De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 28 september pagina 7

28 september 1918 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

J28 Sept. '18. No. 2153 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ABI-LABMABM.ABM.ABttABM.ABMABM.AE on M g A g LABMABM.ABM l A B 'M IA B 'M are h t de. thlti $y fon&n. NEEREN-ARTI KELEN, UITRUSTINGEN: w A B ABttABM.ABn.ABMABMABrtABttABMABM.ABtt ABMAB M lilliiiilllliliiiiiiiiiiiililiiiH iiiiiiiiiiiiiiiiiiiit HUI nmiiiiiiiii GEMEENTELIJKE ZORG \VOOR KUNST EN WETENSCHAP Burgemeester en Wethouders van 's Gravenhage doen aan den gemeenteraad een zeer belangrijk voorstel, dat, eenmaal aan genomen, voor het gemeentelijk kunstleven dier stad in de toekomst de meeste gelukkige gevolgen zal kunnen hebben. In het kort komt het hierop neer: De Gemeente stelt een Dienst voor Kunsten en Wetenschappen in, welke naar de bezoldiging van den directeur te rekenen op n lijn gesteld wordt met diensten als Gemeente-werken, Volkshuisvesting en Stads ontwikkeling, en verschillende bedrijven. Onder dezen dienst ressorteeren vooreerst het Archief en de Bibliotheek, en dan de Musea. Tot de laatste zullen in de naaste toekomst behooren: een Plaatselijk Historisch Museum, na reorganisatie van het tegen woordig Gemeente-Museum, een Museum voor Moderne Kunst en een Museum voor Oude en Moderne Kunstnijverheid. Voorts zal voorbereid worden de bouw van een gebouw voor tentoonstellingen, met voor drachtzalen, vergaderlokalen enzoovoort. Bovendien krijgt de Dienst het toezicht op alle roerende en onroerende bezittingen der Gemeente, die oudheidkundige of kunst waarde bezitten, terwijl hij tenslotte adviezen te geven heeft aan B. en W. in de zaken welke verband houden met wetenschap en kunst. Afgescheiden natuurlijk van het feit, dat deze dienst geroepen zal wezen, om, voeling houdende met de behoeften en stroomingen, aan te geven wat de Gemeente tot bevrediging of bevordering van kunst en wetenschap zal moeten of kunnen doen. Ten einde de Musea - de voordracht noemt als ideaal: kleine musea met als inhoud keurverzamelingen"?over voldoende middelen te doen beschikken, sticht de Gemeenteeen af zonderlijk te beheeren Fonds voor de verzamelingen van Wetenschap en Kunst", waarin z(j zei -e jaarlijks een bedrag zal storten, en dat natuurlijk ook voor par ticuliere bijdragen open staat. «Systeem en organisatie zijn", zoo stelt de voordracht het, .allereerst noodig" als de Gemeente vruchtbaar werk wil doen; en de Gemeente moet toonen, door daden", dat het haar ernst is met hare kunstbevor dering. Er wordt dan ook voorgesteld, in beginsel tot Museumbouw te besluiten en om, tot tegemoetkoming in het plaatsgebrek op het oogenblik, voor tijdelijk Museum voor Moderne Kunst de kunstzalen van het Panorama Mesdag te huren. Op deze wijze zal alvast een begin worden gemaakt met de ontplooiïng van dit grootsche plan, waardoor den Haag zelfs Amsterdam op zijde gaat streven in zijn gemeentelijke zorg en belangstelling voor kunst, terwijl het alle andere plaatsen in den lande verre achter zich laat. Het systeem is, gelijk men ziet, decenfrallseerend. Primo worden de Rijks- kunst-verzamelin gen in den Haag (Mauritshuis, Museum Mes dag, Museum Meerman, Gevangenpoort) als afzonderlijke eenheden gehandhaafd en dus een al te groote centralisatie, gelijk die waaronder het Rijksmuseum lijdt, a priori vermeden. En in de tweede plaats worden de gemeentelijke verzamelingen zelve óók afzonderlijk gehouden, hetgeen ons een zeer practlsch systeem toeschCnt. De bedoeling is, dat dr. H. E. van Gelder, Gemeente-archivaris en Directeur van het Gemeente-Museum, aan het hoofd van den Dienst van Kunsten en Wetenschappen zal komen te staan. Hij is hiervoor de aange wezen man, want de groote uitbreiding, die de gemeentelQke collecties in de laatste jaren hebben ondergaan, is aan zon inltatief en organiseerend talent te danken. Moge het plan spoedig met kracht uitge werkt en uitgevoerd kunnen wordent W. MARTIN N. V. HET ROTTERDAMSCH TOONEEL': Beatrijs, door Felix Rutten. Van de 177 Marialegenden is het onzer lieve Vrouwen mirakel: Van eene Nonne, die Beatris hiet", oppervlakkig beschouwd, het piquantste. Dese ioffrouwe," lezen wij in den oorspronkelljken tekst, was niet zonder der minne." Ook Boutens. in ne klesche aanduiding, stipt de bedenkelijke zijde van het geval aan: Diep onder zijden kostbaarheên," zoekt zijn BeatrQs na veer tien jaren wereldsch werk" haar ouden mantel weder op. Hiermede zfin we ingelicht. Ik zou niet weten wat er aan toe te voegen, zonder te schaden aan de hooge bedoeling der sproke, en het is m. i. geen dichter gegegeven de pauze tusschen Beatrijs' vlucht uit het klooster en haar terugkeer, in ver houding tot het vóór- en naspel, zoodanig te vul!en, dat er zelfs maar verband blijft. Want Beatrijs is in dit aanbiddelijk lief ver haal slechts een secondaire figuur, de hoofd rol speelt de Madonna. De in het midden der 14e eeuw als een bloem bloeiende Maria-vereering blies leven in een stoffeiqk beeld, tot getuigenis van de almacht harer liefde (de kerk), wier heilige genade alle middelen ten dienste staan. In liefde ontvangt Marie Beatrys' gewilligen geest om dien zuiver te bewaren tot het zwakke vleesch, gelouterd, "il"" i iiiiiiiuimiii miiiiiimiiiii i Levensverzekering Maatschappij H A A R L E M" Wilsonsplein 11 DE VOORDEELIGSTE TARIEVEN SCHILDERKUNST-KRONIEK TEEKENMAATSCHAPPIJ, DEN HAAG. De werken ter teekenmaatschappij zijn niet, zooals betrekkelijk kort geleden, van ne enkele geaardheid; van die der Haagsche school. Er zijn schakeeringen ont staan, en meer dan dat. Er zijn verschillen gegroeid; verschuivingen vonden plaats. Dat heeft zijn reden. De fleur is van de Haagsche school af; de overtuiging, die levend maakt, verzwakte. Toorop en van Konijnenburg kwamen naar voren, dat is de psychologische karakteriseering, en het schilderwerk,op zekeren ondergrond. Ge vindt op de Teekenmaatschappij van beiden een aantal teekeningen. Twee dezer van Toorop hebben mij boven de andere getroffen, de Cello s p e l e r, en een vroe ger werk, de Moeder. De Cellospeler is een krachtig werk voor een bijna [zestig jarige; het is eigentlijk een onstuimig werk. Er zit een hartstocht in, te nauwernood, door de hoekige vormen gebonden; de vul ling ervan is sterk, de kop bijblijvend psy chologisch. De Moeder" mist het gecon strueerde van den Cellospeler, het hier en daar wat overdrevene (de mouwen van de jas, de handen); zij is welig van kleur (de bruinen" van den Cellospeler zijn niet edel); zij is een rijke samenstelling van oranjes en gelen. Naast deze werken zijn er nog andere portretten. Dat van den etser Storm van 'sGravesande is juist, en typisch. Van de bekende serie der Apostelen is hier Paulus, predikend, hevig, maar niet een der belangrijkste der te waardeeren reeks. Een Kruisafname voor de kerk te Oosterbeek met het haast gothische realisme der koppen sluit het aantal werken van Toorop, dat ik zal behandelen, af. W i 11 e m van Konijnenburg's drie teekeningen, Ie Het is volbracht" en twee paneeien, vullingen, met vogels, geven dui delijk (ze zijn uit 1918) aan wat hij nu maakt. Het christelijk element is in zijn Consummatum est" niet te vinden. Deze romanticus is niet devoot, maar intellectueel; zijn ver band met de Renaissance is daardoor op eenvoudige wijzeduidelijk. Duidelijk is tevens in de strakst geteekende voorstelling der twee vogels, dat deze strakheid aan Van Konijnenburg natuurlijk is, van huls-uit eigen. Zwierig, lenig, luchtig, omhullend van lijn is J o h a n T h o r n Prikker. Hij is de meest verfijnde Hollander uit zijn tijdperk; niemand is gevoeliger voor de beweging van lijnen. En met deze gevoeligheid gaat die der kleur saam. Ze lijkt even er-pp geademend, fijn van zeer fijne gevoeligheid. Nog iets anders vindt ge bij Prikker. Hij behandelt een teekening tot ze een kost baarheid wordt; hij veredelt, en verdroomt .de materie tot een ander aspect. Ge vindt in Den Haag zijn monniken, zijn kruisdraging (een voorbeeld van een serie zwevende lijnen), zijn apostelkoppen, en teedere phantaisieën, als de Zonnebloem. Ruig en zwaar is Suze Robertsen tegenover die luchte zekerheid. Ik heb eens van haar geschreven, dat haar spiritualiteit die van een geploegden akker was; als zoo danig is ze zeker hier te vinden in haar aantal zwart-en-wit teekeningen, die vol rouw zijn en vol inneriijks. Ze zijn van een innigheid eener moeder. De fout van W i t s e n is geb rek aan innigheid. Zijn werk is vol durenden achter uitgang, zoowel in den Haag als te Amster dam (een groep in Arti). Ik begrijp, dat deze schilder zijn lusteloosheid heeft trachten te overwinnen door over te gaan tot andere voorstellingen, maar noch zijn Bloemen noch zijn Naakten beteekenen iets. Zijn Bloemen hebben noch kleur noch bloemlgheld; zijn Naakt lijkt nu en dan gepolitoerd hout, maar geen mensen, geen wezen, geen adem, geen bouw, geen leven is het. Allebéis zwak vertegenwoordigd met op zijn bestemming zal zijn teruggekeerd. Beatiys is geen .zondares", zij is slechts tijdelijk om een woord van Goelhe te gebruiken van haren oorsprong afge dwaald. Haar geest blijft, door banden van liefde gebonden, binnen het godshuis. Doch omdat hier ook tastbaar bewijs moet wor den afgelegd van haar tegenwoordigheid, neemt Maria, met haar geest, ook haar ge stalte aan, zoodat de eenheid onverbroken blijft: Maria, hadde ghedient voor hare, ghelijc of sijt selve ware." Dit is het wonder. Men behoeft er niet Roomsen voor te zijn om de absolute schoonheid van dit wonder, aldus opgevat, -te erkennen, en het is mij een raadsel hoe iemand aanstoot zou kun nen nemen aan de ervaringen en gedra gingen dezer non, waar deze nauwelijks verband houden met de onaantastbare kern der legende. Toen Reinhardt voor eenige jaren in de groote Olympla-Hall te Londen, de sproke van Beatrijs als gebarenspel ineenzeite, noemde hij dit spel: The Miracle" en aan niets gaf hij zijn aandacht zóó volkomen als aan het beeld der lieve Vrouwe. Om haar heen schiep hu de stilte, in het diffuus kerklicht straalde, flonkerend als het zuiverste juweel, Zij, aan wie ons het wonder zou worden geopenbaard. Hij had het geluk voor dit levend beeld in Maria Carmi een zeld zaam schoone vertolkster te vinden, die het goddelijk gebaar van de Italiaansche primi tieven zóó intensief had geleerd, dat elk harer bijna, onmerkbare bewegingen blijde ontroering gaf en alleen al haar oogopslag een hemel vol liefde inhield. Toen aan haar gouden schoot de keerende non knielde, voelden we Boutens' vers in innigheid volbracht: Want van alle heiligen, wier voet De weiden treedt van hemelsch tym Had niemand met Maria zoet Zóó teer geheim... De sproke van Beatrijs is een teer ge heim", en anders niets. En wie de stof be- j werken wil, voor verhaal of tooneelspel, ; heeft niet meer, maar vooral ook niet minder Na de Twist (uit 1900), een vrouw die zit te schreien (?). Het geel van het jak en het blauw van de rok k H n k t niet samen (als bij Vermeer). Willem Arondens voorstudies voor illustraties vaa Omar Khayam, in de vertaling van Bouteffs, voldoen als vulling, en als phantaisie. Het is een formaat, dat hij vullen kan. Willem van den Berg Is een zwoeler, meer uiterlijke romantiek dan de Konijnenbiirgsche; Mees, eveneens een beïn vloede is.toutsimplement, zwak. Dêgouve de N]un c que» (met teekeningen uit'16 en '18) handhaaft zich In subtielen eenvoud (zie 18), Hahn, onlangs gekenschetst, is het spijtend-spottendst in No. 18. Haverman is goed te zien. De Baby (35) is voor hem een allerlevendigste teekening; een portret van zijn vrouw (uit '96) is teeder voor dezen karikaturiseerende, bij de moeder en het kind (No. 30) is de kop van het blauwoogigkind, de oogen zeker niet te vergeten. Albert Roelofs heeft de schoone eigenschappen van het beste te willen, en zich zelven te durven herzien. Onder den invloed van de tegenwoordige voorgangers van de Teekenmaatschappij, dus onder go thische en renaissance-elementen, maakte hij een portret van zijn Vrouw waarin al de innigheid, en in al het vloeiende, n scherpe jn (ongevoelde nabootsing van Toorop) slechts hindert, terwijl bovenal de pogen eerbiedig gegeven zijn. Van Holst is de voorstudie voor een portret het best (uit 1918); het schoorsteenstuk vindikte zwak van inhoud. Sluiter is, voor zijn doen, aandachtig in een portret van een oude dame, Sluyters onvoldoende voor zijn gaven in Meina Irwen. Lam is troebel, behalve in den Namiddag (110), Zilcken poogt te vergeefs voor de hoeveelste maal, de Pyramide-schoonheid te beklimmen jhij moest dezer eeuwigheid maar laten rusten en zijner futiliteit een ander voorwerp zoeken) de Zwart is de schilder, zooals wij hem op zijn goede oogenblikken kennen... De inrichters van de tentoonstelling heb ben tevens het werk van enkele beeldhou wers verzameld, van den gothischen Minne, van den romantische Raedecker, van den phantalsievollen, soms grooten, hoewel niet gebouwden Vermeiren. Minne is gothisch in zijn Metselaar en in zijn knielenden, ran ker, anders, in zijn gewonde en in zijn bronner figuur. Raedecker zoekt. Ik heb te veel werk van hem gezien en te veel van werk van hem genotrn, om aan zijn gave maar te kunnen twijfelen. Toch zag ik hem elders belangrijker dan hier, en als romanticus, en als romantisch werkman... Vermeyren was soms een delicaat snijder in hoorn. Hij heeft zich, daarna, grooter opgave gesteld. Terecht heb ik toen de innigheid zijner trouwe figuur geroemd, die in een oogenblik van volle overgave de oogen sloot en in die spinning en in dat verzinken schoon was. Een dergelijke figuur is hier. Maar deze dingen zijn wel eens te strak voor hem; zijn niet altijd hem vrij genoeg. Dan maakt hij een phantaisiefiguur" als een golf (105) of hij overdrijft nog meer (zie 104). Tegen dez» dingen kunnen be zwaren rijzen, natuurlijk, maar hem zal ten slotte een innerlijke kracht zeker redden tot nog voller schoonheid; leven doet alles altijd reeds bij hem. PLASSCHAERT iiiiijimtiiiiiniiiiiiMiMiiiiiiiimiiiiinmmiiiiiiimiiiiimiiiiiifiiiiiiiiiiii IN DE AVONDSTILTE Voor onze vrienden aan het front In de eenzaamheid van mijn kamer zit ik peinzend bij het vuur, en in de groote stilte zijn mijne gedachten langzaam uit mijn hart geslopen. Zachte, zooals zij het iederen avond doen, zonder dat ik het weet bijna.. Zij hebben door het duister den vreemden weg genomen die leidt naar het ijzer-land en waar geen menschen gaan. Ik staar ze na op de wonderbare reis, waar met duizenden en duizenden, ontelbare duizenden, bij licht en donker de gedachten der moeders der vrouwen, der zusters gaan. Gedachten vol angstige liefde die sneller varen dan de wind. Trotsche gedachten vol fierheid, die in den nacht blinken als zwaarden van staal, gedachten vat) trouw, gedachten van dankbare bewondering die elkaar hebben erkend en samen gaan, bewust van de steunende kracht die zij dragen. In de eenzaamheid van den avond, zit ik peinzend bij het ,vuur, maar ver van hier te doen, dan dit eeuwenoud geheim te eerbiedigen, niets te verstoren van de oor spronkelijke illusie, waaraan de jaren nog iets als een fijnen geur hebben toegevoegd. Felix Rutten heeft onmiskenbaar kijk op het tooneel, de legende is onder zijn handen tot een speelbaar, een tamelijk effectvol stuk uitgewerkt, maar aangezien hij enkel onze belangstelling voor de Non vroeg en de Madonna, een wassen pop, ons in dit stuk niet meer deed dan wanneer wij haar zien in de vitrine van een katholiek beeldenmagazijn, zijn wij over het wonder" gauw uitgepraat. Niet omdat dit beeld primitief was gedacht en uitgevoerd, zei het ons niets, maar omdat de verzen die Beatrijs, met de tragische stem van mevrouw Tartaud, het toevoegde, niet in verhouding waren tot dit primitieve, en geen verbeelding van leven vermochten te wekken in het doode ding. Op een ander plan konden wij de lyriek van het begin genieten, aan Lioba" is herinnerd, ook de stemming van Rodenbach's Le voile" kwam even over ons, en er was harmonie tusschen: 't Is de linde, die met haar bloesem teuren luidt," en het blank gehouden tooneel. Maar deze taal ontnam aan de jongste der zusteren al" toch te veel jeugd, en de wijze waarop zij den ridder te woord stond leek mij een bepaald remedie tegen de liefde: Maar komt gij dus in onbewaakte stonde Met vleierij en tooverspel van taal Die onervaarnen tot misleiding voert, Dan keerweerom; mijschutdekloosterwijle. Het beschaamt de oude tekst, die zoo teeder beeldt: Hem docht, daer si voer hem stont, dat die dagh verclaerde..." Hoe weinig Felix Rutten rekening gehouden heeft met de overlevering, met onze illusie, moge nog blijken uit een aanhaling mede uit dit eerste bedrijf, waar hij den ridder, dien bij Valentijn doopte, en die in de gedaante van Jules Verstraete een der strijd bare Heiligen Gods" weinig geleek, op het toppunt der vervoering welke, om de non over te halen, tot de extase van het DE VREDESDUIF DIE MAAR NIET TERUGKOMT Teekening voor 9de Amsterdammer" van George van Raemdonck iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiimiiiimiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiii zijn mijn gedachten. Zoo ver van hier dat ik om ae te volgen de oogen sluiten moet. Wat zijt gij kort o weg dien van ons hart naar Vlaanderen gaat, en wat heeft ons verlangen u gauw gevonden, o broeders die strijdt. Jongens van België, die kalm en krachtig zijt. Ik zie uwe donkere lo«pgraven en ik zie u allen, schoon van ingehouden geest drift. Wat zijt gij ons dierbaar in uwe verkleurde, doorweekte, verschroeide kleeren. In uwe kleeren die naar kruit en glorie ruiken en naar de gewijde aarde van mijn vaderland. Met eerbied schouwen wij u aan, o man nen waarvan wij verwachten onze vrijheid en ons geluk. Ridders van Koning Albert, wij vertrouwen op uwe kracht, op uwe groot e kracht, op de wonderbare kracht die in u geboren is. En de warme gloed die in uwe oogen ligt, komt ons geloof in u nog sterken. Wij leven, wij lijden, wij gelooven en wij hopen. Wij hopen! Wat lijkt zij ons heerlik de toekomst die gij ons schenken zult. ... Toekomst l Als de ziel van een klok die zingen zou, klinkt het in de verle; in het hart van mijn land. Toekomst. Groot geheim, dat in uw we zen nieuw leven, nieuw leed en nieuw geluk verborgen draagt. * ? * Een dichte sluier ligt over u, en een vreemde sluier over het lijdend bloedend land, het land dat niet sterven wil,... dat niet sterven zal. Over het gevangene koninkrijk, heerscht een trotsche stilte die ontzettend is van diepen weemoed, maar grootsch van zwij gend vertrouwen. Hooglied had mogen stijgen! gemoedelijk belooven laat: Ik wachtjtnet paard en wagen u." Die Wagen is nietteverduwen. Wie ziet niet in zijn eenvoudigste verbeelding, langs de linten van een Mernlinc's slingerpad naar het hooggelegen kasteel, de geharnaste ruiter rijden op een sneeuwwit paard, met voorop het zadel, als een duif aan zijn zilveren borst, de voortvluchtige non! Een wagen ... Een vigelante! Voor de tusschen-periode laschte Rutten tooneelen in, het eerste van Griseldis-achtige barbaarschheid, het tweede onvermijdelijk herinnerend aan een Kerstprent , welke in het kader wel pasten, al geef ik de voorkeur aan het oude verhaal waarin de ridder zijn geld verliest en aldus zijn vrouw uit bedelen zendt. Hier stemde echter de taal beter met den geest der han deling overeen en trof, tusschen rethoriek, vaak een fraaie versregel: De nacht gaat met haar open starren-vendel reeds lang der uren strak-gelijnden weg." De witte bliksem slaat door het steenen huis langs trap en gang". Wat hangt als duistervoi mysterie tusschen uw afgewend gelaat en mijne vrees? " Opmerkelijk goed vervulden in II de niet op het programma genoemde stemmen" hun onderrichtende taak. Het laatste bedrijf is voor mijn gevoelen niet anders opvoerb»ar dan als pantomine, apotheose. Het wonder maakt sprakeloos. Daar valt niet meer te redeneeren. Beatrijs, en wij met haar, staan voor het goddelijk feit. En wie daar zoekt te verklaren, de gewijde stite aantast met vraag en weder vraag, haalt neer. De huldiging van Beatrijs, ter eere van haar onafgebroken, trouwe kloosterdienst, met een zilveren kroontje op het hoofd, mocht een zeker maskerade-effect verwekken, de Madonna, de hoofdpersoon, zat er, men ver geve mij de profanatie bij voor spek en boonen, en eenig leedvermaak omdat die feestelijke zusterschaar er ten opzichte van Beatrijs' trouw toch maar danig invloog, besloop ons. Reinhardt liet aan het slot het glimlachend beeld der Lieve Vrouwe op de handen der opgetogen nonnen in statie rond dragen, onder een hartstochtelijk halleluja en ...God's uitverkoren smartenkind zijt gij, mijn België, mijn land, dat ik met al het vuur van mijn jonge hartstocht min, met heel mijn kracht en de innige zachtheid van mijn schoonheidsdroomen. Belgiëuit vroegere tijden van pracht en geweld, Belgi uit het groote Heden. Ik heb u Hef... lief in uw lijden, in uw martelaarschap en In de heilige zekerheid uwer toekomst ... Wanneer een vreemdeling mij van u spreekt of enkel voor mij uw naam maar noemt, of mij vraagt komt gij uit België?" dan straalt mijn ziel van zoete teerheid. Maar wanneer men mij spreekt van die dappere Belgen, die onze jongens zijn, wan neer men hunne daden roemt, dan,... dan voel ik als een wonder in mijn kloppend hart gebeuren, dan is het of het breken ging van overstelpende liefde. Dan sla ik de oogen neer, omdat zij vol tranen zijn. Nooit te voren heb ik ze gekend, die tranen van fierheid en vreugd. Die tranen die wij zouden willen tegenhouden, omdat wij bang zijn dat men ze niet verstaan en zal, maar die ons te mach tig worden en langzaam dan over onze wangen vloeien. Tranen, klaar water van mysterie aan smart en geluk gewijd; hee dikwijls al heb ik u voelen opwellen uit de wondere bron van troost die wij in de diepte van onze eigen ziel verborgen dragen. ? * ? In zorgen zit ik te waken tot laat in den nacht. In de eenzaamheid en de stilte peins ik;... peins ik over ons groot leed, en over de vreugde die geen ander kent dan wij, en aan de Dageraad die eens lichten zal over België. MAQDA PEETERS een vloed vaa rozen. Ook dit was een effect, doch een grootsch, een laatste openbaring van erkenning en jubelende vereering. De gedachte heeft mij tusschen deze be drijven bezig gehouden hoe een mooie Madonna het Rotterdamsch Tooneel in mevrouw Tartaud zou bezitten. Voor het nederige jonge nonnetje leende zich noch haar vorstelijke gestalte, noch haar sonore stem van geschoolde tragédienne. Haar be zonnenheid maakte Beatrijs'sprong in liefdes' armen niet aannemelijk, het oleef declamatie. Maar hoe wel zou haar in dit werk de alt-partij hebben gepast! Haar edel besneden gelaat met den diepen blik, haar houding die om wijdschen plooival vraagt, haar handen, als de handen der Neurenburgsche Madonna, een levend gebed zou zij zijn, indien zij eenmaal besloot de plaats der wassen pop in te nemen. Het spel van Felix Rutten is uitgegeven met teekeningen van G. Westermann, in den trant van Charles Doudelet's Illustratie van Les douze chansons", van Maeterlinck. Lag hierin niet een aanwijzing voor de decoratieve opvatting? De vertoonine trekt alle avonden in Rotterdam een vollen schouw burg. Een opvoering in stijl zou misschien niet dit groote publiek bereiken, maar in de geschiedenis van het tooneel, van het Roomsen tooneel mijnentwege, toch van meer beteekenis zijn. TOP NAEFF NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP MotordienstvanTetenburg DAGELIJKSCHE MOTORDIENST UTRECHT LEIDEN DEN HMG DELFT Vleutenschewtg. UtrechtschsvBirfli. FynjékadeB. Houttuiniii VICE. VERSA

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl