De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 21 september pagina 8

21 september 1918 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 21 Sept. '18. No. 2152 005TER5EEK MEUBILEER1NOEN lllllllllllllllllIHIIIIIIIIIIIIIIMMIIIIIIIiliillllMiHtlllllllllHllllllllllllllllllli Geluk Er zingen stemmen hoog in de dennen een lied van verlangen, dat menseden kennen, die in het leven liefdeloos bleven. Zij grepen toe, maar zagtn ontzweven bet vlugge geluk aan hun moeizaam streven en zij verzwegen hun leed verlegen, want and'ren hebben het steeds verkregen en noemden het pralend: hemelsche zegen ; maar uit hun leven is God gebleven. ROEL HOUWINK Uit de Amerikaan sche Mail In de laatste weken is er eenige verbete ring gekomen in het mail-vervoer tusschen Amerika en ons land. Althans in de afgeloopen veertien dagen is hier niet alleen een massa achterstallige correspondentie en drukwerk aangekomen, maar zijn daaibl] stukken, gedateerd van begin Augustus, die ons in de eerste week van September be reikten en dus slechts ruim een maand noodig hadden voor het traject, met inbegrip van het oponthoud bij den censor. Dit is nog wel lang, vergeleken bij den termijn van ruim een week, dien het vóór den oorlog duurde om de post van Amerika naar hier over te brengen, maar eene verbetering bij de groote vertraging, waaraan wij in de laatste jaren gewend zijn geraakt. En wij mogen al dank baar zijn voor kleine gaven." Intusschen is er voor hem, die zich uit neiging of professie uit de Amerikaansche bladen op de hoogte wil stellen van water llllllllllmilllIMIIIIIIIIIIIllttllllllllllHUMIIIIIIIllllllllll AMSTERDAM ARNHEM »8-aRAYENHA6E ROTTERDAM UTRECHT uiif»fjfiiifimifmiiiiiiiiifiiifiiiMrr::iiiminfiiiimfimfitiiiimi(ifiitiiif BOEKBESPREKING Zeventiende-eeuwsche opvattingen en theorieën over litteratuur in Nederland, door dr. A G. VAN HAMEL, 's-Gravenhige. Martinus Nijhoff, 1918. Tot het recht inzicht ook in literaire kunst kan men slechts komen door haar dieperen grond te onderzoeken. Tot dien dieperen grond behooren de opvattingen en voor stellingen omtrent het wezen en het doel dier kunst, welke aanwezig zijn in de kun stenaars en doorgaans samenhangen met den aard van hun volk, met het streven en doen van hun tijd. Voor de oudere literatuur geldt dat in nog hooger mate dan voor de hedendaagsche, omdat wij te zeer bevangen z^n in onzen eigen tijd om dien met de noodige onbevangenheid te kunnen beschouwen en omdat het dieper onderzoek van het heden, tijdens dat heden zelf, uiterst moelijk of ondoenlijk is. Zoo is dan tot het recht verstand, dikwijls ook tot het vol genot, der oudere literatuur kennis van de vroegere beschouwingen en opvattingen van literatuur onmisbaar. On misbaar is die kennis derhalve ook als hulpmiddel bij den opbouw der literatuur geschiedenis. Men zou zich een geschiede nis der literatuur kunnen denken, die gestadig uitging van de opvattingen der tijdgenooten, indien die opvattingen steeds maar voldoende bekend waren. In som mige tijdperken, b.v. de middeleeuwen in West-Europa, is van die opvattingen wei iets maar niet veel te bespeuren; in andere zijn zij slechts voor een gering deel te boek gesteld; naarmate wij onzen eigen tijd naderen, zien wij een steeds wassen den vloïd van wijsgeerig-literaire of theoretisch-literafre geschriften, waaruit wij de beschouwingen en opvattingen der vroegere geslachten kunnen bestudeeren. Belangwekkend onderdeel der ontwikke lingsgeschiedenis van den smaak, en daar door belangrijk voorwerp van wetenschap pelijk onderzoek, is deze studie tevens hoognoodig ter vorming onzer studenten in de letteren, die immers bestemd zijn, later als leeraren en leeraressen.medetewerken tot deletterkundigevormingvanhet komende geslacht. In het buitenland beseft men de beteekenis en de waarde van dit deel der wetenschap ten volle. Ik kan er niet aan denken hier een overzicht te geven van hetgeen daar reeds gedaan is, doch moet mij beperken tot het noemen van enkele namen en titels. Over het algemeen hebben de Engelin de groote republiek omgaat, het bezwaar aan verbonden, dat hij thans overstelpt wordt met eene zoo gro«te hoeveelheid drukwerk, dat het nauwelijks door te worstelen is. Zoo bracht de in de vorige week hier aangekomen mail New-Yorksche bladen van drie weken, waarin kolommen lange voorstellen en beslui ten omtrent belastingheffing, distributie, rant soeneering, uit- en invoerverboden en in het algemeen allerlei-voorschriften voorkomen, die de Amerikaansche regeering noodig acht om den oorlog met succes voorttezelten en bovenal om haar het geld te verschaffen ter bestrijding van de daartoe gevorderde enorme uitgaven. Een volledig overzicht van al deze voor schriften en bepalingen te geven Is in een weekblad-artikel niet wel doenlijk, maar het zal ook het Nederlandsche publiek belang inboezemen een kort begrip te krijgen van de wijze, waarop de Amerikaansche regeering zich voorstelt te voorzien in de door den oorlog ontstane behoeften. Het leeuwendeel der meerdere staats inkomsten zal moeten gevonden worden uit aanzienlijke verhoogingen van de inkomsten belasting met de daa-aan verbonden surtax voor groote inkomens, uit de oorlogsbelasting en de estate taxes, die het meest overeen komt met onze vermogensbelasting. Ofschoon de hier aangekomen bladen nog niet de definitief vastgestelde percentages dezer belastingen bevatten kan uit de be richten omtrent het behandelde In de Com missie uit het Huis van Afgevaardigden, die met de voorbereiding der betreffende voor stellen belast is (de House Ways and Means Committee) reeds afgeleid worden in welke richting deze voorstellen zullen uitvallen. De inkomstenbelasting op persoonlijke in komens, die thans 4 pCt voor normal tsx bedraagt, zal vermoedelijk verhoogd worden tet 10 pCt., met eene progressieve surtax, klimmende van l tot 80 pCt.; het hoogste percentage te betalen over inkomens van S 500.000. en hooger. Daarbij zal worden aangenomen, dat voor vaststelling van het belastbaar inkomen zal mogen worden af getrokken voor ongehuwden S100Ü.?en voor gehuwden s 2000.?per jaar. Voor maatschappijen zal de inkomsten belasting worden vastgesteld op 18 pCt. van de netto-lnkomsten met eene reductie tot 12 pCt. over het gedeelte van de inkomsten, dat als dividend aan aandeelhouders wordt uitgekeerd. Aandeelhouders zullen echter persoonlijk belast worden met incometax en surtax over het inkomen, dat zij trekken uit de betrokken maatschappijen. Bovendien ligt het in de bedoeling maatschappijen te belasten met een surtax over het Inkomen boven s 2000.?plus 10 pCt. van het in de onderneming belegde kapitaal en wel, ten bedrage van 50 pCt. indien het inkomen 20 tot 25 pCt. van het belegde kapitaal bedraagt en 80 pCt. indien het de 25 pCt. te boven gaat. De oorlogsbelasting zal niet als bij ons en in de voornaamste Europeesche landen eene ooriogswinstbelasting zijn, maar eene belasting op alle winsten, die een zekeren norm overschrijden, onverschillig of zfl ten gevolge van den oorlog verkregen zijn en zelfs ook indien zij lager dan in de jaren vóór den oorlog zijn, maar toch nog den bedoelden norm overschrijden. Verwacht wordt, dat dit complex van inkomsten belasting, surtax en oorlogsbelasting wel s 5 milltard zal opbrengen. Daarnaast zal eene progressieve vermogensbtlasting (estate tax) geheven worden, waarbij vermogens van minder dan 50.000 vrijgesteld worden, die van f 50 000 belast worden met 3 pCt., van S 50.000?150.000 met 6 pCt., van i? 150 000-250 000 met 9 pCt, van S 250.000-450.0W met 12 pCt. en verder klimmende tot 30 pCt. v«er vermogens van $ 5 millloen tot ij 8 millioen en tot 40 pCt. voor vermogens van meer dan $ 10 millloen. Uit de bladen, die ik ontvangen heb, blijkt niet of «leze percentages gelden voor het bedrag der vermogens of voor de inkomsten schen en Amerikanen hier het meeste en beste werk geleverd; begrijpelijk voor wie weet, dat de Engelsche literair-critische en literair-theoretische literatuur in rijkdom door geen andere overtroffen wordt. Het standaardwerk in dezen is van een Engelschman: Saintsbury's History of Criticism and Literary Taste in £arope(l90U-1904). Voorts noem ik het meer inleidend, aanwijzend en bibliografisch werk der Amerikanen Gayley and Scott: Methods and M<iterials of Literary Criticism (1901); Spingarn's Critical Essays of the seventeenth century en de History of Literary Criticism in the Renaissance van denzelfde; Vaughan's English Literary Cri ticism; de origineele verhandeling van den Amerikaan Bryant ever Lessing's Laocoön; Basll Worsfold's Principles of Criticism en Nowell C. Smith's uitgaaf van Wordsworth's Literary Criticism. Naast deze geschriften kan men andere plaatsen van de Italianen Fusco, Croce, Farinelli; van de Franschen Brunetière, Baldensperger, Renard; van Duitschers als Dilthey, Volkelt, Eister. Te onzent is op dit veld van wetenschap wel het een en ander gedaan, maar meer nagelaten dat nog te doen valt. Te Winkel's studie over Vondel als treurspel dichter dagteekent reeds van 1884; dr. Prinsen trachtte in een Qids-artlkel de ontwikkeling der critiek Van Lessing tot Vosmaer te schetsen; dr. De Koe wijdde een proefschilft aan Van Alphen's LiterairAesthetische theorieën; zelf trachtte ik voor het eerst een samenvattend overzicht te geven van de poëek en critiek der 17de eeuw te onzent in mijn Literatuur en Tooneel te Amsterdam in de 17de eeuw (l895^, beproefde dergelijke overzichten voor de «verige tijd vakken in mijn Geschiedenis der Nederland sche Letterkunde, en behandelde verwante ?nderwerpen in mijn Melding tof de studie der Literatuurgeschiedenis. Wat wij nu noodig hebben, is het onder zoek van afzonderlijke tijdperken, van af zonderlijke auteurs of groepen van auteurs, van bepaalde dichtsoorten als drama, epos en lyriek. Met het oog op de voorafgaande uiteen zetting zal men licht begrijpen, dat ik het boek van dr. Van Hamel dadelijk nadat het verschenen was, met belangstelling ter hand nam. De gunstige indruk dien ik toen bij iet eerste doorbladeren kreeg, werd in toof dzaak bevestigd door de daaropvolgende rondige kennismaking. Wie bij ervaring weet, wat er aan vast is, op dit veld van onderzoek ets te bereiken, zal erkennen dat het bijeen brengen, schiften en onderzoeken der bouw stoffen voor dit werk een aanzienlijken geestesdaarvan. Het eerst lijkt wel excessief, tenzQ bedoeld wordt eene heffing voor eens en niet eene jaarlQksche. Behalve deze directe belastingen, worden echter ook nog een geheel stel indirecte heffingen overwogen. In de eerste plaats wordt daarbij beoogd allerlei weelde-artikelen als automobielen, piano's enz. te belasten bij den aankoop met 10 pCt. van den kost prijs, hetgeen voor vracht auto's tot 5 pCt. zal beperkt blijven. Deze belasting zal door de fabrikanten bij deafleverlng moeten betaald worden. Bovendien zullen de eigenaars nog eene belasting voor hst gebruik van de wagens moeten opbrengen, die voor au'o's van S 500 tien doiiar zal bedragen, klimmende tot ;> 60, voor wagens van 8 3000 en verder ?S 20 meer voor elke S 500 meer, waarmede de kostprijs S 3000 te boven gaat. Motor fietsen zullen met $5 per j tar belast worden terwijl ook nog gasoline met twee dollarcent zal belast wsrden. Bijeengenomen wordt de opbrengst dezer belastingen op 170 millioen dollar geschat. Theaters, musea, concertgebouwen, bios copen zullen eveneens aan eene duboele belasting onderworpen worden. Eerst zullen de eigenaars der localen eene vaste belastir g naar gelang van het aantal zitplaatsen moeten opbrengen, varieerende van S 50 voor localen met 250 zitplaatsen tot $ 150 voor die met 800 zitplaatsen en grootere in ver houding meer. Dan nog zal de reeds be staande belasting op de entree gelden ver dubbeld worden. De handelaars aan de fondsen en goederenbeurzen zullen aan nieuwe speciale belas tingen onderworpen worden. Zooals bekend, is het aantal zetels aan deze beurzen beperkt en kan een nieuw lid slechts toegang krijien door het koopen van een door overlijden of bedanken vrijgekomen zetel. De prijzen der zetels wisselen naar gelang de zaken meer of minder levendig zijn; aan de NewYorksche beurs brachten de zetels dikwijls $ 60.000 en meer op. Voorgesteld wordt thans eene belasting van 10 pCt. op den verkoopprijs te heffen. Bovendien zal de jaarlijksche contributie met 20 pCt. belast worden. Tot zooverre de voorstellen, die strekken moeten om de schatkist te voorzien van de enorme geldelijke middelen voor het voeren van den oorlog benoodigd. Zij zijn echter nog verre van volledig en de Ways and Means Committee" is nog niet gereed met het behandelen van een aantal onderwerpen, o.a. van vrrhooging der belasting op gedistelleerd en tabak. Naast die belastingvoorstellen beoogt de Amerikaansche regeering ook het dienstbaar maken van de productie van het land aan het in den ruimsten zin verschaffen van levensmiddelen en benoodigdheden voor de naar Europi gezonden Amerikaansche troe pen en de legers en bevolking van de geal lieerden. Distributie-, rantsoeneering-maat regelen, vleeschlooze dagen, llchtbeperking ter besparing van steenkolen-verbruik, ver bod van uitgebreide menu's in hó els enz. zijn in bonte menigte uitgevaardigd, fout comme chez nous, met dat verschil dat zij niet het gevolg zijn van absoluut gebrek aan voldoende voorraden, maar om zooveel mo gelijk beschikbaar te houden voor de voor ziening der legers. Voorts zijn allerlei bepalingen gemaakt om industrif en, beroepen enz., die niet geacht worden mede te werken om op eenigerlei wijze in de hulpmiddelen voor den oorlog te voorzien, stop te zetten, althans zeer te beperken. Daarbij wordt uitgegaan van de gedachte, dat de in die industrieën en be roepen gebruikt wordende arbeidskrachten moeten aangewend worden tot verhooging van de weerkracht. In verband hiermede staat o. a. eene proclamatie, waarbij de Councll of National Defense" de volgende toelichting geeft: Tot zijn gedragslijn heeft de Council" besloten als een noodzakelijke maatregel van arbeid heeft verelscht. Reeds het bestudeeren van Aristoteles' Poëtiek, nog altijd in vele opzichten grondslag van ons onderzoek, vergt heel wat van iemands kracht en tijd. Maar dan komen nog Plato en Horatiu's, de nieuw-Latijnsche schrijvers over poëtiek, de onderzoekers van onzen tijd en tenslotte de bestudeering van al die geschriften der 17e eeuw, waarin men meer of minder bouwstof gereed vindt liggen, of waaruit men die moet opdelven en gereedmaken. Met het werk zijner voorgangers, vooral met dat van Saintsbury en Spingarn, heeft Van Hamel zijn voordeel gedaan. Dat spreekt vanzelf; men zou het hem terecht verweten hebben, indien hij het niet gedaan had. Echter is daarmede allerminst gezegd, dat men hier weinig eigen werk vindt. Integen deel: de groote beteekenis van Corneille voor de ontwikkeling der literaire theorieën te onzent gedurende de tweede helft der 17e eeuw is hier voor het eerst duidelijk gemaakt; ove* De Groot's invloed ook in dezen op Vondel, over de ontwikkeling van de beteekenis der woorden rede en natuur te onzent, over de uitlatingen onzer oude auteurs ten gunste van eigen vinding, en zooveel meer vinden we hier nieuwe en belangwekkende mededeelingen of opmer kingen ; bovenal, hier is voor het eerst een eenigszins volledig, beredeneerd, overzicht gegeven van zeventiend'eeuwsche opvattin gen en theorieën over literatuur in Nederland en daarmede een boek geleverd, waarmede 3-31 October van Werken uit de Collectie GOUDSTIKKER in de groote Kunstzaal van PURI mm", VGnvenhge. Gedurende deze expositie wordt de PERMANfKïE EHIOONSTEÜIliG in de Kunstzalen der firma KALVERSTRAAT 73, AMSTERDAM, voortgezet DE POLITIEKE ONDERZEEËR Teekening voor De Amsterdammer" van fordaan Wij blijven op ons eigen scheepke, onder eigen vaandel" (Dr. Kuyper in de Standaard) iiiniiiiiini UMI iiiimiiMiiiiimimimmiiiimiiiimii u MUI sportbeoefenaars, opzichters en verder personeel van sportterreinen schijnen geen genade te vinden in de oogen van de autoriteiten. Al hun arbeidskracht en tijd moet niet voor eigen en anderer ontspanning en vermaak aangewend worden, maar voor de al het overige verdringende sport: de oorlogssport. Zeer de aandacht verdienen ook de maat regelen, die genomen zijn tot bezuiniging in het papierverbruik. De oorlogs-industrie Board, in aanmerking nemende het bestaande en te verwachten tekort aan grondstoffen voor de papierfabricage en ten einde brand stof, arbeid en vervoermiddelen te besparen, heeft een aantal voorschriften vastgesteld tot beperking van het papierverbruik. Zoo zal van l Augustus 1918 af, slechts papier mogen gefabriceerd worden van enkele bepaalde formaten en gewicht en wordt het aantal kleuren, waarmede het bedrukt mag worden beperkt. M.a.w. ten aanzien van papier wordt het eenheids-systeem ingevoerd, met dien verstande, dat het maken en besparing. De maa<regel is genomen om den arbeid en grondstoffen, die gewoonlijk ver bruikt worden voor de vervaardiging van Kerstmisgeschenken te besparen. De arbeid gevorderd voor de behandeling der Kerstmisaankoopen in de winkels, de ruimte, be noodigd voor het vervoer dier artikelen per spoor, expres-maatschappijen, post enz., moeten dit jaar bewaard worden voor oorlogsdoeleinden. De arbeid, die anders in de fabricage en verkoop van Kerstmis artikelen gaat, kan nu gebruikt worden in munitie-fabrieken, scheepswerven en dergeIrjken. Ea het vervoer van oorlogsmunitie, enz. mag geen oogenblik opgehouden wor den, omdat de spoorwegen, express-maatschappijen en mails overladen zijn met Kerstmis-pakketten. De aanbeveling van de regeering brengt verreikende wijzigingen in onze Kerstmis-gewoonten, maar de Council vertrouwt, dat het volk gaarne zal mede werken om eene noodzakelijke nationale besparing tot stand te brengen. Verder wordt aanbevolen, dat families, die gewoon zijn elkander Kerstmis-geschenken te geven, dit jaar het bedrag, dat zij ge woonlijk daaraan besteden, zullen gebruiken voor het koopen van oorlogs-spaarzegels, staats-obligatiën of voor ondersteuning van oorlogs-liefdadighelds-werken." Ook beroeps-?base-ball" spelers, andere ieder die in het vervolg over dit onderwerp schrijft, rekening zal moeten houden. Hier en daar zou een aanvulling wenschelijk zijn. Zoo meen ik, dat rnen sprekend over de vroegere opvatting van vertalen, niet mag zwijgen over Dr. van Loon's proefschrift Nederlandsche vertalingen naar Molière uit de 17e eeuw (1911). Wie den bekenden aristotelischen term mimesis ver taalt met naboo'sing, en wijst op de enge opvatting van dat begrip, moet niet uit het oog verliezen, dat het woord nabootsing in de 17de eeuw een veel ruimer beteekenis had dan thans. Bij de behandeling van den monoloog op het zeventiend'eeuwsche tooneel, en de leer van Jin Vos te dien opzichte, moet men m.i. rekening houden met (Ie vroegere opvatting der tooneel illuzie, zich openbarend o.a. waar de acteurs zich, middenineen stuk recMstretks tot het publiek richtten. Evenzoo meen ik, dat men bij de behandeling der geestverschijningen op ons zeventiend'eeuwsch tooneel de middeleeuwsche duivels, de Sinnekens" en av>dere allegorische personages niet terzijde moet laten. Bij de bespreking der tooverkunsten ten toonecle ware m. i. een verwijzing naar de nigromantie van hè» Italiaansch tooneel niet overbodig geweest. Op enkele punten verschil ik met den schrijver van meeninp. Dr. Van Hamel neemt aan, dat Vondel Homerus boven Virgilius stelde (p. 26, 30, 32 noot 2). kderdaad geeft Vondel ons eetiige aanleiding om dat aan te nemen. Maar Homerus had terecht tot Vondel diens eigen verzen uit Roskam kunnen richten: uw hart is verr" ; ghy naeckt me tnet de lippen" ; Vondels daden zijn hier in volstrekte tegen spraak met zijn woorden. De voorstelling, dat Vondel zich gedurende zijn geheele leven streng gehouden heeft aan de leer: Griekenland boven Rome" houdt riet vol doende rekening met de Ifjn van Vondel's ontwikkeling, die van Rome naar Griekenland loopt, al buigt zij zich telkens weer naar Rome terug. Dat in namen van bekende dichtgenoot schappen als ,.Kunst wordt door Arbeid verkregen" en Kunstliefde spaart geen vlijt" niet de woorden arbeid" en vlijt" gedoeld wordt op het verkrijgen van kennis, betwijfel ik. Beide woorden hebben m. i. betrekking op den limae labor": den arbeid besteed aan het bewerken en vooral aan het schaven en vijlen der poëzie. Zijn met de Zoylisten en Momussen", van welke de oude auteurs zoo vaak gewag maken, vij anden der kunst" bedeeld? zooals dr. Van Hamel aanneemt. Ik geloof het niet. M. i. moet men hier denken aan menschen, die op alles aanmerkingen plegen te maken, aan H. BERSSENBRUGGE, PORTRITFOTOGRAAF ZEESTRAAT 65, mast Panorama Mental, DEN HAAG. Tel. 1538. degenen dus, die men in de middeleeuwen niders" placht te noemen. Ik zou nog wel over enkele andere punten met den auteur van gedachten kunnen wis selen; doch wensch het hierbij te laten. Mijn bedoeling is immers slechts den heer Van Hamel te toonen, dat ik zijn boek met belangstelling heb gelezen en er de aandacht aan gewijd, waarop het m. i. recht heeft. Zooals het daar ligt, vormt het een bijdrage tot onze wetenschappelijke literatuur waarop ik hoogen prijs stel. De verdiensten van het boek liggen meer in den inhoud dan in den vorm. Niet dat die vorm m. i. gebrekkig of slecht mag heeten, maar hij evenaart den inhoud niet. Die inhoud is van deege deeglijkheid. Even degelijk is de behandeling der stof, die het tegendeel vormt van hetgeen wij: Franschen slag" noemen, al is die uitdrukking ontstaan uit een nu verouderd chauvinisme. Ware de heer Van Hamel verder in de kunst of de handigheid van uitstalling zijner waar, dan zou zijn boek op een deel van het geletterd publiek meer indruk maken. In nog hooger mate zou dat het geval zijn, indien hij, de knie buigend voor een tnode van den tijd, zijn wetenschappelijke uiteen zetting had afgewisseld met ontploffingen van geestdrift, met forsche of gewaagde uitspraken, niet uitdrukkingen als: passie", intens", tragiek des levens", aanvoelen", egocentrisch" en andere waaruit biijkf dat iemand op de hoogte van zijn tijd is. Het ontbreekt Dr Van Hamel noch aan letter kundig inzicht noch aan smaak. Van het eerste geeft zijn boek overtuigende bewijzen. De laatste bomt slechts hier en daar en bijna schuchter voor den dag; vermoedetijk omdat hij van oordeel is, dat het persoon lijk element in een studie als deze op den achtergrond behoort te blijven. Ook overigens zal een boek als dit na tuurlijk verschillend beoordeeld worden want er zijn eenmaal critici in soorten: meer of minder vrij van vooroordeel; met meer of minder recht van spreken; met meer of minder ontwikkelden rechtvaardigheidszin; streng voor zich zelf en toegefelijk voor anderen; streng voor zich zelf n voor anderen; toegefelijk voor zich zelf en voor anderen; toegefelijk voor zich zelf en streng voor anderen. Ieder lezer moet zelf maar kiezen, bij welke soort hij te markt wi! komen en aan welke het meeste crediet geven. Prof. dr. G. KALM

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl