De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 12 oktober pagina 8

12 oktober 1918 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

Jttl f' DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 12 Oct. '18. No. 2155 't \ -t k' Een -Helpende Hand om Indiëen Nederland saam te brengen, EEN ,RAADSMAN VOOR STUDEERENDEN" Onlangs is de heer J. Oudemans, oud-Resident van de Preanger Regent schappen, door den Minister van Koloniën benoemd tot raadsman voor stadeerenden", nadat hij deze functie ti/deli/k reeds ruim 2 jaren uitgeoefend had. DU betreft jonge lieden, die zich In Holland voor eene betrek king In de Koloniën, meer speciaal In Neder landsen- Indië, bekwamen. i De heet Oudemans komt met veel liefde op voor de belangen van Inlanders en andere uit Indiëafkomstige personen 'die hij met raad en daad ter zijde staat; o. a. heeft hu den stoot gegeven tot stichting van een Tehuis voor Inlanders In den Haag, waarmede een langgekoesterde wensch van de Vereenlglng Oost en West" ver vuld werd. De heer Oudemans was zoo welwillend, op ons verzoek, In onderstaand artikel omtrent deze stichting en omtrent zijne werk zaamheden als raadsman" een en ander te vertellen, waarvoor, en voor zijn werk In het algemeen, wij hem bij dezen onze op rechte erkentelijkheid betuigen. VOOR INDIËRS EN NEDERLANDERS door J. OUDEMANS Oorspronkelijk was ik aangezocht, om toezicht uit te oefenen op allen, die onder 't genot van een toelage (beurs) zich voor betrekkingen in Nederlandsen Oost-Indi bekwaamden en om raad en steun te verleenen aan Inïanders en andere uit Indi afkomstige personen, werkzaamheden die naast elkaar stonden, doch weinig met elkaar gemeen hadden. Gaandeweg breidde mqn werkkring zich uit, en als vanzelf kwam daarbij, dat stu deerenden mij om raad vroegen, indien zij dien noodig hadden. Het aantal van in het genot van een toe lage gestelde personen bedroeg in 1916 ongeveer 450; In 1917 reeds bQna 7OO. Hieronderzijn vooreerst een twintigtal jonge lieden van 14?16 jaar, uit Indiëgezonden, die in Nederland op rijkskosten aan kweek scholen (rijks- en bijzondere) voor onder wijzeropgeleid worden. Verder: onderwijzers die, gedurende twee jaren, zich voor de hoofdacte bekwamen (thans reeds een 250tal; terwfjl er jaarlijks 100 a 150 bijkomen); ongeveer honderd studenten aan de Tech nische Hoogeschool te Delft, die voor civiel, bouwkundig of mfjnbouwkundig ingenieur studeeren; aanstaande houtvesters (50) en veeartsen (25), rechterlijke ambtenaren (75), stuurlieden voor de gouvernementsmarine (20); doctoren in de Indische taal en letter kunde (4); artsen voor den burgerlijken of militairen geneeskundigen dienst (eerst on langs ingesteld, tot heden pi. m. 10); surnumeralrs voor de in- en uitvoerrechten (25); ambtenaren voor de Chineesche taai, tolken voor het japansch (de laatste twee sedert Illllllllllllltlllllllllllltllllll IS. QUERIDO, Van Verbeelding en Werke lijkheid, Amsterdam, Em. Querido,1918. CARRY VAN BRUGGEN, Om de Kinderen, Rotterdam, Nijgh en Van Ditmar's Uitg. Mfl. 1918. P. N. VAN EYCK, Opgang, Rotterdam, W. L. en J. Brusse's Uitg. Mij. 1918. JOHAN DE MEESTER, Carmen, Herziene, definitieve tekst, Em. Querido, Am sterdam, 1918. Welk een rijke verscheidenheid, verbluf fende veelzijdigheid ook thans weer in dezen nieuwen bundel van Querido. In grootsch boetseerende woorden het hoogzwellend, breedgolvend proza der natuurvisie van Herfst en Stedenschoon naast de vlotte, dolgeestige superieure journalistiek van het kelners dagboek. De rustige ingetogenheid, de be zadigde ernst, waarmee hij zijn indrukken van het Aquarium en Darwin's werk neer schrijft, zijn ingehouden bewondering voor vormen en kleuren in de stil geheimzinnige, wonderbaarlijke diepten naast fantastische jeugdherinneringen met grillig woeste, heer lijk onbekookte uitvallen, waarin toch wel felle waarheid vlamt. Het diepzinnig wijsgeerlg onderzoek naar Grieksdie geest en dramatiek naast een luchtige, jolige dlthyrambe over sport. Wat grijpt ons heviger aan, wat voert ons vaster mee in den ban der schoone waarheid, der geestdriftige ontroering, de schildering der Maas bij Rotterdam of de scherpe teekening in soepele kracht van het diepere, zuivere karakter van den Vlaming? Daar een Turner in klank; de woorden worden kleurvisioenen, lijning van massale brokken versmeltend in de flikkering der lichten. Hier de openbaring van geest el 5 ke verfijning, de teere gracie van het volle menschelijke, reeds voor eeuwen levend in de Van Eycken, Quinten Matsys, Ruysbroeck, Breughel, ook thans nog opbloeiend uit de luidruchtige schettering van keonisjool. Deze geweldige en mystieke, vermetele en teederpeinzende eigenschappen van een volk kunnen niet te loor gaan. Onder de vurige opgewondenheid voelde ik zacht heerschen de fijne, schroomvolle bezinning, den drang naar geestelijke zuiverste schoonheid, naar de roering en betasting van het innerlijkste en ik heb al deze dingen terug gevonden, geschakeerd en verdeeld in de beste werkers van het huidige Vlaanderen." En hoe schoon ontwikkelt zich dan hier uit de uiterst gevoelige karakteristiek van StQn Streuvels. Hoe rustig verrijzen die aquarium-beelden; kort gecreëerd; tot nu toe voor ieder n student) enz. Voor deze betrekkingen zijn, al naar ge lang van de behoefte, beurzen beschikbaar gesteld; de toelagen varieeren tusschen achthonderd en duizend gulden per jaar; de meeste zfln echter duizend gulden ge durende 't aantal jaren, dat de studie duurt. Het andere gedeelte der werkzaamheid, de raad en IggHV steun aan Inlanders en andere uit Indiëafkomstige personen, bepaalt zich uitteraard tot hen die om dien raad en steun verzoeken. Vooral in dezen moeilijken tijd wordt mijne bemiddeling voor allerlei ingeroepen. Zoo komen vrouwen, die niet op tijd van hunne echtgenooten in Indiëgeld ontvangen. Dan moet er geschreven en geregeld, en dikwijls dadelijk gesteund worden. Een ander maal komen er studenten, die in geen maanden iets van hunne ouders in Indiëvernomen hebben; ook vaak Java nen, die hier voor de militie opgeroepen worden, en om inlichtingen vragen; of Javanen die naar Indiëterugwillen en niet kunnen. Zij moeten geholpen worden liefst aan eene betrekking bij een naar Indiëteruggaande familie. Het komt meermalen voor dat zich Javanen aanmelden, of dat bericht inkomt van Javanen, die ziek zijn. Verstrekking van Geneeskun dige hulp is dan plicht of plaatsing in eene Inrichting moet worden verzocht. Ten slotte . . . Inlandsche b'edienden die behoefte hebben aan steun. Opper vlakkig zou men zeggen, dat die behoefte nagenoeg niet bestaat, 'doch als men wist, hoe vooral vrouwelijke bedienden (baboes), die met families naar Nederland meegegaan zijn, hier dikwijls door hare meesteressen behandeld worden, zou men het nut van daadwerkelijke hulp inzien. Er komen toch gevallen voor, dat die bedienden slecht behandeld worden, slecht of veel te weinig loon ont vangen, slecht van warme kleederen voor zien, waaraan zij zulk een groote behoefte hebben, of minder goed behandeld worden. Meermalen wordt aan gedane beloften en toezeggingen niet voldaan, en zijn deze menschen aan de willekeur van hun meesteres sen overgeleverd. Deze laatste mogen wel eens bedenken, wat het zeggen wil voor die Jnlanders, moederziel alleen in een vreemd land te staan en te bemerken dat het in hun meesters gestelde vertrouwen beschaamd wordt. Daarbij komt dan ook nog