Historisch Archief 1877-1940
19 Oct. '18. No. 2156
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
PRIJSVRAAG VOOR EENE, DOOR EENE VROUW VERVAARDIGDE
TEEKENING, MET HET ONDERWERP: EEN GEESTIG HUISELIJK
TAFEREELTJE IN DISTRIBUTIE- EN RANTSOENEERINGTIJD.
De Amsterdammer" stelt beschikbaar een
prijs van f 40.?en een
Uden prijs van f 25*
voor de beste twee teekeningen, die op geestige wijze in den huiselijken kring
de distributie en rantsoeneering typeeren.
Aan de inzending zijn de volgende voorwaarden verbonden :
1. De teekening moet door eene vrouw zijn vervaardigd.
2. De teekening moet zijn een lijnteekening in Oost-Indische inkt.
3. De gedachte iu de teekening gelegd, en de uitvoering moeten van dezelfde
persoon zijn.
4. Een jury waarin zifting hebben de dames RIE CRAMER, B. M/DEERIGH
BOKHORST en de heer MARTIN MONNICKENDAM zal de inzendingen
beoordeelen. Haar uitspraak is bindend.
5. De teekeningen blijven het eigendom derinzendsters.
6. De teekeningen mogen alleen een motto dragen, welk motto herhaald
moet worden op een bijgevoegd gesloten enveloppen, welke naam en adres van de
inzendster moet bevatten,
7. De Amsterdammer heeft het recht de bekroonde en de niet-bekroonde
inzendingen in haar blad te repro duceeren. De laatste tegen vergoeding van het
daarvoor vastgestelde honoraium.
8. De inzending moet vóór l November a.s. geschieden aan het adres van
De Amsterdammer" (rubriek Voor Vrouwen") Keizersgracht 333, Amsterdam
Mevrouw van Riemsdijk?v. d. Leeuw f
Want Ik ben hongerig geweest en gij
hebt Mij te eten gegeven, Ik ben dorstig
geweest en gij hebt Mij te drinken
gegeven, Ik was een vreemdeling en gij
hebt Mij geherbergd, Ik was naakt en
go hebt Mij gekleed, Ik ben krank ge
weest en gij hebt Mij bezocht. Ik was
in de gevangenis en gij zijt tot Mij
gekomen. M a 11 h e u s 25:35 en 36.
In deze woorden kunnen wij al het werk
samenvatten, dat verricht werd door Mevrouw
van Riemsdijk?van der Leeuw, die 9 Oct.
1918 in den ouderdom van 63 jaar, des
avonds plotseling zacht is ingeslapen. Te
midden van haar veelomvattenden arbeid,
werd deze hoogst begaafde vrouw wegge
nomen. Hat Is niet onder woorden te brengen,
hoeveel er door jong en oud, rijk en arm
aan haar verloren is. Voor leder, die tot
haar kwam, had zij raad en hulp. Haar
vriendelijk, geestig oog, haar hartelijke
handdruk, de warme klank van haar stem,
gaven troost en bemoediging mee op den
voor velen moelijken levensweg. Zij gaf haar
tijd, haar huis, haar leven, haar hart. Zij kon zoo
goed helpen, zQ wist zoo goed te vragen
en aan te houden, omdat de drang der liefde
zich in alles uitte. Achter ieder mensen, dat
tot haar kwam, zag zij den Heiland zelf. Zij
had ook een buitengewoon groot verstand,
dat zij paarde aan haar gevoel en daardoor
vond zij altijd een uitweg, waar men dik
wijls dacht te staan voer onoverkomelijke
moeilijkheden.
Zij had een sterk geloof in Vereeniging
van Christenvrouwen, die te zamen zoo heel
veel meer kunnen tot stand brengen, dan
de enkeling op haar gebied. Een groot
organisatie-talent was sok haar deel. Zij
BLRNCHE
ICFVRETTES
iiniHiHiiiiiniiiiiiiiiiiiiriMiMiiHiMiniTiiiiiiniiiiiiiiiiiiiMiMiiiniiiiiiiiii
NOODVOER
Hoe zullen we dezen winter onze vogels
helpen aan voedsel, zoowel de wilde als
onze koolvogeltjes? Er komt haast niets
meer aan. Is het nu niet zaak, dat de Ver
eeniging tot Bescherming van vogels raad
schaft ? Waarom verspreidt zij niet op groote
schaal geschriften, waarom sticht zij geen
voeder-centrale? Deze en dergelijke vragen
haal ik uit een paar brieven, die mij deze
week gewerden. De tijdsomstandigheden zijn
intusschen wat gunstiger geworden, ten
minste de vooruitzichten, maar het duurt
toch licht nog maanden voordat wij uit den
knel zijn. En ook, al raken wij er spoedig
heeiemaal uit, dan nog is het zaak, om onze
noodhulp niet te vergeten. Wij werden toch
in menig geschrift ervoor gewaarschuwd,
dat ook zonder den oorlog langzamerhand
een wereldhonger begon te dreigen. Weten
schap en industrie waren reeds bezig het
gevaar te keeren, de oorlog heeft dat werk
vertraagd, wie weet, ook bevorderd, maar
de uitkomst van alles blijft toch, dat we
een behoorlijk gebruik van alle hulpbronnen
zullen moeten maken, om zonder veel kommer
in deze overigens zoo vriendelijke wereld
te kunnen blijven voortleven. Daarom zullen
we onze oorlogssHmmigheidjes niet vergeten
en mogen we er gerust eenige bij bedenken.
Wat & u die vogels betreft, we behoeven
wist ieder haar plaats in het werk aan te
wijzen.
Als Presidente van de Afdeeling Amster
dam van den Ned. Meisjes Bond, zag ze met
Mej. Spiering in, dat waar men alleen
geestelijk steunt, men niet voldoende helpen
kan, wilde men de jonge levens werkelijk
redden, dan moest men tevens ook materieel
kunnen steunen. En zoo richtten zij samen
de Ver. Zusterhulp, uitgaande van den Ned
Meisjes Bond, ruim 16 jaar geleden over
het geheele land op.
Aanvankelijk een klein plantje bestaande
uit een 2% cents fonds, werd dit in korten
tijd zóó gezegend, dat het snel upwies tot
een grooten boom. In den eersten tijd bleken
degenen,dieomhulpkwamen veel zwakken en
herstellenden te zijn en werden zij in pensions,
enz. ondergebracht. Maar Mevr. v. Riemsdijk
ontdekte al spoedig op een
onderzoekingstocht hoe verkeerd zij dikwijls gehuis
vest waren en dat zij, die moesten wandelen
in een benauwde kamer zaten en degenen.
die moesten rusten aan den wandel waren,
Zoo werd de wensch geuit voor een eigen
herstellingsoord, dat een paar jaar daarna
door giften, voornamelijk door de dringende
liefde van Mevr. v. R. bijeengebracht,
schuldvrfl te Nunspeet geopend werd en
de naam Moria draagt. Honderden jonge
levens vonden daar reeds verkwikking voor
haar lichamelijk en geestelijk heil. Moria
had haar hart, ze heeft er nog juist eenige
heerlijke dagen voor haar dood doorge
bracht en den ochtend voor haar overlijden
telefoneerde zij aan een der
medebestuursleden: Het regende buiten, maar binnen
was het zoo goed."
In Amsterdam werd de behoefte gevoeld
aan een Tehuis voor de alleenstaande, ge
zonde, arbeidende vrouwen, die op kamertjes
wenen en 's avonds moegewerkt thuis komen
en wie het aan alle gezelligheid ontbreekt.
Dit leidde tot de oprichting van Zusterhuis
Woonhuis Eigen Haard, Prinsengracht 997,
waar sinds 6 jaren 20 meUjes etn geielng,
vriendelijk Tehuis hebben gevonden. Even
eens had Mevr. v. R. de som voor aankoop
en inrichting bijeen weten te krijgen en met
een hart overvloeiende van dankbaarheid,
mocht zij ook weer het geluk hebben dit
huis te openen.
Daar de zoo werkzame vrouw besefte, dat
arbeid n van de voornaamste voorwaarden
is om gelukkig te zijn. werd er een Werk
verschaffing in den Haag opgericht. Toen
deze goed liep werd zij ook in Amsterdam
ter hand genomen. Bij het uitbreken van
den oorlog, toen zoovele vrouwen en
meisjes zich werkeloos meldden, werd deze
met kracht voortgezet en gesteund door eene
Belgische dame met de vlucht mee uit Ant
werpen gekomen en sindsdien gastvrij in
in het huis van de Presidente opgenomen,
nam deze Werkverschaffing een grooten
omvang aan.
In Eigen Haard werd een winkeltje ge
opend, waar werk wordt verkocht en be
stellingen worden aangenomen. Mevrouw
van Riemsdijk stelde haar huis open voor
de spreekuren van Zusteihuip en voor de
Werkverschaffing. En wie de ochtenden, dat
alles in werking was een kijkje in haar gang
en kamers genomen heeft, zal wel diep onder
den indruk zijn geweest van het groote
aantal vrouwen, dat daar zoo gastvrij ge
holpen werd en banken vond om uit te
rusten van de dikwijls verre wandeling. Ja,
ze maar oplettend te observeeren, om te
weten te komen, hoe wij ze kunnen helpen.
Voor den wintertijd komt het vooral op de
zaadeters aan. De insecteneters maken zich
bijtijds uit de voeten of veranderen hun
dieet en nemen het in plaats van insecten
met olierijke zaden of bessen voor lief. De
inlandsche vogels, die door de Vogelwel
als kooivogels geduld worden, zijn zoowat
allemaal ook van die kracht en kunnen dus
gelijk op profiteeren met de wilde. Alleen
zal het voor sommigen, die van geslacht op
geslacht altijd kooivogels zijn geweest met
een bepaalde verzorging, eenige moeite
kosten, spiksplinternieuw materiaal als goede
eetwaar te erkennen.
De vinken en de keepen wijzen ons den
weg naar de beukenootjes, de musschen en
meezen naar de zonnepitten, maar op beide
heeft de regeering beslag gelegd, om ons te
helpen aan braadvet. Het grootste d«el van
de beukeiiootjesoogst is binnen, misschien
Is er wel kans, dat de niet onbelangrijke
restantjes nog vrijgegeven kunnen woroen
en er ligt op sommige plaatsen nog heel wat
Komen spoedig de schuiten uit Oostinje
dan zouden onze zonnepitten misschien ook
nog heeiemaal vrij kunnen komen.
Maar als dat nu niet gebeurt, dan moeten
we weer uitzien naar wat anders. V/eer
helpen de musschen. Zie ze bezig langs
wegkanten en op braakliggend terrein. Bi
zwermen vliegen ze voor uw voeten op ui
een soort van groene mat, die daar groeit
dooreengeweven van dunne stengeltjes me
groene blaadjes en bijna onmerkbare witte
bloempjes in de bladhoeken. Kloppen we
zoo'n plant uit op onze hand, dan komen
er kleine blinkende vruchtjes te voorschijn
eigenlijk miniatuur boekweitvruchljes. Deze
zelfs had zij in den kouden winter soep
aten komen opdat ze verwarmd en gesterkt
huiswaarts konden gaan.
Zij trok ten strqde tegen de hongerloonen
en wilde alleen goed betaald werk uitgeven.
Daar er ook verscheidene vrouwen zQn,
die niet de naald maar beter het penseel
jebruiken, werd de Schilder- en
TekstenVereenigiag door haar opgericht, die bij de
opening van het winkeltje daar haar depot
vond en waar bestellingen worden gedaan.
Bovendien was Mevr. v. R. presidente van
de Dultsche Ambulance, presidente van het
Comitévoor Militaire Belangen, zij had aan
huis een bibliotheek VOOF de jonge meisjes,
zij was in het Bestuur van de Inwendige
Zending, afgevaardigde voor den Armenraad,
in de Redactie van Onze Jonge Meisjes, de
Zending en nog tal van andere Vereenigingen
werden door haar met liefde bedacht.
Aan het einde van dit rijke leven heeft
zij zeker mogen hooren, zooals de Heer tot
den getrouwen dienstknecht zeide: Over
veel zal ik U zetten, ga in in de vreugde
Uws Heeren".
Laten wij haar voorbeeld navolgen, de
handen ineen slaan" en werken terwijl het
dag Is, hoog houdende haar banier, waarvan
de kracht der woorden boven haar leven
uitstraalt:
Dient elkander door de liefde".
E. WENT,
Secr. der Ver. Zusterhulp".
Vetnood en Kleeding
De berekening van den deskundigen
schrijver van de Economisch- Statistische
Berichten ligt naast mij. Er is, zoo lezen
wij, nog ongeveer 10,000 ton grondstof voor
de margarine-industrie, en nog 5 a 6000 ton
boter in voorraad. De productie, aldus de
publicatie, wordt geschat op 10,010 ton in
de periode van l Oct.?l Mei, de
slachtvetten inbegrepen. In de 30 wtken, die ors
van den Isten Mei scheiden hebben wij dus
de beschikking over pi.m. 25,000 ton, per
week dus 800 ton vtt, hetgeen nut een
rantsoen van een ons - zegge n ons
ongeveer overeet komt. Op den aanvoer van
vet mogen wij hopen, er op rekenen kunnen
wij allerminst.
Het zkt tr dus voor den a.s. wi-ter nkt
rooskleurig uit. Strengere winters zijn ons
in de komende jaren voorspeld; aan brand
stof zullen wij waarschijnlijk geen gesrek
hebben, ons er in baden" zulkn wij zeker
niet; wij zijn er dus op aangewezen
hél wat lichaamswarmte af te staan,
Wij weten allen, dat ons lichaam een
bepaalde temperatuur hetft, dat ons voed
sel de brandstof is, die die temperatuur
onderhoudt. Wij weten ook allen, oat een
verwarmd lichaam zijn temperatuur aan de
omgeving afstaat, en dat meer doet, naar
mate de omgeving kouder is; wij hebben
dit meermalen ondervonden als wij warm
in een k&ude kamer kwamen, of naar buiten
gingen bij vriezend weer. Wij worden
langzamerhand onbehagelijk, en wat meer
zegt wij verliezen niet alleen onzen werk
lust, maar onze werkkracht ook. Wij zijn
niet meer in staat de naald te hanteeren,
of de pen, en ook valt het ons moeielijker
ons geestelijk in te spannen en den aan
dacht bij het werk te bepalen. - Ons
voedsel dient als brandstof, en van de voe
dingstoffen, die wij tot ons nemen, hei f t het
vet de grootste verbrandingswaarde. Als bij
instinct verlangen wij 's winters naar
vetrijke spijzen, wij hebben ze noodig om
de warmte aan te vullen, die wij verliezen.
En nu staan wij weldra voor een te kort l
De koolhydraten kunnen voor een deel
de rol van het vet overnemen, het eiwit ook,
maar het eiwit heeft een gewichtiger taak
te vervullen. Het moet onze spieren in goeden
staat houden; dat kunnen de andere
voedingstoffen niet, maar behalve dat, ook eiwit en
iiniitiiiiiiiin
Q05TER5EEK
1EUB1LEER1NOEN
nederige plant, door GuiJo Gezelle
wijdloopig bezongen is het varkensgfan,
Po!ygonum Aviculare en levert uitmuntend vogel
voer evenals zijn verwanten de beide
klimmende wilde boekweiten, die ge menig
maal kunt aantreffen langs hekspijlen en in
het eikenhout. Die heele familie kan ons
helpen, alleen komt het er maar op aan,
om de planten te zoeken en de vruchten in
te zamelen, maar wie het echt goed «set de
De Emancipatie der Vrouw
Teekening voor ,de Amsterdammer" van Hanna Lamberts
naaste lijden wel met ernst ter hand
genomen worden. Een doelmatige kleeding
kan in de kcmende lijden van vetnood het
wee'Standsvermogen vergrooten, de arbeids
kracht helpen bewaren, de aanstaande moe
ders en het jongere geslacht krachtiger
houden, den ouderen en zwakken een hart
onder den riem geven. Wie meewerkt aan
de verbreiding van heldere begrippen over
ren doelmatige kleeding, als strijdgenoot
tegen de gevolgen van voedselschaarschte,
er, aan de toepassing daarvan , werkt riet
allén voor het hfden, maar voor de naaste
en de verre toekomst!
S. G. F. ME Y BOOM
PRIJSVRAAG
De inzendingen op de prijsvraag in
FiletR:chelieu, uitgeschreven door de
ZuidHuilandsche Vereeniging v. Kunstnijverheid
en Volkskunst, afdeellng Gouda, zijn na den
Isten October door de Jury beoordeeld. Er
waren Ingekomen twee werkstukken: een
kussen en een theetafelkleedje,' n zes patronen.
Voor de werkstukken werd toegekend:
Derde prijs aan mej. Nesina van der
Stok. Inzending: een gewerkt kussen naar
eigen ontwerp.
De eerste en tweede prijs konden in deze
serie niet warden toegekend.
Voor de patroonteekeningen werden prij
zen toegekend als volgt:
Eerste prqs aan me j. Joh. H. v. Linschoten.
Inzending: ontwerp teekening voor een
kussen.
Tweede prfls aan mej Joh. A. Meyer.
Inzending: ontwerp-teekening voor een
kussen.
De derde prijs kon in deze serie niet
worden toegekend. E. M. R.
_ H. t.
UIT DEN VOLKSMOND
Jantj'e: Moed:r benne dat nou vrouwen of mannen?
Moeder: Ik weet 't niet kind. Ik ken der zelvers niet meer uit wijs worden.
iiiiiiiiiiiiilliiiliilillllin il l lli iiiiiimiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuii
koolhydraten worden ons karig toegemeten,
er is van n van beide geen overvlotd,
waarmee het te kort van de vetten kan
worden gedekt. H ie moeden wij ons houden
tegenover dat tekort? in elk geval niet den
moed en de opgewtktheiJ veilu-zeri; de
zaak onder de oogen zien en handelen. Wij
denken in de eerste plaats aan de Vttrijke
zioen, waarmee v«ij ons kun> en voeden;
aan de noten, hazel, beuken tn pindanootjes,
de zaden van zonnebloemen, die wij ge
roosterd l unnen gebruiken, of die ons de
olie verschaffen, die bi) de bereiding der
sp'izen gebru kt -^Ofden kan. Maar dat alles
zal maar in geringe mate (.ns hrlpen, het
tekort bluft. En nu is er iets anders, dat wij
doen kunntn. Waar niet meer is, kunnen wij
niet meer maken, maar... wij kunnen er
zuinig mee omgaan ; we kunnen de warmte,
die het vet aan uns lichaam geeft, vasthouden
en bewaren. En tot nu toe zijn wij er
roekeli.-os mee omgegaan. Wanneer wij een
potkachel in onze kamer hebben, zien wij
hoe gauw die door de brandstof gloeiend
gestookt wordt, en hoe srel ze de warmte
weer afstaat en koud wordt. En om die
warmte nu beter vast te houden, en daardoor
brandstof te bezuinigen, ommantelen wij die
kachel en veranderen wij haar in een
vulkachel De ommanteling en de luchtlaag er
omheen, houden de warmte vast. Wij stoken
zuiniger. En wat de ommanteling bij de
kachel is, is de kleeding voor ons lichaam.
En hebben wij ons zoo ommanteld"tot nu
toe, dat die warmte zuinig bewaard bleef ?
Wie heeft niet al lang met een arm hart naar
die dun bekleede beenen, de bloote halzen
en armen gekeken, de veel te schraal be
dekte borst en ruggen van jong en... oud?
Kinderen met naakte beenen van de enkels
tot over de knieën, met bloote armen van
af den schouder, met zulk dun weefsel overal
bedekt, dat er van vasthouden van warmte
geen sprake meer was l En aan voorlichting
ontbrak het vrijwel ook. Ons land werd
overstroomd met noodkookboekjes, maar een
noodkleedingboekje verscheen nog niet.
Wanneer gaan de huishoudleeraressen aan
den arbeid en geven nuttige wenken voor
noodkleeding, met opgave van doelmatige,
niet te kostbare, stoffen en modellen? Wij
breken dan misschien niet de geijkte mode,
maar de kleeding behoeft er niet minder
sierlijk of bevallig door te worden. Wij
moeten zorgen voor een gelijkmatige,
porense bedekking van de huid, liefst van
eenige lagen, die de warmte van het lichaam
vast houden, waardoor brandstof bespaard
wordt. Men klaagt over mager worden en
schrijft dit aan ondervoeding toe. Voor een
deel is dat juist, maar wij zouden onze
vetlaag zeker in meerdere mate bewaren,
wanneer wij door een doelmatige kleeding
de verbranding vertraagden. Het vet ver
brandt het gemakkelijkst, het wordt dus het
eerst aangesproken als er brandstof noodig
is Maar het vet beschermt ook onze edelste
organen; zonder bezwaar voor het lichaam
kunnen wij dus niet te vél vet verliezen.
Hier ligt nog een groot, ten deele nog maar
ontgonnen, terrein voor de huisvrouw om
te bewerken. En dat werk mag in de
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIII
goed de dingen, die ik voor den
kachelaanmaak inzamel, eerst even drogen, om er
de zaden uit te halen. Prettig is het, zoo'n
gedroogde sparrekegel uit te schudden en
te zien, hoe de gevleugelde zaadjes er uit
dwarrelen. Voor sommige vogels lijken ze
wat groot, of ze zijn hun onbekend, maar
als je ze kneust of fijn wrijft, dan komen
ze er makkelijk op en doen er zich heerlijk
aan te goed. Het beste is nog wel, om
distelzaden en dennezaad te mengen en dan
een beetje te kneuzen.
Als we nu nog de winterkoninkjes,
goudhaantjes, heggemuschjes en roodborstjes
eens extra willen tracteeren en ook de
kooivogels zullen het appresiecren, dan
zoeken we nog de stammen van boomen
en onze houten schuttingen af naar de vele
zijden eierzakjes van de spinnen. Die kunnen
we op een koel plekje bewaren, tot we ze
wenschen uit te deeien aan onze bescher
melingen, alleen hebben we op te passen
dat we ze niet vergeten, anders zit op een
mooien morgen het huls vol magere kleine
spinr.eijes, die meestal dadelijk na hun ge
boorte alles probeeren te overtrekken met
hun fijne rag.
Slotsom: niemand heeft er aan te wan
hopen, dat hij zijn vogels niet zou kunnen
verzorgen. Voor meclspijs zoeken we
vruchtjes uit de families der
duizenoknoopen, ganzevoeten en composieten. De laatste
geven ook vet, dat wij nog kunnen aanvullen
met zaden van alle mogelijke coniferen. En
voor dierlijk voedsel, die spinneneltjes, of
zoo iets. Het komt er maar op aan, om
vindingrijk en vlijtig te zijn.
JAC. P. THIJSSE
vogels meent, doet dat gaarne zelf. 't Is een
prachtige gelegenheid om eens buiten te zijn.
We zouden ook sommige graszaden kunnen
inzamelen, maar daar is het toch wat laat
voor evenals voor de koolzaadachtige on
kruiden, die soms zoo welig groeien op
ruig terrein. Maar nu komen de kneutjes en
helpen mij een handje. Een groepje van
zeven strijkt neer op de groote wegdistel,
die heeiemaal wit verdord in mijn tuin staat
te wachten op de laatste opruiming. Ze
peuteren en wringen in de zeer stekelige
vruchtkoppen en wurmen werkelijk de groote
zaden eruit, die ze met vroolijk gekraai
verorberen. Eigenlijk valt het hun wel wat
moeilijk, want ze zijn meer gewend aan de
akkerdistels, die haar kop niet zoo dicht houden
en rechtop. Deze wegdistel laat dikwijls haar
kop hangen evenals de knikkende distel, maar
de koolmees laat er zich niet door van de wijs
brengen en hakt heel ferm een gat in het korf j r.
Daar pron'ierren de kneuen nu van en zoo
komen ze ook alweer aan de kost. Die weg
distel, Onopordon acanthium is in mijn tuin
opgeschoten als onkruid; zij groeit nog al
veel in sommige kustplaatsen, maar ik heb
haar ook wel a s sierplant in tuinen aange
troffen ondtr den naam van distel van den
Montblanc." 't Is dan ook een zeer mooie
echt decoratieve plant. Ik wil nu voor mijn
vogels de zaden van deze distels inzamelen
en doe er nog die van de knikkende distel
bij, waarvan ik in Zandvoort nog wel een
goede voorraad kan opdoen. Ea beide soorten
kunnen we uitzaaien.
Er waren ook weer zwarte meesies in de
zilversparren, hoewel die hun zaden nog
niet hebben gerijpt. Ook de tijdsparren en
de dennen zijn nog niet gehe;:i klaar, maar
met een paar weken wel en dan kan ik heel
Verzoeke süe stukken voor de
rubriek Voor Vrouwen" in te zenden
Koninginneweg 93, Haarlem.