Historisch Archief 1877-1940
14-Sept. '18. No. 2151
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
COBA RlTSEMA Stilleven
SCHILDERKUNST
D'AMSTEROAMSCHE JOFFERS
D'Amsterdamsche Joffers, ik heb het
meer geschreven, zijn een eigenaardig, eigen
zinnig, amusant, soms verbeten, soms
vroolijk, vrouwelijk gezelschap, maar door
welke vrouwelijkheid uu en dan een
mannelijke posiviteit heenblinkt. Ze zijn
schilderes, en vrouw. Ze zijn niet ten eerste
wel gesierd, schoon-gedosf;, uitmuntend
in makelij van kleeding, of in hoofschen
eenvoud sterk. Ze zijn en dat is reëel
en aangeraam ook om 1e merken ze z ij n
ten eerste van het vak. De voornaam
ste n zijn zeker leerlingen van Allebé, en dat
willen ze best weten, en dat willen ze
zeker zijn, en soms zijn ze evenmin be
schaamd, bfl Dake (geen ster) in Jde leer
geweest te zijn voor 't teekenen; de dank
baarheid heeft in dit geval iets van zuiveren
trots, en vrouweHJken weemoed.
En deze eigenaardige, eigenzinnige Joffers
(ge moet om ze nauwkeurig weer te geven
ze met den Ut wat oud-eeuwschen naam
benoemen), hebben nu een tentoonstelling in
den Larenschen Kunsthandel (of wat
vroeger, eenvoudig-weg zoo heette). Ik zal
niet zeggen, dat ze op haar paaschbest hier
zijn; dat scheelt een beetje veel. Maar de
hesten zijn er toch: Lizzy Ansingh en
Coba Ritsema. Deze twee zijn voor mij in
't bijzonder de Joffers. Ze zijn verschillend
het is niet moeilijk om dat na te gaan. In
Lizzy Ansingh is de intellectualiteit grooter
en de geopenbaarde phantaisie in Coba
Ritsema de natuurlijke breedheid, die haar
sterkste gave is, met haar kleur; in haar is
het latente groot. Lizzy Ansingh is meer
openbaar dramatisch, in haar poppen vindt
ge dat, Coba Ritsema is dramatisch in haar
kleur zelf.
Coba Ritsema is gemakkelijk groot, en
breed, Lizzy Ansingh is het best, wanneer
ze scherpzinnig kan zijn, ironisch, teeder,
satytisch, met humor op niet te veel
oppervlaks' Hiervan vindt ge in den Larenschen
kunsthandel riet alle bewijzen. Maar de
bewijzen bestaan elders. Het zij a ten eerste
twee portretten; dat door Coba Ritsema
van haar moeder en dat door Lizzy Ansingh
van mevrouw van Vloten. Beide zijn goede
beeltenissen, maar beide ziin ten eenenmale,
geheelenal, verschillend. Zij typeeren wat
ik als karakteriseering gaf. Mevrouw van
Vloten is humor, teederheid en traan, tinte
lende geest; de Moeder is breed van allure,
haast Spaansch van deftigheid. Deze dingen
vindt ge hier tot mijn spijt niet ter ten
toonstelling. Gij vindt er iets anders. Lizzy
Ansingh zond twee van haar v oppenpor
tretten in, die kleine, nijdige, symbolen
soms zijn van haar psychologie; Coba Rit
sema prenkt met een stilleven, voor haar,
geraffineerd, verfijnd van vorm, en met als
Illllimillllllllllllll
HERFSTMAAND
September is een paradoxaal maandje, een
mengelmoes van zomer en winter van lente
en herfst. In n dag kunnen we nu de
wisseling van alle jaargetijden doormaken,
bij het opstaan ligt raisschten de r?p op
het veld, iets laler zingt het tjiftjafje even
frlsch en schuchter als in de laatste week
van Maart, 's middags gaan de bijen met
evenveel vuur naar de hei of naar de zulte
als in Juni naar de linde en als we even
omzien, dan vinden we de spreeuwen In
't najaarskleed, die zich te buiten gaan aan
de zwarte vlierbessen. In de eerste helft
van de maand nadert de middagtemperatuur
nog dikwijls genoeg de vijfenzeventig graden
Fahrenheit, en wijze menschen doen hun
vacantiereisje nu liever dan in Augustus.
De wandelaar, die zijn planten kent, ge
niet nu van een "herleving der natuur en
begroet met vreugde en dikwijls met ver
rassing een menigte bloemen, die hun glorie
tijdperk hebben ia April en nu na de
zomerrust zich weer opnieuw vertoor.en.
Daar zijn heel wat vaste klanten bij, maar
altijd, het gevoel erin gegeven
van de stQgendehoogte,
eer die nog dan de ruimte. Er
is een werk van T h r s e
Schwartze, hierna te noe
men; haar stilleven, ruim, in so
bere grauwen. De portretschil
deres hrb ik te dikwijls gekarak
teriseerd om opnieuw haar
contour te teekenen; zij is
vaardig, vlot, maar niet van diepen zin
noch van kleur een vol-zijnd wezen... Maar,
er zijn nog andere Joffers. Nelly Boden
helm is de derde. Zij heeft het haar ken
merkende het burgerlijke te zien, te haten
haast, en toch de innigheid ervan te onder
vinden. Het is een Duitsche eigenschap,
en op Duitsche wijze, zoetjes toch f el, wordt
haar opinie gegeven. Na deze komen de
minder-getypeerden; de schilderessen met
kleiner wezen, kleiner vaardigheid, en klei
ner kunnen, maar toch met verdiensten. De
eersten, die te vermelden blijken, zijn:
Betsy Osieck, Coba Surie, en
Marie Wandscheer. Marie Wandscheer
is voor mij de schilderes gebleven van
sommige stukken met paddestoelen, en van
schilderijen met Petunia's, wier harten
geheimnis waren. ZIJ heeft daarna veel gezocht;
maar alle zoeken eindigt niet met vinden.
Coba Surie heeft kleur, een impressionisti
sche, rijke; Betsy Osieck heeft kleur, een
ietwat wrange moderne, lenig, niet diep,
wijd maar niet volledig. Ze is de meest
mondaine dezer Joffers.
De overigen kan ik in het kort, om te
eindigen, opsommen. De Balbian Verster is
levendig in een portret maar niet fijn; van
Van den Berg zag ik beters. In No. 12 van
Boom-Pothuis is 't rood niet zuiver, Lizzy
Schouten is vrij bewogen in een portret;
Marianne Franken is te noemen om haar
stilleven (17). Een Amsterdamschejoffer van
talent is freule M. de Jonge; een der velen,
onvoldoende vertegenwoordigd; baronesse
van Lijnden?de Clercq is wat te objectief in
hare getrouwe stofuitdrukking; Kepelius,
echt-ouderwetsch, is te noemen om haar
Bij den Notaris" en met haar zij n de be
langrijkste gememoreerd...
Deze tentoonstelling, dit Is een slotsom,
kon beter zijn. Ze geeft te weinig. Van
Lizzy Ansingh mist ge er de groote
phantaisltën; van Coba Ritsema een portret en
het blauwe stilleven. En zoo is het met
anderen, met Betsy Osieck, die ook in meer
verscheidenheid getoond moest zijn...
Als poging te waardeeren, is deze verza
meling niet voldoende geschakeerd, dus
niet voldoende geslaagd.
PLASSCHAERT
iniimmiiiiiiiiiiiiiiiiittimiiiiiiiimiii[iimiiiiiiiiiiiiiim>iiiiiiiii iiniiii
Het Verstand van ons Lichaam
De directeur van het Biologisch Instituut
te München, R. H. Francé, dien de vrienden
der natuur zich nog wel herinneren als den
man van interessante beschouwingen over
de zintuigen van de planten, artikelen in de
Naturwissenschaftliche Wochenschrift" en
ander populair wetenschappelijk werk, schreef
dezen zomer In Universum van 11 juli een
stukje over Die Vernunft des Leibes". Hij
B. REPELIUS Bij den Notaris
toch vind ik er ieder jaar een of meer, die
ik vroeger in de herfstmaand nog niet ont
moet had. Het is een heel gewoon ding,
om nu een nat graslandje te vinden geel
van de dutterbloemen of rood van
koekoeksbloetri. Langs het boschpad bloeit de bezem
brem, al is het ook niet zoo overvloedig
als in Mei. Zijn collega, de groote stekel
brem of gaspeldoorn vertoont ook reeds j
een enkel bloempje en heeft bovendien een
massa knoppen gereed, die bloei beioven tot
na Nieuwejaar, ja tot de nieu weMeimaand toe.
Al deze bloei is echter plaatselijk en min of
meer individueel; in sommige streken missen
we dien herfstbloei geheel en al. Ik zou haast
zeggen, dat we op de hooge gronden er
het meest van te zien krijgen, en ik durf
mij er niet over uit te laten, met welke
verschijnselen dat zou samenhangen. Onze
boschbessen bloeien officieel van half April
tot in Mei en Juni.
De roode boschbes of vossenbes,
vaccinlum Vitis Idaea bloeit in September meestal
weer mooier en overvloedigei dan in Mei
en het is een groot genot nu de
bloemtrossen van den herfst te zien naast de
prachtige roode bessen, afkomstig van den
voorjaarsbloei. Onze andere boschbes, de
bekende blauwbes vertoont nu ook wel zij n
geelgroene bloei-urntjes voor de tweede
maal, maar lang niet zoo veel als die roode
boschbes. Het meest vond ik de Blauwbes
nu nog bloeiend op de kaa! gehakte plekken
in het bosch. Het is, alsof het sterkere licht
LIZZY ANSINGH Dorlnde
wijst daarin op de prachtige inrichting van
ons lichaam en den doelmatlgen bouw, niet
in algemeenen zin dezen keer, maar met de
speciale bedoeling, om de aandacht te ves
tigen op wat er nu, in dezen oorlogstijd,
gebeurt in ons corpus, ten einde dat be
stand te doen zijn tegen de schaarschte en
het in wezen te houden bij sterke rantsoe
neering en beperkte voedselopnemlng.
Het is de biologische wet der uitverkie
zing, der electie, die hij te pas brengt, en
die hij eerst demonstreert aan den opbouw
van ons beenderenstelsel en aan wat er ge
beurt bij beschadiging of breuk daarvan.
Wij willen uit zijn artikel enkel vermel
den de merkwaardige beschouwing over de
doelmatigheid van wat er in ons lichaam
gebeurt in buitengewone omstandigheden,
een doelmatigheid, die zoo prachtig aansluit
bij wat wij telkens weer waarnemen, als wij
het bestaan van planten en dieren nagaan
en die het heele natuurleven tot zulk een
boelende wonderwereld maakt.
Juist in deze dagen, zegt Francé, nu wij
allen hebben ervaren, hoe de schaarschte
werkt en allen eenlge ponden lichter zijn
geworden, is die wet van de electie op ons
allen toegepast. Wij zijn magerder gewor
den, ja, maar hoe zijn we vermagerd, op
welke manier ? Waar heeft de natuur haar
bezuiniging in ons toegepast, welke maat
regelen heeft ze gekozen, om nog te red
den, wat te redden was ? Met andere woor
den, hoe heeft zij haar wet der electie bij
ons laten werken ?
Om daarop een antwoord te vinden, wijst
Francéer eerst op, wat er gebeurt, als men
toeneemt in gewicht. De hoofdvoorwaarde
daarbij is, dat meer voedingsstoffen worden
aangevoerd, dan door de dagelijksche slij
ting van het lichaam worden verbruikt.
Het overschot, vet voor het grootste ge
deelte, wordt dan in bepaalde cellen een
voudig bewaard. Die vetcellen worden overal
aangelegd, waar de stofwisseling niet al te
intensief is, en het is zeer opmerkelijk, dat
daarvoor meestal plaatsen worden gekozen,
waar het reservevet, door zijn aanwezigheid
alleen al, voor het heele organisme van een
zeker nut is. Zoo wordt bij voorbeeld de
omgeving van de nieren als plaats van de
vetreserve gebruikt, waardoor dan tevens
de nieren op hun plaats beveiligd worden.
Ook om den oogappel wordt veel vet afge
zet en beschut zoo een der kostbaarste en
meest geëxponeerde organen, en in de
onderste lagen van onze huid zijn de ronde
vetcellen eveneens rijk vertegenwoordigd.
Komt er nu een tijd, dat het verbruik van
het organisme grooter is dan de toevoer
van voedsel, dan worden de vetlagen het
eerst aangebroken. Maar dan blijkt ook, dat
bij het aanspreken van de voorraden op de
allerdoelmatigste manier wordt te werk
geden bloei heeft gestimuleerd. Dat licht heeft
ook roode randjes getooverd aan de kantige
stengeltjes, aan de dunne blaadjes en aan
de hangende bloemen zelf. We hebben nog
een derde boschbes, de veen-boschbes,
Vaccinium uliginosum, de mooiste van de drie.
Deze plant wordt door het ontwateren der
broekige en venige wouden al zeldzamer
en zeldzamer, maar groeit nog overvloedig
in de zeer mooie maar weinig bekende
bosschen van den Achtersten Achterhoek,
in het stroomgebied van Slinge en Slinger
beek, waar ge zijn bruine twijgen en
blauwgroen blad maar zelden mist. Ook deze
bloeit weer in September, maar nog minder
dikwijls dan de Blauwbes. Daarentegen
wordt hij vaak vergezeld door een andere
Ericacee van de venen, de prachtige
Andromeda en die bloeit nu al weer op menige
plaats everi weelderig als in Mei.
Daar komt dan het erhte wollegras hem
gezelschap houden en dat is eigenlijk, een
Maart-bloeier. Op een plekje in het
Korenbergerveen vonden wij het heele stelletje
bij elkaar in bloei: de drie boschbessen,
de andromeda, het wollegras met nog
veenbies en grasbies en de kleine en de groete
egelboterbloem, die onaf gebrokerfdo irbloeien
van den voorzomer tot laat in het najaar.
Ook onder de grassen zijn er zeer veel, die
in dezen tijd voor de tweede maal bloeien,
zelfs op plekken waar niet gemaaid is en
met dat al loopt de lijst van wat in Sep
tember bloeit tot in de honderden.
gaan en wel naar de voor
schriften van de wet der electie.
Geheel in aansluiting bij de
beteekenis voor het geheel is
de volgorde geregeld, waarin
de reservevoorraden eraan
moeten gelooven. Het vet onder
de lederhuid is het eerst aan
de beurt, maar de keuze" werkt ook
hier. Eerst worden de wangen magerder
en de hals, maar elders, waar men misschien
uit aesthetisch oogpunt het afnemen niet
ongaarne zou zien, houdt de onderhuid hard
nekkig het vet vast. Niet naar de wenschen
der ijdelheid wordt gevraagd, doch de be
slissing houdt verband met de bescherming
ten opzichte van gevoelige deelen van ons
lichaam.
Altijd zal echter het onderhuiisvet minder
worden ontzien en eerder door de overige
lichaamscellen worden opgebiuikt dan de
andere vetreserves. Het vet van hel
beenderenmerg is daarna aan de beurt en wordt eerder
aangetast dan dat om de oogen en in het
nierbekken. En eerst als deze voorraden zijn
verbruikt, gaat het hongerige lichaam ertoe
over, andere organen te vernietigen.
Weer doet de electie dan zich gelden en
uit den rijken voorraad der lichaamsorganen
wordt de keuze gedaan in overeenstemming
met den graad van bruikbaarheid. De spieren
worden geofferd vóór de organen van meer
vitale beteekenis, en van alles het langst
ontzien wordt het zenuwstelsel en vooral
de besturende macht daarin, de hersenschors.
Allereerst houdt de bouw van nieuwe
cellen op, behalve dan wat het volstrekt
onmisbare betreft. Het aantasten van de
voorraden in de spieren geschiedt eveneens
met oordeel des onderscheids; de spieren
van de ledematen moeten het eerder ont
gelden dan die, welke bij de ademhaling
zijn betrokken en die het lichaam tot het
laatst tracht in stand te houden. En een
onaantastbaar heiligdom naast de hersen
schors is de hartspier, welker bonboekje voor
levensmiddelen ruim wordt voorzien, zoo
ruim, als 't maar eenigszins mogelijk is, en
zoo lang mogelijk wordt dat volgehouden.
Zoo komt het, dat in een ondervoed lichaam
de samenwerking van de levensfurcties in
het geheel niet gestoord lijkt, al ziet men
het lichaam vermageren. Ook de geestelijke
functies gaan ongestoord hun gang.
Dit alles gebeurt onafhankelijk van onzen
wil en het geschiedt geheel buiten ons be- i
wustzijn. Een raadselachtige intelligentie '
schuilt er in de afzonderlijke cellen van ons \
lichaam, die samenwerken als een helder j
verstand. Inderdaad zou men dat verstand j
het groote kunnen noemen, vergeleken bij j
het kleine van onze hersens, dat zoo vaak j
bewi:st of onbewust zondigt tegen de wet
ten van gezondheid en levensbehoud. Het
moderne natuuronderzoek raakt hier aan
vragen van wijde strekking, welker bestu
deering steeds verder zal voeren op den
schoonen weg der harmonie van al het be
staande en der wonderheerlijke doelmatig
heid in den opbouw en de ontwikkeling van
al wat leeft op ons planeetje.
FREDERIKE J. VAN UILDRIKS
llllllIllllllllllIIIIIIIIIIIllllllllllllllllllllllllllllllIIIIIIIIIUlllIIIIMIIIIttllllll
Wat er van dien bloei terechtkomt? Wel,
sommigen spelen het nog wel klaar, dat zij
rijpe vruchten opleveren, maar ook heel
veel blijven halfweg steken, wanneer zij
door den echten winter worden overvallen.
Verleden jaar bloeiden bij ons veel hulsten
voor de tweede maal, sommige wel doordat
zij gesnoeid waren, andere zonder
naspeurlijke oorzaak. Zij hebben hun bessen nog
tot bleekgeel klaar gekregen, maar konden
het niet tot rood toe brengen. Intusschen
hebben de lijsters dat halfiijpe goed toch
opgegeten. j
Naast den bloei hebben we in deze maand
ook nog volop het verschijnsel van ontkie
men en groei. Evengoed als het wintergraan
ontkiemt op den akker en nu al spoedig
het landschap tint met levendig groen, schie
ten nu ook allerwegen zaailingen op van
wilde planten. Staatgras en muur weten
nooit van ophouden, maar nu ontkiemen ook j
de meeste vroege voorjaarsbloeiers:
vroegeling, eereprQs, veldkers, ooievaarsbek,
relgersbek, madeliefjes, paardebloemen, zu
ring, kruiskruid en i wat niet al. Dat alles
roert en rept zich om voor den winter een
gewenschten graad van wasdom en weer
standsvermogen te bereiken. De meesten
zullen den winter niet overleven, soms gaat
er honderd percent te loor, maar geen nood,
er zijn ook nog een menigte zaden, die niet
ontkiemen en die krijgen dan hun kansje
in Maart. Enkele krijgen het al te
voorsooedig en die bloeien dan met Nieuwjaar in
VAN ALLES WAT
EEN PRAKTISCHE MODE
Men gebiuikt voor den aanstaanden win
ter de breitechniek ter versiering van hoeden.
Wij zagen bruine, zwarte en grijze
vilthoeden, waarvan de rand versierd was met
een gebreiden band, in n of meer kleu
ren. Men zet daartoe 12, 16, 18 of meer
steken op en breit heen en teruggaand
recht, zoodat er ribbels ontstaan. Men kan
deze banden zoo fleurig en bont maken als
men wil. Ook zagen wij een hoed waarvan
de geheele bol met wit wollen breiwerk
was overtrokken. Wel een geschikt middel
om oude hoeden eigenhandig te vernieuwen.
SOEP BINDEN
Soep kan men binden met aardappelen.
Men schilt en raspt ongeveer 3 a 4 aard
appelen, voegt deze bij de soep en laat ze
meekoken. Men denke er aan, de aardappe
len terstond in de soep te doen en niet
vooraf te raspen, daar ze dan bruin worden.
TOMATEN JAM
Men heeft noodig: l K.Q. rijpe tomaten
pl.m. 660 gr.-suiker, l dL. citroensap, de
schil van IX citroen. Laat de tomaten met
de citroenschil gaar worden, (ongeveer Vs
uur koken). Dan door de zeef wrijven en
zonder de suiker laten inkoken, zoolang tot
de suiker ongeveer 10 minuten behoeft mee
te koken. Het laatst de citroensap er bij doen.
In plaats van citroenzuur of citroenessence
die tegenwoordig het citroensap vervangen
kan men ook rhabarber nemen.
HEELE TOMATEN INMAKEN
Een goede methode schijnt te zijn, dat
men de tomaten laag om laag met zout in
een Keulschen pot doet en er ten slotte
zooveel water opgiet, dat ze juist bedekt
zijn. Men bewaart ze dus feitelijk onder
sterke pekel.
Vragen
Weet een onzer lezeressen ook hoe men
versche hazelnoten voor den winter kan
bewaren?
Ook zou men gaarne weten of gepelde
garnalen in het zout of op andere wijze
kunnen worden ingemaakt.
Wellicht zijn enkelen uwer zoo vriende
lijk hiervoor proefondervindelijk goede re
cepten te zenden aan de Redactie der Ru
briek Voor Vrouwen, Koninginneweg 93
Haarlem ?
:: VERHUIZEN ::
MEUBELS BEWAREN
E. J. VAN SCHAIÜK
BOOTHSTRRAT
UTRECHT
plaats van in April tot vreugde van den
onaeduldigen bloemenininnaar.
Ook in de dierenwereld heerscht nu groote
bezigheid. Er vliegen nu meer mooie dag
vlinders dan in April. Op h'ide en Uiym
wemelt het va^i blauwtjes en vuurvlinderljes
en waar het hooge koninginnekruid bloeit
op een rustig zonnig plekje vindt ge
tegelijk de Atalanta, distelviinder, kleine vos,
dagpauwoog, koninginnepage en misschien
ook naast het gewone citroentje de
posthoorntjes of luzernevlinders. Daartusschen
een gewemel van zweefvliegen en allerlei
bonte wespen. Ook de aardwormen en de
slakken vertoonen in deze weken een ver
hoogde werkzaamheid, die met belangstel
ling wordt gevolgd door de mollen, egels
en de altijd hongerige trekvogels. Zoo kunt
ge op sommige plaatsen en tijden in deze
stemmige herfstmaand een ontzagwekkende
opeenhooping aan treffen van rusteloos ge
beuren.
Maar nu snapte ik dezen morgen toch
een dikke voorzichtige aardhommel-mama,
die haar nest had opgegeven en heel op
haar eentje bezig was een gat te graven
in het zand, om zich alvast op te bergen
voor den winter. Een zuiver individueele
en volkomen onverklaarbare handeling.
JAC. P. T H n s s E