dat de Inlander generaliseeren gaat en zijn ontvangen indruk als van den Neder lander in 't algemeen beschouwt, terwijl in de eerste plaats naar een goede verstand houding gestreefd moet worden om de ver houding tusschen Indiëen Holland zoo uitstekend en harmonisch mogelijk te maken. Daarnaar wordt van beide zijden getracht, en het is bedroevend te bemerken, dat 'er Hollanders zijn, die door hun optreden tegenover Inlandsche bedienden, aan de goede zaak veel afbreuk doen. In zulke gevallen is dikwijls een scherp optreden noodig, om recht voor mijne be schermelingen te verkrijgen. Het is een ge ruststelling dat ik voor deze bedienden dan onmiddellijk onderdak kan verkrijgen in het Tehuis voor Inlandera in den Haag. Dit huis toch is in de eerste plaats bestemd om huisvesting te verleenen aan Inlandsche be dienden, die buiten betrekking geraakt zijn. Natuurlijk is het de bedoeling, dezulken zoo spoedig mogelijk aan een nieuwe be trekking of dienst te helpen, zoodat het met welk een zorg en liefde is de myste rieuze schittering van licht en kleur in deze geheimzinnig verborgen wereld van drift en strijd, van begeerig speurend leven uitgebeeld. Ook dit mooie boek van Querido is weer een boek vol Oosterschen hartstocht en breed Oud-Hollandsen schildertalent, dat het geestelijke laat trillen door de forsche realiteit, hartstocht, fel oplaaiend hier, elders krach tig in toom gehouden of juichend opspuitend in sprankelend vernuft en fijnen humor, immer schitterende schoonheid. Het boek van Carry van Bruggen is rijk aan tegenstellingen die zich alle oplossen in om de kinderen". Daar is in de eerste plaats het geval van Henriette van VlotenBeels, die scheiden gaat van Van Vloten en hertrouwt met Ernst Van 't Hof. En Van Vloten gaat ook weer hertrouwen en er komen ook kinderen. Maar zuivere, harmo nische bevrediging geeft dit alles niet. .Een voudig omdat er kinderen zijn. Dat heb ik Ernest indertijd zelf gezegd: we zijn geen gezin... En dat laat zich gelden. Ik voel altijd mijzelf bufferstaat tusschen twee mach ten, die niet vijandig zijn begrijpt u toch vooral me goed l maar toch ook niet samenhoorend, niet een organisch geheel vormend, louter door het toeval bij elkaar gebracht. De stemming, bQ voorbeeld, zoo 's middags aan tafel, is altijd uitstekend bij ons, vroolijk ongedwongen, maar... ik mis altijd iets, althans in mijn diepste gevoel.. we zijn geen gezin". Dan is er het gezin Van Wal, zoo strak, scherp, sarcastisch geteekend in zijn arro gante leegheid, suffe maniertjes, hautaine teruggetrokkenheid, in de eerzucht en zelf zucht van de moeder vooral, die enkel denkt aan de uiterlijke maatschappelijke verhou dingen. Ook daar gebeurt in schijn alles om de kinderen, zoolang ze gedwee en in welbewust eigenbelang meewerken aan het systeem van mama. Had mama Van Wal indertijd niet naar Moskou kunnen gaan logeeren bij schatrijke handelsvrienden en was ze niet thuis gebleven, omdat EmiHe de rood vonk kreeg? Wordt dit niet als een toonbeeld van zelfopoffering aangehaald, als twintig jaar later diezelfde Emilie haar eigen weg wil zoeken door het leven, een weg die aanmerkelijk verschilt van mama's nette paadje? En dat is de dank voor alles". En de goede, trouwe Leonard Plas trouwt Aaltje om haar kind van den slappen, aan weelde verslaafden Frans van Wal. Alleen deze Frans, als hij weggezakt is in de mon daine vadzigheid van een huwelijk in zijn stand, rukt zich niet los om, om zijn kind, Aaltje te trouwen, die hq te Brussel als weduwe terug vindt en die na een vleugje hoop hem doorziet. Gelijk vroeger altijd had ze hem zonder spreken doorspeurd, gepeild de ijle holte van zijn voos, zijn onvast we zen, de doffe dompheid in zijn gemoed, voor huis als een doorgangshuis kan worden be schouwd. Aan dit huls zal ook een recreatiezaal verbonden worden, waar de in den Haag vertoevende Inlandscbe bedienden des avonds gezelligheid vinden kunnen. Zoo iets missen zij geheel.* Blijkt het tehuis in die stad in een be staande behoefte te voorzien, dan is het niet onmogelijk, dat in andere steden, zooals Amsterdam en Rotterdam, dergelijke inrich tingen verrijzen. Ik besluit met den wensch, dat ieder Nederlander, zooveel in zijn vermogen ligt moge meewerken om den studeerenden zoo wel als den in dienstbetrekking zijnden In lander een aangename omgeving te ver schaffen en hem in alles ter zijde te staan, en tegemoet te komen, zoodat hij, in zijn geboortestreek teruggekomen, aan den tijd in Holland doorgebracht, aangenaam terug denken en met waardeering van zijn blanke landgenooten spreken kan. Zoo moet het moederland in waarheid moederland zijn en de banden met de Indische be volking voortdurend versterken. Zij moet in het Rijk in Europa een waar tweede tehuis vinden l iiiiiiiiiMimiiii Minimum SCHILDERKUNST-KRONIEK LE FAUCONNIER, HOLLANDO-BELGE, DEN HAAG. De cubist Le Fauconnier was wel wat moedwillig in den vorm, maar hij was soms teeder van kleur; deinipressionist is sterk en krachtig. Hij is dat ten eer ste, krachtig. Wanneer ge zijn bloemstukken en zijn naakten met waardeering en geduld wilt bezien, zal u langzaam maar zeker blijken, dat hij d e f t i g is, en dat hij in een kamer tot een rijk sieraad kan zijn. En zoo ge n kleur moest noemen, die boven d'andere alle hem eigen is, dan moet een rood genoemd worden, dat meer dan de anderen diepte heeft en klank. Maar niet enkel dit rood, met blauwen en grijzen of paarzen is hem gewis. Hij kan in eenland schap van bruin-en-groen een stemming van rust en macht benaderen. Le Fauconnier houdt de vormen groot, een overblijfsel, gedeeltelijk, van zijn cubisme. Hij doet dit even goed in zijn bloemen als in zijn naakten. Tegenover de figuur van dezen schilder staan de tegenstanders het meest onwillig. Soms met recht, want er is een zekere overdrijving, en in de psyche (het sensueele, en het botte) en in de construc tie van zijn menschen, die kan hinderen. Andere keeren is dat echter niet het geval, en naar de goede keeren moet een talent in wording gekritiseerd z ij n. Le Fauconnier (zie zijn Tulpen in een kan, zijn kinderportret, zijn gladiolussen, zijn chiysanten, zijn camelia's, zijn naakt (No. 9) als expressie, zijn oud vrouwtje miiimmmiiiiiiimmiii geen nieuw bestaan toegerust, tot geen sterk besluit bij machte". Maar daar is Broere, die tot diepe ver ontwaardiging van de Van Wal's trouwt met zijn kranige, zorgvolle huishoudster, om de kinderen alweer. Een huishoudster... een mensch zonder opvoeding en dat tegen over zoo goed als volwassen kinderen. Ik had het nooit van Broere gedacht." Zoo plaatst ons dit boek voor allerlei problemen en we voelen dat wel eens wat te veel. Toch is h«t mooi intellectueel werk in den goeden zin. Men hoort er steeds den strijdenden en betoogenden geest der schrijfster door, maar er zit gloed en warmte in; er leeft een vaste, sterke overtuiging achter. Ik ben van huls uit redeneerderig", be weert een der heldinnen, die wel mee het meest de draagster is der ideeën, waar de schrijfster mee vervuld is. Deze diagnose past ook op haar. Maar over het algemeen redeneert ze gezellig, petillant en waar, voor zoover waarheid te vinden is. Van Eflck's Opgang is de schoone opbouw van een levensbegrip, een klimmen uit den individueelen wanhoopscultus tot een hooger levensplan, een stil mijmerend overzien van het ruimer leven der gemeenschap, het komen tot een algemeene levensgedachfe, waarin het individueele zich harmonisch oplost, in noodwendige onderworpenheid. Natuur en kunst, wflsgeerige tweespraak voeren den dichter telkens op naar deze wijde, lichte sferen. En de zon zonk lager, en langer werden de donkere schaduwen langs de aarde, maar de vloed van schittering wies aan over de vlakte en bedolf ons. Wij waren ons zelf niet meer, wij waren n met elkander en die eenheid had zich nu ganschelijk verloren in de oneindige verzaliging van het heelal. De grenzen van onszelf hadden zich opgelost in de zeetheid onzer ziel; een glans, hing het te ademen in de glans waar het langzaam in verging. Wij waren n droom in de droom der wereld, een vervuld verlangen dat zóó zijn UfrecMscho Schietschuitenvoer AMSTERDAM, SINGEL 273 TEL. IMTERC. 5181 H. Dagelijksche Motor dienst tusschen Amsterdam - Utrecht - Zeist - De Bilt - Huis ter Heide Bosch en Duin - Rijsenburg - Driebergen - Doorn enx* tegen rooden grond, zijn Kleopatra, zijn oude vrouw met een geel doekje, en zijn seringen (No. 2), is een schilder vol hard nekkigheid, met een gave, van de natuur hem klakkeloos gegeven, voor kleur, die zich ontwikkelt op regelmatige, en belo vende wijze, en die niet alleen belooft, maar gedeeltelijk reeds volbracht. MEVROUW DANIBLS-CHEVALIER, GERBRAND'S KUNSTHANDEL, UTRECHT Mevrouw Daniels schildert beesten, en teekent ze. Het schilderen moet ze nog leeren; met al de stoutmoedigheid van een beginneling daarmee bezig, en eveneens wild genoeg om wat ze maakt te durven laten zien, bewijst ze tegelijkertijd, dat nach vakkennis noch een hartstocht, groot genoeg om tot een persoonlijke openbaring te dwingen, haar eigen zijn. Een Pauw is hiervan het allerduidelQkst bewijs. Kon ze ook niets meer dan daar-ult blijkt, dat zou ik haar niet verder bespreken. Ik zou alleen, en weer eens, mijn verwondering moeten uitdrukken met welk gemak, en met welke groote woorden schilders en schilderessen voorbarig op de markt gegooid worden door handelaars, en door hen, die verkeerdelijk critici, dat is Schifters heeten. Maar er is iets beters op deze uitstalling te vinden dan de Pauw. Haar teekeningen, volstrekt geen wonderen en verre nog af van de zuiverre voortreffelijkheid, en ver nog verwijderd van de innige beschaving in T h. van H o y t e m a, zoo roerend levend, de teeke ningen zijn beter. Dat spreekt door de techniek van zelf. Deze is niet gecompli ceerd als de schilderkunst; er is niet het durende gevecht met de materie, totdat deze haar zwaarte verliest en glans wordt, of edele stof. In de teekeningen vindt ge dan een vrouw, wat stuursch >van gave, met soms een begrip voor den rijkdom van zwart-en-goud, en soms (maar wér niet zoo beschaafd-ironiseerend als van Hoytema) met het gevoel voor humor en voor 't leed van de menschelijke beesten (zie Doodverklaard, en wat daar van kwam). Ge vindt hier dus een begin geen daad volledig. DE BRANDING IN DEN HAAGSCHEN KUNBTKRING. De Branding vertoont een mengeling van allerlei tegenstrïjdigs. Er zijn talenten hier, en verwarden; schil ders, die zichzelf zoeken, en anderen, die verloren wat ze bezaten. Er zijn er, die van uit een kleiner persoonlijkheid zich ontwik kelen tot een phantaisie-rijker figuur, en anderen, die in vroeger tijd verwerkelijkt zien, wat zij nu willen bereiken. Er zijn ultra-modernen, heel en al scheep gegaan naar het onmogelijke en naar het ongewenschte, en er zijn zwakkelingen wier werken niet eens de buitenissigheid hebben van onnoodig krachtsvertoon. Dit alles is te saam de Branding. Ik betwist van geen enkele der schilders hier de overtuiging maar wat baat een verkeerde overtuiging bij weinig talent?... mitiiiimiitimmi onrust van voorheen vergeten had in de vrede van het heden, dat het als verlangen overwonnen was en als vervulling niet meer gevoeld kon worden." Zoo is in deze serene, in milde blankheid pralende prozagedichten telkens de treffende schoonheid van een antiek beeld of een lichtende fontein, de natuur, het leven zelf of zelfs de dood een prikkel tot hooger symbolisch begrip, voerend in een zielestaat van het zich n voelen met het oneindige. De achttienjarige dichter voelde zich oud als het hart der wereld", onmachtig tot menschenliefde, een doode omdragende in zich zelf. Sterk en klaar teekent de vol groeide de regeneratie, die Italiëvooral hem bracht. Als hij opklimt naar het kerkhof van San Miniato voelt hij, dat hij geen doode meer in zich omdraagt, kennend in zijn hart een levende liefde en zijne ziel een levende ziel. Menigmaal, en ook nu, niet blijde, bergt (hij) toch diep in (zich) de zware schat van het geluk". Hij komt tot de alomvattende liefde, het reine begrip der grootheid, der samenhoorigheid van het zijnde en werkende: Wat is het leven groot daar dat onstoffelijk gevoel uit mijn hart als een warme volle stroom naar het hare toestuwt, om haar heen zwalpt en Daar" de bergen reikt, wier hoogte hem niet weren kan als de wind van mijn ver langen hem doet zwellen tot over hun toppen, tot over de wereld l" Zoo tracht de dichter in zijn mannelijke rijpheid op te gaan tot een levensinzicht, op te bouwen een levensleer, die hem fiere rust schenkt en moed tot het leven: Zoo, niettegen staande de onmogelijkheid onzer ondeelbare eenheid zelve, winnen wij ons de wil tot leven, tot ons werk en onze wijsheid, tot ons blijzijn en ons lijden, op de alle holten der wereld vullende en tot de sterren op waarts brandende vloed onzer volheid." Er is een zuivere, blanke rijkdom van geluid, een zoete statigheid van klare beelden en schoone wijsheid in dit boek. Ten slotte een hulde aan de nu definitieve iiimmiiiiiiiimiimm Koninklijke Begeer Utrcchi Oen Hoogv *4r Kostbare en kleine geschenken m ?iimmiiiiiimiM iiiiiiiiiiiiiimiiiiimiiiMiiimiiiiiiimiimiMimiiimii Bleling, ik schreef het reeds eerder, is nog steeds op weg naar de eigen persoon lijkheid ; hij vertoont in de Branding" in vloeden van Vincent, maar zonder diens kleur noch moreele spanning. De Smet' s landschap met sneeuw is verwant met de vroege Vlamingen, al leidt eerst van deze waarheid een ietwat moedwillige verdeeling af. Colnot is een kleurrijke en kleurgevoelige, hij kan een .groot" stilleven schilderen (zie ook het Museum te Amsterdam). Richters is in den kameelenkop een beeldhouwer; Van Zeegen heeft kleur in een zonnebloem. Jan Slnyters en Le Fauconnier zonden niet nun strafste werk in, Van Doesburgh (i.e. Kupfer) mondrianlseert. Charley Toorop is altijd bar en met een dramatische heftig heid van kleur, Filarski lijkt op Colnot, Essers op de middeleeuwers: Dirk NI/land en L. Saalborn geven ook zwart en wit, waarin Saalborn op Duitsche manier een fijn spel zoekt, en N ij land geaccentueerd naar het materiaal, -meer phantaisie dan vroeger hem mogelijk was, laat zien. VAN DER VEN, BIJ REDDINGIUS EN STOKER, TE HILVERSUM. Het is niettegenstaand het citeeren van veel lovends, en niettegenstaande een goed gehumeurde inleiding, zeker, dat deze ten toonstelling door Van der Ven een zwakke is, en het jammerlijke moet er uit, geen vooruitgang bewijst, zelfs geen stilstand. De bloemen zoowel als het landschap vertoonen een romantische geaardheid. Maar wat ver toonen ze meer? Ik weet, dat ze vroeger op bescheiden en bedeesde manier een niet krachtig maar zedig schilder lieten zien, in wie de kleur wat van het Innerlijke mee gekregen had, en bij wie de vorm voldoende i zeker was, hoewel niet mér. Een onzer befaamde kunsthistorici en schilders, tuk op ontdekken, is toen aan het ontdekken ge weest, en na dat ontdekken op hol gegaan, hoewel dat feitelijk niet zeer wel past bij zijn burgerlijke deftigheid, mér beschroomd heid feitelijk dan distinctie, hoewel burger lijk. Hij ging op hol, en sleurde Van der Ven als reputatie mee. Ge vindt hiervan een be wijs in een der geciteerde plaatsen. Ik moet bekennen, dat ik deze ontdekking" niet gaarne op mijn geweten zou hebben na wat ik in Hilversum zag. Want hier zijn Van der Ven's bloemen haast alle troebel van kleur, en als schildering traag ; de vorm is zwaar en onzeker. In het landschap is dat hetzelfde; het is vaag eer dan droomerig en de stemming houdt niet lang stand voor een indringend bezien . . . Daarom : het is voor Van der Ven noodig zich te concentreeren, op nieuw zich zuiver te keeren tot zijn bedeesde zelf. PLASSCHAERT iiiimmiiiimiiiiiiiiiiiiiiiii Levensverzekering Maatschappij H A A R L E M" Wilsonsplein 11 DE VOORDEELIGSTE TARIEVEN mmiiiiimimiiimmiimmiiimiiiiimimi uitgave van Carmen", den derden druk in enkele jaren. Dit boek van het mysterie der vrouw, dit boek van fijne ontleding en scherpe karakterteekening, waaraan reeds verscheidene stu dies gewijd zijn, zou meer dan mijn vijf kolommetjes eisenen als ik wilde trachten er de volle beteekenis van vast te stellen en mijn bewondering ervoor uit te spreken. De heldin moge al dan niet een echte Carmen zijn, levens-en lief desartieste, beurte lings wreed als een kat en trouw als een hond, Carmen, met aanhalingsteekens dan maar, neemt voorgoed een belangrijke plaats in in de rij der werken van De Meester. Ik 'had nog geen gelegenheid tot een volledige vergelijking van deze definitieve uitgave met de eerste, maar oppervlakkig reeds lijkt ze mij wel een nadere studie waard. Uit hoofdstuk XV en XVI van het derde boek verdwenen o.a. een paar brokken en er kwam een nieuw slot. De scène waarbij oom Alex de tasch met brieven van Lex vindt in het Zutfensch Boschje," wordt daar een pijnlijke droom van Henk. Hoe vreemd was het toch met droomen gesteld, daar mijn geest in den slaap Oom Alex had gevonden als aangewezen brekespel! Er was eigenaardig wrang zielsgenot in, door te gaan op die vondst van den slaap en Oom te zien naderen, daar in den mist, den denker" in het zwart met flambard ver neveld tot inkwisjteursgestalte: de Religie zich dringende vóór het Geluk"... Het motorongeluk gebeurt niet met Kieboom zelf maar met een ander en bat ge rucht ervan schokt bij Lex en Henk beiden weer fel de ouder-instincten wakker. Om de kinderen" ook hier. De vrouw wil zich veroverd weten, over wonnen, overheerscht. Zij wil een man tegen over zich, zóó sterk, dat zij zich moet onderwerpen, uit een kracht, die ze boven zich voelt, actief, waartegen zij niets kan beginnen. Haar diepste wezen wil niet zelf. Zij doet zelfstandig ten aanzien van mannen, zoolang ze den man niet gevonden heeft, dat is degene die is haar meester: Dan pas vindt ze haar rust in hém, hij wordt haar geweten, haar voelen en denken. Zijn invloed ontwikkelt vervormend haar ziel, zooals zijn paringsdaad haar lichaam." Tot dien hoogen moed was Henk niet gekomen, die onweerstaanbare geheimzin nige macht, waarnaar Lex hunkert, was van hem niet uitgegaan. Als bijlage te overgedrukt uit de Amster dammer de gedachtenwissellng tusschen een levende" Carmen, van het hemelsche ge slacht" en De Meester, den schepper der vrouw die bQ al haar fierheid, baar grillige dartelheid en nukkigheid tast en zoekt naar vastheid en steun voor haar geestelijk willen, naar de hooge machtige liefde die haar draagt boven alle maatschappelijke leegheid en leugen. PRINSEN JLz,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl