De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 12 oktober pagina 7

12 oktober 1918 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

12,0ct. '18. No. 2155 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ; DE OOUDSTIKKER-TENTOONSTELLING IN PULCHRI Nu het buitenland voor ons vrijwel is afgesloten, nu we in eigen land, wegens tie hooge'assurantie-kosten, geen oude kunst tentoonstellingen meer kunnen op touw zetten, zonder dat er veel geld bij moet. zijn deveilings-exposietlesendie.welke de firma Qoudstikker organiseert, vrijwel de eenige plaatsen waar men, buiten de musea, nieuwe indrukken van oude kunst kan opdoen. De veilings-kijkdagen zijn er telkens hoogstens drie, terwijl de verkoops-exposities der firma Qoudstikker telkens een maand duren. Hier kan men dus telkens weer op nieuw kijken: genieten en studeeren. De thans in Pulchrl geopende telt 63 schilderijen. Meest zijn het Hollandsche, uit de 17de eeuw, maar er zijn ook een paar primitieven (o.a. de teeder geschilderde Ma donna in de manier van Rogier van der ABM^BM.ABMABM.ABMABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM A g MEEREN-ARTI KELEN, A UITRUSTINGEN. s I.ABM.A&TO&BriABttABr'LABM./ water geloopen weg met koeien en een kar. Eindelijk ten geldteller van Joost van Craesbeeck. Geheel In Vlaamschen trant zijn de als onbekend" gecatalogiseerde portretten van een man en een vrouw, die een opmerking dammers reeds bekend van de tentoonstelling in Arti. Dan zijn er twee zeer mooie portretten van Van der Helst, man en vrouw, tegenhan gers, werken uit zijn besten tijd en van groote rijpheid. De verschillende karakters der Wedden), een Italiaansch werk (Madonna van| Sassoferrato, een zeer karakteristiek schilderij van den meester), en een paar Vlaamscne, n.l. een klein, fijn mansportretje van Gonzales Coques en een groote gave Sieberechts, een landschap met een onderKortegaard; (Corps de'garde) naar Dirck Hals Tentoonstelling Qoudstikker, Den Haag in den catalogus voorzichtiglijk aan Sandrart zou willen toeschrijven. Ik voor mij geloof stellig, dat het werken van dezen meester zijn. Onze oude Hollanders zijn echter de hoofd schotel. Ze; zijn er tejkust en te keur. Daar isallereerst die blonde Hobbema, den AmsterDe Rookers, naar A. Brouwer Tentoonstelling Goudstikker, Den Haag Concertgebouw Tot opening van het seizoen zijn in het Concertgebouw Mahler en Debussy aan 't woord geweest, Mahler met zijn Negende en Debussy met een programma, dat een kijk geeft op zijn ontwikkeling, althans de tegen stelling helpt opmerken tusschen zij n jeugd werk en wat hem later heeft gemaakt tot een figuur in de muziekgeschiedenis. Debussy is met warmte ontvangen, tegen over Mahler stond men ditmaal vrij koel. Het laat zich begrijpen: in Sprookjesland is het "mooier" dan in de koude, harde menschenwereld. Op het diepste en schrijnendste pessimisme is Mahier's Negende gebouwd. Hare accen ten zijn die van den hoonlach en felie op standigheid, flitsend door een stemming van doffe berusting en martelende vermoeienis, en ook weemoed, maar een weemoed, gansch verschillend van den bovenaardschen, die de wondere aandoenlijkheden van het Lied von der Erde" doorklinkt. Zulk een werk maakt niet gemakkelijk vrienden, vooral niet, daar het hen, die er zich toe zetten, het met oprechte belang stelling en volle ontvankelijkheid aan te hooren, neerdrukt en afmat. Het is een werk, dat zelfs Mahier's vurigste bewonderaars heeft doen weifelen. Zoo Richard Specht, die zonder eenige reserve, van welken aard dan ook, den eersten satz aanvaardt, dien hij met de kwalificatie Ein grosses Kindertotenlied" wel heel raak heeft gekarakteriseerd, maar in het Adagio hoeveel schoonheden hij er ook uit weet' op te sommen, slechts een echo voelt van den slot-satz der Derde, en met de beide midden-deelen in 't geheel geen raad weet. Deze Negende, zooals ze hem heeft toegeklonken, is voor hem kein fertlges Werk." Welke uitspraak hij dan toelicht met eene beschouwing, waaruit hoofdzakelijk het sterke vermoeden spreekt, dat Mahler, had hfl het werk kunnen hooren, in de instrumentatie vrij wat zou hebben gewijzigd. Het is zeer wel mogelijk; het was een gewoonte van hem. Het lijkt mij zelfs niet uitgesloten, dat hij verschillende plaatsen in zijn partituren op een bepaalde manier neerschreef, met het stellige voornemen, ze op de repetitie tot voorwerp te maken van een experiment. Er schiet nu niet anders over, dan dit ex perimenteeren over te laten aan den tact der knappe dirigenten. Naar ik meen te weten, is ook in het Concertgebouw een zorgvuldige revisie nietachterwege gebleven, in de eerste plaats op 't punt der dynamiek, een extra-gewichtig element in Mahler-partities. En zoo mag men verwachten, dat, waar waarachtige liefde voor het werk van den meester regeert, deze zang van zijn verbitterd levenseinde inderdaad, zij het hier of daar slechts op den duur, tot de hoorders zal komen in df:n werkelijk be doelden klank. Doch niet alleen de klank blijkt Specht onbevredigd te hebben gelaten. Ook tegen den inhoud, en wel dien der belde midden-deelen, gaat het bij hem. We lezen, hoe hij tot het vermoeden is geraakt, dat Mahler, had hij het w(;rk nog zelf kun nen dirigeeren, deze midden-deelen zou hebben omgewerkt, ja, ze wellicht door andere zou hebben vervaegen. Ik geloof er niets van! Specht beweert, dat a?,, wat in deze miMdendeelen voorkomt, door den meester reed s echtgènóöten zijn meesterlijk weergegeven: hij was bedrukt, zij een flinke vrouw met helder verstand. Deze schilderijen komen uit de collectie van Lord Wimborne. Uit een andere fcngelsehe (Duke of Westminster) komt de ongemeen fijn miniatuurachtig behandelde van def Heijden: eenlandschap met veel geboomte, figuren en gebouwtjes, vermoedelijk in den omtrek van een dier Bloemendaalsche of Overveensche buiten plaatsen, die hij zoo vaak schilderde. Heel bijzonder, vooral atmosferisch, is een kleine Wouwerman (uit de verzameling Gumprecht), een weg in de bergen met een crucifix, waarvóór een reiziger bidt en dat door een ruiter eerbiedig wordt gegroet. Uit dezelfde verzameling verwierf de firma een sappigen, pittigen kleinen Brouwer en een staand oWiciertje van Willern Duysterj een van de allerbeste werken van dezen meester, bij ter Borch af. Het was terecht een van de lievelingsstukken van Gumprecht en ik herinner me nog, dat die grijzeaartsverzamelaar het voor mij van den wand nam om het toch maar goed te laten be wonderen. Er zijn hier nog verscheiden andere genre stukjes van beteekenis: een vrij groote kortegaard" (corps de garde) van Dirck Hals, mooi om dekleur-combinaties; een toonige late Pieter de Hooch (dame met hondjes aan 't clavedmbaal); een zeer aantrekkelijk boeren-interieur van Adriaen van O stade, uit zijn middentijd; een zeer Jan Steen achtige ondeugende Gerrit Lundens, physionomisch zeer opmerkelijk gedaan; en verder nog eenige werken van Jan Mlense Molenaar, Palamedesz (uit zijn laten tijd), Brakenburgh, enz. Aan portretten is op deze tentoonstelling geen gebrek. Behalve de beide door Van der Helst en die door Sandrart treft dat van Boerhave, door Aert de Gelder, om zijn coloristische en psychologische kwaliteiten: een ongemeen schrandere kop, levendig en interessant. De hand ook vooral is belang rijk: ze is klein, bewegelijk en zeer indivi dueel. Dit is een portret, dat toch eigenlijk vroeger gezegd werd, en weit endgültiger und grossartiger." Dit lijkt mij te eenen male een misvatting. Vooreerst, omdat noch het grandiose, róch hef definitieve zich laat inpassen in de stemming van deze in met nerveus weifelen wisselende sarcastische brutaliteit geconcipieerde stukken, en verder, wijl, voor zoover Mahler zich hier herhaalt, hij zich herhaalt geheel in den eigen toon van het totaal der symphonie, en dus toch met nieuwe dingen komt. Maar laat ons vooral niet te veel praten over een werk, zoo rijk als dit, dat minder besproken, beredeneerd wil worden, dan met volkomen overgave aangehoord, dóórhoord en ingeleefd. Na dézen Mahler de ia lauter verfijning ademende Debussy! Het begint, en ge droomt uw zoetste droomen. Van wat de aardsche lente hemelsch maakt, en the blessed Damozel", die leaned out from the gold bar of Heaven"; van het grillig spel der in 't zilveren maanlicht voortdrijvende wolken stoeten, van het feest, ver in 't Zuiden, onder den diep-blauwen nachthemel, dat Couperus zou kunnen hebben beschreven, met gouden pen op geparfumeerde velletjes, van den zwijmeienden lokroep der sirenen in het zilverschuim der golvenkammen. Gij droemt errdroomt, maar ziet: de mengeling van teere kleuren en de vonkeling van matte schijnsels, maar hoort: de verkwijning van vage geluiden, maar voelt: de stilte, en het zacht suizen van den wind... De kennismaking met de jeugdwerken Printemps" en La Damoiselle Elue" *) was zeker buitengemeen interessant.Wagner, Grieg, Schumann ..., maar veel knaps en werkelijk-origineels toch ook van den jongen Debussy zelf. Printemps" kregen we in de nieuwe uitgaaf, ontdaan van de koorpartij zonder tekst, oorspronkelijk er in opgenomen, en nieuw-bewerkr, nieuw-geïnstrumenteerd althans. De aanhef doet, eenigszins op de Teekening voor de Amsterdammer" van George van Raemdonck Als 't nu maar gemeend is! iiiitiiiimmriTriniiimmiii iiiimiiiiï?mniiiniiiiini in ons land moest blijven. Van de portretten noemen we voorts nog de twee rustig voorname Ravesteyn's, de beide pendants van Maes (heel kort na zijn Rembrandtieke periode) en het vrouweportret van Santvoort met den mooien kraag en den daarbij zoo wonderwel passenden roze-rooden veeren waaier. Pompeus is Ferdinand Bol's beeltenis van Koningin Maria van Zweden. Verder troffen ons nog verscheiden stil levens: een dat zeer stemmig is van toon, door van Beyeren; een stilleven met een kreeft en oester, van Luttichuys, zoo goed als wij er zelden een van hem zagen; doode vogels van Fennema, visschen van Vonck. Onder de landschappen nog een magistrale Simon de Vlieger (strand te Scheveningen), een Salomon Ruysdael en een van Goyer, een kleine Wijnants enz. De catalogus is rijk geïllustreerd. Maten, herkomst, facsimile's van de sig naturen en allerlei andere wetenswaar digheden zijn vermeld. Alleen zouden wij gaarne de omschrijvingen nog iets zakelijker zien. W. MARTIN iiiimmmiimmiiiimimimiimim iiimiimmiiiimmimii Inhoud van de October-Tijdschriften J.a l-'ranc.t'-: Prul, J. F. Niernieyer, Savoje-La Franw Thermale. Dr. F. J. Koes, Kvian, met teek»ning van P. . d. Hem. l ir. Th. M.' van Leeuwen, ("riafe. Dr Nintwe Gids: L. van Deyssel.Cauperie over Haar lem. _ 3!arieMetz-Koning, Het Meisje :Myrrha. - Henri Dekking. Tro,,-,t. Ed. Coenraad». Ken Ierse tuhrijver. Frans Mijassen. Ida Walil. H. I'. Blok. (. uiseppe Verdi's ,.0thello'', Hein Boeken, Her/'st Nadering. Jan J. Zeldenthnis en Jozef Cohen, Verzen. Felix Timmermans, Boudewijn. Willen) Kloos. Litteraire Kroniek. Frans Nesner, Binnen!. Staatk. Kroniek. Jeanne Kloos. Heyneke van Stuwe, Bibiiographie. Jan J. /.eldeMhuis/Modn-ne Duitsrhe Literatuur. On-K Km w: -Mr. S. Muller Fzn., De Johanniter in Nedorland - H. van Loon. Duliliel-ik. - Jlr. (i. Scholtei; De reehtsphilosophie van Hudolf Stammler.?Prof. dr J. F. L. Kramer, Reuter-herinneringen. Mr. l'. Otten, Verzen. DB Tijilsint'usl: Hugo de Vries (met foto) H.A. liitter. Re Nederlandsche Jaarbeurzen. J. Homan von der Heide. Nogmaals de Kcnnomische Rond. Prof. J. II. Valckénier Kips, Couranten. Ir. 11. J. Holwerda, Aardewerk kunst. \Y«./!'n (fes Tijtlx: Dr. G. Kail!', Onze vorh.nalins tot het verleden.' l-", l i. Schilt.hui-. Over hetgeen eens was de Nederlanderre graanliandel. Dr. <.. \V. Kernkamp, De Kuropeesehe Ojrlog. iillflliiiilllDnliliiiintiiilliiiiliiiiiiiii'iiiiiiiiiiiiiitiniiiiiitiiniHiiiiiiuit manier van Specht straks bij Mahler, niet zonder verwondering vragen, hoe een meester-instrumentator- als de geriipte Debussy in de wazigheid der lage fluit den starren toon der unisono meegaande piano heeft kunnen dulden. Een acdere aanhef, die van La Damoiseile Elite", trekt technisch de aandacht door zijn zuiver als timbre-bijzonderheid werkende opeenvolging van reine kwinten, hulpmiddel, dat zeker de verdienste heeft van den hoorder onver wijld in de mystieke sfeer van het stuk te zetten, hulpmiddel tevens, dat voor een deel, en een belangrijk deel, doet voor voelen, welke wegen de componist later gaan zal. Later, als hij er is met zijn eigen kunst, waarin alle elementen van muzikale com positie uiterlijk en innerlijk geheel en al zijn vernieuwd, als hij ophoudt met zingen, of liever: gaat zingen op eigen wijs, als hij zich terugtrekt te midden van het onwezenlijke, ook het onwezenlijke in de dingen, die hem tastbaar omringen, op aarde, in het leven. Moeilijk te definiëeren, in haar directe werking, in haar geheimzinnige macht, kost bare kunst, die evenwel striktgenomen geen anderen beoefenaar verdraagt dan haren schepper, haren schepper alleen. De uitvoering van al het hier besprokene is zoo voortreffelijk geweest, als wij het in dit milieu gewend zijn. Lize Ohms, die zich tot een uitstekende zangeres ontwikkelt, bleek zeer wel op haar plaats als de r citante" in La Damoiseile Elue", en Berthe Seroen toonde zich in de hoofdpartij van hetzelfde werk weer de met een buitenge woon aanpassingsvermogen begaafde kunstenarcsse. Het vrouwenkoor van Toonkunst" was, dunkt me, in de Sirenes" nog geluk kiger dan ir. La Damoiselle Elue". En Mengelberg met het orkest ? Men staat toch telkens weer verstomd over wat Amsterdamsche Sonnetten i Ik houd den Amstelkant; een wijd geruchten Stroomt uit der ruimte open vreugde-mond; De wolken, saamgedromd tot blanke vluchten, Ontspruiten aan de kim uit donkren grond. Zij zeilen op langs 't blauwe halve rond, Terwijl diep onder hen de wind zijn kluchten, Zijn hemelsch spel, dat kleine menschen duchten, Met alles speelt, dat hij er wanklend vond. Aan spoeltde stroom van onder hooge bruggen; Zij staan massief in wufte wind en zon En heffen moeizaam óp hun steenen ruggen. De middag is, van dat de dag begon, Steeg hoog ca hooger volle stem der stede, Tot hoogste zon haar glorieënd omkleedde. II Te keeren avond, naar de wJjd-gebogen grachten l De huizen spannen strakke spiegel-lijn Op 't blank-zwart water, en lantarenschijn Doet domm'lig gele rookopwaad'men: aam der nachten. Der eeuwen rust spreidt rust er de gedachten, En zooals deze glanzendejuen zijn, Vervuld omhoog van schemertintling fijn, Zoo weefden ze eens om middeleeuw~" geslachten. Gij droomer, die in verre, verre tijden Als ik zoo doolde binnen dézen wand Van oude huizen, wankellooze rand Om lichte stedenacht, hebt gij het schrijden Trillend gevoeld der schoonheid door'theelal, Gehoord vervoerd der sferen klankenval? K. VAN MUNSTER er groeit uit hun enorm kunnen, uit hun minutieus en toewijdingsvol studeeren. En Mahler, n Debussy hoe veeleischend beiden, en in verschillenden zin! het was prachtig ! H. J. D E N HERTOG. *) Een paar aanteekeningen in het Concert gebouw-programma betreffende het origineel van den tekst behoeven rectificatie. Ten eerste is niet het gedicht als poëtische commentaar bedoeld op een eigen schilderij van Rossetti; neen, dertig jaar na het ont staan van het gedicht schilderde Rossetti The Blessed Damozei" voor't eerst (1873 1877]. In 1879 volgde een tweede, gew^zigd opgezette schilderij. Ook maakte hij tusschen '72 en '74 twee of drie koppen in krijt. Verder is van aperte onjuistheid de be wering, dat het gedicht geïnspireerd is op de herinnering aan Rossetti's lang overleden vrouw." Hij heeft het namelijk geschreven op 18-jarigen leeftijd, dus in 1846 of begin '47. Omtrent de ware aanleiding tot de con ceptie van deze verzen geeft een mededeeling van Hall Caine licht, in betrekking tot Edgar Poe's Raven": ,,He remarked that, out of his love of it while still a boy, his own Blessed Damozel originated. I saw, hesaid, that Poe had done the utmost it was possible to do with Ihe grief of the lover on earth; and so I determlned to reverse the condltions, and give utterance to the yearning of the loved one in heaven." Zie voor nog meer bijzonderheden de belangwekkende uitgaaf van het gedicht, bezorgd door een broer van den dichter schilder, W. M. Rossetti (Londen, Duckworth & Co., 1898). miuiiiiniiimiiiimiiimif minimum UMI minimum [nvafid-Portwijn DE BESTE MIDIUQDRANK f3.50p. flesch dl Bartanson, 51 Anutol, Aastentcm

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl