De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 12 oktober pagina 10

12 oktober 1918 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

?H 10 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 12 Oct. '18. - No. 2155 P eerder men besluit tot aanschaf f ing van den FONGERS, des te spoediger kan men profiteeren van de vele ^oede eigenschap pen, die dat rijwiel bezit. OeGroninflflflIiiwiBlenfatiFiekA.FOKGERS IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII Op d^n Econotnlschen Uitkijk De Vereen! g ing van Nederlandsche Werkgevers Toen ik onlangs in deze kolommen wijlen J. A. Laan herdacht, herinnerde ik ook aan'zijn bestnuhlidtnaatschap der Vereeni ging. van Nederlandsche Werkgevers, met welker (deor mfj toen kort weergegeven) program hij van harte instemde. Er is na aanleiding op deze vereeniging terug te komen, niet alleen omdat haar jaarverslag is verschenen en zij onlangs (26 September) haar jaarvergadering heeft gehouden, maar ook en vooral omdat op die vergadering besloten werd de vraag in studie te nemen of een uitbreiding van haar arbeidsveld wenschelfjk is. Voor het onderzoek van die vraag werd eene commissie benoemd, Hoewel de Vereeniging van Nederlandsche Werkgevers reeds meer dan achttien jaar bestaat en van haar bestaan in den loop van dien tijd herhaaldelijk blijk heeft gege ven door indiening van velerlei adressen bij de Regeering en de Volksvertegenwoor diging, ook door de oprichting van de Cen trale Werkgevers Risico-Bank en door het initiatief te nemen tot oprichting van nog andere werkgevers-organisaties, terwijl ook verschillende grootere en kleinere druk werken omtrent vragen van sociale wetge ving, arbeiders-verzekering .en handels politiek door haar werden uitgegeven; niettegenstaande dat alles is zQ bij velen (zelfs bij vele werkgevers) nog onbekend. Toch verdient deze patroons-vereeniging wel de aandacht Eigenlijk is voor haar de term patroonsvereeniging" niet de juiste, omdat men daarbij denkt aan een organisatie, die zich bezig houdt met vaststelling van arbeids voorwaarden en tevens op strfjd met arbei ders-organisaties isingericht, wanneer boven bedoelde vaststelling daartoe aanleiding geeft. In dezen zin is de V. v. N. W. geen patroonsvereeniging en zal zij dit misschien nooit worden, omdat zij haar leden werft uit allerlei takten van fabrieksnijverheid en ver voerwezen, terwijl natuurtijk rechtstreeksche vaststelling van arbeidsvoorwaarden slechts het doel kan zijn van een vereeniging, waarin de tot eenzelfde vak behoorende patroons zijn verbonden. Wel denkbaar is dat een algemeene, over allerlei bedrijfstakken heen reikende werkgevers-vereeniging leiding geeft aan bemoeiingen in zake loon, arbeidsduur enz. in de verschillende bedrijven waartoe haar leden behooren, zelfs dat zij regelend en organiseerend daartoe optreedt. Doch in die richting heeft de V.v.N. W. zich tot nog toe niet bewogen; zij heeft zelfs in de stakings-dagen van 1903 uitdrukkelijk verklaard dat zij niet het karakter eener strijd-vereeniging wilde aannemen. Wat dan wel haar karakter tot nu toe geweest is? Moest men dit in een enkel woord kenschetsen, dan zou men kunnen zeggen: zQ is een studie-dub, mits men er aan toevoegt dat het daarbij boven alles te doen is om de practische vruchten van die studie. De vereeniging ontstond in 1899, toen het ontwerp-Onge vallen wet van minister L e l y aan de orde was. Eenige werkge vers hadden, van dat ontwerp kennisnemend, bezwaren bij zich voelen oprijzen tegen de algemeene stichting dier regeling, maar zfj gaven zich tevens rekenschap van het feit dat de bestudeering van een wetsont werp voor een bedrijfshoofd. dat ook neg wel wat anders dan dat te doen heeft, geen lichte taak is, terwijl het toch voor hem van zeer groot belang is dat hij weet wat de geest en de richting is van hetgeen de Regeering aan de Kamers voorstelt. Men gevoelde dus behoefte aan voorlichting; was die verstrekt, dan konden de werkge vers zich beraden omtrent de vraag of er aanleiding was tot Regeering of Parlement vertoogen te richten omtrent wenschelijk schijnende wijzigingen. De redactie van die vertoogen zou dan tevens de taak zijn van het bureau der vereeniging, dat voorts propaganda voor de inzichten der organisa tie zou hebben te maken. Het was voor de vervulling van die be hoefte, dat de V. v. N. W. werd opgericht. Men kan zeggen dat zij zich niet onbetuigd heeft gelaten; zij heeft in den loop der jaren telkens als het pas gaf (en dat was dik wijls!) het oordeel harer leden over actueele vragen van wetgevenden aard in adressen, nota's en brochures ter kennis gebracht van de overheid en van het publiek. Indien men nu vraagt, of de vereeniging daarmee altijd succes" heeft gehad, dan moet, dunkt me, het antwoord luiden, dat succes" van propagandistisch werk niet altijd meest slechts zelden naar tast bare uitkomsten kan worden afgelezen, maar dat de stelselmatige, langen tijd voort gezette verkondiging van beginselen op den duur niet kan nalaten zekeren invloed uit te oefenen. Sommige en daaronder niet zoo onbelangrijke uitkomsten van de actie der vereeniging zijn ook wel aan te wijzen. Zfj heeft sterk geijverd voor de toelating van risico-overdracht in de wet telijke regeling der ongevallenverzekering en men mag aannemen dat het ook aan haar betoogen te danken geweest is dat deze bevoegdheid tot kwijting hunner verplichtingen tegenover de Rijksverzekeringsbank aan werkgevers in de wet is TJIT HET JHIflIlllllllflIllfffUfllli iiuitfitiiiifiiiiiJiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiii KLEINE PRIJSVRAGEN Voor inzendingen op de vraag voor een acrostichon op (do) LACH werden prijzen toegekend aan: H. v. Raalte?Simons, Herman Scheltema, J. G. S. I/acliende heeft hij de zeden gehekeld Als niemand zoo fel deed dit onze Jan Steen Critisch zijn boert en onsterf'lijk zijn visie, Holland! u\v lach. kende hij als geen een. H. v. Kaalte Simons. I.eutige boortjes en kwieke boerinnen Arbeiden blij op den zomerdag. <'eres gebiedt er, de oogst moet naar binnen; Heel 't vruchtbaar lasd juicht zijn zonnelach. Herman Snheltema. Lachen moet ge niet verleeren Al omringt u 'tgrootste leed. <'ats zei reeds: het kan verkeeren", Hoewel Brei'TO 't eerder deed. .1. G. S. Ijezer, :laat u\v lach weerklinken, gullen lach als | vreugdeblijk; Aan den inenscli slechts is 't gegeven in het heele | dierenrijk. i'himpanséen orang-oetan, als zij blij zijn en | verheugd, Hebben niet zoo'n heerlijk middel voor de uiting i van hun vreugd. I>e blijheid van een reinen geest, Ken bronzen galm van luiden schater I4jk kiokkenklank in 'ent^feest. Aanhef van een vreugd-geklater, <'untr:t-pool van schel geklag, Hooglied van de jeugd: dat is de lach. A. Vr. F.aat hem ontwellen, blij klaat'rend en scliaat'rend, Aan trillende lippen aan rozigen mond; l'oquet en betooverend, harten veroverend, Helder en teeder, jong, rein en gezond! ilMIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMlllllll toegekend geworden. Maar bovendien heeft de vereeniging, gelijk ik reeds boven vermeldde, de daad bij het woord gevoegd en de Centrale Werkgevers Risico-Bank opgericht, niet voor haar leden alleen, maar voor alle verzekeringsplichtigen. Ook in de positie van deze vereeniging heeft de oorlog veel veranderd. In mijn vorigen uitkijk" herinnerde ik er aan dat sociale wetgeving en arbeiders-verzekering feiteigk sedert 1913 vrijwel hebben stilge staan. In die lijn viel er dus voor de V. v. N. W. niet veel te doen. Wel vond zfj in en door den oorlog ander nuttig werk te verlichten en liet zich daarbij niet onbe tuigd, maar van dit oorlogswerk" zal veel niet blijvend zijn of althans geen blijvende bemoeiing van de zijde der vereeniging vorderen. Zoo is het dus verklaarbaar, dat het bestuur naar verruiming van het arbeids veld der organisatie omzag. Na afloop der jaarvergadering, waarop het door mij in den aanhef vermeld besluit tot onderzoek der mogelijkheid van wijziging der werkings-sfeer werd genomen, heeft de heer M. T r i e b e l s, directeur van de Wagonfabriek van Werkspoor," een uiterst belang wekkende voordracht gehouden omtrent het overleg, dat tusschen werkgevers en arbei ders in de metaalnijverheid gaande is en dat bestemd is te leiden tot vaststelling van het loon op den grondslag van daartoe we derzijds gemaakte afspraken. Mijn bestek gedoogt niet, dat ik den inhoud van deze rede zelfs maar verkort weergeef; de pers heeft trouwens daarvan een uitvoerig ver slag gegeven. De vraag, die mij hier bezig houdt, is of en in hoeverre in deze richting een nieuwe taak voor de V. v. N. W. kan zijn weggelegd. Boven zeide ik reeds, dat ik mij niet kan denken een over allerlei nijverheidtakken zich strekkende vereeniging, . die, rechtstreeks collectieve contracten zou gaan vaststellen. Het is overbekend, dat in de verschillende industrieën de arbeidsvoor waarden, met name de loonen, de wijze van bepaling en berekening der loonen, zeer sterk ulteenloopen. Mij dunkt, de vast stelling van en natuurlijk ook wat daar aan voorafgaat: de onderhandelingen ever de arbeidsvoorwaarden zullen altijd door partijen" in het vak zelven moeten ge schieden. Maar dit neemt niet weg, dat juist een algemeene vereeniging, die allerlei bedrijfstakken omvat, op dit gebied zeer nuttig werk kan verrichten. Zij kan aan het moeilijk werk der voorbereiding van collectieve arbeidscontracten leidinggeven; zij kan vormen het bureau, dat kennis neemt van daarbij door den een opgedane ervaringen en die mededeelt aan een ander. Zfj kan steun geven, zij kan tot actie op wekken; zij kan op meer dan n manier hierbij uitstekende diensten bewijzen. Bij die diensten denk ik niet aan een optreden als strijdvereeniging'', maar aan een bureau van advies en van voorlichting. Het is volkomen waai, wat de heer Trie bels zeide, dat de organisatie van arbeiders een voorbeeld is voor de wijze, waarop werkgevers zich moeten organiseeren. Het collectief arbeidscontract veronderstelt niet noodwendig een vereeniging van werkgevers als partij, maar de collectieve contracten, die een enkele werkgevers (of een kleine groep) afsluit, beteekenen niet veel voor de verbreiding van het instituut, tenzij zij aan gehaald worden als voorbeelden, waarnaar ook andere werkgevers zich hebben te voe gen. En dan is daarin een zeker gevaar ge legen. Een feit is het, dat niet ieder werk gever zelfs niet elke organisatie van patroons zich voldoende rekenschap geeft van de draagwijdte der als collectief ar beidscontract" hem of hun voorgelegde be palingen. Maar is het eenmaa! aanvaard, dan wordt die aanvaarding aangehaald als bewijs dat het vastgestelde billijk is en niet-strijdig met de werkgevers-belangen... Natuurlijk is zoodanige wijze van totstand koming een gevaar voor de gezonde door werking van het instituyt. Want teleurstel lingen kunnen niet uitblijven bij hem, die te laat bemerkt zich verbonden te hebben tot iets, waarvan hij het voor hem bezwa rende niet bad ingezien. Langs dien weg kan het is wel duidelijk de zaak niet vlot loopen. Maar dit daargelaten, de vraag der af sluiting van collectieve arbeidscontracten is voor werkgevers in verschillende nijverheidsvakken zóó belangwekkend en van zóó verre strekking, er is daaraan uit alleirlei oogpunt zóó veel vast en de meeste werkgevers (ook hun organisaties) zijn veelsil zóó weinig er op ingericht aan deze zaak de grondige studie te wijden, die zij behoeft; ook is eenheid van houding in deze zoozeer gewenscht; dat het goed zal zijn wanneer eene vereeniging, die deze taak naar behooren vervullen kan, zich dit bela.ng aantrekt es de leemte aan vult. Wanneer de daartoe gereorganiseerde Vereeniging van Nederlandsche Werkgevers die taak gaat aanvaarden, dan zal zij daar mee noodig en nuttig werk verrichten. SMISSAERT imiiiiiimiiiiniHiiiiiiii Een Vleugje Haagsche Wind ELINE VERE De opvoering van het tooneelstuk Eline Vere mag nauwelijks een dramatische ge beurtenis heeten. Maar de première van dit stuk was een onvergetelijk mondain Haagsen evenement. Zooals een film van den inbraak bij Begeer het Amsterdamsche vullgus trekt, heeft het tooneelstuk, naar den beroemden Haagschen roman, de upper ten, den kring waarin het verhaal speelt doen opgaan naar het kleine voorname Verkade-zaaltje. Maar een film-acteur kan gemakkelijk met een losse das en een pet in een Zeedijk kroeg-decor voor inbreker spelen, en met woeste, brute gebaren, de lagere volksziel in vervoering brengen, maar niet kan de Hollandsche tooneelsrjeleT in rok tot vol doening aan een, voornaam Haagsch publiek den geringsten schijn weergeven, van een aristocraat onzer residentie. Eline Vere's omgeving was in de zaal, maar niet op het tooneel. En niet alleen Eline's omgeving, maar ook die gansche nasleep van Hagenaars die er zich gaarne toe zouden rekenen, en haast tot levenstaak zich stellen den schijn van dien adstocratischen wereld aan te nemen. Uitmuntend werd er in de zaal geacteerd. Paul, Henk, Georj e, Etienne en Otto, maak ten een cour soig'.iéaan Lili, Emilie, Leonie en de andere grac ieuse freuletjes, onder het minzaam wakend oog van de lieve mevrouwen De Raat, met zil verwitte coiffures en in platina gezette antieke juweelen, aan de voorname bleeke handen. En daardoor, in uitbundige kleedi tig, weelde en zeer ge waagde decollet es, coquetteerden druk kwetterend de ge bruinde meisjes uit Insulinde in haar w« .nderl^k taaimengsel met Haagsche en Indis che accenten. In de lange entre-actes kwaroi ;n de heeren met beleefde haasthun|opwachti ng maken bij de mama'sder bekoorlijke freule) jes, en zeiden glimlachend hunne aardige IK leefdheden en bogen, en gaven handkus?*! . In de foyer aten de jonge dames voorzichög; gebak jes.diezetangstvalllg met geglaceerde vingers vasthielden, en zetten de kleine mondjes aan kopjes koffie, attenties der beleefde heeren, en met stramme elegance bedienden de keurige lakeien, beter dan de acteur op het tooneel, die een kopje omstortte, en blijk gaf, dat zelfs het spelen voor heeren-knecht hem nog te zwaar was. 't Was er al flirt, gecoquetteer.geminnaudeer, in onze Haagsche taal vol van beminnelijke affectatie. Maar het fraaiste was de scène In de loge rechts van het tooneel. Daar zaten de mon daine scribent van het beroemde boek, met zijn vrouw, de maakster van het leelijke tooneelstuk.Inzijn loge was de weelde van groote bossen half ontloken rozen. En minzaam recipieerde daar het litteraire paar. Zouden het personen geweest zijn, die hem geïnspireerd hebben tot zijn prachtige werk, die er het tweetal gecomplimenteerd, gefeliciteerd en gefêteerd hebben? Het waren grijzende aristocraten, die met rasse stapjes op het loge-trapje, hun opko mende stramheid verborgen, en dames in den overgangstijd van statige vrouw, naar deftige matröne, en ze speelden een spel van elegance en hoflijkheid, als nooit eenig Hollandsen tooneelgezelschap geven kan. Maar van het drama van Eline, den tragischen ondergang in een infect milieu, daarvan viel niets te merken. Het spel van Elsa Mauhs was schitterend, maar mevrouw Couperus heeft van de prachtige roman figuur van haar man, een jammerlijk pleurnicharde histerica gemaakt, een type, dat wel in den Haag niet vreemd is, maar geen gang naar Verkade waard. ARI I11IIIIIIII1IIIIII lllimilllllllIIIIIIIIIllllllllIIIIIIHIIIIIIItMIItlllllllIIllllllllM STEREOSCOOP IN HET VOORGEBORGTE VAN BEN GEMEEN TERAAD VAN AMSTERDAM Het volk verblijft in het voorgeborgte; vandaar ziet het de verkcrenen, door de groote, eiken poort, waarboven het Zeeuwsche wapen, de Walhalla binnengaan. De een gaat met luchtigen tred; de ander zwaarmoedig stappend; een derde met hoogvan-jaren-voetgeschuifel. Daar komt een luchtig glij-stappend mensch, de knie en een weinig doorgebogen; zwierig staat de artistieke hoed op het krullige haar van Ch. E. H. Boissevain. Na een korte samenspraak met een flegmatieken geuniformde, gaat hij met kniegebogen tred door de eiken poort. In gedachten verzonken, loopt heen en weer een man van stevige postuur. Een donkere baard bedekt zijn borst; eenaantal haren zijn dwars over den kalen schedel gelegd, echter niet voldoende om ook den haarloozen kruin te bedekken. In mijne ge dachten omhang ik hem een bruine pij, waardoor, hij een metamorphose ondergaat tot eenen vechtmonnik uit Ekkehard, die straks, op het voorplein van het Prinsenhof, den zwarten Belgischen hengst van de Heinekens Brouwerij bestijgen zal. Bij de deur keert hij terug. Zalhij.de heer Gulden, thans zijn brevier gaan lezen? Neen, een heftig gesticuleerend mannetje, dien het aan te zien is dat er nog vleesch-en-meer volop te krijgen is, zooals door hem zelf eens verklaard is in eene bijeenkomst van verkorenen, klampt hem aan en begint een levendig gesprek. Dit kleine, voldane mensch rookt daarbij een cigaretje, waarvan de geur mij in den neus kriebelt, 't Is een uitstekend soort, echt Import; 't moet noodzakelijk gehamsterd zijn, want in niet n winkel In Amsterdam is zulke tabak meer te bekomen. De tochtdeuren, tot het voorgeborgte toe gang gevend, worden met forsche hand opengestooten. Met groote stappen treedt J. C. S. In, om, linksaf, het trapje te bestggen naar de perstribune. Onder het loopen ontdoet hij zich met zwierigen zwaai van de overjas en gaat, na een loerende blik uit de halftoegeknepen oogen op de roode broeders geworpen te hebben, door de met groen laken bekleede deur, waarachter ik, door het glazen ruitje, nog even zijn Malvollokop zie schemeren. Dan is er een stilte, regelmatig verbroken door het herhaald bellen van de telefoon in de spreekkamer, waarvan niemand notitie schijnt te nemen. Ik voel een storm naderen. Een gewaar wording die ik meer onderging: in de Breestraat en Joden Houttuinen. De storm ontpopt zich in den persoon van den hoogst zenuwachtig-doenden Jules N. (Door alle tijden heen kende de menschheid groote mannen alleen bij de voornamen; a. d. z. Jeanjacques; A. B.; Napoleon). Met dribbelpasjes, gelijk een cocotte die plotseling voor den regen schuilen moet, loopt hij langs mij, en brengt door zijn jachtig optreden de boden in de kleed- en spreekkamer tot wanhoop. Nog steeds kan deze verkorene zich niet aanpassen aan het rustige beweeg van eenen stadhuis-bode. Eenige journalisten zijn binnengekomen. Onder hen is een journalist-tooneelspelerkamercandidaat die door zrjn kleinheid op valt. Zijn figuur verzinkt bijna in de hoogte van de zaal en in de gelijkmatigheid der tegels. Doch nog niet zoo, dat mij zijn, hoop-ik-vriendelijk-bedoeld, hoofdknikje ont gaat. Hij groet, zooals een Koning zijn minsten dienaar groeten zou: voornaam, bewust van grootheid, 't Spijt mfj dat hfj niet spreekt. Zijn rollende rrrs zouden met den stormwind van Jules N. een prachtige donder-symphonie gegeven hebben. Ieder zoekt zijn plaats, die van geen in het voorgeborgte is. Ik ben alleen. Van achter den muur dreunen doffe hamer slagen. Daarna blijft het geruimen tijd rustig. A.B.?geenabbé! komt op. Hij voegt zich bij een groepje, dat zich om den heer Matthljssen gevormd heeft.Na met de rechterhand even over de achterpverliggende haren te hebben gestreken, (gelijk een oude juffrouw haar poes aait, een gebaar dat klassiek zal worden, van A.B. niet van de juffrouw) steekt hij een van zijn geurende clgaretjes op, doch presenteert niet. 't Blijkt half-time te zijn. 't Wordt een druk heen- en weergeloop. Vele leden benutten de pauze om het ge bouw te verlaten; een groot aantal komt na eenigen tijd weder terug. Na anderhalf uur spreken of ingespannen luisteren, ??zij 't niet altijd naar den spreker, verlangt een verkorene wel eens wat frissche lucht. C. F. v. D. VRAGENRUBRIBK voor Algemeene Wetenswaardigheden Men gelieve de vragen voor deze rubriek in te zenden aan het Redactiebureau, met op den omslag bet motto -Leekenspiegel", en onder opgave van naam en adres (die als vertrouwelijk zullen worden beschouwd.) J. B. H. te A. Gaarne zou ik vernemen welke de inhoud is van de artikelen van de Duitsche Grondwet welke de socialisten ge schrapt of gewijzigd wenschen te hebben. Art. 9 van de Grondwet voor het Duitsche Rijk, waarom het gaat, luidt: Jedes Mitglied des Bundesrathes hat das Recht, im Reichstage zu erscheinen und musz daselbst auf Verlangen jederzeit gehort werden, um die Ansichten seiner Regierung zu verireten, auch dann, wenn dieselben von der Majoritat des Bundesrathes nicht adoptirt worden sind. Niemand kann gleichzeitig Mitglied des Bundesrathes und des Reichstages sein." De wetgevende macht in het Duitsche Rijk berust bij Bondsraad en Rijksdag. Door het verbod nu van het gelijktijdig lidmaatschap van Bondsraad en 'Rijksdag is het niet mo gelijk dat een minister lid van den Rijksdag blijft en daar de staatssecretarissen des Rijks gewoonlijk ook Pruisisch minister zijn, komt dat hierop neer dat in de meeste gevallen een staatssecretaris, een rijksminister, niet lid kan zijn van den Rijksdag. Beslist on mogelijk is dat zelfs wat den rijkskanselier betreft, wijl deze volgens de grondwet ambtshalve lid van den Bondsraad is. Het bestaande artikel IX belet het optreden van RQksdagleden als minister, indien deze althans geen lid van den Rijksdag willen blijven, niet, maar het belet wel het optreden van een rijkskanselier die tevens als lid van den Rijksdag, de leiding der parlementaire meerderheid heeft. En dit zal dan ook wel een der voornaamste redenen zijn, waarom de meerderheidspartijen, althans sociaal democraten en liberalen, zoo krachtig ijveren voor de opheffing van het artikel.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl