Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
19 Oct. '18. No. 2156
r1
*
f:
de Jeugd van het hulsgezin en'dlt'der buurt,
zoodat op den dag der executie Jong en
oa»'Mt 4e buurt aanwezig was, om de
voltrekking van het vonnis ofl te wonen.
*? Erg opbeurend voor de ontwikkeling der
Jeugd waren dergelijke tooneelen niet, aller
minst waren ze in staat een groot en beter
gevoel voor het dier te kweeken, maar dat ligt
eenmaal In den aard van den mensen en
opmerkingen onder bet slachtbedrflf van
allerlei aard, met kwinkslagen gekruid waren
dan ook geen zeldzaamheid. Hoe harder het
slachtoffer zich verzette en streed tegen den
naderenden dood, des te aantrekkelijker was
voor hun de vertooning. Meestal was het
een teleurstelling, wanneer het dier zonder
veel tegenspartelen, (hetgeen meestal zijn
oorzaak vindt in den goedaangebrachten
voorhoofdslag ter bedwelming ea het juiste
treffen der halsbloedvaten en hart), den geest
gaf. Men kan dit spijtgevoel het best
ver? gelijken met hetgeen men waarneemt bij
sommige menschen, die, naar een brand
-snellen, teleurgesteld worden, wanneer deze
reeds gebluscht is.
Gedurende de verbloeding wordt het
uitstroomende bloed opgevangen en zooals
men het noemt geklopt" of geroerd".
Deze bewerking vindt haar oorzaak in een
. bijzondere eigenschap om bet bloed, dat n.l.
stolt nadat het uit het levende lichaam is
gevloeid; deze stolling nu is te voorkomen
door aan het bloed een der samenstellende
deelen te onttrekken n.l. de vezelstof =
ibrine. Door kloppen der vloeistof, met een
glazen staaf of houten, evenals men een
eiwit tot schuim slaat, stolt de vezelstof en
laat een dunne, niet stellenden roodgele
I Maag, II Dat men hangend aan het
darmscheil, III Endeldarm, daarnaast de
pisblaas, IV Tong
vloeistof over, die onder de worsten enz.
kon worden verwerkt. Is de dood ingetreden,
hetgeen de slager constateert door het oog
aan te raken; volgt geea knippen der oog
leden, dan is de dood Ingetreden. Anderen
gieten een scheut kokend water over hem
heen, en volgt er geen reactie door trekken
der ledematen of anderszins, dan is de tijd
gekomen voor het tweede bedrijf n.l. het
broeien. Door het overgieten met kokend
water, gepaard met het schrobben met een
trechtervormig mes, worden de borstels
verwijderd, waarmede heel het dier dadelijk
een heel ander, meer smakelijk uiterlijk
krijgt. Vooral de minder zindclQk gehouden
varkens, ondergaan daarmede eene heele
gedaanteverwisseling,wanneereenige emmers
water eene riaspoellng hebben verricht. Ook de
hoornige klauwtjes worden met een forschen
ruk verwijderd; daarmede is het varken
gereed om op een ladder te worden opge
hangen; men spreidt de achterbeenen uit
elkander en spant ze met een daartoe in
gericht dwarshout en hangt zoo heel het
cadaver op een ladder. Eenmaal bevestigd,
plaatst men deze op eene tochtige plaats,
liefst bulten de zon, waarna de uitneming
der ingewaaden volgt. Een overlangsche
niiiiiiiiiiiiiiiiiinn IIIIHIII IIIIIMIIIIIMIIIIIIIIIIIIIII iiniiiii
H. BERSSENBRUGGE,
POMTMITrOTOORAAF
ZEESTRAAT 65, uit) Puorim Mufe
DEN HAAQ. - Tel. 1538.
flIlMllllltltllllllIlltlllllllllllllllllllllltlinilHllllillllllllllMIllMIIIIIIHIHIl
WERKELIJKHEIDSDROOM
DOOR
MARIE SCHMITZ
Der Schmerz allein ist reell.
(SCHOPENHAUER)
Toen hij naar huis ging lagen de natte
straten al schemeromfloerst, alsof het avond
was. Toch was nauwelijks de middag voorbij.
In een enkelen winkel brandde al licht, dat
rossig uitstroomde over de modder. Maar
de meeste huizen lagen nog in donker. Hij
ging haastig, kouwelijk gedoken in zijn jas,
onder zijn spoedende voeten was het geplets
van de kleffe slik en om zijn onbeschermd
gezicht de klamheid van den waaienden
motregen. Herfstelijke kilte doorhulverde
zijn innerlijk. De diepe mistroostigheid warend
over de dingen, was als gevloeid uit zijn
eigen ziel en deed hem het wezen der wereld
zijn, zooals het was.
Als een elndelooze last woog hem het
besef der dingen.,Zijn ziel was doorschroeid
van een brandende hunkering naar wat geen
naam had en geen vorm, nauwelijks duiding
zelfs in zQn gedachten. Toch zocht zQn
dwalend en begeerig denken immer naar
een verbeelding van dat, waarnaar het reikte,
en koesterde en koosde dan het gevonden
beeld als een symbool van dat
onuitgesprokene, onbenaderbare. Zoo vond soms, op
een dag als deze, zijn wezen troost in de
?treelende verbeelding van een vertoeven
in de diep-verloren rust van een weidsch
snede opent buik en borstholte; dat is een
gewichtig moment in heel de bewerking,
want men krijgt spoedig een overzicht
van de dikte van de buikspeklaag en de
hoeveelheid vet, die het dlerJn zijn buik
holte heeft verzameld, voornamelijk in de
z.g. vetdepöts waartoe behooren nieren,
darmscheil en onderhuid.
I Poot, II Hiel of hak, III Ham, IV
Buikriem, V Lendenstuk, VI VII IX Rug,
VIII z.g. Vliezenvet
De darmen worden meestal opgeborgen
in een wan en zoolang mogelijk warm ge
houden om de vetstolling tegen te gaan.
Eerst na verwijdering der buikingewanden
komen de borstingewanden aan de beurt.
Daarna volgen de gewone wasschingen
der buik en borstholte, van de borstinge
wanden, terwijl de buikingewanden op een
warme plaats worden ondergebracht, ten
einde het afpellen van het vet te
vergemakkelQken. De darmen worden daarbij
terzijde gelegd om later eene afzonderlijke
reiniging te ondergaan. In omgedraaiden toe
stand worden ze met een bot mes ontslijmd
en verder geschikt gemaakt om in verschen
of gedroogden toestand te dienen ter
worstvulling. De andere ingewanden van borst
en buikholte worden verzameld o. a. long,
lever, hart, tong enz., om na onderscheiden
bewerkingen te dienen als materiaal voor
worstenbereiding; ook vinden de kleinere
vleesch-vetafvallen langs dezen weg hunne
eindbestemming, zulks met of zonder meel
of bloedtoevoeging; het kruiden geschiedt
in verschillenden vorm naar gelang de
landstreek, vandaar dat ook hier geldt
's lands wijs 's lands eer". Zoodoende
koaien tot ons uit het buitenland Frank
furter knakworst", Brunswijksche en
Italiaansche leverworst", Salami en honderden
anderen. Het is wel jammer dat ze geen
fabrieksmerken hebben o. a. Made in
Germany". De ingewanden der borst- en buik
holte worden meestal gekookt verwerkt tot
hoofdkaas, worsten enz. En nu het
vleesch t... Wanneer de lijf stijfheid is in
getreden, hetgeen in de koude maanden
spoediger geschiedt dan in de zomermaan
den, volgt de verdeeling in vóór- en achter
hammen, pooten voor de soep (erwtensoep
met varkenspooten gelukkige gedachtenis!!)
spek, carbonaden, buikriem en meerdere
onderdeelen. Deze vinden hun weg naar de
zouterQ, rookinrichtlng, pekelvat enz., terwijl
ook gedeelten versch gebruikt worden. Op
het .gebied van rooken der toebereide waren
hebben sommige inrichtingen eene zekere
beroemdheid gekregen. Algemeen is het
bekend, dat harsen- en terpentQnhoudend
hout voor deze bewerking niet geschikt
zijn, omdat ze aan het vleesch een bijzon
deren bijsmaak geven die onaangenaam is.
Een zekere beroemdheid als zeer geschikt,
wist zich de jeneverbessenstruik te ver
werven, die behalve groote houdbaarheid
het vleesch een lekkere smaak geeft. In
Limburg wordt deze heideplant daarvoor
soms verzameld en naar elders vervoerd.
Daarmede is de varkensslacht grootendeels
uit de voeten; we hopen op de verdere
bewerking nog eens terug te komen.
Roermond F. A. L. B E E L
Illllllll JlllllllMIIHIIIIIIIIHItlllilllllMIIMIIIMIIIlmlIHIIMMIIIIIIIIIIHlmll
en schoon vertrek. Hij was er alleen. Om
hem was de koestering van weelde, warmte,
schoonheid, de harmonische samenstemming
van het hem omringende met zijn eigen
wezen. Door hooge vensters schouwde hij
in herfstlijken tuin, waar in roerlooze grijs
heid de boomen vernevelden, waar de starre
kilte hing van stervend leven. Maar bier
bleef hijzelf onaantastelQk gedoken in zijn
dlrp-vredige behagelQkheid.
Maar niet blijvend kon noch mocht deze
verbeelding zijn. IJzig-sterk was de greep
van de werkelijkheid, die hem omving. Dan
hervond hQ zich in de kille leelQkhetd van
een hol kantoorvertrek, om hem grijnsden
de zinlooze dingen, onder zijn handen waren
zijn boeken vol ziellooze cijfers en aan zijn
hunkerend kouwelijk lijf waren zijn
goedkoepe kleeren van een leelijkheid, die durend
hinderde. Als een jouwende bespotting was
de tegenstelling.
HQ haatte zijn bestaan, zooals de
machtelooze haat. wat hij niet kan buigen naar
zijn wil. Geketend voelde hij zich gaan in
de slavernij van het leelijke en het kleine.
De vale sleur der dagen sleepte eindeloos,
eindeloos... waar was de dag, die opblonk
met kleur van immer verwachte heerlijkheid,
waar was het genot voor zijn hunkerend
lijf, waar was de durende blijdschap, waar
zijn ziel naar dorstte ? HQ leed geen gebrek,
hQ kwam niets te kort, toch was zijn leven
een eindeloos ontberen, want hQ dierf het
allernoodigste: de zielevreugde, die alle
dingen levend maakt.
Vaak was zoo fel in hem de hunkering
naar het betere, was zoo heftig zQn opstan
dige wrok tegen de sleur van ledigheid, die
zijn leven was, dat sterker nog dan de weer
zin en het verlangen in hem opleefde het
besef, dat deze gehate werkelijkheid niet
was de werkelijkheid, maar slechts een zelf
bedrog, een droom, een waan. Soms groeide
dit besef tot een zekerheid, die hem vreemd
N.V. PAERELS
Meubileering M".
COMPLETE MEUBILEERING
BETIMMERINGEN
:
Rtkin 128 Telef. 4541 N
DE PSYCHOLOGIE VAN DEN
SOLDAAT TE VELDE *)
door dr. PAUL MÜTJ.ER HELJMER
I. De soldaat en de dagbladcorrespon
dent. II. Naoh Paris - a Berlin!
III. Manpower en enkeling. IV. De
invloed der loopgraven. V. Het ver
langen naar het vaderland. VI. On
les aura - Wir halten duren! VII.
De oorlogspsychose een ziekte der
thuisgeblevenen. VIII. De vorming, van
de soldaten tot NachKriegMenschen."
I. Zooals de klassieke strijder Achilles
in Homerus, zoo heeft de soldaat uit den
huidigen wereldoorlog in den oorlogscorres
pondent den verkondiger zijner deugden
gevonden. Ongetwijfeld zou Achilles, wan
neer hij hem, nog gehoord had, zich door
dop metrisch rollenden heldenzang van den
Griekschen dichter evenzeer gegeneerd heb
ban gevoeld, als bij den Feldgraue" of bij
den Poilu"net lof brengend artikel van zijn
modernen Homerus, den heer dagblad
correspondent, een gevoel van wrevel, ja
van afkeer teweegbrengt. Dat is het, wat
steeds weder bij den soldaat te velde, bij
de eenvoudigste en meer gecompliceerde
naturen, aangetroffen wordt.
Waaraan ligt dat? De soldaat zal het zelf
niet kunnen verklaren, waarom hem de
wonderschoone en menigmaal zelfs waar
heidsgetrouwe schilderingen van den slag
in het geheel maar niet willen bevallen.
Opgemerkt worde, dat ik in het geheel
niets tegen het uitoefenen van het beroep
der oorlogsverslaggevers heb. Zij zijn een
noodzakelijkheid en hunne manier van
schrijven is eveneens een noodzakelijkheid,
want zij schrijven immers niet voor de
soldaten, maar voor de menschen in Londen,
Berlijn en Parijs, voor wie zij de goede
eigenschappen en daden van het eigen leger
schilderen willen. Zij spelen den praeconem
virtutis. Maar door de beschrijving van de
jlinkheid van den soldaat, verliezen zij het
overzicht over diens gansene persoonlijkheid.
Zij zien en beschrijven slechts het voort
schrijden der wijzers op de wijzerplaat van
het oorlogsuurwerk. En hoe schitterender
zij het doen, des te meer ondervindt de
man in het veld, hoezeer het eeuwig
mono
') Wagena plaatsgebrek kon dit artikel geen plaats
vinden in de extra-bijlage »0nze Weermacht", waar
voor het bestemd was.
IIIIIIMIIIItllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
DE TENTOONSTELLING
VAN
SCHILDERIJEN
DOOR
G. H. GRAUSS
IN ONZE
KUNSTZAAL (3E ETAGE)
IS TOT 2 NOVEMBER DAGE
LIJKS VAN 10 TOT 5 UUR
VOOR BELANGSTELLENDEN
KOSTELOOS TOEGANKELIJK
DE DIRECTIE DER N. V.
MAG. DE BIJENKORF
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1MIII
overweldigde. Het kon toch ook niet mogelijk
zijn, dat hij, wiens ziel het schoone liefhad
met een liefde, die smart werd in ontbering,
in waarlijkheid doorleefde zulk een nutte
loos bestaan, dat door geen vreugde of
schoonheid werd doorglansd! Het moest een
begoocheling zijn, die hem bevangen hield,
een martelende droom, waarin hij voor
een groot deel had verloren de herinne
ring aan wat zijn werkelijk leven was.
Want hoe kon zoo smartelijk hevig zijn
verlangen zijn naar dat verre, nooit
genoemde geluk, wanneer hij het niet eenmaal
had gekend en bezeten? O, hQ zou ont
waken, toch wel eens, toch wel spoedig
moest het komen! Hij zou toch niet voor im
mer verbannen blijven uit wat het zijne was?
Hij zou ontwaken en zijn zelf hervinden in
dat eigenlijk bestaan en dit in pijn door
leefde, het zou vervagen als een droom.
Maar meestal viel deze hooggespannen
zekerheid van hem af en liet hem hulpeloos
en eenzaam in de kilheid der gehate dingen.
Ach, wat dacht hij van zichzelf? Hij was
een zooals velen. Een, die sloven moet in
een lam baantje, die geen gebrek heeft maar
ook geen pretjes, die op lompe schoenen
loopt en in goedkoope kleeren, die het be
roerd vind als het weer Maandag is en dan
de dagen aftelt naar den Zondag toe en die
den leegen Zondag vervloekt, omdat hij tèch
geen vreugde brengt en die iederen morgen
weer met moede oogen opstaart tegen den
nieuwen dag. Dit alles was toch waarlijk
niets nieuws en niets bizonders. Waarom
dan toch kwam het hem zoo absurd voor,
dat hij, hQ een van die velen was, die zoo
het leven leefden?
Dezen avond, terwijl hQ ging door de
neerzijgende herfstverlatenheid,was heel zijn
ziel volgestroomd van de allerdiepste
mismoedigheid. Maar ook was er dat andere,
het besef van de onwerkelijkheid der werke
lijkheid. Het was er scherper en levender
toon arbeidende raderwerk, achter de wijzer
plaat, aan den man van de pen verborgen
gebleven is. De berichtgever is geen vleeach
van hun vleesch, geen bloed van hun bloed.
Hij ziet met zijne oogen, die slechts de
oppervlakte, maar niet het leven zei/ ver
mogen te zien. Hij beschrijft als typisch wat
een uitzondering is, namelijk de gevechts
handeling. Hij marcheert niet met de soldaten
dag aan dag een eindeloozen marsch mede.
Hij sleept niet dag aan dag een zak cement,
hout en ijzer met zich voort voor den bouw
van een onderstand.
Hij heeft niet medegeleefd, hoe in de
loopgraven de dagen tot weken, de weken
tot maanden, de maanden tot jaren werden.
De verslaggever beschrijft een gevecht als
een geweldige gebeurtenis. Hij moge van
zijn standpunt gelijk hebben. Maar voor
den soldaat is de uitbarsting van dit ge
vecht wellicht een verlichtend oogenblik
geweest tusschen twee onverdragelijk lang
geworden perioden van het eenvoudige,
maar veel zwaardere afwachten, waarover
de dagbladcorrespondent in het geheel niets
wist te schrijven. Voor den heer verslaggever
is het neervallen van een granaat in zijn
nabijheid iets, wat hij als een merkwaardig
heid beschrijft, voor den soldaat is het een
dagelijks voorkomend feit, hetwelk niets
beteekent tegenover het zenuwmoordend
verblijf in de loopgraven. Onbewust en in
stinctief juist voelt de soldaat het, dat deze
heeren, die zulke schoone dingen over hem
schrijven, hem in werkelijkheid gansch niet
kennen en begrijpen; dat voor den oorlogs
journalist juist het geheele eigenlijke leven
van den soldaat een boek met zeven sloten
gebleven is.
Des te grootere waardeering verdient het,
wanneer de redactie van een neutraal tijd
schrift het verzuimde erkend heeft, en hare
lezer over de psychologie van den soldaat
te velde wenscht in te lichten.
* *
II. De Duitsche soidaat van het jaar 1914
heeft met den Franschen soldaat van het
jaar 1914 en de Duitsche soldaat van het
jaar 1918 heeft met den Franschen soldaat
van het jaar 1918 grootere psychologische
overeenkomst dan de Duitsche soldaat van
het jaar 1914 met den Duitschen soldaat
van het jaar 1918 of de Fransche soldaat
van het jaar 1914 met den Franschen soldaat
van het jaar 1918. Een vergelijking met den
Engelschen en Kussischen soldaat laat ik
achterwege, wijl in Engeland eerst later
een volksleger gevormd werd en mij uit
Rusland de gegevens ontbreken, of de
Moejiks zich wel eenige, al zij het dan
valsche voorstelling gevormd hebben van
de beweegredenen tot den oorlog. Anderzijds
is juist tusschen den Duitschen en Franschen
soldaat de vergelijking der psychologische
ontwikkeling bijzonder goed door te voeren.
Beiden verkeerden in het goed geloof hun
bedreigd vaderland door een opgedrongen
verdedigingsoorlog van den ondergang te
moeten redden. Of en in hoeverre deze onder
stelling gerechtvaardigd was, behoort niet
in het raam van dit artikel. Het zij hier
voldoende het feit te comstateeren, dat in
beide volken in de Augustusdagen een
extase van zuivere vaderlandsliefde oplaaide.
Het wapendragend deel der bevolking trok
in Duitschland zoowel als in Frankrijk uit,
gedragen door eenzelfden geestdrift en offer
vaardigheid en bezield nret dezelfden wil
om te overwinnen. De goederenwagens,
welke de gemobiliseerden naar het
opmarschgebied brachten, droegen hetzelfde opschrift:
40 Mann oder 8 Pferde - 40 hommes ou 8
chevaux". En daarnaast plaatste, gehoor
zamend aan denzelfden innerlijken aandrang,
de hand van den veldgrijze of den poilu
met onbeholpen krijtstrepen het eindoel
van den tocht: Nach Paris", de Duitsche
en a Berlin" de Fransche. Berlijn, Parijs,
dat waren de verre doelpunten van den
soldaat, tijdens den spoortocht naar de
verzamelplaats van zijn leger, in den oorlog.
III. Toen kwam de eigenlijke oorlogs
toestand. Daar kent de soldaat geen tastbaar
doel. kan het ook niet weten. Hij marcheert
den eenen dag na den anderen, in het duister
of bij daglicht, in zonnebrand of in regen.
Hij komt ook in gevecht. Maar hij weet
zelden of hij aan een schermutseling of wel
aan een beslissenden slag deelneemt. En
dan wordt weer verder gemarcheerd.
Waarheen, hoever, dat weet de soldaat
niet. Hij begrijpt, dat hij slechts een zand
korrel uitmaakt van datgene, wat door de
moderne Engelsche militairen manpower"
genoemd werd. De gewillige indeeling
onder een leiding, welker wegen en doel
punten hij niet tot op nen dag kent, is voor
den soldaat in die dagen van den werkelijken
dan ooit. Fel-bijtend vrat het zich in zijn
wezen, doordrenkte het, werd n ermee.
Het hitste zijn ziel tot een steigerende op
standigheid, het werd hem als trachtte hij
te vliegen zonder vleugels, toch wetend, dat
hij vliegen kon, als wist hij zich gekerkerd
o, dun was slechts de muur, die hem van
de vrijheid scheidde, hij hoorde de bruising
van het leven en speurde hij niet het licht
door een kleine spleet? maar onmacht
bleek zijn willen en zijn worstelen, de muren
weken niet.
Op de nauwe trap naar zijn kamer schemer
de een vaag licht, dat van de straat kwam,
maar het portaaltje lag in volkomen duister.
Hij sjoot de oogen, maar of hij ze sloot of
opende, het bleef volmaakt hetzelfde, hij
bespeurde niets. In het huis was geen geluid,
de verlaten straat lag beneden geruchtloos.
Hij voelde de werkelijkheid van zich af
glijden. En hij zegde zichzelf, dat hij nu
niet meer wist wie of waar hQ was, het
tenminste niet behoefde te weten. Het viel
niet te controleeren, iedere maatstaf ont
brak. Toen de opgedrongen onzekerheid
beklemmend werd strekte hQ in aarzelende
tasting de handen uit. Zijn vingers raakten
de klamme muren, hun kilte langzaam
doorrilde hem. Toen wist hij alles weer met
feillooze zekerheid.
Op zijn kamer waar de doode grijze avond
lucht achter het raamvierkant stond uitge
spannen en kilheid hem overhuivcrde, her
vond hQ zichzelf geheel. Hij stak het
gaslicht aan en liet haastig het witte rolgordijn
zakken, zoodat het raam nu een griezelig
lichtkeschenen vlak werd in den muur. Op
de tafel, waarover een zeiltje blikachtig koud
blonk onder de gaslamp, had de juffrouw
zijn avondboterham en thee klaargezet. Maar
zijzelf was blijkbaar uitgegaan en de thee
stond half-koud boven een dood lichtje.
In zijn rieten leunstoel zette hij zich en
at. Zijn IQf was zwaar van moedeloozen
HET HUIDIGE HUURCONTRACT
Vader had al vele weken
Naar een ander huis gezocht,
Maar het scheen dat at zijn pogen
Hem achwee, niet baten mocht.
Honderd vijftig lieve guldens
Bood hij als belooning aan,
Nergens kon hij iets ontdekken
Alles leek vergeefs gedaan.
Eindelijk vond hij een huisje
Dat hij haastig had gehuurd
Waar de huisbaas onder woonde,
Ergens in een achterbuurt
Met zijn hoedje in zijn handen.
Sprak hij met dien eigenaar
Na een poosje redeneeren,
Waren de contracten klaar
Streng was overeengekomen :
Nimmer zingen of gegalm
En wanneer dat toch gebeurde
Hoogstens 's avonds 'n psalm.
Visch mocht niet gebakken worden
Want dat rook meneer te sterk,
Verder moesten Zondags allen
Naar de Protestansche Kerk.
Alles strikt contant betalen
Geen kwitanties aan de deur,
Geen loges en geen visites
Geen gebel en geen gezeur.
Geen besmettelijke ziekten
Nooit een pretje of partij,
En vooral geen zuigelingen
Nimmer kinderengeschrei.
Klokken die luidruchtig sloegen
Moesten worden stil gezet,
Geen gemompel en gestommel
Iedereen op tijd naar bedt
Dat er 's avonds over elven
Niemand meer op schoenen liep,
En dat 's nachts in diepe stilte
Het gezin geluidloos sliep.
Alles moest maar onderteekend
In het eigenaars-belang,
Maar de huurder mocht niets vragen
Zelfs niet eens een nieuw behang.
]. H. SPEENHOFF
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIII1I
Nederl. Munt
Holland* moomt govrlldo Slgaa*
llllltlllllIIIMIItlllllllllllllllllllMI MllllltllllllllltlMllllllllllllllllllllll
bewegingsoorlog een dikwerf geleerde les
geweest. Dat getroost er maar op los
marcheeren, zonder zich om doel en lot te
bekommeren, met andere woorden het ver
trouwen van den soldaat «p zijne leiding,
hetwelk het vertrouwen der leiding op den
soldaten moet aanvullen, heeft zich in den
bewegingsoorlog als een psychologisch
moment doen kennen, over de waarde
waarvan door de dagbladpers mijns inziens
veel te oppervlakkig is heen gegleden.
IV. De oorlog in vaste stellingen, de
loopgravenoorlog, die in den herfst 1914
aangevangen, nu reeds het vierdejaar geduurd
heeft, begon spoedig op bepaalde wijze op
het leven en de denkwijze van den soldaat
in te werken. In de plaats van den marsch
en den openlijken strijd trad de blijvende
eentonigheid van het ondergrondsche leven
inloopgraven-onderstanden en het monotone
beschoten worden met artillerievuur. De
eigen activiteit hield op, veranderde in een
schier zuiver afwachten. Daarbij kwam de
beperking in de beweging in .het gedeelte
der loopgraaf en de begrenzing van den
gezichtskring op de snel in een woesteu
oertoestand terugzin kende strepen natuur.
Vele kilometers ver zijn de toegangswegen
tot de stelling en eveneens het land tusschen
de vijandelijke loopgraven, het Niemands
land", tot een verwilderde eeuwig verlaten
woestenij geworden. In deze strooken lands
zijn neergezet: de voor van de loepgraaf,
de molshoop van den ingang tot den
onderstand, de draadversperringen en overal
gelijk maankraters de opgeworpenranden
der granaattrechters. Het vallen van den
nacht is kenbaar aan de langzaam
neerIIIIIIIH Illlll IIMIMIIlmlIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIII
weerzin en opstandigen wrok en met een
rilling van afkeer staarde hij den leegen
avond in. Neen, er was niets, niets, hij kon
niets doen om de vale uren te kleuren met
blQder glans. Waartoe zou het dienen, het
bleef al nutteloos, water in een put zonder
bodem! Want sterk was In hem het besef:
niet uit dit, wat was, kon ooit groeien het
betere door een langzaam geleidelfkestQging,
door moeizaam verworven schamele winsten,
neen het betere was het andere, het was
de keerzijde van dit, en als het eenmaal
kwam, dan zou het zijn onverwacht en
plotseling, zooals het ontwaken volgt den
droom. Daarom was alle bouwen op, alle
knutselen aan het bestaande een dwaasheid
en verkeerd.
Toen hij de grauwe avonduren als lang
zame schimmen had zien voorbQschulfelen
was van al het woelend drijven In zQn
wezen niet meer gebleven dan het diep
verlangen naar vergeten-in-rust.
Op zijn smalle bed in het nauwe alcoof je,
vanwaar hQ door het nu weer leeg-opene
raamvierkant In de bleeke nachtdonkerfe
zag, Jag hij starend. Kr was nu niets meer
in hem dan een diep-deemoedig zich ver
laten weten, zooals een schuldig kind voelt,
dat, in het donker opgesloten, de anderen
weet in vroolQkheid bQeen in warme
lamplichte kamer. Brandend welden de tranen
in zijn oogen om dit smartelijk besef van
uitgesloten-zijn.
Totdat duisternis zijn geest kwam
overhuiven en hij wegzonk in het niets.
Buiten de ramen stond de morgen. Hij
stond er groot en heerlijk en de straling
van zijn wezen gloeide door de gesloten
rozeroode gordijnen heen. Een zoete zinging
van kleur aaide over de dingen in de kamer.
Dit was het, dat zQn oogen had doen
opengaan. Nu lag hQ stil en staarde naar
den dag. Van een zoete dankbare rust vloeide