De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 19 oktober pagina 2

19 oktober 1918 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 19 Oct. '18. No. 2156 r1 * f: de Jeugd van het hulsgezin en'dlt'der buurt, zoodat op den dag der executie Jong en oa»'Mt 4e buurt aanwezig was, om de voltrekking van het vonnis ofl te wonen. *? Erg opbeurend voor de ontwikkeling der Jeugd waren dergelijke tooneelen niet, aller minst waren ze in staat een groot en beter gevoel voor het dier te kweeken, maar dat ligt eenmaal In den aard van den mensen en opmerkingen onder bet slachtbedrflf van allerlei aard, met kwinkslagen gekruid waren dan ook geen zeldzaamheid. Hoe harder het slachtoffer zich verzette en streed tegen den naderenden dood, des te aantrekkelijker was voor hun de vertooning. Meestal was het een teleurstelling, wanneer het dier zonder veel tegenspartelen, (hetgeen meestal zijn oorzaak vindt in den goedaangebrachten voorhoofdslag ter bedwelming ea het juiste treffen der halsbloedvaten en hart), den geest gaf. Men kan dit spijtgevoel het best ver? gelijken met hetgeen men waarneemt bij sommige menschen, die, naar een brand -snellen, teleurgesteld worden, wanneer deze reeds gebluscht is. Gedurende de verbloeding wordt het uitstroomende bloed opgevangen en zooals men het noemt geklopt" of geroerd". Deze bewerking vindt haar oorzaak in een . bijzondere eigenschap om bet bloed, dat n.l. stolt nadat het uit het levende lichaam is gevloeid; deze stolling nu is te voorkomen door aan het bloed een der samenstellende deelen te onttrekken n.l. de vezelstof = ibrine. Door kloppen der vloeistof, met een glazen staaf of houten, evenals men een eiwit tot schuim slaat, stolt de vezelstof en laat een dunne, niet stellenden roodgele I Maag, II Dat men hangend aan het darmscheil, III Endeldarm, daarnaast de pisblaas, IV Tong vloeistof over, die onder de worsten enz. kon worden verwerkt. Is de dood ingetreden, hetgeen de slager constateert door het oog aan te raken; volgt geea knippen der oog leden, dan is de dood Ingetreden. Anderen gieten een scheut kokend water over hem heen, en volgt er geen reactie door trekken der ledematen of anderszins, dan is de tijd gekomen voor het tweede bedrijf n.l. het broeien. Door het overgieten met kokend water, gepaard met het schrobben met een trechtervormig mes, worden de borstels verwijderd, waarmede heel het dier dadelijk een heel ander, meer smakelijk uiterlijk krijgt. Vooral de minder zindclQk gehouden varkens, ondergaan daarmede eene heele gedaanteverwisseling,wanneereenige emmers water eene riaspoellng hebben verricht. Ook de hoornige klauwtjes worden met een forschen ruk verwijderd; daarmede is het varken gereed om op een ladder te worden opge hangen; men spreidt de achterbeenen uit elkander en spant ze met een daartoe in gericht dwarshout en hangt zoo heel het cadaver op een ladder. Eenmaal bevestigd, plaatst men deze op eene tochtige plaats, liefst bulten de zon, waarna de uitneming der ingewaaden volgt. Een overlangsche niiiiiiiiiiiiiiiiiinn IIIIHIII IIIIIMIIIIIMIIIIIIIIIIIIIII iiniiiii H. BERSSENBRUGGE, POMTMITrOTOORAAF ZEESTRAAT 65, uit) Puorim Mufe DEN HAAQ. - Tel. 1538. flIlMllllltltllllllIlltlllllllllllllllllllllltlinilHllllillllllllllMIllMIIIIIIHIHIl WERKELIJKHEIDSDROOM DOOR MARIE SCHMITZ Der Schmerz allein ist reell. (SCHOPENHAUER) Toen hij naar huis ging lagen de natte straten al schemeromfloerst, alsof het avond was. Toch was nauwelijks de middag voorbij. In een enkelen winkel brandde al licht, dat rossig uitstroomde over de