat boven de omgeving uitsteekt, Provinciaal Patriotisme in Friesland? Repliek van Mr. J. de Vrteze Het hoor en wederhoor is in deze zaak in toepassing gebracht. Het wil mQ voorkomen, dat het vraagstuk den lezers van de Amsterdammer" niet in zoo nooge mate interesseert, dat uitvoerige repliek en dupliek gewenscht is. Slechts n opmerking moet ik nog maken. De heeren Wlersma en Zwart trachten mfj in de scheenen te schuiven, dat ik het ver langen naar een Frieschen staat, omvattende alle landen langs de Noordzee, uit mijn duim heb gezogen. In het verslag van het Friesch Nationaal zijn de even dorre zandheuvels rijken". Ik was werkzaam op een kantoor. Ik deed mijn werk als de andere bedienden en als ik droomde kon ik gaan gelijk de anderen. En daar mijn wil nog heerschappij voerde over mijn gevoel waren overdag en mijn wezen en mijn handelingen op het practisch leven gericht. Doch diep in mij bleef de drang naar iets hoogers naar iets, dat on bevredigd bleef. En 's avonds beheerschte zQ mij geheel... In dien tijd geloofde ik nog, dat ik, door smart gelouterd, een beter, een hooger we zen kon worden, maar het antwoord, dat de werkelijkheid mij op mijn vragen heeft gegeven, maakte mij tot een nummer. Een van mijn collega's, Adler, probeerde met alle mogelijke moeite te ontdekken, wat achter mijn uiterlijk verborgen was. Weten kon ik dat niet, maar ik voelde het. Hij be hoorde tot die menschen, die mg diepen afkeer inboezemen. Waarom ? Ik moet het antwoord schuldig biqven. Ik geloof dat het een soott van instinct is, dat ons waarschuwt van waar gevaar dreigt. Wanneer ik mg zgn gestalte voor den geest roep, hem ziende, zooals Ik hem toen zag; de kleine kerel, voorovergebogen over zijn bureau-ministre, met zijn geel-wit gezicht, dragend de sporen van zwaar leven, fletsblauwe oogen, vurig rood omrand, de vleze groote mond met bruine tanden, zgn afge plat voorhoofd, en zgn vet-geplakte geele haren, dan gaat er mij nu nog een huivering van afkeer door de leden. En tot mij scheen die man zich te voelen aangetrokken. Waarom? Hij wist, dat ik zgn nachtleven verafschuwde. Ruwweg, ja zelfs onbeschoft, zeide Ik hem, niets abso luut niets, te gevoelen voor een individu, die. door een, mg onbegrijpeigke, kracht Congres in de Maasbode" van Donderdag 8 Augustus 1918, avondblad, tweede blad, kolom 4, is het volgende te vinden, in de rede van zekeren heer Jansen: Spreker heef t het nog over het Weener Congres, dat het Poolsche, het Friesche en andere volken hun onafhankeiqkheid ontnam. Toch gelukken dergelijke krachttoeren niet. Er zal komen een Friesche staat, omvattende alle Friesche landen langs de Noordzee". Ik heb mij dus geenszins schuldig gemaakt aan verdraaiïng of overdrijving ten opzichte van het feitenmateriaal. Mr. J. DE VRIEZE sluiten hiermede het debat RED.) Waarheen met* onze Zonnepitten? Daar zitten we nu met onze zonnepitten ! Op raad van de deskundigen zaaiden wij zonnebloemen bij hoopjes. Overal zie je ze staan, hier enkelen, daar tientallen, elders heele velden. En nu de zaden rijp zijn ge worden of beginnen te worden, weet" niemand, waar ze heen moeten. Moet het hier weer mee gaan als met de lindebloe sem, die (Den Haag niet te na gesproken) in de meeste stadsplantsoenen ondanks zoovele waarschuwingen aan de boomen is blijven zitten? Of zooals met de brandnetels, die bij wagonladingen staan te verbloeien in bosschen en velden, terwqi meisjes, die fatsoenlijk waren, wist te dwin gen vertrouwen in hem te stellen. Onnoodig te zeggen op welke wijze, dat vertrouwen werd beloond. Zqn antwoord op zulke beleedigingen was altgd een lach. Geen scherp, hatelijk lachen. O, neen. Het was de lach, van iemand, die zich zeker weet van succes m de toekomst. Ik slingerde hem eens in het bijzgn der bedienden de beleediging voor de voeten, dat zijn verloopen gezicht mij gansch niet aanstond. Zelfs deze grof heid deed hem zgn kalmte niet verliezen. Hg reageerde er op met een glimlach. Ik herinner mij nog, hoe dikwijls ik mfj 's avonds afvroeg, waarom hij mqn Inneriqk toch wilde kennen. Dan was het alsof mij iemand influisterde, hij weet het immers reeds. En eens op een dag geschiedde, wat Ik zoo zeer gevreesd had. Adler had het ongeluk gehad een pijnigke val te doen en mocht voor den dokter ge durende eenige weken zfjn kamer niet ver laten. Hoewel hij geen juist begrip had van stipt op tijd komen en ook het woord net heid niet van toepassing kon zijn op zijn werk, was hij een geduchte werkkracht. In dat opzicht kwamen onze beide karakters overeen, want wannér wij werkten konden wij tegen twee anderen op, juist zooals de romantiek ons van een landlooper probeert wijs te maken. Adler was belast met de controle van de rubber-afdeeling, en nu besliste de directie, dat ik zQn taak over zou nemen. Zooals ik reeds opmerkte was Adler een stoer werker die het groote uiteenloopende conti le-werk volkomen beheerschte en daar ik faalde in mijn pogingen om zonder zijn voorlichting die taak over te nemen, was ik gedwongen zgn hulp in te reepen. voor minder gegoeden de katoen niet meer te betalen is? Wordt er naar menschen als Marg. Meijboom hier niet geluisterd? Komt, landbouwdeskundlgen schaft raad, Onze wil was zoo goed, laat ons niet balorig worden. Wijst ons den weg, dien onze zonnepiiten op moeten. Anders is Uw werk maar half geweest. E. A. Hulde aan wijlen Alb. Hahn Er heeft zich eene Commissie gevormd om het oprichten van een ged«nkteeken op het graf van Alb. Hahn voor te bereiden en de nagedachtenis van den betreurden doode op een hem waardige wijze te huldigen. Bijdragen worden gaarne ingewacht bij den penningmeester J. A Polak, Prins Hen drikkade 129, Amsterdam. Voorts werd een commissie gevormd door M. H. van Campen, Jaap Gidding, R. Elion, S. Jesserun de Mesquita, S. H. de Roos, J. de Meester, |J. G. Veldheer, Corn. Veth; welke ten doel heeft de middelen bijeen te brengen om uit het nagebleven werk van Hahn een en ander te koopen en zulks ter plaatsing het Rgksprentenkablnet te Amster dam aan te bieden. Hun die aan deze hulde wenschen deel te nemen zij medegedeeld, dat de penning meester is: R. Elion, Keizersgracht 594, Amsterdam. lllMMMIIIIIIIIIIIIIItlMMIllllEllllllltlllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIMIlllMIMIIIIII Gedwongen in dubbelen zin, mag ik wel zeggen, want ik herinner mq met welk een tegenzin ik hem op een avond ging opzoe ken. Niet dat ik een kwaad voorgevoel had, o! neen absoluut niet, maar alleen de ge dachte een paar uur in het bqzgn van dien man te moeten doorbrengen stond mij tegen. Hg woonde in de oude stad. Natuurlijk niet in een van de vroolijk helder verlichte, drukke winkelstraten. Neen, in een van die nauwe sombere straten, met smalle zwarte huizen, waar vervelooze deuren toegang geven tot benauwde donkere portalen, waar na het klingelen van het armoedig belletje een onzichtbaar wezen door trekken aan een vettig touw je laat binnenkomen. Aan een van die huizen rammelde ik aan de bel, eenmaal, tweemaal, vele malen. De deur schoof eindelijk open en een brutaalschreeuwerig geluid vroeg naar de reden van mqn komst. Na eenige woordenwisseling strompelde ik de uitgesleten trappen op en kwam een kamer binnen, gemeubileerd zooals al de huurkamers zijn. Alleen stond er een piano. Ik peinsde even, waarvoor een piano in zulk een huis diende, doch de hartelijke ontvangst van Adler brak mfjn gedachten gang af. Spoediger dan ik verwacht had, bracht hij mg op heldere wijze op de hoogte van de gang van zaken en binnen een tweetal uren, was ik reeds bezig mijn diverse papieren en aanteekeningen bijeen te garen met het doel zoo spoedig mogelijk huiswaarts te keeren. En toen zei Adler wat ik reeds lang had verwacht: U biqft me zeker een poosje gezelschap houden, het is zoo gruwelijk vervelend, dag in dag uit, niets anders te zien, dan een kamer." Allerlei gedachten flitsten door mijn hoofd en het duurde misschien een paar tellen eer Vervolg op pag. 12

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl