Historisch Archief 1877-1940
28 Scpt '18. No. 2153
DE AMSTERDAMMER. WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
11
Teekenlng voor de Amsterdammer" van Joh. Braakenslek
NIEUWE BOEKEN VOOR
KINDEREN.
l DA HEIJERMANS, De Bril van het
Kle.ermakertje; geïllustreerd door Tjerk
Bottetna. Rotterdam, Nijgh en Van
Ditmar's Uitgevers-Mij.
HERMANNA, Vertellingen; Illustraties van
Jan Wiegman (Serie Ons
Schemeruurtje"), Amsterdam, H. Meulenhoff,
? 0.75, geb. ? 0.95.
L. BECHSTEIN en CH. PERRAULT, Mijn
Sprookjesboek; illustraties van Jan
Wiegman (Serie Ons Schemeruurtje").
Amsterdam, H. Meulenhoff f 0.75,
geb. ? 0.95.
De kinderen zullen met deze boekjes zeer
ingenomen zijn. Herman na en Ida
Heflermans zijn geliefde bekenden van de jeugd,
van vele boekjes uit de Kinderbibliotheek
zijn zij de auteurs.
De Bril van het Kleermakerlje" bevat de
geschiedenis van een door den toovenaar
Flox geslepen bril, dien hij voor den kleer
maker Kobus vervaardigde, opdat deze, daar
zijn oogen slecht worden, de jas van den
burgemeester in de puntjes afwerken kan.
De bril bezit de eigenschap, den drager,
van de dingen en handelingen denverkeer
den kant te doen zien, die daardoor genood
zaakt wordt alleen goede daden te verrich
ten of de verkeerde zoo goed mogelijk te
herstellen.
De kleermaker sterft en de bril begint
zijn omzwervingen. Tenslotte belandt hij
bij een zwaarmoedigen Prins, die door hem
zijn vreugde en geluk terug krijgt. Vanaf
dien tijd blijft de bril als eifstuk in de ko
ninklijke familie en gaat van vader op zoon
over.
Hermanna geeft, op de haar eigen pret
tige wflze, korte, leerzame vertellingen. Van
jongens en meisjes; van poesjes en hond
jes; van feestjes enz.
In Het Sprookjesboek vertellen Bechstein
en Perrault bekende sprookjes nog eens
weer. Toch zullen de kleintjes deze ver
halen over .De Wolf en de Vos, DeSchoone
Slaapster, Riquet met de Kuif" enz. gaarne
lezen.
De laatste twee genoemde boekjes zfln
verschenen in de serie OnsSchemeruurtje";
zij vormen daarvan deel XII en XIII en zijn
mooi en geestig door Jan Wiegman geïllu
streerd.
Het boekje van Ida Heijermans is gebon
den in een bandje van beige kleur en ver
sierd met eene teekening, in zwart en oranje,
van Tjerk Bottema, die ook een viertal goede
prenten bij den tekst gaf.
y. D.
Bulgaar tegen den Turk: Bravo!... hoe noemen ze in Duitschland zoo'n overwinning ook weer?
HMIIIHItll Illlllllllllir IIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIII Illllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll MIIII' IIMIimiimmillllUmilMIIMIimiIimilllimilllimilllllimil
Itllll ?llltlllllIMHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIlllIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIilllllll
BILJARTSPORT
PIQUEEREN
II
Teneinde zich een juist denkbeeld te
vormen omtrent den loop van den stootbal
bij het piqueeren beschou we men af beelding I.
Afb. I
Daaruit ziet men en dit is inderdaad de
sleutel tot oplossing van alle
piqueer-pro?IlimilHimimiMlllllllllllllllllllllllimilllllllllllllllllllllllll
De schrijver van dit artikel
hlemen dat om de juiste plek te vinden
waar de stootbal getroffen moet worden, het
noodig is dat de speler zich een rechte lijn
denkt tusschen de middelpunten van bal l en 3.
En daar het in hoofdzaak de op de
juiste plek toegebrachte draaiïng is die het
caramboleeren tengevolge heeft, ligt het
ook voor de hand dat de geringste af wijking
bij het afstooten oorzaak is van het
nietcaramboleeren.
De in afb. I afgebeelde stooten zijn van
de eenvoudigste, minst-gecompliceerde soort.
De bedoeling is alleen maar te carambo
leeren, zonder meer, zoodat met nauw
gezette inachtneming overigens van de in
het vorig stuk gegeven aanwijzingen omtrent
het hanteeren der queue het voldoende
is om met verticale queuehouding een koite,
gevoelige stoot toe te brengen.
Men weet dat bij het trekken
metschuingehouden queue, de stootbal snel, bal 2
HET WATERKAMP IN 1918
door P. TJEBBES
JDirecfeur van de Zeevaartschool te Amsterdam
Leider van het waterkamp
Dit jaar werd het Waterkamp op geheel
andere wijze
geIY4 T MSr'S houden dan in
? w voorafgaande
ja* ren. Werd toen op
een grasland in
tenten gekam
peerd,thans waren
de deelnemers op
5 groote klippers
ondergebracht;
verder diende een
tjalk voor Cen
trale Keuken en
proviand-berging
en een tweede
tjalk voor vervoer
van klein roei-en
zeilmaterieel over trajecten, waar dit niet
ge?slecpt of zelfstandig gezeild kon worden. De
gehrele kampvloot bestond uit 38 vaartuigen,
t.w. de 7 genoemde groote schepen, 8 middel
soort icilvaartuigjes (sloepen, tjotters. jollen
en schouwen), 7 schippersbooten, 8 zeiltatks
?{én persoons zeil vaartuigjes, breed en plat),
l motorlark en 7 race-sloepen. Met deze
vloot zwierven een 150 personen (117 jongens,
later 105 meisjes, met een 12 tal leiders,
16 schippers, knechts, kok en timmerman»
van 18 juli tot 18 Augustus onder groote
vreugde door 't Noordelijk merengebied van
ons land. Het te voren gepubliceerde plan
kon vrijwel worden uitgevoerd, niettegen
staande tal van moeilijkheden uit tijdsom
standigheden, menschelijke gebreken, weer
en-wind, e. a. oorzaken voortvloeiende. De
proviandeering, hoewel zeer moeilijk, is
meer dan goed gelukt; de vastgestelde route
Is trots donkere profetiën zolder sleepboot
af gelegd (Amsterdam Blokziji?Gieth
orn-Lemmer?Tjeukemeer?Otoote Brekker,
Sloten Slotenmeer Woudscnd?-- HeeR
?Heegermeer de Fleussen Larigweerder
Wielen?Goingarflpster Poelen?Terhorn
Akkrum-Sneekermeer en Sneek); onge
lukken van ernstigen aard hebben niet plaats
gehad en tenslotte: aan de watersport is een
flink aantal enthousiaste adepten toegevoegd.
Reeds in 1915 en 1916 zette ik in dit blad
en in verscheidene andere geschriften uiteen,
dat het Waterkamp geboren was uit het
verlangtn om onzen jongens en meisjes behalve
vacantie-genoegen en watersport-beoefening
nog geheel iets anders te schenken.
Het kample ven in het algemeen heeft groote
waarde voor de karakter-vorming, voor het
aankweeken van zelfstandigheid, initiatief en
gemeenschapszin, maar men zij niet blind
voor de groote gevaren, die eraan verbon
den zijn, voor de kansen op karakterbederf,
die het kamp-leven met zich brengt. Ieder,
die bekend is met de gevaren, die op moreel
gebied verbonden zijn aan het bijeenbrengen
van vele jongens in een kamp, en dis weet
waarheen dikwerf de grondtoon zweemt der
gevoerde gesprekken en welke daden soms
bedreven worden door jongens onder elkaar,
zal begrSpen wat de schaduwzijde van het
kampleven kan zijn. De strijd tegen dit ge
vaar is een der allereerste plichten van den
daarentegen langzaam loopt; terwijl de met
horizontalen queuestand getrokken bal lang
zaam, doch bal 2 zeer snel verplaatst.
Iets dergelijks gebeurt bij het piqueeren.
Afb. II
Men zie afbeelding II en leere daaruit hoe
een bepaald soort carambole niet, en hoe wel
gemaakt moet worden.
B8 verticale queuehouding (a) ontstaat,
nevens een felle draaiïng van den stootbal,
een zeer lichte aanraking met bal 2,
waariiiiiltlllliliiiiiiiiiiillliilllliiiiiinilllliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiillliii
kampleider, die zijn oogen goed open dient
te houden en te zinnen op middelen om de
kwade kansen zoo klein mogelijk te maken.
Voorop sta natuurlijk de persoonlijke om
gang van den leider-commandant met de
jongens;hoekameraadschappelijkeren opener
de omgang des te beter. Deze omgang moet
uit aard en wezen van den leider voortvloeien;
een nagebootste en sterk opgelegde
kameraadschappelijkheid doet meer kwaad dan goed
en wordt onmiddellijk door de jongens als
onecht aangevoeld. Ik voor mij ben begonnen
aan de eerste gezamenlijke maaltijd met de
jongens over de moreele quaestie te spre
ken en over de noodzakelijkheid om
in gesprekken en daden alles te ver
mijden wat zedelijk minder hoog staat. Men
gevoelt dan vanzelf of men contact met
? de jongens heeft of niet en zoodra men
ge: voelt begrepen te worden en de instemming
: te hebben, is het tijd om vertrouwer) te
i stellen. Ik heb via de oudere, zeer
betrouw! hare en ernstige jongens de zekerheid
gei kregen, dat rn(«n vertrouwen nooit beschaamd
j is en dat uit een oagpunt van kampeeren,
j de gesprekken en handelingen der jongens
door deze laatste langzaam in den linkerhoek
terecht komt, terwijl bal l vlug naar den in
den rechterhoek liggenden bal 3 loopt en
caramboleert.
Nu is de carambole gemaakt doch de
onderlinge afstand tusschen bal 2 en de
beide anderen is ongeveer even groot als
het biljart lang is.
Dit is natuurlijk verkeerd, doch te onder
vangen door bij het afstooten de queue te
houden in den stand als b weergeeft.
Nu is de uitwerking van den stoot een
geheel andere. De draaiïng van den stootbal
is minder fel, zoodat deze beduidend lang
zamer dan bij a naar bal 3 loopt doch
bal 2 ontvangt een zwaardere schok en komt
daardoor eveneens naar den rechterhoek,
zoodat na de carambole de drie ballen in
elkanders onmiddellijke nabijheid liggen.
Bij deze positie is een zeer krachtige
afstoot noodzakelijk.
Afbeelding III doet zien tot hoever de
queue doorgelaten moet worden. Evenals
Het schoonmaken der Laiks vooi een zeiltocht
bij mij aan boord (en van andere leiders
vernam ik hetzelfde) op een zeer hoog peil
hebb°n gestaan. Wij hebben ons ernstig
voorgenomen, dat de vreugde en het ge
noegen in het kamp een zeer beschaafd
karakter moesten dragen, beseffend dat ruw
heid en onbeschaafdhdd op den duur de
grootste kanker zijn, die aan een kamp kan
vreten. De nieuwe vorm aan het kamp ge
geven, het splitsen van de jongens over
verschillende schepen onder voortdurend en
nauw toezicht van een eigen leider voor
iederen groep, staat met dit punt in het
cauwste verband en heeft in deze richting
ten volle aan het doel beantwoord.
Een groote steun, die speciaal
eenwa/erkamp in dit opzicht heeft is nog de groote
gelegenheid tot voortdurende bezigheid, die
het den jongens biedt. Door het groote
aantal vaartuigjes kunnen zij naar hartelust
roeien of zeilen, op de schepen zijn werk
zaamheden genoeg te verrichten en dan het
jagen in de lijn, bij tegenwind in nauwe
vaarwaters! 's Avonds zijn de deelnemers
dikwijls vermoeid, maar dan slapen zij ook
spoedig in, hetgeen met het oog op het
voorafgaande geen nadeel is.
Door de omstandigheid,dat ik een
meisjeskamp te leiden had vlak na het jongens
kamp, was ik in staat opmerkelijke verschillen
waar te nemen tusschen de wijzen waarop
het bijeenbrengen van een aantal reageert
bij jongens en bij meisjes. De groeps-ziel
is een totaal andere. Een eigenaardigheid is
bijv. dat een groep jongens gaarne slechter
schijnt dan hij is, terwijl een groep meisjes
nog beter schijnt dan hij al is. De jongens
snijden als groep gaarne op in de richting
van het verkeerde, het is ef zij iets hebben
te overwinnen om toe te geven, dat zij zich
in moreel opzicht goed hebben gedragen.
De meisjes daarentegen tinten gaarne alles
in de richting van het goede. Een onderdeel
van ons streven om het kampleven op een
hoog niveau te brengen, was de poging om
een rookvrij" kamp te krijgen. Wij hebben
het zoover (maar ook niet verder) weten te
brengen, dat op de groote schepen niet
werd gerookt, maar dat op de kleinere
scheepjes bij zeiloefeningen de pijpen
mochten worden getrokken. Dat wij niet
geheel konden doorzetten kwam doordat
niet alle leiders zelf rookvrij waren, door
dat de jongens thuis veelal gedrenkt waren
in een door vader geschapen athmosfeer
van: Dokter heeft mij het rooken verboden,
maar ik kan het niet laten", en doordat ik
niet uitdrukkelijk het rookverbod in het
Afb. III
bij het trekken de terugdraaiende beweging
niet ontstaat zoodra de pommerans met den
bal in aanraking komt, maar pas nadat deze
laatste in beweging is is dat ook het
geval bij het piqueeren.
Over meer gecompliceerde plqueer-posities
den volgenden keer. B.
kampboekje had opgenomen. Daar we het
er vrijwel allen toch over eens waren, dat
het rooken door jongens een maatschappe
lijk kwaad en een afkeurenswaardige
naaperij van groote-menschen-fouten is, zal
het volgende waterkamp beslist rookvrij
zijn. Wie zich daar dan niet aan wil onder
werpen blijft maar thuis of keert bij de
eerste overtreding daarheen terug; voor
duidelijkheid, die niets te wenschen laat zal
in het volgende kampboekje gezorgd worden.
Een andere zeer belangrijke kwestie die
zich aan de leiding van een kamp voor
doet is de vraag waar de scheidingslijn te
trekken tusschen de ontwikkeling van de
individualiteit en van de geneigdheid zich aan
maatregelen van ordeentucht te onderwerpen.
Natuurlijk heeft een zeer hoog ontwikkeld
individu uit zichzelf een groot gevoel voor
orde en tucht, maar zoolang dit stadium,
waar de richtlijnen elkander snijden, nog
niet bereikt is, heeft men met den afstand
er tusschen rekening te houden. Voor het
Hollandsche volk speciaal is dit een der
brandende quaesties. Ik voor mij vind, dat
de watersport en in het bijzonder de
waterkampen hier een taak hebben te vervullen.
De vereischte gelijkmatigheid bij het roeien
in race-booten en het zonder bedenken uit
voeren van de orders van den stuurman van
een zeilvaartuig zijn in dit opzicht een
duchtige training, zonder dat het individu
telkens opbotst tegen schijnbaar
noodeloos opgelegde maatregelen, hetgeen een Hol
landsche jongen nu eenmaal zeer slecht
verdragen wil. Hiermede heeft men te rekenen
bij ondernemingen, waaraan die jongen uit
vrije beweging deelneemt. Houden lichamen,
die orde en tucht onder het Nederlandsche
volk willen bevorderen wel steeds voldoende
rekening met deze specifiek Hollandschen
aard bij het nemen van maatregelen, die
op ausla ader" toegepast misschien een zeer
gunstig resultaat zouden hebben? Willen
zij ook eens aan het roeien en zeilen gaan
denken? (Het zeilen heeft bovendien het
voordeel, dat het in zeer sterke mate van
den stuurman zelf de individualiteit en de
paraatheid tot ingrijpen ontwikkelt).
Het kampleven bevordert in sterke mate
den gemeenschapszin, zoo zegt men, en dit
is juist. Maar ook in dit opzicht heeft het
kampleven zijn schaduwzijden, waartegen
men op zijn hoede dient te zijn. Ook het
eeoïsme kan naar voren worden gebracht.
Wanneer men op tochten aan n tafel het
middagmaal gebruikt met jongens, die vaak
zelfstandig gekampeerd hebben, treft het,