modder. Maar de meeste huizen lagen nog in donker. Hij ging haastig, kouwelijk gedoken in zijn jas, onder zijn spoedende voeten was het geplets van de kleffe slik en om zijn onbeschermd gezicht de klamheid van den waaienden motregen. Herfstelijke kilte doorhulverde zijn innerlijk. De diepe mistroostigheid warend over de dingen, was als gevloeid uit zijn eigen ziel en deed hem het wezen der wereld zijn, zooals het was. Als een elndelooze last woog hem het besef der dingen.,Zijn ziel was doorschroeid van een brandende hunkering naar wat geen naam had en geen vorm, nauwelijks duiding zelfs in zQn gedachten. Toch zocht zQn dwalend en begeerig denken immer naar een verbeelding van dat, waarnaar het reikte, en koesterde en koosde dan het gevonden beeld als een symbool van dat onuitgesprokene, onbenaderbare. Zoo vond soms, op een dag als deze, zijn wezen troost in de ?treelende verbeelding van een vertoeven in de diep-verloren rust van een weidsch snede opent buik en borstholte; dat is een gewichtig moment in heel de bewerking, want men krijgt spoedig een overzicht van de dikte van de buikspeklaag en de hoeveelheid vet, die het dlerJn zijn buik holte heeft verzameld, voornamelijk in de z.g. vetdepöts waartoe behooren nieren, darmscheil en onderhuid. I Poot, II Hiel of hak, III Ham, IV Buikriem, V Lendenstuk, VI VII IX Rug, VIII z.g. Vliezenvet De darmen worden meestal opgeborgen in een wan en zoolang mogelijk warm ge houden om de vetstolling tegen te gaan. Eerst na verwijdering der buikingewanden komen de borstingewanden aan de beurt. Daarna volgen de gewone wasschingen der buik en borstholte, van de borstinge wanden, terwijl de buikingewanden op een warme plaats worden ondergebracht, ten einde het afpellen van het vet te vergemakkelQken. De darmen worden daarbij terzijde gelegd om later eene afzonderlijke reiniging te ondergaan. In omgedraaiden toe stand worden ze met een bot mes ontslijmd en verder geschikt gemaakt om in verschen of gedroogden toestand te dienen ter worstvulling. De andere ingewanden van borst en buikholte worden verzameld o. a. long, lever, hart, tong enz., om na onderscheiden bewerkingen te dienen als materiaal voor worstenbereiding; ook vinden de kleinere vleesch-vetafvallen langs dezen weg hunne eindbestemming, zulks met of zonder meel of bloedtoevoeging; het kruiden geschiedt in verschillenden vorm naar gelang de landstreek, vandaar dat ook hier geldt 's lands wijs 's lands eer". Zoodoende koaien tot ons uit het buitenland Frank furter knakworst", Brunswijksche en Italiaansche leverworst", Salami en honderden anderen. Het is wel jammer dat ze geen fabrieksmerken hebben o. a. Made in Germany". De ingewanden der borst- en buik holte worden meestal gekookt verwerkt tot hoofdkaas, worsten enz. En nu het vleesch t... Wanneer de lijf stijfheid is in getreden, hetgeen in de koude maanden spoediger geschiedt dan in de zomermaan den, volgt de verdeeling in vóór- en achter hammen, pooten voor de soep (erwtensoep met varkenspooten gelukkige gedachtenis!!) spek, carbonaden, buikriem en meerdere onderdeelen. Deze vinden hun weg naar de zouterQ, rookinrichtlng, pekelvat enz., terwijl ook gedeelten versch gebruikt worden. Op het .gebied van rooken der toebereide waren hebben sommige inrichtingen eene zekere beroemdheid gekregen. Algemeen is het bekend, dat harsen- en terpentQnhoudend hout voor deze bewerking niet geschikt zijn, omdat ze aan het vleesch een bijzon deren bijsmaak geven die onaangenaam is. Een zekere beroemdheid als zeer geschikt, wist zich de jeneverbessenstruik te ver werven, die behalve groote houdbaarheid het vleesch een lekkere smaak geeft. In Limburg wordt deze heideplant daarvoor soms verzameld en naar elders vervoerd. Daarmede is de varkensslacht grootendeels uit de voeten; we hopen op de verdere bewerking nog eens terug te komen. Roermond F. A. L. B E E L Illllllll JlllllllMIIHIIIIIIIIHItlllilllllMIIMIIIMIIIlmlIHIIMMIIIIIIIIIIHlmll en schoon vertrek. Hij was er alleen. Om hem was de koestering van weelde, warmte, schoonheid, de harmonische samenstemming van het hem omringende met zijn eigen wezen. Door hooge vensters schouwde hij in herfstlijken tuin, waar in roerlooze grijs heid de boomen vernevelden, waar de starre kilte hing van stervend leven. Maar bier bleef hijzelf onaantastelQk gedoken in zijn dlrp-vredige behagelQkheid. Maar niet blijvend kon noch mocht deze verbeelding zijn. IJzig-sterk was de greep van de werkelijkheid, die hem omving. Dan hervond hQ zich in de kille leelQkhetd van een hol kantoorvertrek, om hem grijnsden de zinlooze dingen, onder zijn handen waren zijn boeken vol ziellooze cijfers en aan zijn hunkerend kouwelijk lijf waren zijn goedkoepe kleeren van een leelijkheid, die durend hinderde. Als een jouwende bespotting was de tegenstelling. HQ haatte zijn bestaan, zooals de machtelooze haat. wat hij niet kan buigen naar zijn wil. Geketend voelde hij zich gaan in de slavernij van het leelijke en het kleine. De vale sleur der dagen sleepte eindeloos, eindeloos... waar was de dag, die opblonk met kleur van immer verwachte heerlijkheid, waar was het genot voor zijn hunkerend lijf, waar was de durende blijdschap, waar zijn ziel naar dorstte ? HQ leed geen gebrek, hQ kwam niets te kort, toch was zijn leven een eindeloos ontberen, want hQ dierf het allernoodigste: de zielevreugde, die alle dingen levend maakt. Vaak was zoo fel in hem de hunkering naar het betere, was zoo heftig zQn opstan dige wrok tegen de sleur van ledigheid, die zijn leven was, dat sterker nog dan de weer zin en het verlangen in hem opleefde het besef, dat deze gehate werkelijkheid niet was de werkelijkheid, maar slechts een zelf bedrog, een droom, een waan. Soms groeide dit besef tot een zekerheid, die hem vreemd N.V. PAERELS Meubileering M". COMPLETE MEUBILEERING BETIMMERINGEN : Rtkin 128 Telef. 4541 N DE PSYCHOLOGIE VAN DEN SOLDAAT TE VELDE *) door dr. PAUL MÜTJ.ER HELJMER I. De soldaat en de dagbladcorrespon dent. II. Naoh Paris - a Berlin! III. Manpower en enkeling. IV. De invloed der loopgraven. V. Het ver langen naar het vaderland. VI. On les aura - Wir halten duren! VII. De oorlogspsychose een ziekte der thuisgeblevenen. VIII. De vorming, van de soldaten tot NachKriegMenschen." I. Zooals de klassieke strijder Achilles in Homerus, zoo heeft de soldaat uit den huidigen wereldoorlog in den oorlogscorres pondent den verkondiger zijner deugden gevonden. Ongetwijfeld zou Achilles, wan neer hij hem, nog gehoord had, zich door dop metrisch rollenden heldenzang van den Griekschen dichter evenzeer gegeneerd heb ban gevoeld, als bij den Feldgraue" of bij den Poilu"net lof brengend artikel van zijn modernen Homerus, den heer dagblad correspondent, een gevoel van wrevel, ja van afkeer teweegbrengt. Dat is het, wat steeds weder bij den soldaat te velde, bij de eenvoudigste en meer gecompliceerde naturen, aangetroffen wordt. Waaraan ligt dat? De soldaat zal het zelf niet kunnen verklaren, waarom hem de wonderschoone en menigmaal zelfs waar heidsgetrouwe schilderingen van den slag in het geheel maar niet willen bevallen. Opgemerkt worde, dat ik in het geheel niets tegen het uitoefenen van het beroep der oorlogsverslaggevers heb. Zij zijn een noodzakelijkheid en hunne manier van schrijven is eveneens een noodzakelijkheid, want zij schrijven immers niet voor de soldaten, maar voor de menschen in Londen, Berlijn en Parijs, voor wie zij de goede eigenschappen en daden van het eigen leger schilderen willen. Zij spelen den praeconem virtutis. Maar door de beschrijving van de jlinkheid van den soldaat, verliezen zij het overzicht over diens gansene persoonlijkheid. Zij zien en beschrijven slechts het voort schrijden der wijzers op de wijzerplaat van het oorlogsuurwerk. En hoe schitterender zij het doen, des te meer ondervindt de man in het veld, hoezeer het eeuwig mono ') Wagena plaatsgebrek kon dit artikel geen plaats vinden in de extra-bijlage »0nze Weermacht", waar voor het bestemd was. IIIIIIMIIIItllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll DE TENTOONSTELLING VAN SCHILDERIJEN DOOR G. H. GRAUSS IN ONZE KUNSTZAAL (3E ETAGE) IS TOT 2 NOVEMBER DAGE LIJKS VAN 10 TOT 5 UUR VOOR BELANGSTELLENDEN KOSTELOOS TOEGANKELIJK DE DIRECTIE DER N. V. MAG. DE BIJENKORF IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1MIII overweldigde. Het kon toch ook niet mogelijk zijn, dat hij, wiens ziel het schoone liefhad met een liefde, die smart werd in ontbering, in waarlijkheid doorleefde zulk een nutte loos bestaan, dat door geen vreugde of schoonheid werd doorglansd! Het moest een begoocheling zijn, die hem bevangen hield, een martelende droom, waarin hij voor een groot deel had verloren de herinne ring aan wat zijn werkelijk leven was. Want hoe kon zoo smartelijk hevig zijn verlangen zijn naar dat verre, nooit genoemde geluk, wanneer hij het niet eenmaal had gekend en bezeten? O, hQ zou ont waken, toch wel eens, toch wel spoedig moest het komen! Hij zou toch niet voor im mer verbannen blijven uit wat het zijne was? Hij zou ontwaken en zijn zelf hervinden in dat eigenlijk bestaan en dit in pijn door leefde, het zou vervagen als een droom. Maar meestal viel deze hooggespannen zekerheid van hem af en liet hem hulpeloos en eenzaam in de kilheid der gehate dingen. Ach, wat dacht hij van zichzelf? Hij was een zooals velen. Een, die sloven moet in een lam baantje, die geen gebrek heeft maar ook geen pretjes, die op lompe schoenen loopt en in goedkoope kleeren, die het be roerd vind als het weer Maandag is en dan de dagen aftelt naar den Zondag toe en die den leegen Zondag vervloekt, omdat hij tèch geen vreugde brengt en die iederen morgen weer met moede oogen opstaart tegen den nieuwen dag. Dit alles was toch waarlijk niets nieuws en niets bizonders. Waarom dan toch kwam het hem zoo absurd voor, dat hij, hQ een van die velen was, die zoo het leven leefden? Dezen avond, terwijl hQ ging door de neerzijgende herfstverlatenheid,was heel zijn ziel volgestroomd van de allerdiepste mismoedigheid. Maar ook was er dat andere, het besef van de onwerkelijkheid der werke lijkheid. Het was er scherper en levender toon arbeidende raderwerk, achter de wijzer plaat, aan den man van de pen verborgen gebleven is. De berichtgever is geen vleeach van hun vleesch, geen bloed van hun bloed. Hij ziet met zijne oogen, die slechts de oppervlakte, maar niet het leven zei/ ver mogen te zien. Hij beschrijft als typisch wat een uitzondering is, namelijk de gevechts handeling. Hij marcheert niet met de soldaten dag aan dag een eindeloozen marsch mede. Hij sleept niet dag aan dag een zak cement, hout en ijzer met zich voort voor den bouw van een onderstand. Hij heeft niet medegeleefd, hoe in de loopgraven de dagen tot weken, de weken tot maanden, de maanden tot jaren werden. De verslaggever beschrijft een gevecht als een geweldige gebeurtenis. Hij moge van zijn standpunt gelijk hebben. Maar voor den soldaat is de uitbarsting van dit ge vecht wellicht een verlichtend oogenblik geweest tusschen twee onverdragelijk lang geworden perioden van het eenvoudige, maar veel zwaardere afwachten, waarover de dagbladcorrespondent in het geheel niets wist te schrijven. Voor den heer verslaggever is het neervallen van een granaat in zijn nabijheid iets, wat hij als een merkwaardig heid beschrijft, voor den soldaat is het een dagelijks voorkomend feit, hetwelk niets beteekent tegenover het zenuwmoordend verblijf in de loopgraven. Onbewust en in stinctief juist voelt de soldaat het, dat deze heeren, die zulke schoone dingen over hem schrijven, hem in werkelijkheid gansch niet kennen en begrijpen; dat voor den oorlogs journalist juist het geheele eigenlijke leven van den soldaat een boek met zeven sloten gebleven is. Des te grootere waardeering verdient het, wanneer de redactie van een neutraal tijd schrift het verzuimde erkend heeft, en hare lezer over de psychologie van den soldaat te velde wenscht in te lichten. * * II. De Duitsche soidaat van het jaar 1914 heeft met den Franschen soldaat van het jaar 1914 en de Duitsche soldaat van het jaar 1918 heeft met den Franschen soldaat van het jaar 1918 grootere psychologische overeenkomst dan de Duitsche soldaat van het jaar 1914 met den Duitschen soldaat van het jaar 1918 of de Fransche soldaat van het jaar 1914 met den Franschen soldaat van het jaar 1918. Een vergelijking met den Engelschen en Kussischen soldaat laat ik achterwege, wijl in Engeland eerst later een volksleger gevormd werd en mij uit Rusland de gegevens ontbreken, of de Moejiks zich wel eenige, al zij het dan valsche voorstelling gevormd hebben van de beweegredenen tot den oorlog. Anderzijds is juist tusschen den Duitschen en Franschen soldaat de vergelijking der psychologische ontwikkeling bijzonder goed door te voeren. Beiden verkeerden in het goed geloof hun bedreigd vaderland door een opgedrongen verdedigingsoorlog van den ondergang te moeten redden. Of en in hoeverre deze onder stelling gerechtvaardigd was, behoort niet in het raam van dit artikel. Het zij hier voldoende het feit te comstateeren, dat in beide volken in de Augustusdagen een extase van zuivere vaderlandsliefde oplaaide. Het wapendragend deel der bevolking trok in Duitschland zoowel als in Frankrijk uit, gedragen door eenzelfden geestdrift en offer vaardigheid en bezield nret dezelfden wil om te overwinnen. De goederenwagens, welke de gemobiliseerden naar het opmarschgebied brachten, droegen hetzelfde opschrift: 40 Mann oder 8 Pferde - 40 hommes ou 8 chevaux". En daarnaast plaatste, gehoor zamend aan denzelfden innerlijken aandrang, de hand van den veldgrijze of den poilu met onbeholpen krijtstrepen het eindoel van den tocht: Nach Paris", de Duitsche en a Berlin" de Fransche. Berlijn, Parijs, dat waren de verre doelpunten van den soldaat, tijdens den spoortocht naar de verzamelplaats van zijn leger, in den oorlog. III. Toen kwam de eigenlijke oorlogs toestand. Daar kent de soldaat geen tastbaar doel. kan het ook niet weten. Hij marcheert den eenen dag na den anderen, in het duister of bij daglicht, in zonnebrand of in regen. Hij komt ook in gevecht. Maar hij weet zelden of hij aan een schermutseling of wel aan een beslissenden slag deelneemt. En dan wordt weer verder gemarcheerd. Waarheen, hoever, dat weet de soldaat niet. Hij begrijpt, dat hij slechts een zand korrel uitmaakt van datgene, wat door de moderne Engelsche militairen manpower" genoemd werd. De gewillige indeeling onder een leiding, welker wegen en doel punten hij niet tot op nen dag kent, is voor den soldaat in die dagen van den werkelijken dan ooit. Fel-bijtend vrat het zich in zijn wezen, doordrenkte het, werd n ermee. Het hitste zijn ziel tot een steigerende op standigheid, het werd hem als trachtte hij te vliegen zonder vleugels, toch wetend, dat hij vliegen kon, als wist hij zich gekerkerd o, dun was slechts de muur, die hem van de vrijheid scheidde, hij hoorde de bruising van het leven en speurde hij niet het licht door een kleine spleet? maar onmacht bleek zijn willen en zijn worstelen, de muren weken niet. Op de nauwe trap naar zijn kamer schemer de een vaag licht, dat van de straat kwam, maar het portaaltje lag in volkomen duister. Hij sjoot de oogen, maar of hij ze sloot of opende, het bleef volmaakt hetzelfde, hij bespeurde niets. In het huis was geen geluid, de verlaten straat lag beneden geruchtloos. Hij voelde de werkelijkheid van zich af glijden. En hij zegde zichzelf, dat hij nu niet meer wist wie of waar hQ was, het tenminste niet behoefde te weten. Het viel niet te controleeren, iedere maatstaf ont brak. Toen de opgedrongen onzekerheid beklemmend werd strekte hQ in aarzelende tasting de handen uit. Zijn vingers raakten de klamme muren, hun kilte langzaam doorrilde hem. Toen wist hij alles weer met feillooze zekerheid. Op zijn kamer waar de doode grijze avond lucht achter het raamvierkant stond uitge spannen en kilheid hem overhuivcrde, her vond hQ zichzelf geheel. Hij stak het gaslicht aan en liet haastig het witte rolgordijn zakken, zoodat het raam nu een griezelig lichtkeschenen vlak werd in den muur. Op de tafel, waarover een zeiltje blikachtig koud blonk onder de gaslamp, had de juffrouw zijn avondboterham en thee klaargezet. Maar zijzelf was blijkbaar uitgegaan en de thee stond half-koud boven een dood lichtje. In zijn rieten leunstoel zette hij zich en at. Zijn IQf was zwaar van moedeloozen HET HUIDIGE HUURCONTRACT Vader had al vele weken Naar een ander huis gezocht, Maar het scheen dat at zijn pogen Hem achwee, niet baten mocht. Honderd vijftig lieve guldens Bood hij als belooning aan, Nergens kon hij iets ontdekken Alles leek vergeefs gedaan. Eindelijk vond hij een huisje Dat hij haastig had gehuurd Waar de huisbaas onder woonde, Ergens in een achterbuurt Met zijn hoedje in zijn handen. Sprak hij met dien eigenaar Na een poosje redeneeren, Waren de contracten klaar Streng was overeengekomen : Nimmer zingen of gegalm En wanneer dat toch gebeurde Hoogstens 's avonds 'n psalm. Visch mocht niet gebakken worden Want dat rook meneer te sterk, Verder moesten Zondags allen Naar de Protestansche Kerk. Alles strikt contant betalen Geen kwitanties aan de deur, Geen loges en geen visites Geen gebel en geen gezeur. Geen besmettelijke ziekten Nooit een pretje of partij, En vooral geen zuigelingen Nimmer kinderengeschrei. Klokken die luidruchtig sloegen Moesten worden stil gezet, Geen gemompel en gestommel Iedereen op tijd naar bedt Dat er 's avonds over elven Niemand meer op schoenen liep, En dat 's nachts in diepe stilte Het gezin geluidloos sliep. Alles moest maar onderteekend In het eigenaars-belang, Maar de huurder mocht niets vragen Zelfs niet eens een nieuw behang. ]. H. SPEENHOFF IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIII1I Nederl. Munt Holland* moomt govrlldo Slgaa* llllltlllllIIIMIItlllllllllllllllllllMI MllllltllllllllltlMllllllllllllllllllllll bewegingsoorlog een dikwerf geleerde les geweest. Dat getroost er maar op los marcheeren, zonder zich om doel en lot te bekommeren, met andere woorden het ver trouwen van den soldaat «p zijne leiding, hetwelk het vertrouwen der leiding op den soldaten moet aanvullen, heeft zich in den bewegingsoorlog als een psychologisch moment doen kennen, over de waarde waarvan door de dagbladpers mijns inziens veel te oppervlakkig is heen gegleden. IV. De oorlog in vaste stellingen, de loopgravenoorlog, die in den herfst 1914 aangevangen, nu reeds het vierdejaar geduurd heeft, begon spoedig op bepaalde wijze op het leven en de denkwijze van den soldaat in te werken. In de plaats van den marsch en den openlijken strijd trad de blijvende eentonigheid van het ondergrondsche leven inloopgraven-onderstanden en het monotone beschoten worden met artillerievuur. De eigen activiteit hield op, veranderde in een schier zuiver afwachten. Daarbij kwam de beperking in de beweging in .het gedeelte der loopgraaf en de begrenzing van den gezichtskring op de snel in een woesteu oertoestand terugzin kende strepen natuur. Vele kilometers ver zijn de toegangswegen tot de stelling en eveneens het land tusschen de vijandelijke loopgraven, het Niemands land", tot een verwilderde eeuwig verlaten woestenij geworden. In deze strooken lands zijn neergezet: de voor van de loepgraaf, de molshoop van den ingang tot den onderstand, de draadversperringen en overal gelijk maankraters de opgeworpenranden der granaattrechters. Het vallen van den nacht is kenbaar aan de langzaam neerIIIIIIIH Illlll IIMIMIIlmlIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIII weerzin en opstandigen wrok en met een rilling van afkeer staarde hij den leegen avond in. Neen, er was niets, niets, hij kon niets doen om de vale uren te kleuren met blQder glans. Waartoe zou het dienen, het bleef al nutteloos, water in een put zonder bodem! Want sterk was In hem het besef: niet uit dit, wat was, kon ooit groeien het betere door een langzaam geleidelfkestQging, door moeizaam verworven schamele winsten, neen het betere was het andere, het was de keerzijde van dit, en als het eenmaal kwam, dan zou het zijn onverwacht en plotseling, zooals het ontwaken volgt den droom. Daarom was alle bouwen op, alle knutselen aan het bestaande een dwaasheid en verkeerd. Toen hij de grauwe avonduren als lang zame schimmen had zien voorbQschulfelen was van al het woelend drijven In zQn wezen niet meer gebleven dan het diep verlangen naar vergeten-in-rust. Op zijn smalle bed in het nauwe alcoof je, vanwaar hQ door het nu weer leeg-opene raamvierkant In de bleeke nachtdonkerfe zag, Jag hij starend. Kr was nu niets meer in hem dan een diep-deemoedig zich ver laten weten, zooals een schuldig kind voelt, dat, in het donker opgesloten, de anderen weet in vroolQkheid bQeen in warme lamplichte kamer. Brandend welden de tranen in zijn oogen om dit smartelijk besef van uitgesloten-zijn. Totdat duisternis zijn geest kwam overhuiven en hij wegzonk in het niets. Buiten de ramen stond de morgen. Hij stond er groot en heerlijk en de straling van zijn wezen gloeide door de gesloten rozeroode gordijnen heen. Een zoete zinging van kleur aaide over de dingen in de kamer. Dit was het, dat zQn oogen had doen opengaan. Nu lag hQ stil en staarde naar den dag. Van een zoete dankbare rust vloeide

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl