Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
21 Sept. '18. No. 2152
005TER5EEK
MEUBILEER1NOEN
lllllllllllllllllIHIIIIIIIIIIIIIIMMIIIIIIIiliillllMiHtlllllllllHllllllllllllllllllli
Geluk
Er zingen stemmen hoog in de dennen
een lied van verlangen, dat menseden kennen,
die in het leven liefdeloos bleven.
Zij grepen toe, maar zagtn ontzweven
bet vlugge geluk aan hun moeizaam streven
en zij verzwegen hun leed verlegen,
want and'ren hebben het steeds verkregen
en noemden het pralend: hemelsche zegen ;
maar uit hun leven is God gebleven.
ROEL HOUWINK
Uit de Amerikaan sche Mail
In de laatste weken is er eenige verbete
ring gekomen in het mail-vervoer tusschen
Amerika en ons land. Althans in de
afgeloopen veertien dagen is hier niet alleen
een massa achterstallige correspondentie en
drukwerk aangekomen, maar zijn daaibl]
stukken, gedateerd van begin Augustus, die
ons in de eerste week van September be
reikten en dus slechts ruim een maand noodig
hadden voor het traject, met inbegrip van
het oponthoud bij den censor. Dit is nog
wel lang, vergeleken bij den termijn van ruim
een week, dien het vóór den oorlog duurde
om de post van Amerika naar hier over te
brengen, maar eene verbetering bij de groote
vertraging, waaraan wij in de laatste jaren
gewend zijn geraakt. En wij mogen al dank
baar zijn voor kleine gaven."
Intusschen is er voor hem, die zich uit
neiging of professie uit de Amerikaansche
bladen op de hoogte wil stellen van water
llllllllllmilllIMIIIIIIIIIIIllttllllllllllHUMIIIIIIIllllllllll
AMSTERDAM ARNHEM
»8-aRAYENHA6E ROTTERDAM
UTRECHT
uiif»fjfiiifimifmiiiiiiiiifiiifiiiMrr::iiiminfiiiimfimfitiiiimi(ifiitiiif
BOEKBESPREKING
Zeventiende-eeuwsche opvattingen en
theorieën over litteratuur in Nederland,
door dr. A G. VAN HAMEL,
's-Gravenhige. Martinus Nijhoff, 1918.
Tot het recht inzicht ook in literaire kunst
kan men slechts komen door haar dieperen
grond te onderzoeken. Tot dien dieperen
grond behooren de opvattingen en voor
stellingen omtrent het wezen en het doel
dier kunst, welke aanwezig zijn in de kun
stenaars en doorgaans samenhangen met
den aard van hun volk, met het streven en
doen van hun tijd.
Voor de oudere literatuur geldt dat in
nog hooger mate dan voor de
hedendaagsche, omdat wij te zeer bevangen z^n
in onzen eigen tijd om dien met de noodige
onbevangenheid te kunnen beschouwen en
omdat het dieper onderzoek van het heden,
tijdens dat heden zelf, uiterst moelijk of
ondoenlijk is.
Zoo is dan tot het recht verstand, dikwijls
ook tot het vol genot, der oudere literatuur
kennis van de vroegere beschouwingen en
opvattingen van literatuur onmisbaar. On
misbaar is die kennis derhalve ook als
hulpmiddel bij den opbouw der literatuur
geschiedenis. Men zou zich een geschiede
nis der literatuur kunnen denken, die
gestadig uitging van de opvattingen der
tijdgenooten, indien die opvattingen steeds
maar voldoende bekend waren. In som
mige tijdperken, b.v. de middeleeuwen in
West-Europa, is van die opvattingen wei
iets maar niet veel te bespeuren; in andere
zijn zij slechts voor een gering deel te
boek gesteld; naarmate wij onzen eigen
tijd naderen, zien wij een steeds wassen
den vloïd van wijsgeerig-literaire of
theoretisch-literafre geschriften, waaruit wij de
beschouwingen en opvattingen der vroegere
geslachten kunnen bestudeeren.
Belangwekkend onderdeel der ontwikke
lingsgeschiedenis van den smaak, en daar
door belangrijk voorwerp van wetenschap
pelijk onderzoek, is deze studie tevens
hoognoodig ter vorming onzer studenten
in de letteren, die immers bestemd zijn,
later als leeraren en leeraressen.medetewerken
tot deletterkundigevormingvanhet komende
geslacht.
In het buitenland beseft men de beteekenis
en de waarde van dit deel der wetenschap
ten volle. Ik kan er niet aan denken hier
een overzicht te geven van hetgeen daar
reeds gedaan is, doch moet mij beperken
tot het noemen van enkele namen en
titels. Over het algemeen hebben de
Engelin de groote republiek omgaat, het bezwaar
aan verbonden, dat hij thans overstelpt wordt
met eene zoo gro«te hoeveelheid drukwerk,
dat het nauwelijks door te worstelen is. Zoo
bracht de in de vorige week hier aangekomen
mail New-Yorksche bladen van drie weken,
waarin kolommen lange voorstellen en beslui
ten omtrent belastingheffing, distributie, rant
soeneering, uit- en invoerverboden en in het
algemeen allerlei-voorschriften voorkomen,
die de Amerikaansche regeering noodig acht
om den oorlog met succes voorttezelten en
bovenal om haar het geld te verschaffen ter
bestrijding van de daartoe gevorderde enorme
uitgaven.
Een volledig overzicht van al deze voor
schriften en bepalingen te geven Is in een
weekblad-artikel niet wel doenlijk, maar het
zal ook het Nederlandsche publiek belang
inboezemen een kort begrip te krijgen van
de wijze, waarop de Amerikaansche regeering
zich voorstelt te voorzien in de door den
oorlog ontstane behoeften.
Het leeuwendeel der meerdere staats
inkomsten zal moeten gevonden worden uit
aanzienlijke verhoogingen van de inkomsten
belasting met de daa-aan verbonden surtax
voor groote inkomens, uit de oorlogsbelasting
en de estate taxes, die het meest overeen
komt met onze vermogensbelasting.
Ofschoon de hier aangekomen bladen nog
niet de definitief vastgestelde percentages
dezer belastingen bevatten kan uit de be
richten omtrent het behandelde In de Com
missie uit het Huis van Afgevaardigden, die
met de voorbereiding der betreffende voor
stellen belast is (de House Ways and Means
Committee) reeds afgeleid worden in welke
richting deze voorstellen zullen uitvallen.
De inkomstenbelasting op persoonlijke in
komens, die thans 4 pCt voor normal tsx
bedraagt, zal vermoedelijk verhoogd worden
tet 10 pCt., met eene progressieve surtax,
klimmende van l tot 80 pCt.; het hoogste
percentage te betalen over inkomens van
S 500.000. en hooger. Daarbij zal worden
aangenomen, dat voor vaststelling van het
belastbaar inkomen zal mogen worden af
getrokken voor ongehuwden S100Ü.?en
voor gehuwden s 2000.?per jaar.
Voor maatschappijen zal de inkomsten
belasting worden vastgesteld op 18 pCt. van
de netto-lnkomsten met eene reductie tot
12 pCt. over het gedeelte van de inkomsten,
dat als dividend aan aandeelhouders wordt
uitgekeerd. Aandeelhouders zullen echter
persoonlijk belast worden met incometax
en surtax over het inkomen, dat zij trekken
uit de betrokken maatschappijen. Bovendien
ligt het in de bedoeling maatschappijen te
belasten met een surtax over het Inkomen
boven s 2000.?plus 10 pCt. van het in de
onderneming belegde kapitaal en wel, ten
bedrage van 50 pCt. indien het inkomen 20
tot 25 pCt. van het belegde kapitaal bedraagt
en 80 pCt. indien het de 25 pCt. te boven gaat.
De oorlogsbelasting zal niet als bij ons
en in de voornaamste Europeesche landen
eene ooriogswinstbelasting zijn, maar eene
belasting op alle winsten, die een zekeren
norm overschrijden, onverschillig of zfl ten
gevolge van den oorlog verkregen zijn en
zelfs ook indien zij lager dan in de jaren
vóór den oorlog zijn, maar toch nog den
bedoelden norm overschrijden. Verwacht
wordt, dat dit complex van inkomsten
belasting, surtax en oorlogsbelasting wel
s 5 milltard zal opbrengen.
Daarnaast zal eene progressieve
vermogensbtlasting (estate tax) geheven worden,
waarbij vermogens van minder dan 50.000
vrijgesteld worden, die van f 50 000 belast
worden met 3 pCt., van S 50.000?150.000
met 6 pCt., van i? 150 000-250 000 met 9 pCt,
van S 250.000-450.0W met 12 pCt. en verder
klimmende tot 30 pCt. v«er vermogens van
$ 5 millloen tot ij 8 millioen en tot 40 pCt.
voor vermogens van meer dan $ 10 millloen.
Uit de bladen, die ik ontvangen heb, blijkt
niet of «leze percentages gelden voor het
bedrag der vermogens of voor de inkomsten
schen en Amerikanen hier het meeste en
beste werk geleverd; begrijpelijk voor
wie weet, dat de Engelsche literair-critische
en literair-theoretische literatuur in rijkdom
door geen andere overtroffen wordt. Het
standaardwerk in dezen is van een
Engelschman: Saintsbury's History of Criticism and
Literary Taste in £arope(l90U-1904). Voorts
noem ik het meer inleidend, aanwijzend en
bibliografisch werk der Amerikanen Gayley
and Scott: Methods and M<iterials of Literary
Criticism (1901); Spingarn's Critical Essays
of the seventeenth century en de History of
Literary Criticism in the Renaissance van
denzelfde; Vaughan's English Literary Cri
ticism; de origineele verhandeling van den
Amerikaan Bryant ever Lessing's Laocoön;
Basll Worsfold's Principles of Criticism en
Nowell C. Smith's uitgaaf van Wordsworth's
Literary Criticism.
Naast deze geschriften kan men andere
plaatsen van de Italianen Fusco, Croce,
Farinelli; van de Franschen Brunetière,
Baldensperger, Renard; van Duitschers als
Dilthey, Volkelt, Eister.
Te onzent is op dit veld van wetenschap
wel het een en ander gedaan, maar meer
nagelaten dat nog te doen valt. Te
Winkel's studie over Vondel als treurspel
dichter dagteekent reeds van 1884; dr.
Prinsen trachtte in een Qids-artlkel de
ontwikkeling der critiek Van Lessing tot
Vosmaer te schetsen; dr. De Koe wijdde
een proefschilft aan Van Alphen's
LiterairAesthetische theorieën; zelf trachtte ik voor
het eerst een samenvattend overzicht te geven
van de poëek en critiek der 17de eeuw te
onzent in mijn Literatuur en Tooneel te
Amsterdam in de 17de eeuw (l895^, beproefde
dergelijke overzichten voor de «verige tijd
vakken in mijn Geschiedenis der Nederland
sche Letterkunde, en behandelde verwante
?nderwerpen in mijn Melding tof de studie
der Literatuurgeschiedenis.
Wat wij nu noodig hebben, is het onder
zoek van afzonderlijke tijdperken, van af
zonderlijke auteurs of groepen van auteurs,
van bepaalde dichtsoorten als drama, epos
en lyriek.
Met het oog op de voorafgaande uiteen
zetting zal men licht begrijpen, dat ik het
boek van dr. Van Hamel dadelijk nadat het
verschenen was, met belangstelling ter hand
nam. De gunstige indruk dien ik toen bij
iet eerste doorbladeren kreeg, werd in
toof dzaak bevestigd door de daaropvolgende
rondige kennismaking. Wie bij ervaring weet,
wat er aan vast is, op dit veld van onderzoek
ets te bereiken, zal erkennen dat het bijeen
brengen, schiften en onderzoeken der bouw
stoffen voor dit werk een aanzienlijken
geestesdaarvan. Het eerst lijkt wel excessief, tenzQ
bedoeld wordt eene heffing voor eens en niet
eene jaarlQksche.
Behalve deze directe belastingen, worden
echter ook nog een geheel stel indirecte
heffingen overwogen. In de eerste plaats
wordt daarbij beoogd allerlei weelde-artikelen
als automobielen, piano's enz. te belasten
bij den aankoop met 10 pCt. van den kost
prijs, hetgeen voor vracht auto's tot 5 pCt.
zal beperkt blijven. Deze belasting zal door
de fabrikanten bij deafleverlng moeten betaald
worden. Bovendien zullen de eigenaars nog
eene belasting voor hst gebruik van de
wagens moeten opbrengen, die voor au'o's
van S 500 tien doiiar zal bedragen, klimmende
tot ;> 60, voor wagens van 8 3000 en verder
?S 20 meer voor elke S 500 meer, waarmede
de kostprijs S 3000 te boven gaat. Motor
fietsen zullen met $5 per j tar belast worden
terwijl ook nog gasoline met twee dollarcent
zal belast wsrden. Bijeengenomen wordt de
opbrengst dezer belastingen op 170 millioen
dollar geschat.
Theaters, musea, concertgebouwen, bios
copen zullen eveneens aan eene duboele
belasting onderworpen worden. Eerst zullen
de eigenaars der localen eene vaste belastir g
naar gelang van het aantal zitplaatsen moeten
opbrengen, varieerende van S 50 voor localen
met 250 zitplaatsen tot $ 150 voor die
met 800 zitplaatsen en grootere in ver
houding meer. Dan nog zal de reeds be
staande belasting op de entree gelden ver
dubbeld worden.
De handelaars aan de fondsen en
goederenbeurzen zullen aan nieuwe speciale belas
tingen onderworpen worden. Zooals bekend,
is het aantal zetels aan deze beurzen beperkt
en kan een nieuw lid slechts toegang krijien
door het koopen van een door overlijden
of bedanken vrijgekomen zetel. De prijzen
der zetels wisselen naar gelang de zaken
meer of minder levendig zijn; aan de
NewYorksche beurs brachten de zetels dikwijls
$ 60.000 en meer op. Voorgesteld wordt
thans eene belasting van 10 pCt. op den
verkoopprijs te heffen. Bovendien zal de
jaarlijksche contributie met 20 pCt. belast
worden.
Tot zooverre de voorstellen, die strekken
moeten om de schatkist te voorzien van de
enorme geldelijke middelen voor het voeren
van den oorlog benoodigd. Zij zijn echter
nog verre van volledig en de Ways and
Means Committee" is nog niet gereed met
het behandelen van een aantal onderwerpen,
o.a. van vrrhooging der belasting op
gedistelleerd en tabak.
Naast die belastingvoorstellen beoogt de
Amerikaansche regeering ook het dienstbaar
maken van de productie van het land aan
het in den ruimsten zin verschaffen van
levensmiddelen en benoodigdheden voor de
naar Europi gezonden Amerikaansche troe
pen en de legers en bevolking van de geal
lieerden. Distributie-, rantsoeneering-maat
regelen, vleeschlooze dagen, llchtbeperking
ter besparing van steenkolen-verbruik, ver
bod van uitgebreide menu's in hó els enz.
zijn in bonte menigte uitgevaardigd, fout
comme chez nous, met dat verschil dat zij
niet het gevolg zijn van absoluut gebrek aan
voldoende voorraden, maar om zooveel mo
gelijk beschikbaar te houden voor de voor
ziening der legers.
Voorts zijn allerlei bepalingen gemaakt
om industrif en, beroepen enz., die niet geacht
worden mede te werken om op eenigerlei
wijze in de hulpmiddelen voor den oorlog
te voorzien, stop te zetten, althans zeer te
beperken. Daarbij wordt uitgegaan van de
gedachte, dat de in die industrieën en be
roepen gebruikt wordende arbeidskrachten
moeten aangewend worden tot verhooging
van de weerkracht. In verband hiermede
staat o. a. eene proclamatie, waarbij de
Councll of National Defense" de volgende
toelichting geeft:
Tot zijn gedragslijn heeft de Council"
besloten als een noodzakelijke maatregel van
arbeid heeft verelscht. Reeds het bestudeeren
van Aristoteles' Poëtiek, nog altijd in vele
opzichten grondslag van ons onderzoek,
vergt heel wat van iemands kracht en tijd.
Maar dan komen nog Plato en Horatiu's, de
nieuw-Latijnsche schrijvers over poëtiek, de
onderzoekers van onzen tijd en tenslotte de
bestudeering van al die geschriften der 17e
eeuw, waarin men meer of minder bouwstof
gereed vindt liggen, of waaruit men die
moet opdelven en gereedmaken.
Met het werk zijner voorgangers, vooral
met dat van Saintsbury en Spingarn, heeft
Van Hamel zijn voordeel gedaan. Dat spreekt
vanzelf; men zou het hem terecht verweten
hebben, indien hij het niet gedaan had.
Echter is daarmede allerminst gezegd, dat
men hier weinig eigen werk vindt. Integen
deel: de groote beteekenis van Corneille
voor de ontwikkeling der literaire theorieën
te onzent gedurende de tweede helft der
17e eeuw is hier voor het eerst duidelijk
gemaakt; ove* De Groot's invloed ook in
dezen op Vondel, over de ontwikkeling van
de beteekenis der woorden rede en natuur
te onzent, over de uitlatingen onzer oude
auteurs ten gunste van eigen vinding, en
zooveel meer vinden we hier nieuwe en
belangwekkende mededeelingen of opmer
kingen ; bovenal, hier is voor het eerst een
eenigszins volledig, beredeneerd, overzicht
gegeven van zeventiend'eeuwsche opvattin
gen en theorieën over literatuur in Nederland
en daarmede een boek geleverd, waarmede
3-31 October
van Werken uit de
Collectie GOUDSTIKKER
in de groote Kunstzaal van
PURI mm", VGnvenhge.
Gedurende deze expositie wordt de
PERMANfKïE EHIOONSTEÜIliG
in de Kunstzalen der firma
KALVERSTRAAT 73, AMSTERDAM, voortgezet
DE POLITIEKE ONDERZEEËR
Teekening voor De Amsterdammer" van fordaan
Wij blijven op ons eigen scheepke, onder eigen vaandel"
(Dr. Kuyper in de Standaard)
iiiniiiiiini UMI iiiimiiMiiiiimimimmiiiimiiiimii u MUI
sportbeoefenaars, opzichters en verder
personeel van sportterreinen schijnen geen
genade te vinden in de oogen van de
autoriteiten. Al hun arbeidskracht en tijd
moet niet voor eigen en anderer ontspanning
en vermaak aangewend worden, maar voor
de al het overige verdringende sport: de
oorlogssport.
Zeer de aandacht verdienen ook de maat
regelen, die genomen zijn tot bezuiniging
in het papierverbruik. De oorlogs-industrie
Board, in aanmerking nemende het bestaande
en te verwachten tekort aan grondstoffen
voor de papierfabricage en ten einde brand
stof, arbeid en vervoermiddelen te besparen,
heeft een aantal voorschriften vastgesteld
tot beperking van het papierverbruik. Zoo
zal van l Augustus 1918 af, slechts papier
mogen gefabriceerd worden van enkele
bepaalde formaten en gewicht en wordt het
aantal kleuren, waarmede het bedrukt mag
worden beperkt. M.a.w. ten aanzien van
papier wordt het eenheids-systeem ingevoerd,
met dien verstande, dat het maken en
besparing. De maa<regel is genomen om den
arbeid en grondstoffen, die gewoonlijk ver
bruikt worden voor de vervaardiging van
Kerstmisgeschenken te besparen. De arbeid
gevorderd voor de behandeling der
Kerstmisaankoopen in de winkels, de ruimte, be
noodigd voor het vervoer dier artikelen per
spoor, expres-maatschappijen, post enz.,
moeten dit jaar bewaard worden voor
oorlogsdoeleinden. De arbeid, die anders in
de fabricage en verkoop van Kerstmis
artikelen gaat, kan nu gebruikt worden in
munitie-fabrieken, scheepswerven en
dergeIrjken. Ea het vervoer van oorlogsmunitie,
enz. mag geen oogenblik opgehouden wor
den, omdat de spoorwegen,
express-maatschappijen en mails overladen zijn met
Kerstmis-pakketten. De aanbeveling van de
regeering brengt verreikende wijzigingen in
onze Kerstmis-gewoonten, maar de Council
vertrouwt, dat het volk gaarne zal mede
werken om eene noodzakelijke nationale
besparing tot stand te brengen.
Verder wordt aanbevolen, dat families, die
gewoon zijn elkander Kerstmis-geschenken
te geven, dit jaar het bedrag, dat zij ge
woonlijk daaraan besteden, zullen gebruiken
voor het koopen van oorlogs-spaarzegels,
staats-obligatiën of voor ondersteuning van
oorlogs-liefdadighelds-werken."
Ook beroeps-?base-ball" spelers, andere
ieder die in het vervolg over dit onderwerp
schrijft, rekening zal moeten houden.
Hier en daar zou een aanvulling
wenschelijk zijn. Zoo meen ik, dat rnen sprekend
over de vroegere opvatting van vertalen,
niet mag zwijgen over Dr. van Loon's
proefschrift Nederlandsche vertalingen naar
Molière uit de 17e eeuw (1911). Wie den
bekenden aristotelischen term mimesis ver
taalt met naboo'sing, en wijst op de enge
opvatting van dat begrip, moet niet uit
het oog verliezen, dat het woord nabootsing
in de 17de eeuw een veel ruimer beteekenis
had dan thans. Bij de behandeling van den
monoloog op het zeventiend'eeuwsche
tooneel, en de leer van Jin Vos te dien
opzichte, moet men m.i. rekening houden
met (Ie vroegere opvatting der tooneel illuzie,
zich openbarend o.a. waar de acteurs zich,
middenineen stuk recMstretks tot het publiek
richtten. Evenzoo meen ik, dat men bij de
behandeling der geestverschijningen op ons
zeventiend'eeuwsch tooneel de
middeleeuwsche duivels, de Sinnekens" en av>dere
allegorische personages niet terzijde moet
laten. Bij de bespreking der tooverkunsten
ten toonecle ware m. i. een verwijzing naar
de nigromantie van hè» Italiaansch tooneel
niet overbodig geweest. Op enkele punten
verschil ik met den schrijver van meeninp.
Dr. Van Hamel neemt aan, dat Vondel
Homerus boven Virgilius stelde (p. 26, 30,
32 noot 2). kderdaad geeft Vondel ons eetiige
aanleiding om dat aan te nemen. Maar
Homerus had terecht tot Vondel diens eigen
verzen uit Roskam kunnen richten: uw
hart is verr" ; ghy naeckt me tnet de lippen" ;
Vondels daden zijn hier in volstrekte tegen
spraak met zijn woorden. De voorstelling,
dat Vondel zich gedurende zijn geheele
leven streng gehouden heeft aan de leer:
Griekenland boven Rome" houdt riet vol
doende rekening met de Ifjn van Vondel's
ontwikkeling, die van Rome naar Griekenland
loopt, al buigt zij zich telkens weer naar
Rome terug.
Dat in namen van bekende dichtgenoot
schappen als ,.Kunst wordt door Arbeid
verkregen" en Kunstliefde spaart geen
vlijt" niet de woorden arbeid" en vlijt"
gedoeld wordt op het verkrijgen van
kennis, betwijfel ik. Beide woorden hebben
m. i. betrekking op den limae labor": den
arbeid besteed aan het bewerken en vooral
aan het schaven en vijlen der poëzie. Zijn met
de Zoylisten en Momussen", van welke de
oude auteurs zoo vaak gewag maken, vij
anden der kunst" bedeeld? zooals dr. Van
Hamel aanneemt. Ik geloof het niet. M. i.
moet men hier denken aan menschen, die
op alles aanmerkingen plegen te maken, aan
H. BERSSENBRUGGE,
PORTRITFOTOGRAAF
ZEESTRAAT 65, mast Panorama Mental,
DEN HAAG. Tel. 1538.
degenen dus, die men in de middeleeuwen
niders" placht te noemen.
Ik zou nog wel over enkele andere punten
met den auteur van gedachten kunnen wis
selen; doch wensch het hierbij te laten.
Mijn bedoeling is immers slechts den heer
Van Hamel te toonen, dat ik zijn boek met
belangstelling heb gelezen en er de aandacht
aan gewijd, waarop het m. i. recht heeft.
Zooals het daar ligt, vormt het een bijdrage
tot onze wetenschappelijke literatuur waarop
ik hoogen prijs stel. De verdiensten van het
boek liggen meer in den inhoud dan in den
vorm. Niet dat die vorm m. i. gebrekkig of
slecht mag heeten, maar hij evenaart den
inhoud niet. Die inhoud is van deege
deeglijkheid. Even degelijk is de behandeling der
stof, die het tegendeel vormt van hetgeen
wij: Franschen slag" noemen, al is die
uitdrukking ontstaan uit een nu verouderd
chauvinisme.
Ware de heer Van Hamel verder in de
kunst of de handigheid van uitstalling zijner
waar, dan zou zijn boek op een deel van
het geletterd publiek meer indruk maken.
In nog hooger mate zou dat het geval zijn,
indien hij, de knie buigend voor een tnode
van den tijd, zijn wetenschappelijke uiteen
zetting had afgewisseld met ontploffingen
van geestdrift, met forsche of gewaagde
uitspraken, niet uitdrukkingen als: passie",
intens", tragiek des levens", aanvoelen",
egocentrisch" en andere waaruit biijkf dat
iemand op de hoogte van zijn tijd is. Het
ontbreekt Dr Van Hamel noch aan letter
kundig inzicht noch aan smaak. Van het
eerste geeft zijn boek overtuigende bewijzen.
De laatste bomt slechts hier en daar en
bijna schuchter voor den dag; vermoedetijk
omdat hij van oordeel is, dat het persoon
lijk element in een studie als deze op den
achtergrond behoort te blijven.
Ook overigens zal een boek als dit na
tuurlijk verschillend beoordeeld worden
want er zijn eenmaal critici in soorten:
meer of minder vrij van vooroordeel; met
meer of minder recht van spreken; met
meer of minder ontwikkelden
rechtvaardigheidszin; streng voor zich zelf en toegefelijk
voor anderen; streng voor zich zelf n voor
anderen; toegefelijk voor zich zelf en voor
anderen; toegefelijk voor zich zelf en streng
voor anderen.
Ieder lezer moet zelf maar kiezen, bij
welke soort hij te markt wi! komen en aan
welke het meeste crediet geven.
Prof. dr. G. KALM