De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 5 oktober pagina 10

5 oktober 1918 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 5 Oct. '18. - No. 2154 KLEINE PRIJSVRAGEN Het aantal inzendingen op de eerste kleine Prijsvraag overtrof verre onze verwachting, hetgeen ons als blijk van belangstelling aangenaam wast Wij verzoeken den mededingers echter zich bij volgende gelegenheid te beperken tot n inzending per keer. Enkele der aardigste inzendingen laten wij hier volgen. Prijzen werden toegekend aan: L. E., Anno Kalma en S. Breda Kleijnenberg-Laurillard. GENOEG Genoeg ! genoeg! genoeg? Wat is dat voor Pen [woord.' ? EQ als ik het weleer ook al eens heb gehoord, Jfu is de zin erv«n mij gansoh en al ontschoten. O waschtob zonder ?.eep, o leege butervloten En schoenen zonder zool ! 'k Vermoed in[tusschen al: Oe*n distributie, die 't begrip mij duid'lijk [maken zal. U E. Geef, Minisier, Elk zijn deel! Wie t te weinig O t' te veel. Excellentie Ysselsteijn, Geef genoeg aan groot en klein: ? Anno Kalma Geprezen, die een prijsvraag züó verzon. EQ in den aardigen vorm \an een aorostichon. A een actueeler woord was wel niet te ver[zinnen, Omdat een mensen nu steeds zijn blikken [richt naar birrnen. Ergens yenoeg van krijgen ? Nooit! [W el van deez' tijd vol jammer Geachte heeren! Neen, je krijgt óók nooit [genoeg van uwen Amsterdammer. S. Bieda Kleijnenberg Laurillnrd. Genoeg schijnt ons land niet te hebben En overal dreigt een tekort, Nooit is ons rantsoen eens voldoende Of 't melk is of boter of gort. Elk zal dan ook prijzen wat Ruys heeft gedaan: Geen uitvoer naar buiten mag langer bestaan. Mr. Dr. J. Kalma. CORRESPONDENTIE MET EEN DAME door een BESCHAAFD ONTWIKKELD HEER IV U maakt In uw laatste antwoord de volgende opmerking, die van nadenken ge tuigt: Geachte heer," merkt ge op, aan het slot van uw schrijven gebruikt ge de woorden wijsbegeerte en phüosophie door elkaar. Beteekenen deze begrippen hetzelfde of is daartusschen nog verschil. En zoo ja, welk? En zoo heb ik de woorden godsdienst en religie ook wel eens door elkaar zien gebruiken. Wat Is daartusschen het verschil in beteekenls? En wat denkt ge over het voortbestaan na den dood? ...'' Maar neen, die laatste vraag hoort elgenHjk al niet meer bij het door mij bedoelde brokstuk uit uw brief. Ik heb mijn citaat te lang gerekt. Maar dat doet er niet toe. De rest komt later nog wel aan beurt. Sta me toe, dat Ik me vandaag alleen bfl uw eerst genoemde moeilijkheden bepaal. Inderdaad moet ik bekennen, me aan grove inconsequentie te hebben schuldig gemaakt. Want terwijl ik u vermaande tot juist definieeren, war^e ik in laakbare oppervlakkig heid twee termen dooreen, die geenszins elkaar dekken. Als verzachtende omstandig heid gelde de onwillekeurige besmetting door onze hedendaagsche taalzuiveraars, die meenen elk uitheemsch of klassiek-gevormd woord zoomaar klakkeloos door het Neder land sch equivalent te kunnen vervangen. Wel degelijk is er, eere aan uw speurzlnl onderscheid tusschen wijsbegeerte en philosophie. Ik weet niet, dame, of u Latijn kent of in dit geval nog liever Grieksth. Zoo ja, excuseer mijn overbodigen uitleg. Maar philosophie is samengesteld uit twee woorden, die liefhebben" en wijsDROOMBEELD XVIII W E E-M IJ Zangen van den Buiten-man u Vermaak De landman, weer per trein ter stede aangekomen, voelt honger in den maag, en zoekt een restaurant waar hij zich eens (want dit had hfl zich voorgenomen) aan deugdelijk tundervleesch te bersten eten kan. Men wees hem een lokaal waar langs de houten dissen een schaar van buikig stads volk (heeren wel het meest) gezeten zat. Om zich nu vooraf te vergewissen van 't geen verkrflgbaar was, bestelde hij bedeesd de spQslijst. Deze droeg de aldervrcemd&te namen als Fransch" en Spaansch" gerecht en Engelsche pastei. Geen uwer lezers, hoeft zich al te veel te schamen, als hij onkundig blijkt «een geld ot' goed bied ik u aan Eulalia, mijn schat. Sïiets dan een eerlijk vast bestaan. O) ons toekomstig pad. Ko dan... mijn hart dat liefde vroeg.. Genoeg riep zij genoeg." Obdeyn. Aan een O.Wer, Ge zegt: o ontevreden vragers, vraag En 't zuchten-nimmer-moede klagers, klaag Naar ketting-handel-winsten jagers, jaag." O. Wer, zelf verdient ge een leege maag En voor uw onrust stoken een pak slaag; Gij al te lichte lasten drager, draag! W. J. Manger. Genoeg, o woord uit verre tijden Een schoone herinnering roept ge op voor ons. Xu we aan ondervoeding lijden. Op kaarten.' leven en op bons." Een schoone herinnering aan den goeden [ouden tijd: Genoeg te eten was geen illusie, het was toen i werkelijkheid!! A. J. S. Geen woord geeft weer Een juister maat; Kuoit heeft het dan ook Ons geschaad; .En wenscht men soms een gr^oter deel, Genoeg is beier dun te veel. J. K. M. iiiiiiiiiiiiiiiii heid" beteekenen. Philosophie is dus zooveel als liefde tot de wijsheid. Een philosoof heeft de wijsheid lief. En dit is het verschil tusschen den philo soof en den wijsgeer, dat de eerste de wijsheid liefheeft, en de tweede haar slechts begeert. Het woord wijsbegeerte immers spreekt voor zichzelf. Philosophie en wijsbegeerte zouden alleen congruente begrippen ziin, als liefde en be geerte elkaar dekten. En dit is in geenen deele het geval. 't Is niet mfln schuld, dame, dat ik alweer over de liefde moet spreken Dit schijnt onvermijdelijk, omdat de heele wereld nu eenmaal vol liefde zit, zelfs de philosophie. Maar om op ons verschil terug te komen, liefde en begeerte dekken elkaar niet altijd, maar sluiten elkander ten slotte zelfs uit. Er is ongetwijfeld een liefde, die met begeerte vereenzelvigd mag worden. Bij voorbeeld de liefde van de kat voor de muis. Deze liefde tracht haar object te verslinden. En in zoover kan die philosoof een wijsgeer genaamd worden, die zich ook uit begeerte op de wjjsheld werpt met den zelfden wellust als de kat zich werpt op de muis. Maar gij weet, dame, zij het dan mis schien nog slechts kort dat er een hoogere vorm van liefde bestaat, die alle wellustig begeeren uitsluit. Een liefde die inplaats van zelfzuchtig naar zich toe te halen, alhuïstisch van zich afschuift. De hoogste liefde begeert niet, zij geeft. Zij ontzegt zichzelf alle aanspraak op het bezit van het object, dat zij bemint. Voor deze liefde is het goddelijk gebod geschreven: gij zult niet begeeren. Wie in dezen hoogsten vorm de wijsheid liefheeft, is letterlijk en oprecht een philo soof. Met het woord wijsgeer zou men hem in het diepst zijner ziel beleedigen. Ik ken een doctor In de philosophie, die zichzelven verteert uit begeerte naar wijs heid. Hij verslindt alle systemen. Het is een geestelijke Holle Bolle Gijs, die een schip vol stelsels en een land vol begrip pen door zijn vraatzuchtig keelgat werkt en dit avondmaal naspoelt met zeven tonnen wereldbeschouwing. En dan kan hij nog van de honger niet slapen. Hij is de ware wijsgeer, maar is hij ook philosoof? Heeft hij de wijsheid Hef, dan behoef ik u niet te vragen, van welken aard deze vraat zuchtige liefde is! Ook ken ik een eenvoudig apthekersbediende. Van Latijn weet hij niet meer, dan er staat op de etiquetten der flesschen, die hij op gezette tijden moet af stoffen. Zijn lectuur bestaat uit het plaatselijk nieuws blad en een stichtelijke almanak. Maar als ik hem stilzwijgend zie fleschjesspoelen, met den eeuwigen glimlach op zijn mager gezicht, en ik zie hem na zijn dagtaak voorbij drentelen, met rustige stapjes, en hij schuift dan zijn bril van den beenlgen neus om de glazen af te wrijven en staart onderwijl naar de vogeltjes, die van de dakgoot vliegen; als ik hem (want hij woont naast me) zijn sijsje zie voeren, dat een zaadkorreltje komt wegpikken van zijn uit gestoken tong, dan vind ik het treffend, dat juist deze man in onze omgeving den bij naam heeft van de philosoof". V-5J.5 C3 L RN C KE van 't geen dat is (als hij). Hij deed als elk van ons] en vroeg den schalendrager om uitleg van hetgeen zoo vaag stond toegelicht. De dienaar fluisterde, zich buigend tot den vrager, een geheimzinnig woord met strak en bleek gezicht. En ziet! terstond daarop droeg hij op blanke schalen, het heerlijkst lillend vleesch op onzen landman aan, dat als Hongaarsch gerecht" voor hem, die 't wil betalen, (en niet als entrecöre) ter spijslijst had gestaan... Het stadsvolk trok in 't eind, voldaan van 't vele eten, uit 't rookige lokaal, twee treedjens af, op straat de landman heeft toen nog een wijl alleen gezeten, hij dacht aan zijn menu en aan 't proletariaat, * * * Toen hij zoo, droef gestemd, UIT HET lECL.AJDSOIEIIR/IIFT "V^IbT Hij heeft de wijsheid lief zonder haar te begeeren. HIJ streeft er niet naar haar te bezitten maar verblijdt zich in de ont zegging. De wijsheid is voor hem, wat de aangebedene is voor den schuchteren school jongen, die met teere gevoelens aan haar denkt, doch een straatje omloopt, uit schroom haar tegen te komen. Zoo heeft mijn apthekersbediende aan heiligen schroom van alles wat wijsbegeerte venaadt, maar de wijsheid heeft hij Hef met een reine, onbaatzuchtige lefde. En nu godsdienst en religie. Het laatste woord heeft iets met .binden" te maken. Het duidt op den band, de betrekking tusschen den mensch en het voorwerp zijner vereering. Godsdienst en religie zouden wederom congruent zi]n, zoo de band, de betrekking qua talis het dienen insloot. Doch niet steeds is dit het geval. Laat ik ten voorbeeld spreken over den huwelijksband, u en mij beiden uit persoon lijke ervaring bekend. U bent (excuseer me!) door dien huwelijksband verbonden aan den man, dien ge uw echtgenoot noemt. Sluit dit in, dat ge hem ook dient? Doet en laat ge alles, om hem, in nederigheid en zelfverzaking, te believen? Is ook deze corres pondentie voor u dienst'' ten zijnen be hoeve ? Gij gevoelt u niet bij uw man in dienst en toch zij t ge aan hem verbonden, of wilt uit 't eethuis kwam geschreden kwam plots een wilde drang in hem tot vreugd en lach, hij kocht een Handelsblad" en zocht daar onder Heden"' wat het tooneelvolk wel vertoonen zou, dien dag. Aanstonds bleef hij geboeid en keek op zijn horloge, men speelde Onweer" bij het Nederlandsch Tooneel, en geen kwartier daarna zat hij reeds in een loge, gereed tot gul vermaak in zetel van fluweel. Het huis was overvol want gold het geen première ? In de stadsloge was een gr ooi gezin bijeen, dat neerzag op het laag krioelen der parterre. (van pers en intellect mankeerde er geen een). En streelend gleed het licht der luchters langs gelaten die lachend groetteden naar vrienden daar rondom, /ÏMSTERD/IMSCHE VERZEKERD BEPR/1G 58 M ILLI OE M iimillllrimrmrlffiiMiiiii ge liever, staat ge tot hem in betrekking. Doch dat dienst en betrekking niet vereen zelvigd mogen worden, onze dienst meisjes weten het zelfs. Ze willen immers niet meer hooren van een dienst, maar ver klaren nadiukkelijk, bij u in betrekking te zijn. Er is een band tusschen u en uw Raatje, en dien band vindt ge beiden wel omschreven in de wet op de arbeidsover eenkomst. Maar sluit dit perse in, dat Kaatje zich verplicht acht u ten allen tijde van dienst te zijn? Integendeel, niet waar? Het is veel pleizierlger, in betrekking te zijn, dan in dienst. Aan den dienst hebben niet alleen onze militairen het land, maar ook hun vrijsters hebben er een broertje aan dood. En eigenlijk wij allemaal, niet waar dame? Een betrekking kan zelfs nog eens ongeoorloofd, en dus amusant zijn, maar van een ongeoorloofden dienst heb ik tot nog toe nimmer gehoord. Zou het misschien, want het wordt tijd, dame, om tot het geestelijke, waartoe immers men hoorde een gezoem van kennissen die praatten... Hier, dacht de landman, vind 'k mijn vreugde wel weerom" Hij zette zich terecht toen plots het licht ging dooven, en zacht-jes treurmuzlek aan het orkest ontsteeg, reeds drong de roode schijn van 't voetlicht blij naar boven, langs 't talmend voorgordfln... Het klagend liedjen zweeg... En ziet... daar was 't tooneel (een straat met heusche kelen) en heer Verkade zat, beschenen door een licht voor 't venster van een huis (zeer goed te onderscheien) ...een trek van spanning kwam op 's landsmans aangezicht... 't was doodstil in de zaal en op 't tooneel slechts zwijgen, alleen Verkade at (gekleed in grijzend haar) de straat bleef stil en leeg maar 't onweer scheen te dreigen en alles dreigde mee onze correspondentie bestemd is, terug te keeren, zou het misschien op deze gron den zijn, dat de moderne mensch liever niet meer van godsdienst spreekt, maar dit woord meer en meer vervangt door religie? Hoe weinig godsdienstige menschen dienen od? En hoevelen vinden 't in hun hart tamelijk vervelend, ja, niet zelden drommels lastig, God te dienen? Ze gaan, als die meisjes, liever in betrekking, want een band bindt tot niets, is op zichzelf slechts een vormelijk contract. Denk aan den huwelijksband, dame, en vergelijk daarmee de religieuse gezindte" uit het register van den burgerlijken stand. En hiermee hoop ik u voor dit keer te hebben ingelicht Geloof me, uw B. O. H. niiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiMMiiiimiimifmirimmrmiiimmii en zweeg maar met elkaar. ? ? ? Men dreigde een acte lang of zweeg met wilde blikken. Verkade dreigde zeer, met schraal en zwiepend lijf, de landman kreeg het warm en dreigde haast te stikken ... maar 't onweer bleef nog uit ... zoo eindigde 't bedrijf... ... Ik schets u, lezer, niet, des landmans verder weenen, hij die ter stede kwam voor schouwburg-gang en maal ... lichamelijk overvoed ging hij benauwd weer henen en geestelijk bezwaard door 't Strindbergsche onthaal. * ? De stadsmensch voedt zich zwaar bepelnsde hij, de dwazen? ze willen zwaren spijs, en ondanks zin of wet..." toen ging hij maar naar 'Hand waar bonte koelen grazen, en waar de odebaar zich op de hofstee zet. MELIS STOKPT

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl