De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 5 oktober pagina 8

5 oktober 1918 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 5 Oct. '18. No. 2154 geven van ware vaderlandsliefde hebben wij noodlg in het buitenland. Hun werk wordt veelal niet opgemerkt in het vaderland en zeker spoedig vergeten de Nederlandsche bevolking van Antwerpen zal hem niet ver geten zijne vrienden zullen met eerbied en dankbaarheid aan hem blijven denken. NEDERL. OPERA : De Herbergprinses. De Nederlandsche Opera heeft onder veel officlëele belangstelling het nieuwe seizoen geopend met een frlssche, fleurige opvoe ring van Blockx' Herbergprinses". Een werk, dat zijn zegetocht over de wereld heeft gehad, ondanks 't feit, dat het als product van 't veristisch genre nog al zwak is uitgevallen. Het geeft het gebruikelijke spel van liefde en haat; on geadeld, want alle poëzie ontbreekt. Het waarlijk boeien de is vrijwel beperkt tot de ensembles, maar die komen dan ook In zeer vol doenden getale en rijke verscheidenheid voor, zoodat het niet gewaagd lijkt, aan te nemen, dat wat Blockx zijn librettist als hoofdvoorwaarde gesteld heeft, hierop be trekking had. Ze slaagden wonderwel, deze ensembles, cul mineeren d in het enorme brlo der buitengewoon massaal opgezette carnavals-scène, en Van Raalte had ze goed in de hand. Koopman gaf hem de beschik king over een vooral in de groep der tenoren verbeterd koor rn een voor de feestelijke gelegenheid versterkt orkest, dat nog beter zou hebben geklonken, wanneer men de oude fout in de opstelling van trombones en tuba nu eindelijk eens had willen ver helpen. De solo-partijen zijn met weinig stijlzekerheid geconcipieerd, daarentegen met groote 'handigheid: Blockx verstond het vak" in de puntjes; ook zijn instrumenteeren geeft daarvan afdoend bewijs. Onder de solisten heeft de herbergier Bluts, zijn eigen beste klant, de allerdankbaarsie taak, en Jan van Bijlevelt bracht het er tot een welverdiend succes mee. In de hoofdrol bekoorde Faniëlla Lohoff voornamelijk door haar levendigheid; men zou wenschen, dat haar stem naast kracht nog andere opmer kelijke kwaliteiten had. Anton Dirks, als de smid Rsbo forsch in spel en dictie, onder scheidde zich weer eens door zijn muzikale slagvaardigheid, en Helena van Raalte (Reynilde) door distinctie in haar op treden en in haar klaren zang. Johanna Zegers de Beijl, vooralsnog beter zan geres dan actrice, vervulde de rol van moeder Kateleyn, terwijl Jules Moes door zijn gemakkelijkheid en intelligentie van de vrij onmogelijke Merlijn-parlij nog heel wat wist terecht te brengen en Ed. v. d. Ploeg weer de aandacht trok door zijn egaal ont wikkelde, uiterst gemakkelijk aansprekende IIIIIIIIIIIMIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIII Nieuwe Gedichten JACOB ISRAËL DE HAAN. L'ederen. (Am sterdam, P. N. v. Kampen & Zn. 1917). JAN PRINS. Getijden. (Amsterdam, W. Versluys. 1917). WILLEM VAN DOORN, 'n Tuin op't Noor den. (Amsterdam, S. L. van Looy, 1917). Libertijnsche liederen" heette de eerste bundel van de Haan, Het Joodsche Lied" de tweede. In deze titels en in hunne op volging is het wezen van zijn pcëzle aan geduid. Na het Hbertijnsche leven de inkeer tot het Joodsche geloof. Maar het verleden kan hoogstens overwonnen, nooit verloren worden. En zeker niet een verleden, waaraan men zich met de roekelooze hartstocht van een dichter heeft overgegeven. Wat vroeger als bekoring werd ondergaan, wordt thans wroeging. En het doet hem een zoo ont roerend en schoon gedicht schrijven als Aan den Verleider" (Liederen, pag. 139). Ik weet: wie eens met U heeft aangezeten Keert nooit weer waar men vrome beden [hoort. Een gedicht als dit is niet alleen schoon, het is tevens in den werkelijksten zin des woords: tragisch. Zoo is trouwens de heele levensinhoud van de poëzie van de Haan. In tegenstelling bijv. met die van Verlaine. Hoe droevig, hoe douloureus diens poëzie mag zijn (?ik spreek nu niet over zijn leven ), tragisch kan men haar eigenlijk niet noemen. Daarvoor was het geloof, dat hij zich tijdens zijn gevangenschap te Mons herwon, veel te zuiver, veel te ongeschokt, ik zou willen zeggen: veel te kinderlijk, in de diepste beteekenis van dat woord. Maar wat de Haan uit de dooltochten zijns levens heeft thuisgebracht Het Joodsche Lied" is daar om mijn uitspraak te bevestigen is eigenlijk niet zoozeer het geloof als wel de begeerte naar het geloof. En dit mag men, naar ik meen, met recht tragisch noemen. Dit geeft het accent van gebrokenheid aan zijn poëzie, dat zich het meest nadrukkelijk, maar volstrekt niet alleen, uit in het wonder lijke rhytme van zijn verzen, waarmee men dikwijls pas na herhaalde lezing contact krij gt. Juist die gebrokenheid evenwel maakt hen als geen ander aangewezen om den dichter van het Joodsche volk te zijn, het volk met het misschien meest tragische lot van alle volkeren der aarde, waarover Péguy in Notre Jeunesse" zoo prachtige bladzijden schreef. Het volk, dat al eeuwen lang dat gene moet missen, wat vele van onze tfidgenooten, wier hoofden door holle en vage phrasen over internationalisme op hol ge bracht zijn, van geen belang meer achten en zelfs in hun even domme als arrogante verdwazing voor een ouderwetsch, een over wonnen standpunt houden: een vaderland. Zoo gaat het: wat men heeft, acht men niet. Maar wat een vaderland beteekent, beter dan aan de lofredenen van chauvinisten kun nen wij dit zien aan het verlangen van het beste deel van het Joodsche volk, aan de Zionisten, om dit terug te krijgen. En het zal de onver gankelijke verdienste van de Haan zijn ge weest, hiervoor de daad te hebben verricht, AMSTERDAM ARNHEM 'a-GRAYENHAGE - ROTTERDAM UTRECHT stem, waarin evenwel dezelfde monotonie, die zich in zijn actie en mimiek openbaart, zoo nu en dan wel een oogenblik stoort. Ook de kleine partijen dit is een bij zondere verdienste van dit gezelschap waren weer meer dan bevredigend bezet. Een ernstige fout bleek bij de meesten onder de uitzonderingen is alweer in de eerste plaats Van Bijlevelt te noemen de bepaald onvoldoende articulatie. Men wil, op gevaar af van zich nu en dan eens flink te ergeren, van dit opera-Nederlandsch toch wel iets verstaan l Er is meer, dat nog om verbetering vraagt, maar het is in ieder geval toch wel zeker, dat deze succesvolle avond wel geschikt is gebleken, om hun, die gereed staan, tot de subsidlëering mee te werken, opnieuw het gevoel te geven, dat zij dat veilig kunnen doen. H. J. DEN HERTOGDe Nieuwe Uitgifte der Nederlandsche Scheepvaart-Unie Den 3den dezer is de inschrijving open gesteld geweest op f 7.000.000.?nieuwe aandeelen der Nederlandsche ScheepvaaitUnie, waardoor het uitstaande AandeelenKapltaal dezer Vennootschap tot f 36.472.000 zal klimmen. De uitgifte heeft plaats uit sluitend aan aandeelhouders tot den koers van 250 pCt., terwijl de nieuwe Aandeelen het volle dividend over 1918 zullen genieten. Aangezien de koers der oude aandeelen op den dag der aankondiging van de emissie 285 pCt was, vertegenwoordigt het recht OOSTERÖEEK MEUB1LEER1NQEN die des dichters is: het in zijn lied te hebben begeerd. Djze nieuwe bundel Liederen" bestaat uit vier afdeelingen: Tijdzangen, Aan Rus sische vrienden, Aan vele vrienden en Liederen. In sommige van deze laatsten klinkt een wat minder getourmenteerde toon door, als hij zingt van het stille geluk van 't verblijven in een Bretonsch dorpje of op een Hollandsen, eiland. Maar boven de meeste gedichten zou men toch als titel kunnen zetten dien van een gedicht van Ver laine: Moesti et errabundi. Hoe gaarne zou ik verzen als: Aan Moe ders graf, Aan eenen zeevaarder, Aan den Verleider, en hoeveel anderen! in hun geheel citeeren. Maar dit is natuurlijk ondoenlijk, zoodat ik wil volstaan met een gedicht over te nemen, dat ik altijd een der allerschoonste van de Haan heb gevonden, met zijn ont roerde en toch hooge, berustende toon. Het is Bezinning Banloos dwalen heeft een jongen van noode En een man van stad en landen de ruimte Hij jaagt naar vreugdens vogelvlug ge[pluimte Van 't ochtendgrauw tot het laat avondrooden Dus ik: wie heeft zooveel vreugden gevangen Als vogels vlug, als zonnevlinders bont Maar ook: wie heeft zijn handen zoo gewond Aan hagen waar de hooge rozen hangen? Maar zinnend en keerend weet 'k overbodig Vrienden, rozen, van wijn den zachten brand Een man, die moe werd, heeft niet anders ] noodig Dan wat men dooden geeft: een spanne [land. Want weet: geen stad en geen landen zijn [ruimer Dan de gemeten maat der doodenhof Waar droeve derver en de stoute schuimer Gelijk vergaan in eeuwig wisslend stof. En eeuwig eender: zie, de haag van heesters Verdort en herbloeit elk ander seizoen Nu zijn de bloemen rijp en geurt het groen Over 't graf van dienaars en machtige [meesters. Die over land, stroomen, zeeën beschikten Waanden geen wereld voor hun wensch [te groot Ach: met zachte glimlach keert goede Dood Wat wagende en winnende strevers wikten. En waag en winst ben ik vermoeid ontweken, 's Morgens zend ik geen jong verlangen uit Dat rooft des daags en voert des avonds [buit 't Verheugde huis binnen uit blijde streken. Wagen en winnen eindigt in n vraag Zonder angst: Wat is mijn tijd, hoeveel [malen Zal ik zomerdag rijzen zien en dalen Even vredig en zonnig als vandaag?" Ik ben bereid, geen Dood, die mij verschrikt. Na zooveel levens heb ik niets van noode Dan zooveel' aarde als men ons toebeschikt Wanneer wij rusten gaan bij onze dooden. van Inschrijving een niet onbelangrijk claim, die ter beurze reeds tot f 80 = 8 pCt: verhandeld is. Zooals bekend, is de Nederlandsche Scheep vaart Unie eene Holding Company, die ongeveer een gelijk bedrag aandeelen In elk der drie in en op Nederlandsen-Indl werkende Stoomvaart-Maatschappijen bezit, nml. van de Koninklijke Paketvaart-MaatschappQ, de Stoomvaart-Maatschappijen Nederland" en Rotterdamsche Lloyd". De financieele toestand dezer drieMaatschappijen is zeer krachtig en het prospectus der nieuwe uitgifte kan dan ook volstaan met eene ver wijzing naar de bekende laatste balansen der dochter-Maatschappijen. Volgens de balansen per ultimo December 1917 beschikten zij over kasmiddelen en debiteuren: Paketvaart f 36.751.216. Nederland , 57.606.296. Rotterd. Lloyd 38.071.975.?^ f 132.429.487.In mindering daarvan moeten echter ge bracht worden crediteuren, waaronder reke ning van uitkeering, reserves voor belastingen en de ondersteunings- en ongevallen fondsen, die br] de drie maatschappijen op ultimo December 1917 bedroegen: Paketvaart f 24.183.495. Nederland 35.573.381. Rotterd. Lloyd . 20.670.112.f 80.426.988. Bijeengenomen beschikken zij dus over ca. f 52 millioen vrije midleien, afgeschei den van de waarde der vloot van 163 sche pen, te zamen metende 590.896 registerton, de etablissementen en ca. vijf millioen voor raden magazijngoederen, brandstoffen enz. Neemt men verder In aanmerking, dat de Scheepvaart-Unie uit de door haar ont vangen dividenden der dochtermaatschan-i pijen op haar aandeelen over 1917 17.3 pCt. heeft kunnen uitkeeren en over 1918 eene niet minder hooge uitkeering in uitzicht kan gesteld worden, dan is het te begrijpen, dat er voor de nieuwe aandeelen tot den inschrijvingskoers van 250 percent groote belangstelling bestaat, vooral wanneer men daarbij tevens rekening houdt met het feit, dat deze dividenden verkregen waren na aftrek van tientallen millioenen voor af schrijvingen, reserveeringen en dotatie aan verschillende fondsen. Waar dus de boniteit van het aangeboden fonds boven alle bedenking verheven is, komt het mij echter vooor, dat tegen de wijze, waarop tot kapitaalsuitbreiding wordt overgegaan enkele principieele opmerkingen in het midden te brengen zijn. In de eerste plaats mag gevraagd worden, waarom, waar de drie maatschappijen reeds over meer dan vijftig millioen vrije middelen beschikten, daaraan nog f 17% millioen moeten toegevoegd worden. Als eenige moti veering vermeldt het prospectus, dat ge noemde maatschappijen uitbreiding van ka pitaal noodig hebben om t.z.t. door aanbouw de capaciteit harer vloten gelijken tred te doen houden met de behoeften van den handel." Beg'ijpelijk is het, dat bij de be staande gunstige conjunctuur van de markt voor scheepvaartwaarden, maatschappijen daarvan gebruik wenschen te maken om zich te voorzien van de middelen om na den oorlog de versterking van hare vloten met kracht ter hand te kunnen nemen. Maar aan alles is een grens en nu wil het mij I1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII111IIIIIIIIII1IIIIU IIIIIIII1IMIIIIII Er is welhaast geen grooter contrast met de Haan mogelijk dan Jan Prins. Hier geen spoor van gebrokenheid, maar een vastheid, een verzekerdheid, een blijheid, een enkele maal, in zijn zwakke oogenblikken, wel eens al te veel, die iedereen hem kan benijden. Als er iets is, dat ons in deze tijden moed kan geven en hoop op de toekomst van ons land (en meer dan ooit hebben wij dit noodig, nu wij rondmodderen in den poel der neutraliteit en door anderen voor ons de kastanjes uit het vuur laten halen), dan is dit, meer dan gunstige handelsstatistieken of een wet tot droogmaking van de Zuiderzee, het verschijnen van een bundel als deze Getij den". Een volk dat een zoo krachtig en doar en door nationaal dichter als Jan Prins kan voortbrengen, heeft nog een eigen karakter, een eigen leven, kan nog niet ten doode opgeschreven zijn, hoe slecht zijn kansen nu ook staan. Jan Prins is de echte Hollander, met al zijn goede en slechte eigen schappen. Als ons volk gedichten lezen kon, zou het zich verbijsterd in deze herkennen. Want Jan Prins is, behalve Hollander, ook nog dichter, en zelfs een sterk, eerlijk en goed, een belangrijk dichter. Hij toonde dit al in Tochten", een boekje, dat wat misschien wel een unicum voor een eerste bundel Is door alle critici, van welke richting ook, ten zeerste werd geprezen. En terecht. Want het is een niet geringe verdienste om, srdert de ver nieuwing van onze literatuur door de Nieuwe Gids de eerste en de eenige te zijn geweest, die deze zuivere nationale kant van ons Hollandsch wezen zoo volmaakt heeft uitgesproken. Deze Getijden" houden naast Tochten" heel wel stand, al zijn zij ook geen voor uitgang hierbij te noemen. (Hinderlijk is bijv. de neiging om in de laatste strophe of de laatste helft der laatste strophe nog eens direct en redeneerend, ik zou haast zeggen: moraliseerend aan te geven, wat reeds indirect verbeeld en verwoord was door al het voorafgegane. Men zie bflv. de Bergbaan, Het Weefsel, het Dansfeest e.a. en vergelijke dit laatste eens met bijv. het Geurige Veld, uit Tochten"). Maar in het werk van Jan Prins is stijging, veran dering eigenlijk niet mogelijk. Dit van hem te vragen komt mij eigenlijk voor een onbescheiden eisch van onze wisselzieke nervositeit te zijn, die allerminst pas geeft tegenover het volmaakte zelfbezit van deze stoere poëzie. Kenden onze dichters uit den gouden eeuw, na hun periode van groei, van leerlingschap, wel al die herhaalde vernieuwingen, die wij bij hedendaagsche dichters haast van zelf sprekend vinden? Ik geloof het niet, en ze waren er toch waarachtig niet minder om. En iets van den verheven rust dier groote figuren is ook om de dichterlijke gestalte van Jan Prins. Het is moeilijk, uit den rijken bundel een keuze te doen, vooral waar ik liever geen fragmenten wensch te geven en dus een gedicht als het magistrale: De Zeiltocht" niet in aanmerking kan komen. Het feest, Holland, Weelde, De wandeling Ik decideer mij voor Götterdammerung Teekening voor de Amsterdammer" van George van Raemdonck De Hindenburg Alberich Siegfried Brünhilde Wotanlinies lllllllllllllllllllllllllllllllinillllllllllIllllllllllllllin%II.UllillHIIIIIIIIMIIIIIIIIIIllMIIIIMtllllllHMIII toeschijnen, dat waar rerds uit eigen middelen zulke belangrijke bedragen bijeenverzameld zijn, om in toekomstige behoeften te voor zien, de verdere uitbreiding der liquide middelen, waarvoor althans zoolang de oorlog duurt geen voldoend loonend emplooi kan gevonden worden, voorloopig beter achterwege ware gebleven. Daarbij komt, dat tengevolge van het requireeren van een groot deel der vloot door Engeland en Amerika nog verdere be langrijke bedragen vrije middelen aan de betrokken maatschappijen zullen toevloeien en de plethora van beschikbaar kapitaal nog verder zullen doen aangroeien. Wel is waar is dezer dagen van blijkbaar geïnspireerde zijde bericht, .dat de stoomvaart-maatschappijen vooralsnog niet wenschen te beschikken over de bedragen, welke zij uit hoofde van de vergoeding voor de gertquireerde schepen van de geassocieerden te vorderen hebben, ook doordien de wisselkoersen daarvoor thans te ongunstig zijn." De nieuwe kapi taalsuitgifte zoude met dien wensch verband houden. Maar in dat geval strekken, gesteld al dat het geld noodig is, de te verkrijgen middelen ter voorziening in tijdelijke be hoeften en komen de vorderingen voor de gerrquireerde schepen, na den oorlog vrij. Dan echter ook zoude het rationeeler zijn geweest, in die tijdelijke behoeften te voorzien door eene obllgatieleening, die desgevorderd na den oorlog zal kunnen afgelost worden. Een tweede meer belangrijke bedenking tegen de thans gevolgde wijze van kapitaals verschaffing is m.i. echter gelegen in de daardoor geschapen bevoordeeling van een Het Loon Het mag dan zijn, dat onze beste wenschen voor lang wellicht verloren zijn gegaan, toch wat aan ons, temidden van de menschen, voltrokken werd, is nooit teniet gedaan. Nooit is van achter de bezochte kusten het licht van de verwachting uitgedoofd, noch aan de glooiing,daar wij beiden rustten, de koele weldaad des geluks ontroofd. En wat door ons zóó dankbaar is genoten bleef niet genoten door óns hart alleen: ga mee, de volbevrachte wolkenvloten zeilen opnieuw door Hollands hemel heen. De late zon, In de verscholen tuinen, schildert in 't hout en schittert in het gras. Zij vaart over de al ingeslapen duinen, en gaat dan schuil achter het struikgewas. Vanuit de weiden en vanaf de wegen neemt ook de loome schemering de vlucht. De boomen staan, bedrukt en somber, tegen de kalme reinheid van de zomerlucht. Maar langs de paden, tot elkaar gebogen, gaan menschen, gaan bewogen menschen (saam, de schoonheid van de wereld in hunne oogen, en om de lippen een beminden naam. De schoonheid van het leven in de harten, de eigene schoonheid, die 'k eens voor u [hief... Zij gaan, verrukt en veilig, en zij tarten de toekomst en het lot. Zij hebben lief En in hun droomen is, in hun gedachten, in 't argeloos gestamel van hun mond o zuiverste vergelding onzer nachten iets van de woorden, die ik voor u vond. Iets van den schroom, dien wij beleven [mochten, is in de ontroering die hen zwijgen deed, en in den weemoed, die gedeelde tochten hun dierbaar maakt, een weinig over ons [leed. Zij gaan, en uit de lage struiken drijven zomersch gezoem en donker, diep gegons hun tegemoet. Zij houden stil, en blijven aandachtig staan. - Kind, zij begrijpen ons. Vormden de Haan en Prins een zoo scherpe tegenstelling, tusschen dezen laatsten en Willem van Doorn is meer verwantschap. Werkelijk en schijnbaar, het laatste nog meer dan het eerste. Ook in de poëzie van v. Doorn is wel een zeker specifiek Hollandsen element, maar hoe anders toch weer dan bij Jan Prins. Men leze bijv. eens: De Bruid, uit Tochten" en Zondagmiddag bij Uitgeest" uit 'n Tuin op 't Noorden". Ik geloof, dat allereerst het verschil zal frappeeren. Beide dichters kennen de vreugde, maar bij Prins is zij rustig en onverstoord, bij v. Doorn uitbundig, en zoo gereed om in het tegendeel om te slaan. Prins is waarschijnlijk een grooter dichter, maar v. Doorn heeft j uist dat zoozeer, wat Prins wel eens wat te veel ontbreekt: hartstocht. Een gedicht van Prins is een zang,die op een gezetten tijd aanvangt, de wereld liefelijk maakt met haar geluid deel (de meerderheid) der aandeelhouders ten nadeele van de overigen (de minderheid). Zooals reeds opgemerkt, is de Scheepvaarl-Unie eene Holding Company van Aan deelen der drie dochter-Maatschappijen. Zij bezit echter niet alle aandeelen dier maat schappijen, maar slechts een deel daarvan. Tot nu toe had de Scheepvaart Unie van de f 53 millioen aandeelen dezer drie maat schappijen f 29 472.000 of ruim 55^ pCt., terwijl de resteerende 44% pCt. zich in andere handen bevonden. Door de uitbreiding wordt dit bedrag f 36.472.COO van de f 60 millioen of ruim 60 pCt. Wat geschiedt nu? De drie Maatschappijen verkoopen f 7 mil lioen hareraandeelen aan de Scheepvaart-Unie, d.i. aan de meerderheid harer aandeelhouders tot een prijs, die verre beneden dien is, welke thans voor die aandeelen te bedin gen zijn. Dat maa'schappijen bij uitgifte van nieuwe aandeelen die aandeelen aan hare aandeelhouders tot verre beneden den markt prijs aanbieden, komt dikwijls voor en is in vele gevallen op practische gronden te verdedigen. Maar dan ook moeten alle aan deelhouders in de gelegenheid gesteld worden, van dat voordeel gelijkelijk gebruik te maken. En dit nu is hier niet het geval. Terwijl de Scheepvaart-Unie, d. w. z. de aandeelhouders dezer Vennootschap eene waardevolle claim ontvangen, blijven de minderheid-aandeelhouders der Rotterdamsche Lloyd, Nederland en Paketvaart daarvan uitgesloten niet alleen, maar komt het hen competeerende deel nog bovendien in de zakken van de aandeelhouders der Scheep vaart-Unie terecht. en dan weer, evenzeer op een gezetten tijd, zijn einde neemt. Een gedicht van v. Doorn is een onberekenbare kreet, men weet nau welijks vanwaar en waarheen, maar het allerhoogste is erin begeerd. Bijna al deze gedichten gaan in meerdere of mindere mate over dit ne onderwerp, waar al zooveel dichters over hebben geschreven maar het zijn ten slotte maar weinige, doch essentieele dingen waar de goede dichters over schrijven de wilde vlucht uit de wereld, de terugsmak op die wereld. En zijn ge meenzaam, sterk-gerythmeerd, onstuimig vers is wonderlijk-geschikt om zijne ontroering op ons over te brengen. Het valt niet te ontkennen, dat deze hoogst persoonlijke versvorm nog wel eens onvol doende klinkt. Maar er staat toch zeker en van hoeveel dichtbundels kan men dat zeggen een meesterstuk in dezen Tuin op't Noorden". Ik bedoel het gedicht:, Laskaren in Zaandam." In geen gedicht heeft v. Doorn met een zoo prachtige hartstocht, met een zoo volmaakte mengeling van verheven en gemeenzamen stijl, uitgesproken wat ik hier boven als het wezen van zijn poëzie meende te herkennen. Door dit gedicht komt hij ge heel naast onze allerbeste nieuwere dichters te staan. Aangezien het evenwel te lang is om te citeeren, eindig ik deze bespreking liever met het overnemen van een korter gedicht, dat, zij het ook niet in zóó vol maakte wijze, toch ook een vrij goed beeld geeft van v. Doorn's poëzie. Münchhausen Junior Da stengel van de Turkse boon schoot al hoger op, en slingerde zich ten laatste om de onderste hoorn van het Eerste Kwartier." Was de wereld zoo jeugdig, of ik? En die glans, was et zon ... of m'n blik? Al m'n gaan was een zweven Als 'n bries was m'n leven, Woord en daad zonder weeg, zonder wik O, die stengel, strak, steil, als 'n touw Lokkend, lokkend, naar 't stralende blauw!... Ledenreppende klimmer, 'k Steeg omhoog, naar 't geglimfner, Hijgd' omhoog, als naar 't hart van 'n vrouw! En ik kwam er, in 't Rijk van de Maan. Licht omvloot m' als 'n wonder, 'n waan! 'k Zag in eindlooze dansen Ster-festoenen en kransen, Zeeën glorie door d' Al-ruimte gaan... Maar terwijl heeft et zonvuur gegloeid! Heeft m'n ladder aan stukken geschroeid!... 'k Zit gevangen. De stilte Grqpt m' om 't hart als 'n kilte, Dreunt m' in d'oren, verwenst en verfoeid! 'k Ben alleen, en Ik spuw op de maan. Al m'n lust in et licht is vergaan. In m'n stierlik vervelen Ga ik zingen en spelen, Gooi m'n verzen naar onder... Pak aan t J. C. Bi. OF. M

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl