Historisch Archief 1877-1940
5 Oct. '18. No. 2154
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Tot het bouwen vaa Villa's ea Landhuizen zfln prachtige heuvel
achtige BOSCHTERRED4EN te koop in HET OOSTERPARK te
DE BILT
Lage prijzen, mooie wegen, ga»,
electr. licht, water.
'?laat'Tel. Int. 38 & 48
Fr. SINEMUS
20 LE1DSCHESTRAAT 22
AMSTERDAM
TELEFOON N. 6812
HEMDEN
MAAR MAAT
STARK'S
'OXYDOL'
(CHLORAS KALICUS TANDPASTA)
45 cont p. Tube.
Naaml. Venn. STARK & Co.
Chemische Fabriek ,,'s-Hage"
DEN HAAG
Opgericht 183 O
CHAMPAGNE
Comte de BRIAUOOURT
REIMS
JOS. JACQUES
Wijnhandel - Breda
DAMES!
Abonneert U op
het Maandschrift
DE VROUW EN
: HAAR HUIS" :
Prijs per jaargang f
6.franco p, post f 6.50
UITGAVE:
VAN HOLKEMA & WARENDORF
AMSTERDAM
de beste hoeden in Holland
mmm
Qrfisfieke. Combinatie
won «Te
Reproductie Piano*\&ug4
Een enkele druk op de
elecfrjsche knopen men genier in
eigen woning van het piano
spel «Ier beroemdste Pianisten
Hef pianospel werdt natuur
getrouw en tot inde kleinste
fijnheden geheel zelfstandig
(pneumatisch electrisch)
weergegeven.
In Pion* «1$ Vleugel onzicht
baar gebouwd
t\gt rollen als met de hand
te bespelen.
l DAS
KETTHERs
Heiligeweg 21/25
AMSTERDAM
HET BESTE FINANCIEEL NIEUWSBLAD
ra
KAPITALIST l
3
3
CD
Ak: Keizersgracht 215-M 6925 en 6241 N.- Telegr.-adres: NEDINBA
iiiiiiiMMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiHiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiii
'A EPAETOGEEN:
M //Er WONDER,
J DAT GEZONDHEID
A GEEFT EN KRACHT.
HET KRACHT-PREPARAAT
BIJ UITNEMENDHEID.
VERKRIJGBAAR IN DE
VOORNAAMSTE APOTHEKEN.
\/RAAGT^ZO^ NOODIG
RECHTSTREEKS TOEZENDING
AAN DE E.R NV. EXPL.M/J.
VÓÓR EIWIT PRODUCTEN.
KEIZERSGRACHT 790 AMSTERDAM.
LI B C RT Y
OMTWCRP PAUL BROMBCRG
. ,_j,r ,-_..7'jj.
?'''1 ''
-TOTAAL. 410:
AMSTCRDAM
BST EENIGE SPECIALITEIT
in
KRIMPVRIJ
GEZONDHEIDSONDERGOEDEREN
Nederlandsen Fabrikaat
RES.BREESTRAAT.35
TEL. 5O66 N.
IllllllllllllllllllllllllllllllllllHllllllllllllllllllllilllIIlllllllllltlllllllllllllllIIIIIIIIIIttllllllllllllIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIlllllllllIIllllIIIIIIIIII
limillllflllllllillllllllllllllllllimilflllllllllimiltlllllllllllllllllllllimiim
ANJERS
DOOR
BERTHA STOLK
Nu was alles voorbij... na de korte, hevige
ziekte met het zeker weten, het vooruit
voelen van haar onafwendbaren dood, ook
die eindelooze dag en nacht van
stervensstrijd met telkens opademen van het taaie
leven tusschen kreunende, zagende benauwd
heden door, tot volgde: de groote
stilte .
En dan de dagen, dat hfl ging en bewoog
als in droom door het van de wereld afge
sloten huis, waar kunstlicht brandde ook
overdag, waar een geur hing van bloemen,
tropisch zwaar en zwoel, en van versch
hout, waar de stemmen fluisterden en de
voetstappen aarzelden.
Dan de dag der begrafenis.
Het zonlicht voor het eerst hervonden
sinds zij ziek werd en hij niet meer van
haar kamer geweken was, had hem met een
schok uit zijn vreemden droomtoestand
teruggeworpen in de werkelijkheid. En toen
hij aan het graf had gestaan, omringd door
vrienden en verwanten, kwam voor het eerst
het volle besef tot hem van wat er gebeurd
was; zfln Tinie dood; voor altijd van hem
weggenomen; Tinie, zijn vrouw voor het
leven; de vroolijke, guitige Tinie, de
over-slanke Tinie, die een hoofd boven hem
uitstak en haar hand door zijn kuif wreef
en hem noemde; marike", wat in haar
mond beteekende: pet i t marl.
Voor het eerst sinds haar ziekte en ster
ven, zag hij haar weer zóó: stralend, jong,
overmoedig, en het lukte hem niet dit beeld
te vereenzelvigen met dat andere: het vale
smartelijk vertrokken gezicht met de diep
liggende, onrust oogen woelend in de kus
sens ; noch met weer het andere: de strakke
marmerkop met de groote, imposante trek
ken in de hoekige omslotenheid van de kist.
Onwillig drong hij die laatste herinnerings
beelden weg, zij waren hem niets;
wat hadden zij met zijn Tinie te maken;
dat was z^n Tinie niet; zij golden
een vreemde De levende, de lachen
de, de dartele Tinie werd daar nu voor
zijn oogen begraven en, nadat de planken
ijlings over den kelder geschoven waren,
bedolven onder bloemen, onder vele, vele
bloemen. Tal van kransen waren er geko
men,.. . die eene groote van niets dan witte
anjers met een bos roode als sluit-stuk,...
vreemd tusschen alle andere, meest alleen
wit en lila. On het lint stonden letters. Wat
stond er toch?
Hij trachtte te lezen door tranenfloers heen,
terwijl hij telkens zenuwachtig slikte om ztch
te beheerschen en schijnbaar rustig te zijn.
HrJ slaagde er niet in de woorden te spel
len: Voor,... dan een H, maar de overige
letters waren bedekt door een palmtak...
Hij voelde dat iemand hem zacht bij den
arm nam en half weerspannig, meermalen
omziend naar dat opgehoogde bloembed
tusschen de grijze zerken, liet hij zich
terugleiden naar het rijtuig.
En nu was alles voorbij... hij in het huis
van Tinie en hem, maarallén.'ellendigallén.
* *
Nooit zou hij gedacht hefeben, dat het
gaan naar haar graf hem een behoefte zou
zijn. En toch was het zoo.
Den dag na de begrafenis had h i] zijn
werk hervat. Nog dienzelfden avond, in
troostelooze verlatenheid, ontliep hij zijn
stille huis en begaf zich naar het kerkhof.
Bij den bloemenheuvel van haar graf
toefde hij lang,... de doode figuur daaron
der geheel vergetend voor de levende Tinie,
zijn blije levensgezellinne,... het was of
iets van de modulatie van haar stem, van
het rytme van haar gang, van den geur van
haar haren en heele wezen zweefde om
deze plek.
En zijn gemis in weenende droefheid
doorproevend, talmde hij bij het graf, ver
schikte de bloemen, las hier en daar een
aangehecht naamkaartje en haalde ook het
lint van den anjerkrans onder de zware
palmtakken uit om het opschrift nu in zijn
geheel te lezen: Voor Haar."
Even troffen hem deze woorden, zoodat
hij eenige aanduiding zocht omtrent gever
of geefster. Doch een kaartje vond hij niet.
Zijn denken stond er niet bij stil; zijn
handen bleven bezig met de bloemen; zfjn
peinzen met haar.
* ?
De avondgang naar het kerkhof werd een
gewoonte.
Na de eerste week was de bloemenheuvel
verdwenen en vond hij een arduinen zerk
met haar ingebijtelden naam den grafkelder
dikkend.
Op den kalen, killen steen lag, vlammend
rood, een bosje anjers. Werktuigelijk bukte
hij zich en nam ze even ter hand. voor hij
de bloemen, die hij zelf meegebracht had,
op de zerk legde, en tegelijk dat de kruid
nagelgeur der anjelieren tot hem opsteeg
ontroerde hem plotseling zulk een ongekend
duidelijke herinnering aan zijn vrouw, als
was haar nabijheid tastbare werkelijkheid.
HQ zag haar zooals zij geweest was op
een avond, nog kort voor haar dood, toen
?lj samen uitgingen:
Zij in een witte japon met roode anjers
in haar ceintuur gestoken, en nog even
voor den spiegel iets schikkend aan
haar toilet; de armen omhoog en hem in
het glas toelachend. Hij was achter haar
komen staan en toen zij zich omwendde
had ze hem een kus gegeven. Nu wist
hij, dat hij op dat oogenblik dezen
kruidnagelgeur ook geroken had en ook nu
pas herinnerde hij zich dat zij dikwijls roode
anjers gedragen had. Ook 's winters wel, als
zij naar een concert of theater gingen en
zij dat zwarte tulle japonnetje droeg, waarin
zij uog slanker en fijner leek als anders.
Hij bleef staan met de bloemen tegen zijn
ontroerd gelaat en genoot de droeve sensatie
de voor altijd verlorene een oogenblik er
mee terug te winnen.
En telkens als hij de anjers weer neer
gelegd had, nam hij ze weer op. Het was
als een tooverding, een amulet, die hem zija
vrouw terug kan geven. Zoodra snoof hij den
prikkelden nagel-geur in, of Tinie leefde naast
hem, in hem, om hem, met navrante intensiteit.
Den volgenden dag vond hij het ruikertje
verwaaid, verwelkt en geurloos, maar den
avond daarop lag een nieuw anjer-bosje in
robijngloedte schitteren op de arduinen zerk.
Teleurgesteld bemerkte hij, toen hij den
geur ervan speurde, dat de eerste
tooverkracht reeds afnam; even slechts suggereerde
het kruidnagelaroom hem de nabijheid van
Tinie, en na twee, drie keer bleef de sen
satie uit.
Toch was het eiken avond in hem een
zekere spanning: zouden er versche bloemen
liggen? En zouden ze hem een oogenblik
zijn vrouw teruggeven? Want het was alsof
juist zijn martelend verlangen, zijn moei
zaam trachten haar beeld duidelijk te voor
schijn te halen uit zijn herinneringen dit
deed vervloeien en vervagen, terwijl de
bloemengeur, al was het maar n
seconde. haar als uit den doode opriep
en hij zag haar dan gansch als de levende,
blijde, stralende Tinie van voorheen.
Na een dag of tien was deze tooverkracht
der anjers geheel verdwenen. En nu pas
rees de vraag in hem: Wie brengt haar deze
bloemen? Wie? Wie had, behalve hij, thet
recht haar lederen dag te bezoeken en haar
lederen dag te huldigen met bloemen?
En een wrevel werd in hem wakker tegen
hem of haar. die zich dit recht aanmatigde,
een wrevel die steeds groeide en werd tot
een gevoel van haat.
Wanneer hij nu van uit de verte de
fel-roode bloemen al zeg plekken op
den grijzen steen, balde hij geërgerd zqn
handen en mompelde een verwensching.
Voorzichtig polste hij al haar vriendinnen
en bloedverwanten;... neen, de anjers wer
den door geen van hen gebracht.
Ook informeerde hij bij den wachter van de
begraafplaats. Deze verklaarde niets f e weten.
Toen was op een avond plotseling bij
hem de zekerheid gerezen, dat hij niet de
de eenige man was, die van Tinie had
gehouden.En bijna dadelijk^daarna daarop werd een
nieuwe scherp-wondende gedachte in hem
wakker: Was hij den eenige man geweest
dien zij had liefgehad ? of nog jammerlijker;
Als Tinie eens niet hem, maar een ander
had liefgehad!"
In felle jaloerschheid, over den dood, over
het graf heen, in een jaloerschheid die
zïjn bloed in heete golf opsloeg naar zijn
hoofd, een floers voor zijn oogen trok
en zijn hart krampig saamkneep, wierp hij
de roode anjers op den grond en vertrapte ze.
Boudeerend de doode verliet hij snel,
zonder maar eenmaal om te zien, het kerkhof.
Hfj bleef geregeld baar graf bezoeken,
doch niet meer 's avonds, maar telkens op
een ander uur. Want hij wilde ontdekken
wie er de bloemen bracht. En als hij dan
eindelijk den ellendeling verrastte bij haar
graf... dan zou hij zich wreken,... hij zou
hem ranselen met zijn stok,... hij zou hem
als een hond doodschieten, hij zou zijn
hoofd ten pletter slaan tegen den zerk waar
onder Tinie lustte, Tinie, die hij niet
meer beweenen kon, nu zQ hem, wieeder
dan door den dood, door een minnaar was
ontnomen.
Op welk uur hij echter ging, altijd lagen
de roode anjers op den steen. Telkens ver
vroegde hij zijn bezoek.
Midden uit zijn werk haastte hij zich in
zenuw-drift naar de afgelegen begraafplaats,
zich verbijtende van woede als hij steeds
te laat kwam en het biandend rood der bloe
men hem, tartend, al van verre tegenlaaide.
Wat hielp het of hij ze al wegrukte van
haar zerk en ze in het zand vertrapten?
Wist hij niet zeker, dat hij er morgen of
overmorgen weer frissche vinden zou ?
En waarom was hij vroeger zoo dom,
zoo onnoozel geweest en had hij nooit de
roode anjers van haar borst gerukt en haar
nooit gedwongen te zeggen wie de gever
was ? Alsof zij ze voor zichzelf kocht, zooals
hij toen waarschijnlijk dacht,... och neen,
dat zelf had hij niet gedacht; hij had een
voudig niet gedacht; alleen was het een
als van zelf sprekend iets voor hem ge
weest, dat Tinie was van hem, geheel en
al van hem, alleen van hrm.
Marike," noemde zij hem en hu had dan
een teederheid in haar stem gehoord, die
hem dikwijls ontroerde. Misschiet) was het
wel verholen spot geweest, die lii] zoo
misduid had, onnoozcle hals, die hij geweest
was al die jaren...
O, het roode bloed van dien ander te
zien vervloeien met het rood van die bloemen
op de grauwe zerk!...
Dien dag kocht hij een revolver.
* *
*
Het groote toegangshck tol de begraaf
plaats werd 's ochtends om 8 uur geopend.
Op een morgen,... drie weken waren nu
verloopen sinds Tinie's dood,... was hij
reeds op dat vroege uur op het kerkhof en
toen hij haar graf naderde, zag hij de zerk
leeg, zonder roode anjelieren.
Hij liep langs het graf, wierp er, toornig,
een fronsenden blik heen. Dan sloeg hij
een zijpad in en zette zich op een bank
onder een treuresch, vanwaar hij zien kon
als iemand kwam.
Het was een mooie morgen van een
zonnigen dag. De dauw lag nog op alle gewas,
de bank, waar hij zat, was vochtig beslagen,
maar droogde snel in den franken zonne
schijn. De geschoren buxhagen om de gra
ven mengden hun duf-droeven geur van
ouderwetsche tuinen met het scherper aroom
der coniferen.
Een merel floot. In een paadje verder op
harkte een tuinman.
In hem was alles in opstand, en vol ver
bittering en haat. Het wachten was hem
een pijniging; hij moest zich dwingen tot
stil blijven,... alles in hem hunkerde naar
uitbarsten in een daad, die bevrijding bren
gen zou van de martelende gedachten der
laatste dagen...
Toen hoorde hij voetstappen. Zijn hand
greep in zijn zak naar den revolver. Gewild
langzaam stond hij op, zijn hart in de borst
bonzend, zijn oogen groot ingespannen kijken.
En hij zag...
Daar naderde de lange gestalte van een
jonge man, iemand die hij maar oppervlak
kig kende en die hem altijd weinig sympa
thiek was geweest om de wat gemaakte
joligheid van zijn optreden, hoewel hij daar
onder wel verborgen verdriet geraden had
om diens vrouw, toevend reeds, sinds de
geboorte van hun kind, in een zenuwin
richting. .. Dus die was het, die!"...
Hij zag den jongen man snel op het graf
toetreden, roode anjers in de hand, en juist
toen hij zich dwong tot rustig ademhalen
om met de noodige vastheid den revolver
te richten, zag hij hem het hoefd ontblooten,
op een knie neerzinken en zich diep buigen
over de zerk, deze even met de lippen
beroerend.
Op hetzelfde oogenblik liet hij de revolver
zakken, zonder zelf te begrijpen waardoor,
was opeens al zijn bitterheid, zijn jaloersch
heid, zijn wrok tegen de doode verdwenen,...
was er niets in hem dan lieve, bijna wel
dadige droefheid en hulpelooze verlatenheid.
Er hikte iets in zijn keel; tranen gleden
warm over zijn wangen, en een welhaast
broederlijke genegenheid rees in hem voor
dien anderen, die ook kwam treuren op
haar graf.
Zonder na te denken over wat hij deed,
trad ook hij naar het graf, en teen de andere
wat verschrikt uit zijn gebogen houding
overeind kwam, keken zij, stom, elkaar
door tranen heen in de oogen,... en drukten
elkaar de hand.
Toen wendden zij zich snel van elkander
af... en verlieten ieder door een ander hek
den doodenakker.
* * *
Op de arduinen zerk bloedden de
anjeliercn, rood, fel rood in de ochtendzon...