De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 14 september pagina 8

14 september 1918 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 14 Sept. '18. No. 2151 MUZIEK EENE BESCHOUWING betreffende de Hedendaagsche Be oefening van Fransche Muziek in ons Land Feiten te constateeren is zeer zeker heel wat gemakkelijker dan oorzaken op te sporen, die het aanzien aan bepaalde feiten hebben gegeven. Een feit is het, dat de belangstelling in ons land voor uitsluitend Duitsche muziek de laatste jaren ten deele plaats heeft moeten maken voor die van verschillende andere nationaliteit. Besloegen tot vóór den oorlog de Duitschers drie vierden van het terrein der muzikale belangstelling en was van het overblijvend deel de grootste plaats bezet door de Russisch-Slavische school, (althans in de Concertzaal) de laatste jaren hebben eene belangwekkende ommekeer gebracht, waar het gold, ook kennis te nemen van werken van anderen oorsprong. Het meest verblijdende in deze ommekeer is allereerst wel de meerdere aandacht, geschonken aan datgene, wat eigen bodem voortbracht, maar tevens mag men het een gelukkig feit achten, dat men van den zoo belangrijken produc tieven arbeid der moderne Fransche school meerdere kennis is gaan nemen. Men heeft zulks zelfs gedaan met zoo'n onstulmigen ijver, alsof het gold het verzuimde binnen een zoo kort mogelijke spanne t ij ds in te halen. Het zou ons te vér voeren, de oerzaken na te gaan van deze plotselinge ommekeer in onze muziekbeaefenlng; we willen hier dan ook slechts constateeren, dat het niet de eerste maal in de annalen der toonkunst zou zijn, dat ook de despotische heeischeres mode" haar deel zou kunnen hebben aan een verschijnsel, dat men zou kunnen be stempelen met de uitdrukking hollen of stilstaan". Dat mannen als een Debussy en Ravel vrijwel plotseling de enfants chérjs" zijn geworden is in zooverre verklaarbaar, dat men in deze beiden de dragers der moderne muzikale regeneratie mag huldigen. Het is, of juist deze beiden begrepen hebben, dat in de groote lijn van het klassicisme, door de Duitsche meesters gevolgd, welke op rein-instrumentaal gebied in Beethoven haar culminatiepunt vindt, in waarheid het laatste woord is gesproken. Ook Wagner heeft dit in zijne Schrifte" duidelijk toe gelicht, door welk juist begrip zijn werk beïnvloed is geworden en daardoor als een absoluut zichzelf voltooid hebbende periode is te beschouwen. Na Wagner's dood vinden wij in Duitschland nog slechts Arnold Sch nberg, die, hoe men over zijn werk moge denken, nog slechts gevoelt, dat de toon kunst aan eene regeneratie behoefte heeft. Noch Richard Strauss. die slechts de voort zetting en uitbreiding der traditie SchumannWagner brengt, noch de hoofdzakelijk cere braal scheppende Max Reger.nochde rusteloos woelende en zoeker de geest van een Qustav Mahler, die menige rijke vondst te boeken NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP Motordienstvanïetenburg DAGELIJKSCHE MOTORDIENST UTRECHT LEIDEN DEN HAAG DELFT Vleutsiischeweg. UtrachtscheveerZB. FynjékadeB. HouttuinenS VICE-VERSA MECH GENEESKUNDIGE ' VOLKSPRENTEN IN DE NEDERLANDEN" *) door dr. M. DE HARTOGH Een proefschrift van den man, sedert lang bekend door zijne talrijke geschriften op het gebied van de geschiedenis der genees kunde ; vol belangrijke gegevens, fraai uit gevoerd en met duidelijke afbeeldingen in den text. Terecht, zegt Frederik Muller, dat het ontwikkelde volksleven en de bur gerlijke vrijheid, die er heerschten, mede de oorzaak kunnen zij ?>, dat historische atlassen en groote collecties van particulieren in Hol land vrij veelvuldig voorkomen. In geen ennel land ongeveer zijn zulke vinnigespotschriften gedrukt, zulke hekelend»" spotprenten gegra veerd als in ons land. Zelfs past het in den tegenwoordigen tijd met een enkel woord te vermelden, dat er meer dan 40 prenten van den afschuwelijken moord op de Gebrs. de Witt den prrs hebben verlaten. Vele gravures zijn bedoeld als kunstuiting, andere om gebeurtenissen aan de vergetel heid te ontrukken, of uit winstbejag (volksprenten). Het boek is verdeeld in verschillende hoofd stukken. Het Ie behandelt de prenten op politieke *) Geneeskundige Volksprenten in de Nederlanden, door dr. J. C. de Lint, met 78 afbeeldingen naar oude prenten. Gorinchem, J. Noorduyn & Zoon, 1918. had, hebben de toonkunst dat gegeven, waar aan deze behoef te had. Zij gaven wel de ver nieuwing van het technisch apparaat maar niet die van eene herschepping van binnen uit. Ook vrij van eenigen politieken bijsmaak kan men het dus nog wel verklaren, dat, waar het de voortbrengselen der hedendaagsche meesters geldt, onze oogen zich in de eerste plaats naar Frankrijk richten. Toch zijn het niet alleen onze tijdgenooten in het land, dat men van oudsher als de bakermat van beschaving en fijnen smaak kon beschouwen, die uitsluitend de aan dacht waard zijn. Wat weten we eigenlijk nog bitter weinig van het werk der Franschen, die deze bange jaren niet hebben beleefd! Nu ja, Gounod, Meijerbeer, Thomas, Massenet, Bizet's onsterfelijke Carmen" zijn ons bekend als Beethoven's vijfde mis schien. Ook achter de namen Berlioz en Saint-Saens behoeven we gelukkig geen vraagteeken te zetten. Maar wat kennen we nog weinig van een Chausson, Bruneau, Bourgault-Ducoudray, Dukas e.t.q.; ook van het oeuvre van ^en Lalo, Faurë, Chabrier nog maar een beperkt deel, slechts hier en daar iets, door het Concertgebouworkest uitgevoerd! Hebben deze mannen geen kamermuziek en liederen geschreven? Ik denk eens even aan het prachtige l'heureux vagabond" van Bruneau, l'esclave van Lalo" enz. Toch is dit terrein nog eenigszins ontgonnen, maar wij willen verder terug gaan en dan vinden we terreinen, die nog het aspect van bijkans woesten grond vertoonen. De cultus van een Couperin bepaalt zich meestal tot een simpel stukje als soeur Monique", al mot len we het Concertgebouw sextet even dankbaar vermelden vanwege de kennismaking met een concert royal". De pianisten gaan dezen man, bij zijn leven legrand" geheeten, stilzwijgend voorbij, spelen slechts een hoogst enkele keer iets van zijne tijdgenooten Rameau of Daquin, wiens Coucou" slechts ^ertoire-nummer is geworden. Moet men niet aan eene totale verwording en ontaarding van de kunst van het klavierspel gaan gelooven, (getuige zoo vele transcripties der oude meesters, die zoo bQ uitstek de grenzen en den waren aard van dit Kamerinstrument par excel lence" kenden is gaan negeeren, omdat zij in het klavier nog geen Hamerinstrument vermoeden? Is er iets coloristisch schooner, meer spiritueel gracieus te denken dan Couperin's Carillon de Cythère," dat, misschien wel het sprekendst op het clavecimbel van dien tijd uitgevoerd, toch ook op den mo dernen vleugel nog wel geheel in den geest is te interpreteeren? Het wil on« voorkomen, dat de geest, die spreekt uit Strauss' Salome, Mahler's 8ste en zoovele Regeriaansche schablonenhafte Doppelfugen het gemoed heeft verhard en verkild voor de intieme schoonheid van eene kunst, die zich beweegt binnen de vier wanden van eene meer huiselijke omgeving. Nog een ander, althans een, die in Frank rijk zijn geest zag uitgroeien, is het, dien wij nog te weinig kennen en wiens werk, zoo al niet voor de intimiteit geschreven, toch de sporen draagt van innige, ontroerende harmonische schoonheid, dat wij gaarne zijn naam hier plaatsen in de rij der grootmeesters van Bach tot Schubert. Cristoph Willibald Glück was die man, die de antieke tragedie in een muzikaal kleed stak, een kleed, zoo sprekend van lijnen en rhytmen, dat het eene groote harmonische ineenvloeiïng werd van antieke plastiek en Romaansche charme. Hoe komt ook deze meester ten onzent nog te kort bij de algemeene belangstelling, waarin de zuiver Duitsche klassieken zich verheugen ? Voorwaar eene sporadische uit voering van zijne Iphlgénie-ouvertüre of eene enkele auditie van Orpheé" is te weinig, om ook dezen heros naar behooren te huldigen. Dat men in 't algemeen thans tracht de Fransche kunst beter te cultlveeren, valt te loven. Maar men doe zulks niet eenzijdig en vooral niet onder den druk van eene zekerepro-geallleerde, snobistische bon ton"! Men geve dus ook de Romaansche klas sieken en de niet ultra modernen de plaats, die dezen ipso jure toekomt. VAN LEEUWEN SONNETTEN Zooals een zaadpluis door een spinragdraad, De glinst'rendedoor't glinst'rende gevangen, Een korte poos stiltrillende blijft hangen En dan langs lucht'ge helling opwaarts gaat, Zoo kleeft de menschenziel zich vol verlangen Aan ijle broosheid van geluk, en haat De vlaag van't lot, die stuk het spinsel slaat En voort haar jaagt tot nooit vermoede gangen. De hemel schreit haar, angstig weggestormd, Diep met zich mee naar 't smart'lijk aardsche donker, En straalloos ligt en nietig en misvormd, Wat zalig glansde in zilv'ren stergeflonker: De wijze tijd houdt wacht: en 'tgodd'lijkzaad Ontkiemt tot kunst, tot wetenschap, tot daad. Stil, zonder dorpen, weiden, watervallen, Ontzagg'lijk niets, gekarteld silhouet, Zweven onwerk'lijk, blauw op violet, Op nevelring verglets:herde Alpenwallen; Als had de vorst op welvend glas gezet Een wereldfantazie in ijskristallen, Rijzen, nzelfde glode over allen, De toppen naast elkander, zonder smet. Zoo zie ik soms in verte van verleden 'T zilv'ren gebergte van mijn liefden zweven; In nevel van vergeten is vergleden, Wat, mensch, ik lijden deed en heb geleden; En, onverloren fecërieën, bleven De zal'ge toppen van verzonken leven. Fossielen-atlas in diepbruin crayon, Opengeslagen, bol twee platen, ligt 'T sneeu wberg-landschap in winteravondlicht Onder mij, blauw in schaduw, rood in zon: Stek'iige ruggegraat van mastodon Houdt ginds zijn drakekop omhoog gericht; Ribben, dijbeend'ren met monst'rig gewricht, In scherp relief staan ze op 't blauwgrijs karton; Kraaien, die de^avondwind planeeren doet, Drijven, als op een bladzij vlokjes roet Uit 'troode licht,dat dooft en paarsig rookt. 'T wordt nacht. Iets, ver, in 't rijzend donker gromt 'T waggelt En plots'ling deze ontzetting _ ^ komt: Zwitserland dreunt, de ontzaglijke oertijd spookt. Of de aarde een sterrehemel schijnen wou, Sidderen zonnestelsels, fjn-gesteeld; En ied're graspluim is een sterrebeeld, En als een Melkweg hangt die streep van dauw. 'K zie, als ik 't hoofd eerst zóó.danandershou, Hoe roode Mars oranje Sirius speelt, En hoe, knipoogend, 't groen zijn gunst verdeelt Naar 't geel en 't violet van achter 't blauw. En telkens, kleur'ge streep, verschiet een ster. Die rust'ge vonk, ginds, is dat Lucifer? Of Is 't een dauwdrop, die zich zwevend houdt? Zie ik voor 't eerst dit, nu? of heb 'k misschien Alles net zoo sinds eeuwigheid gezien? Ik weet niet, of 'k heel jong ben of oeroud. AD w AIT A iitiiÉitiimiiMiiiuiiiiMimiiimtiiiiiiiii Op den*. Economischen Uitkijk Van een vijftigjarige Laat mij, om niet in raadselen te spreken, dadelijk zeegen, dat ik met de vijftigjarige bedoel de Machinefabriek van Gebrs. Stork & Co. te Hengelo, die 4 September 1.1. haar halve-eeuw-feest heeft gevierd. Van die viering en van het daarbij gesprokene heeft de dagbladpers zooveel medegedeeld, dat ik mij daarvan kan onthouden. Maar wei wil ik hier wijzen op de beteekenis van zulk een feit als verschijnsel en ook op de oor zaken, die tot den voortdurende ontwikkeling van deze onderneming hebben medegewerkt. Het feit als verschijnsel staat niet alleen, want juist sedert de laatste halve eeuw heef t onze fabrieksnijverheid en niet in de laatste plaats de machine-fabricage zich krachtig ontwikkeld. Zij begon toen omstreeks 1870 nieuwe banen te betreden, aarzelend en weifelend nog. Zoo ving ook de grootsche zaak, die nu is de Machinefabriek van Qebrs. Stork & Co., aan als een bescheiden reparatieinrichting, die aanvankelijk te Borne werd gevestigd. C. T. Stork, een der opzichters van die zaak en tot aan zijn dood de ziel der onderneming, meende dat er in Twente toen we! plaats moest zijn voor een in richting, die zich zou toeleggen op het herstellen van onklaar geraakte fabrieksweikiuigen. Het is bekend, dat vooral na den brand van Enschede en na de Amerikaansche katoencrisis de spin- en weefnijverheid in den Overijselschen achterhoek een breeder vlucht begon te nemen dan in jaren daarvóór het geval was geweest en dat juist in dien tijd vele spinnerijen en weverijen zich op (teen) modernen voet inrichtten. Er kon dus behoefte vooronder steld worden aan een reparatie-inrichting en C. T. S t o r k, die een ver vooruitziend man was, begreep dat zulk een onderneming in beteekenis zou toenemen naar gelang de Twentsche katoennijverheid voortging zich te ontwikkelen. Die katoennijverheid, haar positie in den vroegeren tijd en omstreeks 1870, kende hij trouwens door en door. Zijn naam leeft niet alleen voort in de machine fabriek, maar ook in de Koninklijke Weefgoederenfabriek voorheen C. T. St«rk & Co.", mede een schepping van zijn vernuft. Hij was een merkwaardig man. Men leert hem kennen niet alleen uit zijn scheppingen, maar ook uit een klein, een aardig boekje, dat hij geschreven heeft: Herinneringen en Wenken", waarin hij vertelt hoe hij zijn loopbaan als industrieel is begonnen, met welke moeilijkheden hij daarbij had te kam pen, hoe hij ze overwon en ten slotte iets bereikte, veel bereikte, maar in zijn eigen oogen niet zooveel of hem bleven idealen voor den geest zweven van verdere vervol making. Hij begon klein, met een klein kapitaaltje, dat zijn vader hem leende (was het niet f 2000?) en het begin was zwaar. .Ik was te laat geboren," zoo luidde zijn ietwat komische verzuchting. Hij bedoelde hiermee dit: toen hij als jonge man (hij zag het licht in 1822) zaken" aanpakte o, op wel bescheiden voet, want zijn voorraad geweven goederen kon hij in een bedstee bergen stootte hij zijn hoofd toen hij trachtte, gelijk de andere Twentsche fabri kanten deden, zijn manufacturen aan de Nederl. Handelmaatschappij te verkoopen, want deze had reeds genoeg, reeds te veel vaste leveranciers en verlangde aller minst hun aantal uit te breiden. Dus was C. T. Stork op zich zelve aange wezen. Ja, het begin was zwaar! In die jaren trok hij 's morgens vóór dag en dauw met een boerenkar, waarop zijn geweven goederen geladen waren, van Oldenzaal naar Nijverdal, dat hij dan vroeg in den middag bereikte. Met de afdoening gingen eenige uren heen; dan werden de garens opgeladen, de terugtocht aanvaard en 's avonds laat de woonstee weer bereikt. Dit harde werken vond zijn loon... in zichzelf, althans niet in groote winsten, want door zich voor doende crises en andere ongunstige om standigheden moest hij, na tien jaar fabri kant te zijn geweest, vaststellen dat hij nu juist even ver" was als toen hij begon. Na tuurlijk beduidde dit: in geldelijk opzicht. Overigens was hij veel verder: door tien jaar hard werken had hij heel wat geleerd, had hij zijn gemoed gestaald, had hij teleur stellingen ondervonden en daaronder de zucht tot doorzetten en volhouden weten te be houden. Bat was het kapitaal, dat h IJ zich in die tien jaar had verworven en dat kapitaal heeft rijke vruchten gedragen. Wart hij wist nu, dat hij voor geen bezwaren zou bukken; hij wist ook hoe moeilijk de weg naar succes is; hij had zelfver trouwen gewonnen. Ook wist hij dat hij niet van anderen eenigen steun te Hofleverancier - Amsterdam KALVERSIRAAT 216 -:- MUMSPARKWtG 9 TEL. NOS. 2040-1881 TEL No. 1793 Zuid ComestiblegjFijne Vleeschwaren enz. iiiniiiii iiiitiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiitiiiiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiii'itiiiiiiiiiiitiiiiiiHiiiiiniiiiii gebeurtenissen betrekking hebbende, waarin van belang is een voorstelling *an een breukband van 1692 vrijwel gelijk aan de nog tegenwoordig in gebruik zijnde banden. Vooral in Frankrijk sckonk men veel aan dacht aan de breuken en ook de Koning stelde er veel belang in, nadat Le Prieur de Cabrière" een nieuw middel tegen breu ken beweerde te hebben gevonden. Dit mid del bestond uit een zalf, op de huid te snieren, waarna een bandage over die zalf werd aangelegd. Terecht merkt de schrijver op, dat de goed afsluitende breukband wel de oorzaak van het succes zal zijn gewest. Interessant is (zie afbeelding I) Konsult van 4e medicijnen in de Sware Siekte van den Grooten sultan ende remedie van hem hast te genesen." Ze; r dikwijls wordt als spotmiddel de uitbeelding als een krankzi- nige voorge steld, uit medisch oogpunt van belang, om dat daaruit blijkt op welke wijze men in vroeger tijd met deze ongelukkige patiënten omsprong. Een Hollandsche spotprent, op Napoleon betrekking hebbende, stelt hem voor, lig gende op zijn ziekbed. Verschillende landen zijn voorgesteld als doktoren, die bij een ziekbed staan en allen goeden raad willen geven. De koning van Pruisen voelt hem de pols, Engeland geeft medicijnen, Oosten rijk zet hem een lavement, Rusland geeft hem de blauwe pillen om te purgeeren, die hij echter weigert in te nemen. Beieren sluit hem de oogen en (zijn wij veel veranderd?) Holland vraagt naar de kosten van de be grafenis. Hoofdstuk II behandelt de spotprenten op geneeskundigen, waarin de bekende Johannes Le Franc van Berkhey (de beroemde Oranje klant) wordt besproken en op een plaat afgebeeld. Als medicus stond hij niet hoog Afb. I. Consult van de medicijnen in de swaere siekte van den grooten Sultan, ende de remedie van hem haest te genesen aangeschreven en aan Abraham Titsingh komt de eer toe genoemden Le Franc en andere leden van het Collegium chiruigivm" aan de kaak te hebben gesteld. Inderdaad de gedragingen en handelingen van dezen heer konden niet door den beugel. Het volgende hoofdstuk behandelt ziekte toestanden op hy giënisch gebied belachelflk te maken. Een Buxuz boom, gesnoeid in den vorm van een vos, tiiinversiering, die alleen in ' ?-?' ' ?'" "??' ftèf|ö|liÉCè. All'* Afb. II. Den grooten Barbierswinckel Afb. III. Prent met kwakzalver door Jurgens, uitgegeven door de Mij. tot Nut v. h. Algemeen gevallen. De grootste rubriek van de medi sche volksprenten toch stelt medische ge vallen voor. De bekende Stierenwreedheid" te Zaan dam, 29 Aug. 1647, waarvan in Zaandam de legende nog duidelijk is bewaard ge bleven, schijnt historisch te zijn. Jacob Ech, een boer te Zaandam had, zoo ztgt de overlevering een stier aan een paal vast gebonden. De stier, onrustig geworden door het vlieger oplaten, rukte zich los. De boer, dit ziende, trachtte hem te grijpen, doch de stier wierp zich op den boer en bracht hem ernstige verwondingen toe. Zijn zwangere vrouw zag door het venster wat er gebeurde, snelde haar man te hulp, doch werd op haar beurt door den stier aangevallen, met het gevolg, dat de horens van den stier haar buik openscheurden en haar de lucht ingooi den. Het kind door die onverwachte keizer snede" geboren, kwam een huis-lengte verder in een plas water terecht. Tengevolge van dit wreede voorval stierven vrouw en man, maar het kind bleef ruim een half jaar leven. De geschiedenis van Eva Vlugen, de ontmaskerde hengerkunstenares, de moderne papus, de slapende Stoi.ksche boer, niet minder groot in het bedriegen, worden behandeld en door eveneens goed uitgevoerde platen verduidelijkt. Ook is er een afbeel ding van de geboorte van den lateren koning Willem I. Bijzonder interessant is de af beel ding van een hoogst zeldzame plaat, in Engeland verschenen om onze Hollandsche Holland voork wam, bewijst dat niet dieafbeeldnig wel degelijk ons land bedoeld wordt. Belangrijk is ook het volgende hoofdstuk over biaassteenen", waar Jan de Doot wordt vermeld in het volgende opschrift: Door pijn en noot Heeft iange Jan de Doot Courage gehadt En het mes gevadt Gaf hem een snee Niet zonder wee Heei ongemeen Kreegh self een steen Als uit een lijf De Godes segen En eeuwige naem, Daer door ghecregen. Over reuzen en dwergen, waarvan ook ons land zijn contingent leverde, v/ordt in het volgende hoofdstuk het n en ander vermeld. Zelfs janna Drabbe uit Axel, die op 10 jarigen leeftijd het eerbiedwaardige gewicht van 300 pond had, is door een afbeelding vereeuwigd. Hoofdstuk 7 behandelt monstra en andere lichamelijke afwijkingen waarvan de bespre king niet zoozeer past in het kader van dit weekblad. Verschillende van hen zouden bij Barnum en Baley zich ook nu nog in een groote belangstelling mogen verheugen. Ooit afbeeldingen op kwakzalvers betrek king hebbende, waarvan n uitgegeven van wege de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen" belangrijk is, orndat hij voor de jeugd waarschuwende woorden als onder schrift geeft. [Zie afbeelding III.J Van het lange gedicht moge het vol gende om het karakteristieke hier overge nomen worden. Ziet echter hoe het volk van allerhande soort, Naar het,theater loopt en naar dien pochhans (Jurgens) hoort), Maar wat nog erger is, zich dwaas'lijk laat bewegen, Om over ziekte en pijn dien zotskop raad te plegen. Zelfs medicijnen koopt, vergiften in haar soort Wat scheelt het aan den schelm of hij een mensch vermoordt. Een herdruk van dit gedicht zou ook in dezen tijd niet misplaatst zijn. Wanneer ik nu nog memoreer, dat in het laatste hoofdstuk het groote tafereel der dwaasheid" wordt behandeld, wederom met fraaie afbeeldingen, dan moge uit het bo venstaande blijken dat de Lint een ernstige studie van zijn onderwerp heeft gemaakt en dat het keurig uitgewerkte, slechts 120 blz. dikke boek een belangrijke aanwinst mag genoemd worden voor elkeen, die belang stelt in de geschiedenis niet alleen van de volksprentenkunst maar ook in de genees kunst, de kwakzalverij en de hygiëne van vroegere tijden.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl