De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 5 oktober pagina 2

5 oktober 1918 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 5 Oct. '18. No. 2154 ZOUTWINNING UIT NEDERLANDSCHEN BODEM! door B. PERSON Zoo zijn we dan eindelijk zóó/er, dat bij Boekelo, in Twente, in Hollandschen bodem zout wordt aangeboord. Of Nederland, dat toch aan twee zijden door de zee bespoeld wordt, dan tot nu toe zelf geen zout won? Inderdaad geschiedde dit zoo goed als niet, hoewel de hoeveel heden ruwzout, die ons land voor de harlngvisscherij noodig heeft, altijd zér aanzienlijk zijn geweest. De geschiedenis vertelt, dat de Hollanders tusschen de 124e en de 13de eeuw zout wonnen uit veen, dat van zeewater doortrokken was; het veen werd dan ver brand, en het zout, dat in de asch achterbleef, werd door een zuiveringsproces daaraan ont trokken. Maar deze productie was ook toen reeds zeer onvoldoende, zoodat het meeste ruw zeezout en klipzout hierheen werden aangevoerd uit Spanje, Frankrijk en Engeland om in de toen nog talrijke zoutziederijen te worden verwerkt. In de laatste halve eeuw verminderde echter het aantal zoutziederijen hier te lande aanzienlijk, o. a. doordat Scandinavië, dat vroeger een groot afzet gebied vormde voor het Nederlandsche geraffineerde product, leerde, in haar eigen behoeften te voorzien. Tegenwoordig ver werken de Nederlandsche zoutziederijen bijna uitsluitend zout uit Duitschland. Tegenwoordig", dat wil zeggen de laatste paar jaar. In 't begin van den oorlog kregen we ook nog wei eens was uit Engeland, en ook uit Oostenrijk; maar de scheep vaart stagnatie verhinaerde ons, voldoende zout uit Engeland te gaan halen; en andere omstandigheden, wellicht de economische moeilijkheden in Oostenrijk, deden ook den aanvoer uit dat land stilstaan. Die afhankelijkheid van het buitenland heeft ons tijdens den oorlog meermalen zorg gebaard. De geruchten van een drei gend zouttekort doken herhaaldelijk op. Men roepe zich maar eens den zoutcrisis, van October 1916 in het geheugen terug. Duitsch land zette toen plotseling tijdelijk den aan voer van zout naar ons land geheel stop l Waarschijnlijk moest de aanleiding hiertoe gezocht worden in het tusschen de Engelsche regeering en de Nederlandsche haringreeders gesloten contract, waarin bepaald werd, dat slechts 20 pCt. van de haringvangst mocht geëxporteerd worden waarheen de reeders wilden; en Duitschland, hetwelk zich op dat oogenblik reeds 20pCt. van de Hollandsche haringvangst had verzekerd, had dus niet meer in dezelfde mate als vroeger belang bij den uitvoer van Duitsch zout naar Nederland en zette dien uitvoer stop. Des te knellender wordt zulk een gevoel van afhankelijkheid indien men weet, dat men door krachtig aanpakken zichzelve een heel eind helpen kan. En dat wist men eigenlijk al sinds 1910. Want in dat jaar toonden de geologen vandenRijksopsporingsdienst van Delfstoffen aan, dat er in Twente de proefboringen waren nabij het dorp Buurse gedaan zout onder den grond moest zitten. .Het zout moet uit den bodem t" werd in '16 het parool. En toen de Kamer in Mei 1917 het eerste wetsontwerp van die strek king verwierp, (omdat haar meerderheid niet de verantwoordelijkheid voor de con cessie-verleening aan een N. V. en het deel hebber worden van den staat wilde aan vaarden, zoolang minister Posthuma weigerde alle betrokken rapporten ever te leggen) werd dit parool met verdubbelde kracht aangeheven. Een jaar na het eerste wets ontwerp verscheen het tweede, dat slechts weinig gewijzigd was: aan de bezwaren, in de Kamer geuit, was in zooverre tegemoet gekomen, dat de minister alle belangheb benden zoutzieders enz. in de N. V. De Nederlandsche Zoutindustrie", die de concessie kreeg, had doen onderbrengen. De zoutzieders zouden dus van het nieuwe UIIUIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIItllll iiiimmiiiiiiiHiimiiimiiiiii UPTON SINCLAIR Koning Kool, door UPTON SIN.CLAIR. (Uitgave W. Versluys). Upton Sinclair is een schrijver met ver wonderlijke kracht. Tusschen artiesten en decadenten staat hij met ziji forsche per soonlijkheid onverzettelijk en onverwinlijk. Hij vraagt niet naar kunstformulen of artis tieke systeemen. Hij is gebooren met een oovermaat van ethische kracht, en zijn richtlijn is zuiver gebleeven van den aan vang af. Alle kunst is bij hem tendens-kunst, in al zijn werk is het de mensch die spreekt, de mensch die zijn meedemenscben lief heeft en hen beweegen wil tot hooger menschelijkheid. Het is een heerlijk, rustig en hoop vol schouwspel, zoo vast en steevig een man aan 't werk te zien. Er is er geen, naar mijn weeten, die op dit kritische moment, met zooveel artistieke kracht gewapend, zoo onbekommerd toegeeft aan zijn innige zucht tot goed-maken, tot herstellen, tot verbeeteren van het kwaad der aarde. Hij is geen puur artiest die enkel schoonheid zoekt, eevenmin is hij een preediker en apostel die enkel wil bekeeren en oovertuigen. Hij is beiden inén. Maar wat hem drijft is de menschen-liefde, en zijn buitengewoone kunstenaars-gaven gebruikt hij als ter loops, om zijn zeedelijke bedoelingen te volgen. In de eerste plaats is hij de man van actie, en als hij meende de menschheid er mee te kunnen dienen, zou hij al zijn werk wil len verbranden. De grootste moeite die hij heeft in zijn werk, is het beknopt te maken en niet al te tendentieus. Hij heeft mij meenigmaal zijn dank betuigd als ik hem ried niet te veel apostel te zijn, maar ook zijn groote kunstenaars-vermoogens te zui veren en te ontwikkelen. En kenmerkend is daarin de opdracht van zijn boek Ko ning Kool" aan zijn echtgenoote Mary Craig. Kimbrough, die zooals hij zegt, door de gevaarlijke taak om het manuscript van haar man in stukken te scheuren, den leezer tot dank heeft verplicht, voer de af weezigheid van de meeste fouten in zijn boek. Als Upton zich liet gaan, zou hij gaan preediken en beIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIHIIIII TH. FRANKEN ?:? H. VINGEm Hofleverancier - Amsterdam ULVEÜSTMJIT 216 -:- VILLEISPAIIIVEG 9 TEL. NOS. 2040-1881 TEL. No. 1793 Zuid Comestibles,Fijne Vleeschwaren enz. bedrijf weinig «f geen nadeel ondervinden. En de Kamer nam het voorstel aan; alleen de doctrinaire voorstanders van staats exploitatie stemden tegen. * * * Een week na de aanneming van het wets ontwerp vingen de werkzaamheden aan. De .Nederlandsche Zoutindustrie" heeft het boorwerk opgedragen aan de N.V. Diepboormaatschappij Vulkaan", die op dit gebied hare sporen verdiend heeft, en sedert eenige weken staat nu, eenigszins verloren en eenzaam, midden op de onafzienbare, bloeiende hei, de boortoren, waaronder het boorwerk geschiedt. Fig. 1. De boortoren Midden in de loods bevindt zich in den grond het boorgat Vele lezers van De Amsterdammer" zullen zich van dit boorwerk het een en ander herinneren, door hetgeen er op de E.N.T.O.S. van te zien is geweest. Voor dengeen die niet weet, hoe zoo'n boring geschiedt, een korte toelichting: Allereerst wordt er een soort van put gevormd, door buizen, aanvankelijk met 60 c.M. middellijn, (op grooter diepte met geringer diameter, allengs verminderend tot 30 c.M.) in den grond te drukken. Hieruit halen de boorinstrumenten (sommige met de hand, andere door middel van stoom gedreven) de delfstof uit den grond naar boven. Tot 7 Meter diepte is er zand opgehaald door middel van een puls," d.i. een lange buis, van onderen voorzien van een klep, welke bij het zakken naar binnen wordt opengedrukt en zich natuurlijk bij het ophijschen sluit. Van 7 tot ongeveer 80 Meter valt er niets dan leem op te halen. Dit geschiedt even eens met de hand: men laat een lepelboor" in de put zakken, tot in de leemlaag. Daar aangekomen, boort en kerft dit instrument een l Meter hooge ijzeren bak, met van onderen twee schuin naar beneden wijzende messen zich al draaiend een weg door de taaie kleiachtige massa; als de bak ge vuld is, haalt de locomobiel hem omhoog, en de arbeiders steken er met schoppen en iimiiiiMiiiiii toogen, totdat niemand meer naar hem luisterde. Want de menschen willen niet bekeerd zijn door welsprekendheid, maar wel gaarne volgen wie hen vóór gaat met beeldende schoonheid. Zoo leerde Upton zich bedwingen, en zijn sterke artistieke paarden spannen voor de zware kar van zijn ethische gevoelens. Upton Sinclair is opgevoed in de cultuur van de Zuid-Amerikaansche Staten. Een Angelsaksische cultuur die zeer hoog stond, en waarvan wij in Europa veel te weinig weeten. Een cultuur die opbloeide in groote weelde, in het rijke vruchtbare gebied der Zuidelijke Staten, en niet zoo spoedig tot groot-steedsch bederf kwam, maar tierde op de reusachtige hoeven, waar oovervloed van neeger-slaven den blanken mensch vrijheid gaven tot geestelijke ontwikkeling, een leeven in de oopen lucht, tot feestvieren, zich fraai kleeden, smullen, paardrijden en dansen. Kenmerkend voor den geest die daarheerschte is het volgende feit dat Upton m^ vertelde. Op een dier groote, weelderige hoeven was een grooie danszaal gebouwd, waar werd feestgevierd en gedanst. Het gebouw raakte in brand, maar de oovermoedige jonge feest vierders staakten daarom nog niet hun festijn. Dóórdansen, voortfuiven was het parool, en het dansfeest werd voortgezet tot de vlammen opknetterden onder de voeten der dansers, en de rook hen dreigde te verstikken. Toen dansten zij voort rondom den grooten brand, in de oopen lucht, bij het schijnsel der vlammen. Een vreugde-dorst, eenleevenslust en leevensmoed, die wij ook in Holland gekend hebben, onder invloed derstijgende weelde in de zeventiende eeuw. Maar Upton Sinclair werd in die cultuur gebooren met een onstilbaar verlangen naar rechtvaardigheid en zeedelijke reinheid. Hij zag hoe die leevenslust tierde op een boodem van onrecht en afschuwelijk leed, en bekocht werd met ontaarding en bederf. Hij zag de verwoesting, aangericht door smullen en drinken, en hij zwoer als knaap, vijand schap aan de alcohol. Nooit heeft hij die eed gebrooken. Sooberheid en geheelont houding heeft hij gehandhaafd in de moeyelijkste omstandigheeden. Ik heb hem gezien op een f eest-maalt ij d te London, tot zijneer aangericht door zijn vrienden, en hij zelf daarbij als de eenige, die een gewoon oad pakje droeg tusschen al de avond-getoiletteerde en gedecolleteerde dames de drink toespraken beantwoordend met een glas helder water. Het heeft lang geduurd eer Upton Sinclair als schrijver naam kreeg. Het eerste werk van hem dat insloeg was: .the Journal of Arthur Stirling". Een boek dat zich voor deed als het authentieke journaal van een Fig. 2. De delfstof wordt uit het boorgat naar boven gebracht spaden de grijze leem uit. Zoo wordt de lepelboor vele malen per dag aan zware ijzeren stangen omlaag gelaten; elke keer vullen van de lepelboor brengt den hoorder ongeveer 25 centimeter dichter bij de zout laag (die op 350 meter diepte wordt ver wacht) en eiken dag schiet het werk onge veer 3 meter op. Na de leemlaag verwacht men (van 80 meter tot 320M.) leiachtig g e s t e e n t e. Om dat te bewerken wordt aan een kabeldraad een 400 K.G. zware beitel opgehangen een werktuig, dat zich aan den onderkant tot een scherp mes toespitst. Deze beitel laat men door middel van stoomkracht met een tempo van 100 slagen per minuut op de steenlaag hameren, die daardoor tot gruis boorgat (SOc.M.) begane grond Fig. A 2O M. diepte F,q. 5 CD 20M. diepte . beg. grond i'71 J. 50M. diepte reikt tot in heb zout. Fig. 3. Schematische doorsnede van de achtereenvolgens in het boorgat neergelaten boorbuizen Aanvankelijk wordt een boorbuis in den grond gedrukt van 60 c.M. diameter, tot op 20 M. diepte (fig. A). Omdat de druk onder den grond tegen de buis te groot zou worden, laat men vervolgens een nauwere buis erin zakken, n.I. een van 50 c.M., welke reikt tot 60 c.M. diepte (fig. B). Hierin komt weer een van 40 c.M. doorsnee, tot 80 M. diepte (fig. C.) en daarin ten slotte de buis van 30 c.M. middellijn, welke tot in de zoutlaag zakt en waaruit later de pekel wordt opgepompt (stippellijn fig. C). Met de verhoudingen op de teekening neme men het niet te nauw. N.V. PAERELS Meubileering M". COMPLETE MEUBILEEEINGr -: BETIMMERINGEN : Rokin 128 Telef. 4541 N IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIKIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIH verpulvert; de steenlaag wordt buitendien reeds murwer gemaakt door een waterstraal die er onder het beitelen voortdurend met kracht wordt opgespoten. Intusschen, men komt met dien beitel wel dieper, maar het steengruis, dat samen met het omlaaggespoten water naar boven ge perst wordt en over den rand van de boorbuis stroomt, leent zich moeilijk voor een physisch (alleen voor een scheikundig) on derzoek. En men dient toch gedurende het geheele boorproces te weten, wat men eigenlijk naar boven brengt, hoever men de zoutlaag reeds nadert. Daartoe nu trekt men tien z.g. kerns": men doet alsof men een reusachtige kurk trekt. Men laat namelijk aan de stangen zakken een holle, cilindervormige buis van gehard staal (welker rand van onderen voorzien is van stalen tanden of diamanten); in hardere steenlagen trekt men den kern" met een diamantkroon, in zachtere met een staalkroon. De stalen tanden of diamanten nu snijden zich, doordat men de holle buis laat draaien, een weg in het ge steente, en als de buis vol is, haalt men haar omhoog, en vindt men in de buis een cylindervormtge massa van het gesteente, waaraan men dus dadelijk zien kan, aan welke delfstof men toe is. Van 320 tot 350 meter verwacht men anhydriet, en daaronder de 20 M. dikke zoutlaag. Het schijnt, dat de uitlooging van deze zoutlaag reeds aangevangen is: het in den loop der tijden doorgesijpelde water heeft met andere woorden de zoutlaag reeds gedeeltelijk doen smelten en herscha pen tot een ondergrondse!] zoutmeer. Van daar dat hier geen mijnbouw met schachten en gangen mogelijk was.maarde aangewezen wijze van ontginning verdere uitlooging is: zoodra de zoutlaag zal zijn bereikt en het boorgat tot op het onderste laagje daarvan zal zijn doorgeboord, laat men in deboorbuizen zoetwater vloeien, zoodat in de diepte aiie zout tot pekel wordt. Deze pekel beg. gr. wordt door een difpwelpomp boven den grond gebracht en naar een reusachtig groot reservoir ge voerd, dat de kostoM diepte bare vloeistof naar de 2 K.M. verder te bouwen zoutfabriek zal leiden, waar de pekel wordt inge dampt. jong dichter die zelfmoord pleegde. Het was autobiografisch, eevenals Goethe's Werther, maar eeven als Goethe ging Upton niet tot in den zelfmoord. Gelukkig bleef hij daar voor staan, en liet de uitvoering oover aan den held van zijn boek, Toen schreef hij The Jungle" dat zijn waereld-reputatie vestigde. Ook hierin was autobiografie. Upton beschreef wat htj door leefd had en hij bewoog zich persoonlijk, met eigen ontbeering en leevensgevaar in al de afzichtelijke hooien van menschelijke ellende. Hij schreef echter ook een historische roman, in opdracht. Het zou een boek wor den in drie deelen en de geschiedenis geeven van den grooten burger-oorlog, waaraan tijdens Upton's jeugd de bittere herinnering nog versch en leevendig was. Van artistiek oogpunt gezien is dit werk, waarvan het eerste deel alleen geschreeven is, het sterkste en fraaiste wat Upton voortbracht. Het heet Manassas", den naam van de plaats waar de eerste bloedige overwinning der Zui delijke Staten werd bevochten. Het kan op een lijn gesteld worden met de bïstc historische romans, met La guerre et la Pain" van Tol&toy, of met Ie Debacle" van Zola. Het is een meesterlijke uiteen zetting van de ooi zaken van den burger krijg en een voortreffelijke teekening der voornaamste figuuren in het conflict. De drie deelen werden niet voltooid, omdat het Amerikaansche publiek onver schillig bleef en de waarde van het boek niet begreep. 'Toen schreef Upton Sinclair een aantal proza werken en drama's rnet verwonderlijke productiviteit. Samue! the Seeker" een aardig, geestig boek met onverhoolen ten dens. Prince Hagen" een socialistisch drama, dat opgevoerd werd, vol scherpe kritiek op het Arneriuaansch gezwendel en gedobbel met geld. The Cry for Justice" een rijke compilatie van al wat door de beste denkers en schrijvers oover de sociale onrechtvaardigheid is gezegd. Teevens liet Upton het niet bij woorden en boeken. Van het geld door thejunglt" ver diend stichtte hij een communistische kolonie Heiicon Hall" genaamd, waarvan het korte bestaan eindigde in esn groote brand, die het fraaye gebouw in de asch legde, en Upton zonder een cent op straat liet staan. En natuurlijk, zpoals wij dat ook elders hebben kunnen zien, bespot en hoonend uit gejouwd door de kapitalisten en kathedersocialisten. Onvervaard en onverdrooten ging Upton Sinclair voort. Hij liet zich niet verslaan en niet van de wijs brengen. Dit nu Is een kwaliteit waarvoor men in Amerika bizonCijfers? Men ver wacht, dat men uit elk boorgat en er worden v o o r l o op i g t wee aangeboord 7 M' pekel per uur omhoog ?al brengen, dat is 168 M'per et maal, dus voor twee bronnen 336 M'per et maal. Vermenigvul digd met 300 (het deren eerbied heeft, en het gelukte hem dan ook voort te werken en meer en meer vrienden en aanhangers te winnen in de geheele waereld. Nog is hij in Amerika niet tot het aanzien gekoomen dat hij verdient, maar hij is op weg. Een tijd lang verwachtte hij de omkeer tot sociaal-gerechtigheid van de Duitsche sociaal-democraten. Een reis, kort voor den oorlog, met mij in Duitsch land gedaan, bracht hem tot ander inzicht, dat door de gebeurtenissen van 1914 be hoorlijk werd verhelderd. Van dien kant was geen heil te wachten en thans steunt hij, internationaal gezind als hij is, toch met alle macht de politiek van president Wilson. Men meent wel dat Upton Sinclair, eeven als de meeste sterk ethisch aangelegde na tuuren, geen diepe wijsgeer is. Maar hij schreef voor ongeveer vier jaren een machtig proza-werk, getiteld Love's pilgrimage" dat oplichtingen bevat van buitengewoone diepte en klaarheid. Het handelt oover de sexueele erotiek en is in gewaagdheid en durf, in stoutmoedige oorspronkelijkheid onoovertroffen. Het is lyrisch, en wat lang, maar hoog gehouden en zwaar en sterk van ritme. In twee volgende boeken: Sylvia" en Sylvla's marriage" is het liefdeleveri geheeld van de rijk, verwende Amerikaansche vrouw. Boeken vol kleurige schildering en vol bit teren hoon, blijkbaar gevoed door ervaring en door het Amerikaansche publiek angst vallig doodgezweegen. Nu komt, als zijn jongste werk, King Goal, en het boek belooft een tegenhanger te worden van the: Jungle". Van the jungle" zei Upton dat hij bedoeld had de menschen in hun hart te treffen, maar dat de stoot verkeerd aankwam en hun in de maag trof. Er werd minder gelet op de gruwelen van onrecht die het boek aan 't licht bracht, dan wel op de onsmakelijke verhalen uit de groote slachterijen van Chicago. Het eeten van geconserveerd vleesch verminderde, ten minste voor eenigen tijd, maar de schrik kelijke arbeids-toestanden bleeven bestaan. In Koning Kool" worden de ellendige leevens der mijnwerkers in Midden-Amerika geheeld, en het is niet onmoogelijk dat ditmaal de geweldige stoot beeter aankomt. Vooral na den oorlog zal dit kunnen ge beuren, als de reekeningen vereffend, en de groote geld-wolven getemd moeten worden. Ook in dit boek geeft Upton zijn eigen persoonlijke ervaring. Na de groote mijn werkers-staking in Colorado, die door sol daten in bloed werd gesmoord, kreeg Upton de opdracht <o write the matter up". Hij moest de toestand]onderzoeken en beschrijven. Hij deed het met den hem eigenen moed, met niets ontziende dapperheid en grondigheid. ONZE REIS-TAAL A Is we in ons Land wat reizen Spreken we van een station, Chef, portier, loket, bagage Kellner, rails, coupé, wagon. Van perron, lokaal, controle Tender en locomotief, Van bureaux en informaties Van tabellen en cursief. Van trajecten en van tractie Machinist en conducteur, . Passagiers, kiosk, cylinder Restaurant en controleur. Van electrisch en hydraulisch Halte, lorrie en publiek, Lucifers en cigaretten Derailleeren en trafiek. Alphabetisch, militairen Telefoon en kapitaal, Van minuten, lift en klasse Retirade en centraal. Van agent, administratie Van lectuur, expres en tram, Van reclame, tank en abort Van courant en telegram. Bloknoot en correspondentie Lunch, menu, hotel, diner, Table d'höte en invitatie Illustraties en café. Als we in ons Land wat reizen Met den tram of met den trein, Is 't, als men ons hoort praten Of we in den vreemde zijn. J. H. SPEENHOFI HIMMIIlmlImlIIMHIl H.VANDOOREN&Cü. AMSTERDAM DEN HAAG UTRECHT Bewaart gedurende de Zomermaanden Uw BONT In MOTVRIJE KLUIS aantal werkdagen per jaar), belooft dit een productie van 100.800 M3, pekel per jaar. En aangezien l M3.verzadigde pekel 318 K.G. zout levert, brengen de twee bronnen, globaal bere-kend, op: per etmaal 100000 K.G. zout of per jaar30.000,OCO KG. zout = 30.000 ton. Beteekent dit, dat Nederland zich hier door onafhankelijk zal hebben gemaakt van het buitenlandsche zout ? Helaas niet. Want uit de statistieken van de laatste vier jaren blijkt, dat de binnenlandsche behoefte wisselde van 115000 tot 130.000 ton per jaar, dat is dus viermaal zooveel als we thans hopen voort te brengen. Maar wie weet, of het aantal boorgaten niet, als de productie meevalt, wordt uitgebreid! En dan... ook bij Winterswijk zit zout in den bodem; Daar zal de mijnbouw even tueel wél in optima forma moeten worden toegepast, al was het alleen omdat daar onder de zoutlaag een steenkolenlaag wordt verwacht, die door den watertoevoer zou kunnen lijden, en welker ontginning daaren tegen eenvoudiger en goekooper zou wor den, wanneer de reeds aangelegde schachten van de zoutmijn erboven den toegang tot ds steenkolenmijn reeds vergemakkelijkten. De ontginning b§Winterswijk ligt onge twijfeld nog in het verschiet. Maar niette min: daar moet het heen! Hij leefde het leeven der mijnwerkers mee en schreef zijn ervaringen neer in het boek Koning Kool. Men kan er zeeker van zijn dat hij geen feit heeft verzonnen of gefan taseerd, alles heeft hij zelf geobserveerd en ondervonden. Nu zij het mij vergund aan het slot van deeze aankondiging een paar praktische op merkingen te maken, in het belang van den schrijver Upton Sinclair en dus ook in 't belang der gansene menschheid, in wier dienst htj zich heeft gesteld. Upton Sinclair is dood arm. Al wat hij had en al wat hij met zijn werk verdiende heeft hij weer geofferd aan de goede zaak. Hij zal het mij zeeker ten goede houden als ik dit oopenlijk mee deel Steun van uitgeevers of theater-directies heeft hij niet gehad. Hij heeft tal van machtige vijanden maar weinig machtige vrienden. Om te be staan en te werken is het voor hem noodig bronnen van inkomsten te hebben. Nu heeft hij een maandblad opgericht tot verspreiding. van zijn denkbeelden, en ik zou wenschen dat allen die zijn arbeid waardeeren dit maand blad steunen. Het heet Upton Sinclair's" en de uiigeevers-maatschappij Ontwikke ling" te Amsterdam hetft de exploitatie in handen. Ook vermeen ik dat het drama, uit het boek Koning Kool getrokken, reeds vijfen twintig opvoeringen in Amsterdam heeft gehad. Ik meen te weten dat de schrijver zelf hierin niet is gekend, en geen cent als auteurs-renten ontvangt. Zou de directie van het Rozen-theoter, dat de opvoeringen geeft, niet te beweegen zijn eenige eedelmoedigheid in dezen te toonen en den werker te geeven wat hem; toekomt, op dat hij ten minste met zijn aller nuttigsten arbeid voort kan gaan? Dit is een ongewoon slot van een literaire boek-bespreeking, maar ik kan geen beeter bedenken. FREDERIK VAN EEDEN. uu iniiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiimiiiiniiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiii NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP MotordienstvanTetenburg DAGELIJKSCHE MÜTORDIENST UTRECHT LEIDEN OEN HUG DELFT Vleutinsthawig. ItrachtschavHrZB. Fynjékade6. Houttutmil VICE-VERSA

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl