De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 19 oktober pagina 5

19 oktober 1918 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

19 Oct. '18. No. 2156 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND PRIJSVRAAG VOOR EENE, DOOR EENE VROUW VERVAARDIGDE TEEKENING, MET HET ONDERWERP: EEN GEESTIG HUISELIJK TAFEREELTJE IN DISTRIBUTIE- EN RANTSOENEERINGTIJD. De Amsterdammer" stelt beschikbaar een prijs van f 40.?en een Uden prijs van f 25* voor de beste twee teekeningen, die op geestige wijze in den huiselijken kring de distributie en rantsoeneering typeeren. Aan de inzending zijn de volgende voorwaarden verbonden : 1. De teekening moet door eene vrouw zijn vervaardigd. 2. De teekening moet zijn een lijnteekening in Oost-Indische inkt. 3. De gedachte iu de teekening gelegd, en de uitvoering moeten van dezelfde persoon zijn. 4. Een jury waarin zifting hebben de dames RIE CRAMER, B. M/DEERIGH BOKHORST en de heer MARTIN MONNICKENDAM zal de inzendingen beoordeelen. Haar uitspraak is bindend. 5. De teekeningen blijven het eigendom derinzendsters. 6. De teekeningen mogen alleen een motto dragen, welk motto herhaald moet worden op een bijgevoegd gesloten enveloppen, welke naam en adres van de inzendster moet bevatten, 7. De Amsterdammer heeft het recht de bekroonde en de niet-bekroonde inzendingen in haar blad te repro duceeren. De laatste tegen vergoeding van het daarvoor vastgestelde honoraium. 8. De inzending moet vóór l November a.s. geschieden aan het adres van De Amsterdammer" (rubriek Voor Vrouwen") Keizersgracht 333, Amsterdam Mevrouw van Riemsdijk?v. d. Leeuw f Want Ik ben hongerig geweest en gij hebt Mij te eten gegeven, Ik ben dorstig geweest en gij hebt Mij te drinken gegeven, Ik was een vreemdeling en gij hebt Mij geherbergd, Ik was naakt en go hebt Mij gekleed, Ik ben krank ge weest en gij hebt Mij bezocht. Ik was in de gevangenis en gij zijt tot Mij gekomen. M a 11 h e u s 25:35 en 36. In deze woorden kunnen wij al het werk samenvatten, dat verricht werd door Mevrouw van Riemsdijk?van der Leeuw, die 9 Oct. 1918 in den ouderdom van 63 jaar, des avonds plotseling zacht is ingeslapen. Te midden van haar veelomvattenden arbeid, werd deze hoogst begaafde vrouw wegge nomen. Hat Is niet onder woorden te brengen, hoeveel er door jong en oud, rijk en arm aan haar verloren is. Voor leder, die tot haar kwam, had zij raad en hulp. Haar vriendelijk, geestig oog, haar hartelijke handdruk, de warme klank van haar stem, gaven troost en bemoediging mee op den voor velen moelijken levensweg. Zij gaf haar tijd, haar huis, haar leven, haar hart. Zij kon zoo goed helpen, zQ wist zoo goed te vragen en aan te houden, omdat de drang der liefde zich in alles uitte. Achter ieder mensen, dat tot haar kwam, zag zij den Heiland zelf. Zij had ook een buitengewoon groot verstand, dat zij paarde aan haar gevoel en daardoor vond zij altijd een uitweg, waar men dik wijls dacht te staan voer onoverkomelijke moeilijkheden. Zij had een sterk geloof in Vereeniging van Christenvrouwen, die te zamen zoo heel veel meer kunnen tot stand brengen, dan de enkeling op haar gebied. Een groot organisatie-talent was sok haar deel. Zij BLRNCHE ICFVRETTES iiniHiHiiiiiniiiiiiiiiiiiiriMiMiiHiMiniTiiiiiiniiiiiiiiiiiiiMiMiiiniiiiiiiiii NOODVOER Hoe zullen we dezen winter onze vogels helpen aan voedsel, zoowel de wilde als onze koolvogeltjes? Er komt haast niets meer aan. Is het nu niet zaak, dat de Ver eeniging tot Bescherming van vogels raad schaft ? Waarom verspreidt zij niet op groote schaal geschriften, waarom sticht zij geen voeder-centrale? Deze en dergelijke vragen haal ik uit een paar brieven, die mij deze week gewerden. De tijdsomstandigheden zijn intusschen wat gunstiger geworden, ten minste de vooruitzichten, maar het duurt toch licht nog maanden voordat wij uit den knel zijn. En ook, al raken wij er spoedig heeiemaal uit, dan nog is het zaak, om onze noodhulp niet te vergeten. Wij werden toch in menig geschrift ervoor gewaarschuwd, dat ook zonder den oorlog langzamerhand een wereldhonger begon te dreigen. Weten schap en industrie waren reeds bezig het gevaar te keeren, de oorlog heeft dat werk vertraagd, wie weet, ook bevorderd, maar de uitkomst van alles blijft toch, dat we een behoorlijk gebruik van alle hulpbronnen zullen moeten maken, om zonder veel kommer in deze overigens zoo vriendelijke wereld te kunnen blijven voortleven. Daarom zullen we onze oorlogssHmmigheidjes niet vergeten en mogen we er gerust eenige bij bedenken. Wat & u die vogels betreft, we behoeven wist ieder haar plaats in het werk aan te wijzen. Als Presidente van de Afdeeling Amster dam van den Ned. Meisjes Bond, zag ze met Mej. Spiering in, dat waar men alleen geestelijk steunt, men niet voldoende helpen kan, wilde men de jonge levens werkelijk redden, dan moest men tevens ook materieel kunnen steunen. En zoo richtten zij samen de Ver. Zusterhulp, uitgaande van den Ned Meisjes Bond, ruim 16 jaar geleden over het geheele land op. Aanvankelijk een klein plantje bestaande uit een 2% cents fonds, werd dit in korten tijd zóó gezegend, dat het snel upwies tot een grooten boom. In den eersten tijd bleken degenen,dieomhulpkwamen veel zwakken en herstellenden te zijn en werden zij in pensions, enz. ondergebracht. Maar Mevr. v. Riemsdijk ontdekte al spoedig op een onderzoekingstocht hoe verkeerd zij dikwijls gehuis vest waren en dat zij, die moesten wandelen in een benauwde kamer zaten en degenen. die moesten rusten aan den wandel waren, Zoo werd de wensch geuit voor een eigen herstellingsoord, dat een paar jaar daarna door giften, voornamelijk door de dringende liefde van Mevr. v. R. bijeengebracht, schuldvrfl te Nunspeet geopend werd en de naam Moria draagt. Honderden jonge levens vonden daar reeds verkwikking voor haar lichamelijk en geestelijk heil. Moria had haar hart, ze heeft er nog juist eenige heerlijke dagen voor haar dood doorge bracht en den ochtend voor haar overlijden telefoneerde zij aan een der medebestuursleden: Het regende buiten, maar binnen was het zoo goed." In Amsterdam werd de behoefte gevoeld aan een Tehuis voor de alleenstaande, ge zonde, arbeidende vrouwen, die op kamertjes wenen en 's avonds moegewerkt thuis komen en wie het aan alle gezelligheid ontbreekt. Dit leidde tot de oprichting van Zusterhuis Woonhuis Eigen Haard, Prinsengracht 997, waar sinds 6 jaren 20 meUjes etn geielng, vriendelijk Tehuis hebben gevonden. Even eens had Mevr. v. R. de som voor aankoop en inrichting bijeen weten te krijgen en met een hart overvloeiende van dankbaarheid, mocht zij ook weer het geluk hebben dit huis te openen. Daar de zoo werkzame vrouw besefte, dat arbeid n van de voornaamste voorwaarden is om gelukkig te zijn. werd er een Werk verschaffing in den Haag opgericht. Toen deze goed liep werd zij ook in Amsterdam ter hand genomen. Bij het uitbreken van den oorlog, toen zoovele vrouwen en meisjes zich werkeloos meldden, werd deze met kracht voortgezet en gesteund door eene Belgische dame met de vlucht mee uit Ant werpen gekomen en sindsdien gastvrij in in het huis van de Presidente opgenomen, nam deze Werkverschaffing een grooten omvang aan. In Eigen Haard werd een winkeltje ge opend, waar werk wordt verkocht en be stellingen worden aangenomen. Mevrouw van Riemsdijk stelde haar huis open voor de spreekuren van Zusteihuip en voor de Werkverschaffing. En wie de ochtenden, dat alles in werking was een kijkje in haar gang en kamers genomen heeft, zal wel diep onder den indruk zijn geweest van het groote aantal vrouwen, dat daar zoo gastvrij ge holpen werd en banken vond om uit te rusten van de dikwijls verre wandeling. Ja, ze maar oplettend te observeeren, om te weten te komen, hoe wij ze kunnen helpen. Voor den wintertijd komt het vooral op de zaadeters aan. De insecteneters maken zich bijtijds uit de voeten of veranderen hun dieet en nemen het in plaats van insecten met olierijke zaden of bessen voor lief. De inlandsche vogels, die door de Vogelwel als kooivogels geduld worden, zijn zoowat allemaal ook van die kracht en kunnen dus gelijk op profiteeren met de wilde. Alleen zal het voor sommigen, die van geslacht op geslacht altijd kooivogels zijn geweest met een bepaalde verzorging, eenige moeite kosten, spiksplinternieuw materiaal als goede eetwaar te erkennen. De vinken en de keepen wijzen ons den weg naar de beukenootjes, de musschen en meezen naar de zonnepitten, maar op beide heeft de regeering beslag gelegd, om ons te helpen aan braadvet. Het grootste d«el van de beukeiiootjesoogst is binnen, misschien Is er wel kans, dat de niet onbelangrijke restantjes nog vrijgegeven kunnen woroen en er ligt op sommige plaatsen nog heel wat Komen spoedig de schuiten uit Oostinje dan zouden onze zonnepitten misschien ook nog heeiemaal vrij kunnen komen. Maar als dat nu niet gebeurt, dan moeten we weer uitzien naar wat anders. V/eer helpen de musschen. Zie ze bezig langs wegkanten en op braakliggend terrein. Bi zwermen vliegen ze voor uw voeten op ui een soort van groene mat, die daar groeit dooreengeweven van dunne stengeltjes me groene blaadjes en bijna onmerkbare witte bloempjes in de bladhoeken. Kloppen we zoo'n plant uit op onze hand, dan komen er kleine blinkende vruchtjes te voorschijn eigenlijk miniatuur boekweitvruchljes. Deze zelfs had zij in den kouden winter soep aten komen opdat ze verwarmd en gesterkt huiswaarts konden gaan. Zij trok ten strqde tegen de hongerloonen en wilde alleen goed betaald werk uitgeven. Daar er ook verscheidene vrouwen zQn, die niet de naald maar beter het penseel jebruiken, werd de Schilder- en TekstenVereenigiag door haar opgericht, die bij de opening van het winkeltje daar haar depot vond en waar bestellingen worden gedaan. Bovendien was Mevr. v. R. presidente van de Dultsche Ambulance, presidente van het Comitévoor Militaire Belangen, zij had aan huis een bibliotheek VOOF de jonge meisjes, zij was in het Bestuur van de Inwendige Zending, afgevaardigde voor den Armenraad, in de Redactie van Onze Jonge Meisjes, de Zending en nog tal van andere Vereenigingen werden door haar met liefde bedacht. Aan het einde van dit rijke leven heeft zij zeker mogen hooren, zooals de Heer tot den getrouwen dienstknecht zeide: Over veel zal ik U zetten, ga in in de vreugde Uws Heeren". Laten wij haar voorbeeld navolgen, de handen ineen slaan" en werken terwijl het dag Is, hoog houdende haar banier, waarvan de kracht der woorden boven haar leven uitstraalt: Dient elkander door de liefde". E. WENT, Secr. der Ver. Zusterhulp". Vetnood en Kleeding De berekening van den deskundigen schrijver van de Economisch- Statistische Berichten ligt naast mij. Er is, zoo lezen wij, nog ongeveer 10,000 ton grondstof voor de margarine-industrie, en nog 5 a 6000 ton boter in voorraad. De productie, aldus de publicatie, wordt geschat op 10,010 ton in de periode van l Oct.?l Mei, de slachtvetten inbegrepen. In de 30 wtken, die ors van den Isten Mei scheiden hebben wij dus de beschikking over pi.m. 25,000 ton, per week dus 800 ton vtt, hetgeen nut een rantsoen van een ons - zegge n ons ongeveer overeet komt. Op den aanvoer van vet mogen wij hopen, er op rekenen kunnen wij allerminst. Het zkt tr dus voor den a.s. wi-ter nkt rooskleurig uit. Strengere winters zijn ons in de komende jaren voorspeld; aan brand stof zullen wij waarschijnlijk geen gesrek hebben, ons er in baden" zulkn wij zeker niet; wij zijn er dus op aangewezen hél wat lichaamswarmte af te staan, Wij weten allen, dat ons lichaam een bepaalde temperatuur hetft, dat ons voed sel de brandstof is, die die temperatuur onderhoudt. Wij weten ook allen, oat een verwarmd lichaam zijn temperatuur aan de omgeving afstaat, en dat meer doet, naar mate de omgeving kouder is; wij hebben dit meermalen ondervonden als wij warm in een k&ude kamer kwamen, of naar buiten gingen bij vriezend weer. Wij worden langzamerhand onbehagelijk, en wat meer zegt wij verliezen niet alleen onzen werk lust, maar onze werkkracht ook. Wij zijn niet meer in staat de naald te hanteeren, of de pen, en ook valt het ons moeielijker ons geestelijk in te spannen en den aan dacht bij het werk te bepalen. - Ons voedsel dient als brandstof, en van de voe dingstoffen, die wij tot ons nemen, hei f t het vet de grootste verbrandingswaarde. Als bij instinct verlangen wij 's winters naar vetrijke spijzen, wij hebben ze noodig om de warmte aan te vullen, die wij verliezen. En nu staan wij weldra voor een te kort l De koolhydraten kunnen voor een deel de rol van het vet overnemen, het eiwit ook, maar het eiwit heeft een gewichtiger taak te vervullen. Het moet onze spieren in goeden staat houden; dat kunnen de andere voedingstoffen niet, maar behalve dat, ook eiwit en iiniitiiiiiiiin Q05TER5EEK 1EUB1LEER1NOEN nederige plant, door GuiJo Gezelle wijdloopig bezongen is het varkensgfan, Po!ygonum Aviculare en levert uitmuntend vogel voer evenals zijn verwanten de beide klimmende wilde boekweiten, die ge menig maal kunt aantreffen langs hekspijlen en in het eikenhout. Die heele familie kan ons helpen, alleen komt het er maar op aan, om de planten te zoeken en de vruchten in te zamelen, maar wie het echt goed «set de De Emancipatie der Vrouw Teekening voor ,de Amsterdammer" van Hanna Lamberts naaste lijden wel met ernst ter hand genomen worden. Een doelmatige kleeding kan in de kcmende lijden van vetnood het wee'Standsvermogen vergrooten, de arbeids kracht helpen bewaren, de aanstaande moe ders en het jongere geslacht krachtiger houden, den ouderen en zwakken een hart onder den riem geven. Wie meewerkt aan de verbreiding van heldere begrippen over ren doelmatige kleeding, als strijdgenoot tegen de gevolgen van voedselschaarschte, er, aan de toepassing daarvan , werkt riet allén voor het hfden, maar voor de naaste en de verre toekomst! S. G. F. ME Y BOOM PRIJSVRAAG De inzendingen op de prijsvraag in FiletR:chelieu, uitgeschreven door de ZuidHuilandsche Vereeniging v. Kunstnijverheid en Volkskunst, afdeellng Gouda, zijn na den Isten October door de Jury beoordeeld. Er waren Ingekomen twee werkstukken: een kussen en een theetafelkleedje,' n zes patronen. Voor de werkstukken werd toegekend: Derde prijs aan mej. Nesina van der Stok. Inzending: een gewerkt kussen naar eigen ontwerp. De eerste en tweede prijs konden in deze serie niet warden toegekend. Voor de patroonteekeningen werden prij zen toegekend als volgt: Eerste prqs aan me j. Joh. H. v. Linschoten. Inzending: ontwerp teekening voor een kussen. Tweede prfls aan mej Joh. A. Meyer. Inzending: ontwerp-teekening voor een kussen. De derde prijs kon in deze serie niet worden toegekend. E. M. R. _ H. t. UIT DEN VOLKSMOND Jantj'e: Moed:r benne dat nou vrouwen of mannen? Moeder: Ik weet 't niet kind. Ik ken der zelvers niet meer uit wijs worden. iiiiiiiiiiiiilliiiliilillllin il l lli iiiiiimiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuii koolhydraten worden ons karig toegemeten, er is van n van beide geen overvlotd, waarmee het te kort van de vetten kan worden gedekt. H ie moeden wij ons houden tegenover dat tekort? in elk geval niet den moed en de opgewtktheiJ veilu-zeri; de zaak onder de oogen zien en handelen. Wij denken in de eerste plaats aan de Vttrijke zioen, waarmee v«ij ons kun> en voeden; aan de noten, hazel, beuken tn pindanootjes, de zaden van zonnebloemen, die wij ge roosterd l unnen gebruiken, of die ons de olie verschaffen, die bi) de bereiding der sp'izen gebru kt -^Ofden kan. Maar dat alles zal maar in geringe mate (.ns hrlpen, het tekort bluft. En nu is er iets anders, dat wij doen kunntn. Waar niet meer is, kunnen wij niet meer maken, maar... wij kunnen er zuinig mee omgaan ; we kunnen de warmte, die het vet aan uns lichaam geeft, vasthouden en bewaren. En tot nu toe zijn wij er roekeli.-os mee omgegaan. Wanneer wij een potkachel in onze kamer hebben, zien wij hoe gauw die door de brandstof gloeiend gestookt wordt, en hoe srel ze de warmte weer afstaat en koud wordt. En om die warmte nu beter vast te houden, en daardoor brandstof te bezuinigen, ommantelen wij die kachel en veranderen wij haar in een vulkachel De ommanteling en de luchtlaag er omheen, houden de warmte vast. Wij stoken zuiniger. En wat de ommanteling bij de kachel is, is de kleeding voor ons lichaam. En hebben wij ons zoo ommanteld"tot nu toe, dat die warmte zuinig bewaard bleef ? Wie heeft niet al lang met een arm hart naar die dun bekleede beenen, de bloote halzen en armen gekeken, de veel te schraal be dekte borst en ruggen van jong en... oud? Kinderen met naakte beenen van de enkels tot over de knieën, met bloote armen van af den schouder, met zulk dun weefsel overal bedekt, dat er van vasthouden van warmte geen sprake meer was l En aan voorlichting ontbrak het vrijwel ook. Ons land werd overstroomd met noodkookboekjes, maar een noodkleedingboekje verscheen nog niet. Wanneer gaan de huishoudleeraressen aan den arbeid en geven nuttige wenken voor noodkleeding, met opgave van doelmatige, niet te kostbare, stoffen en modellen? Wij breken dan misschien niet de geijkte mode, maar de kleeding behoeft er niet minder sierlijk of bevallig door te worden. Wij moeten zorgen voor een gelijkmatige, porense bedekking van de huid, liefst van eenige lagen, die de warmte van het lichaam vast houden, waardoor brandstof bespaard wordt. Men klaagt over mager worden en schrijft dit aan ondervoeding toe. Voor een deel is dat juist, maar wij zouden onze vetlaag zeker in meerdere mate bewaren, wanneer wij door een doelmatige kleeding de verbranding vertraagden. Het vet ver brandt het gemakkelijkst, het wordt dus het eerst aangesproken als er brandstof noodig is Maar het vet beschermt ook onze edelste organen; zonder bezwaar voor het lichaam kunnen wij dus niet te vél vet verliezen. Hier ligt nog een groot, ten deele nog maar ontgonnen, terrein voor de huisvrouw om te bewerken. En dat werk mag in de IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIII goed de dingen, die ik voor den kachelaanmaak inzamel, eerst even drogen, om er de zaden uit te halen. Prettig is het, zoo'n gedroogde sparrekegel uit te schudden en te zien, hoe de gevleugelde zaadjes er uit dwarrelen. Voor sommige vogels lijken ze wat groot, of ze zijn hun onbekend, maar als je ze kneust of fijn wrijft, dan komen ze er makkelijk op en doen er zich heerlijk aan te goed. Het beste is nog wel, om distelzaden en dennezaad te mengen en dan een beetje te kneuzen. Als we nu nog de winterkoninkjes, goudhaantjes, heggemuschjes en roodborstjes eens extra willen tracteeren en ook de kooivogels zullen het appresiecren, dan zoeken we nog de stammen van boomen en onze houten schuttingen af naar de vele zijden eierzakjes van de spinnen. Die kunnen we op een koel plekje bewaren, tot we ze wenschen uit te deeien aan onze bescher melingen, alleen hebben we op te passen dat we ze niet vergeten, anders zit op een mooien morgen het huls vol magere kleine spinr.eijes, die meestal dadelijk na hun ge boorte alles probeeren te overtrekken met hun fijne rag. Slotsom: niemand heeft er aan te wan hopen, dat hij zijn vogels niet zou kunnen verzorgen. Voor meclspijs zoeken we vruchtjes uit de families der duizenoknoopen, ganzevoeten en composieten. De laatste geven ook vet, dat wij nog kunnen aanvullen met zaden van alle mogelijke coniferen. En voor dierlijk voedsel, die spinneneltjes, of zoo iets. Het komt er maar op aan, om vindingrijk en vlijtig te zijn. JAC. P. THIJSSE vogels meent, doet dat gaarne zelf. 't Is een prachtige gelegenheid om eens buiten te zijn. We zouden ook sommige graszaden kunnen inzamelen, maar daar is het toch wat laat voor evenals voor de koolzaadachtige on kruiden, die soms zoo welig groeien op ruig terrein. Maar nu komen de kneutjes en helpen mij een handje. Een groepje van zeven strijkt neer op de groote wegdistel, die heeiemaal wit verdord in mijn tuin staat te wachten op de laatste opruiming. Ze peuteren en wringen in de zeer stekelige vruchtkoppen en wurmen werkelijk de groote zaden eruit, die ze met vroolijk gekraai verorberen. Eigenlijk valt het hun wel wat moeilijk, want ze zijn meer gewend aan de akkerdistels, die haar kop niet zoo dicht houden en rechtop. Deze wegdistel laat dikwijls haar kop hangen evenals de knikkende distel, maar de koolmees laat er zich niet door van de wijs brengen en hakt heel ferm een gat in het korf j r. Daar pron'ierren de kneuen nu van en zoo komen ze ook alweer aan de kost. Die weg distel, Onopordon acanthium is in mijn tuin opgeschoten als onkruid; zij groeit nog al veel in sommige kustplaatsen, maar ik heb haar ook wel a s sierplant in tuinen aange troffen ondtr den naam van distel van den Montblanc." 't Is dan ook een zeer mooie echt decoratieve plant. Ik wil nu voor mijn vogels de zaden van deze distels inzamelen en doe er nog die van de knikkende distel bij, waarvan ik in Zandvoort nog wel een goede voorraad kan opdoen. Ea beide soorten kunnen we uitzaaien. Er waren ook weer zwarte meesies in de zilversparren, hoewel die hun zaden nog niet hebben gerijpt. Ook de tijdsparren en de dennen zijn nog niet gehe;:i klaar, maar met een paar weken wel en dan kan ik heel Verzoeke süe stukken voor de rubriek Voor Vrouwen" in te zenden Koninginneweg 93, Haarlem.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl