De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 26 oktober pagina 5

26 oktober 1918 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

26 Oct. 'lè. DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Een Stap in de Goede Richting Door de Nederlandsche Vereeniging van Schoolartsen is een adres geiicht tot den Minister van Onderwijs, Kunsten en Weten schappen, dat de aandacht verdient van allen die belangstellen in de opvoeding van de kinderen des volks, bijgevolg mag op die belangstelling wel in de eerste plaats gere kend worden bij de vrouwen en moeders. In dat adres verzoekt de Ver. van School artsen, dat de Qezondheidsleer zal worden opgenomen als verplicht leervak aan de op leidingsinrichtingen voor onderwijzersfes sen), en dat daarin ook examen zal moeten worden afgelegd. Adressanten willen op de Rljks-, kweek- en norrhaalschelen gedurende drie Jaren onderwijs laten geven in anato mie, physiologle en hygiëne; verder wenschen ztj dat verbetering zal worden gebracht in de lichamelijke opvoeding van de onder wijzers en dat de gebouwen waarin deze hunopleidingontvangenzooveelmogeiijkzullen beantwoorden aan de eischen der hygiëne. De indiening van dit adres is een uitvloeisel van de zegenrijke werking van het Instituut der schoolartsen. Doordat de medici in nauwere aanraking kwamen niet enkel met de schoolkinderen, maar ook met het onder wijzend personeel, hebben zij er zich van kunnen overtuigen hoe weinig nog vanuit onze scholen de volksgezondheid wordt bevordert. Goede lokaliteiten, ruime speel plaatsen, hygiënisch ingerichte schoolbanken, het op de juiste wijze doen invallen van het licht, zeker, het zijn alle zaken van belang, die de gezondheidstoestand der kinderen ten goede komen. Ook zal er wel op alle scholen door het onderwijzend per soneel op worden gelet, dat gezicht en handen van de kinderen rein zijn; waar bovendien nog schoolbaden zijn zooals men weet bestaan deze nog slechts bij hooge uitzondering wordt ook nog voor de zindelijkheid van het lichaam gezorgd, Maar hoe verdienstelijk dit alles moge zijn. zoo is het toch nog op verre na niet vol doende om ons volk goede denkbeelden bij te brengen omtrent hygiëne, en om het schoolonderwQs mede dienstbaar te maken aan de algemeene gezondheidstoestand Van het volk. De schoolartsen zullen het in hun werk kring hebben ondervonden, hoeveel hieraan nog ontbreekt, en zij zullen zich ongetwij feld meermalen hebben verbaasd, hoe het met het hygiënisch inzicht van tal van onderwijzers, vooral die ten platten lande nog treurig gesteld is. Vandaar hun besluit, om door middel van een adres aan den betrokken minister, te trachten verbetering in den toestand te brengen. Wellicht zullen enkelen vragen of men nu de school wederom wil gaan bezwaren met een nieuwe taak, en het aantal vakken waarin de onderwij zers(essen) examen moe ten doen op nieuw wil gaan vergrooten. Er wordt immers reeds van alle kanten geklaagd ojrer overlading? Het is maar de vraag wat in de eerste plaats noodlg is om ons onderwijs doel treffend te maken en practiscb, d.w.z. zóó, dat de leerlingen bi] het verlaten der schooi zooveel leerkost meekrijgen als zij noodig hebben om geestelijk en lichamelijk flinke menschen te worden. Hiervan hangt niets meer of minder af dan onze toekomstige volkskracht, en wat dit beteekent hebben de .laatste jaren ons meer dan ooit geleerd. Wij hebben in deze tijden van nood en ontkering leeren beseffen van hoeveel waarde het is als het volk geleerd heeft gezond te leven, zich doelmatig weet te voeden en niet enkel de eischen, doch ook de voordeelen kent van gezond wonen. Maar wat wij ook nog dagelijks zien, is hoeveel er nog aan dit alles hapert; ons volk wordt slecht gevoed, óók al zijn er levensmiddelen in voldoende hoeveelheid aanwezig en een groot deel woont niet alleen slecht, doch weet nog niet eens voldoende nut te trekken van een goede woning. Het is moeilijk om de volwassenen om trent een en ander beter begrippen bij te brengen; gewoonten en sleur zijn meestal te diep ingeworteld. Om afdoende verbete ring te verkrijgen, moet men bij het kind beginnen; de volksschool is de aangewezen plaats om de kinderen van jongs af aan bekend te maken met de grondbeginselen der hygiëne. Men behoeft daartoe niet aan te komen met allerlei geleerdheid, maar het * onderwijs in gezondheidsleer kan en moet op practlsche wijze gegeven worden, occa sioneel en opzettelijk, en het mag. nooit ontaarden in uitsluitend theoretische lessen. Om dit te bereiken, n.l. een goed hygi nische "opvoeding van het kind op de school, zal in de allereerste plaats noodig zijn dat de onderwijskrachten ook in dit opzicht goed onderlegd zon, en daartoe is bij hunne opleiding onderwijs in de gezondheidsleer onmisbaar. Zooals men weet laat men zich tot nu toe aan dit onderwijs zoo goed als niets gelegen liggen; misschien op enkele kweekscholen, doch op verreweg de meeste opleidingsscholen voor onderwijzers komt het niet onder de vakken voor en verplich tend is het nergens gesteld. Het is zelfs zeer bevreemdend, dat ook de Bevredigingscommissie in zake het onderwijs in haar ontwerp voor een nieuwe Onderwijswet niet over de zaak rept. De verplichte vakken welke op de toekomstige kweekscholen voor onderwijzers (essen) zullen moeten worden onderwezen, worden door die Commissie met name genoemd, doch van verplicht onderwijs in gezond heidsleer is geen sprake. Alleen wordt in de Teelichting gezegd, dat behalve in de verplichte vakken, aan de kweekscholen ook ?nderwljs zal kunnen worden gegeven in andere, bijv. handenarbeid, hygiëne, muziek, enz. Het zoo belangrijke onderwijs in ge zondheidsleer wordt dus slechts en passant" genoemd l Beter is in dit opzicht het rapport dat door eene commissie, benoemd door het hoofd bestuur der M.ij tot Nut van 't Algemeen, aan dat bestuur werd uitgebracht. In dat rapport wordt wel de wensch geuit dat de ondcrwijzers(essen) les zullen ontvangen in alles wat verband houdt met de lichamelijke opvoeding der kinderen, en bijgevolg ook in de gezondheidsleer. In dien kring beseft men dus het belang van de zaak. Het is te hopen dat de vereenlging van Schoolartsen succes zal hebben met haar adres en dat de Minister van Onderwijs voor deze zaak zal gevoelen. In ieder geval zal zij ter sprake moeten komen, als binnenkort de herziening van onze onderwijswet aan de orde komt. Een krachtige steun van uit het publiek zal dan niet nalaten invloed ten goede uit te oefenen, en het is met het oog hierop dat ik de kwestie onder de oogen breng van onze vrouwen en moeders, die zeker het groote belang zullen begrijpen van een goede hygiënische opvoeding. Indien wij vrouwen nu ook maar beseffen dat wij onze stem moeten laten hooren, en dat het mede van ons zal afhangen of straks deze gezegende verbetering hare intrede zal doen in ons volksonderwijs! F. S. VAN BALEN?KLAAR OVER PARKAANLEG Goede parken behooren wel tot het allervoornaamste, wat een stad bewoonbaar maakt. Er zijn maar weinig steden met goede parken en ik ken er geeneen, die er genoeg heeft. Over het algemeen heeft men er zich nooit erg om bekommerd en voor heen, toen alle steden nog vestingen waren, bestonden er ook groote moeilijkheden. Toch had Haarlem in 1572 reeds zijn Hout, die toen door de Duitsche hulptroepen van Don Frederik geheel is geveld voor brand hout. Maar hij is letterlijk uit zijn asch herrezen en thans ondanks zijn geringe afmetingen nog altijd een der mooiste parken van ons land. Als hij nu maar niet wordt ingebouwd. Reeds heeft hij naar twee zijden het contact met de vrije natuur verloren, na,ar het Oosten waarborgt het Spaarne nog een zekere mate van vrijheid, laat ons hopen, dat naar het Zuiden de verbinding zal blijven bestaan met de groote buitens op het Binnenduin. Den Haag is nooit een vesting geweest en altijd een lustoord genoemd. Ofschoon de uitbreiding van de stad in het eind van de vorige eeuw met even veel gebrek aan inzicht en goeden smaak is geschied als overal in den lande, is er nog heel wat parkmoois aanwezig en zou er gemakkelijk nog meer te scheppen zijn. De Vijverberg zelve is nog in vrij gemakkelijk verband met de vrije natuur, Zorgvliet en de Scheveningsche boschjes maken nog een goede ver binding met de zee magelij k, de tuinen van het Koninklijk paleis mogen ook meetellen, Babbeltjes Als het in dezen tijd op de keuze van mér dan een japon aankomt, zegt de goede smaak" van mevrouwtje ja l" terwijl de beurs neen!" roept. Het is een economie, wanneer men voor een toilet een tint weet te kiezen, die ons zoo goed staat, dat het kostuum de draagster er onder alle omstan digheden schilderachtig doet uitzien. Is dat geen vroolijk soort van ransoeneerlng? In Engeland hebben een drietal bekende actrices, de brunette Irene Vanbrugh, de blonde Gladys Cooper en de beauté-roasse", RenéKelly, die de hoofdrei creëerde in .Vadertje Langbeen", ten behoeve van hare zusteren een soort van programma opgesteld van de kleuren, die de verschillende vrouwen type h i. het best kleeden. Irene Vanbrugh signaleert als de *verdag"-tint voor de brunette, brj voorkeur grijs. Voor avondkleeding glanzend zwart en voordetooneelkunstenaresse een keuze van zeer levendige tinten, als oranje, helgroen, roze, rood; maar alles onder zwarte of zachtkens dem pende voilage. De actrice is van meening, dat een brunette er in het dagelijksch leven, gehuld in helle kleuren spoedig zigeuner achtig uitziet, of in neutrale tinten als dofbruin, kans loopt een matgetint muschje" te lijken. Vandaar haar voorkeur voor het flatteuze, niet te lichte parel-grijs. Gladys Cooper heeft zich ontfermd over het niet-slanke, groote blondine-type, met het heldere witte" teint, en de blauwe oogen. Zij schrijft: bovenal weet ik, dat zwait ons type goed staat. Het verhoogt de haar kleur, maakt slank en niet grooter, en is vooral prachtig voor hoeden. Een blondine, die verstandig is, heeft minstens n goeden zwarten hoed. Wit staat ons" niet: maakt langer, n omvangrijker, en geef t iets kleur loos aan ons geheel". Een blonde vrouw dient nimmer een witten hoed te dragen, tenzij deze een combinatie vertoont van wit n een sterken, donkeren tint. terwijl het Haagsche bosch en de weg tot Den Deijl te recht A?bewondering wekken van landgenoot en vreemdeling. Een groote rijweg verbindt het Haagsche bosch met den Haarlemmrrhout en loopt grootendeels over de zandruggen der binnenduinen. Nu zou het zeer gemakkelijk zijn, om door parkaanleg aan den ingang der verschillende dorpen of rondom beroemde pleisterplaatsen dezen weg te maken tot een onafgebroken reeks van hooge schoonheid: een Via Appia van den Haag naar Haarlem, misschien doorgezet naar Amsterdam, maar dat zou heel wat voeten in de aarde hebben. Dat ongelukkige Amsterdam, waar we allemaal zooveel van houden l De Amsterdammers van de Gouden Eeuw hadden blijkbaar geen behoefte aan parken. De groote kooplui hadden hun tuinen tussthen de grachten achter hun huis of mooie"buitens langs Gaasp en Vecht of aan den duinkant, het andere volkje was zeker weinig sportief of had het te druk en kon volstaan met de genoegens van den Overtoom en der gelijke buurtjes buiten de wallen en bastions van de stad. De mooie gelegen heid t»t parkaanleg bij de ontmanteling van de vesting werd een miserabel verwaar loosd en wat er van kwam, werd later weer ingeknibbeld. Daarna werd ook het IJ-front afgesloten en zoo mag men wel zeggen, dat op het eind van de negentiende eeuw wat parkaanleg en wandelgelegenheid be treft, de hoofdstad gerekend moet worden tot de minst prettig bewoonbare plaatsen van ons land. Zie eens, wat Kampen en Deventer van hun wallen en bastions ge maakt hebben en wandel dan den oude Amsterdamschen Buitensingel rond: alleen hier en daar een vlekje groen, juist voldoende, om te laten zien, hoe moei en goed het had kunnen worden. De bewindhebbers in dien tijd hadden anders fantaisie genoeg, want de uitbreiding van de stad werd ge projecteerd naar een bevolking van een half De Sluier n de Mode Teekening voor ,de Amsterdammer" van Hanna Lamberts Zwarte vilthoed met witte sluier. Witte vilthoed met oranje herfstvruchten omkransd. Sluier van rose gaze de lis 't Klinkt vreemd, maar oranje is een goede keuze voor ons" type. Een oranje toets aan den hoed, een smalle oranje-biesgarneering langs een donker kleed, maakt 'n prachtig t ff eet. Ook donkergroen staat fraai, voor overdag; en glanzend bruin mag ook! B eekblauw zou ideaal" lijken vanwege onze" oogen, maar ik geef de voorkeur aan marine Saksisch, Wedgewood of Chineesch, blauw. Turkoois of hemelsblauw n.l. is voor ons" te popperig. Ter vervanging van het dure wit, zou een zacht beige, r f champagne te kiezen zijn; indien de juiste nuance, goed bij den haar dos passend, getroffen wordt, staat deze tint uiterst pikant... Wenscht een blondine van ons" robuste type een japon met garneering te dragen, laat deze dan van dezelfde tint zijn als de japon. Alleforsche vrouwen moesten zich eenvoudig kleeden en alle markante lijnen, ruches en strikken, alle contrasteerende kltur-motieven, die van hals tot rokzoom loopen, vermijden. Ook doet zij wel, elke rondleopende", horizontaal aangebrachte garneering aan de slanke zusteren over te laten." Renée Kelly, het sympathieke rossig-harige actricetje ten slotte, verbiedt haren lotgenooten, den beautés rousses" dezer wereld, elke gele, elke oranje tint. Zelfs lichtblauw zullen we niet dragen,... if we are wise." En roze, Magenta, of wijnkleur? in geen duizend jaar! Maar zwart??O ja! En dat ja" klinkt heel overtuigd. Wit staat volgens Renée Kelly, onder het echte poil de carotte"-hoofdje niet. .Want een wit toilet ontneemt onzen" koperkleurigen vlechten alle glorie, en 't harmonieert niet met de dikwijls zeer blanke huid der Roodharigen". Bij Reebruin en kastanjebruin haar staat het prachtig, maar helaas, 't is niet voor ons". Wat een rossig-harige goed kleedt, is een goudkleurige japon, niet een toilet in citroentint, geen geel toilet, maar werkelijk een in goudkleur! Ik zag zulk een kleed eens 's avonds dragen doer een kunstzuster met rood-brens" haar. Het was schilder achtig in hooge mate! Ook een toets van Chineesch biauw, aan een zwart kleed staat ons" mooi, maar, wee, over het gewone bleeke blauw"!" . Renée Kelly vertelt dan nog, dat groen, de japonkleur voor de roode-kopjes is. Maar er zijn zooveel dametjes die te... bijgeloovig zijn, om groen te dragen. Is het niet dom? Ook de violette taupe-kleur is voor de beautés-rousses, mits zij een absolute witte huid hebben. Want elke rooskleurigheid der wangen, is een dissonant" tusschen het rood-bruin en het violet. Grijs kan door ons" gedragen worden, vertslt ze, en is, in combinatie met zwart-groen, mar.neblauw, óf clematis-purper d e kleur voor morgen en middag, maar niet voor den avond. De avond wil ons in zwart zien, d.i. op ons mooist. Of ook wel in een glanzend wit, dat verhoogd mott worden door een schit terend sieraad; of in het zeegroen, of in het poeder-blauw." YVONNE DE TESSAN In de Rij staan, goed Humeur, en nog Wat Ik ben danig uit mijn humeur en ik durf niet eens te zeggen, waarom. Zal ik het teen maar vertellen? eerlijk bekennen, dat ik zoo onnoozel ben geweest millioen, maar ze schijnen niet op het idee gekomen te zijn, dat er dan ook een hon derdduizendtal kinderen gelegenheid moeten hebben om frisch en gezond op te groeien, d.w.z. dat ze moeten kunnen wandelen, spelen, zwemmen, zwerven en mooie dingen zien. En de opgegroeide mensen moet komen tot een zekere gaitéd'ame", die onder anderen ook wordt verkregen door veelvuldige, intelligente en liefdevolle be schouwing van het gebeuren in de natuur. En het Vondelpark dan? Hm... Dat ge niet nog een groote vermaardheid en zijn geschiedenis bevatmeniglichtpunt. Het dankt zijn ontstaan aan het initiatief van eenige goedgezinde Amsterdamsche burgers. Die richtten een oproep aan de burgerij, om allen met elkaar een Rij- en Wandelpark te stichten, der hoofdstad waardig. De burgerij was daar echter heelemaal niet voor te vinden; ze wilde het park wel hebben, maar er liever niet voor betalen. Er kwam bitter weinig geld binnen en het draaide er op uit, dat de nemers van het initiatief en daaronder weereen bepaalde familie de kosten groctendeels voor hun rekening namen. Onverdroten en met zeer weinig steun van de Gemeente zelve heeft het Bestuur van het Vondelpark gearbeid. Eerst was fiet park maar zeer klein, doch door een deel ervan te verkoopen als bouw terrein (dat werd de P. C.) kon het uitge breid worden met het Nieuwe Gedeelte, dat haast breed genoeg is en er werd ook ge hoopt, dat het Willemspark zich er bij zou aansluiten, maar dat is verkeerd uitgekomen. Ten slotte werd ook de eenige vrije zijde nog stevigjes ingebouwd, zoodat thans de geschiedenis van het Park is afgesloten. Het is nu een tamelijk groote square, waarin je overal de huizen kunt zien. De lage ligging maakt het voor de omgeving nog onaan zienlijker en vormt een ernstige belemmering voor den groei van verschillende boomsoorten. Hoe geheel anders, hoe veel beter zou dat zijn uitgevallen, indien de burgerij en de om te vergeten?dat ik nieuwe broodkaarten halen moest?Wie vergeet nu zoo iets? Maar enfin, het is gebeurd, en ik moet de gevolgen dragen. Niet, dat ik nu vier weken lang broodeloos ben, in den letterlijken zin van het woord. Zóó hardvochtig is de genius der distributie niet. Een snibbige juffrouw heeft mij door de telefoon gezegd, dat ik daar en daar alsnog" broodkaarten kon krijgen, en nu draag ik de gevolgen van mijn vergeetachtigheid, en sta in de rij. In de rij? Neen, in 6 rijen. Van mijn standplaats kan ik het gebouw, waar ik wezen moet, niet eens zien. Dat is gelegen aan de gracht op den hoek van een steeg, en toen ik daareven de hooge grachtbrug afkwam, zag ik met schrik den breeden menschenmuur, beginnende aan de middendeur van het groote gebouw, en zich voortzettende langs den voorkant, en om den hoek, een eindweegs de steeg in. Natuurlijk heb ik mij gehoorzaam gevoegd achter de laatsten in de steeg. Daar staan we allemaal. We staan 10 minuten op dezelfde plek. Dan plotseling komt het stuk muur vóór ons in schuivende beweging, we schuiven mee, n halven meter halt. Hoe lang zal dat duren ? maar liever niet aan denken eigen stomme schuld maar In 's hemelsnaam, als ik nu die broodkaatten maar krijg We hebben weer 10 minuten gestaan: een halven meter voor waarts halt. Nu begint er iets tot me door te dringen van de gesprekken om mij heen. 't Zijn meest vrouwen uit het volk, die in de rij staan, met hier en daar een enkele huis vader er tusschen. Er is een levendig, op gewekt gebabbel aan alle kanten, grappen en kwinkslagen vliegen heen en weer. Een nabije toren zendt een vroolijk wijsje over de druilerige gracht. Gossiemijne", zegt een juffrouw half grappig, half brommend, hoe lang zouwe we hier nog staan?" Nou, tegenwoordig schikt 't neg al", vergoelijkt een ander, verleje week he'k hier ook geweest, en toen he'k maar 'n uur gestaan." Maar een uur! in deze tochtige steeg, in dien nat-guren wind! Welk een bewonde renswaardig, goed humeur schuilt er in dat ene woordje maar! Natuurlijk loopen alle gesprekken over het eten. De huisvrouwen vertrouwen elkaar toe, hoe ze het aanleggen om rond te komen. 't Is scharrele," daar zijn ze het over eens. En as je nou neg maar wat meer vet hadt! n as de vetkaart nou op twalef dage komp.... dat zegge ze. Je mot nou al zien, wa'k op de aardappele geef, .'t is puur water...." Gossie ja," stemt een ander toe, wij telle alle middage, wie de meeste kringetjes hep." Gelach rondom, en geroep van: wij ook." Ja moeder," zegt een werkman, we worre tegeswoordig allemaal drijvende eilandjes." Nieuw gelach. En je krijg niks, en je sta toch de heele dag te koke," zegt een jong moedertje. Ik sta alle morreges om vijf uur aardappele te bakke." Eén kreet van alle huismoeders rondom l BakkelWat hèje om ze in te bakke?" Nou ja," antwoordt ze met een genoeg lijk lachje, water in de pan, dat sist ook!" Wat is ons volk, bij zijn vele slechte eigenschappen toch beminnelijk! Geduldig wachtende, op straat, maar esn uur," steken gemeente meer belangsstelling hadden be toond en vrijgevinger waren geweest. Dan had het c en stuk of vier maal zoo groot kunnen wezen, het zou zich hebben kunnen uit breiden langs den Amstelveenschen weg, langs den Schinkel en zou een van de mooiste parken zijn geworden, waardig om genoemd te wo*den naast die van Parijs of Londen. Het had een Richmond Park kunnen worden nu is het een min of meer veron gelukt Hyde Park. Trouwens, ik geloof dat men daar bij de stichting wel aan gedacht heeft met den rijweg van de Katterilaan naar de Dubbele buurt als Rotten Row. Het moest een park zijn, om er'te rijden en te wandelen, om te zien en gezien te worden. Er moesten waterpartyen zijn, en opgaand hout, vista's en groepeeringen. Werkelijk mag men zeggen, dat het in de eerste vijfentwintig jaren volkomen aan zijn bestemming heeft voldaan. De beplanting was in menig opzicht goed ontworpen en gelukkig uitgevoerd. Het karakter van den bodem werd uitgedrukt door een mild ge bruik van elzen en berken, die er ook thans nog een zeer goed figuur maken, evenals de forsche iepen, populieren en schietwilgen. Van uitheemsch geboomte vonden we er zeer mooie hemelboomen (Aiianthus glandulosa) en de Y*rgi"teche moeras-cypres (Taxodium distichum) die hier ook vol maakt thuis zijn. Voor bloesem in alle jaar getijden was ook heel aardig gezorgd. Met groote dankbaarheid herinner ik m?j nog alles wat ik er genoten heb van den tijd af, dat ik als jongen van twaalf jaar in Amsterdam kwam wonen. Ons huis was buiten de Muiderpoort, maar menigmaal ging ik vóór schooltijd naar het Vondelpark om daar rond te wandelen en uit te zien naar de dingen, waarin ik belang was gaan stellen. Ook verwonderde ik mij toen er al over, dat zoo bitter weinig Amsterdammers er aan denken om een flinke vroege mor genwandeling te doen. Je zag er haast nooit l ze goedmoedig den draak Met hun eigen misère f Schuin vóór mij begint een huis moeder1 heel even te zuchten, dat ze niet zoo lang van huls weg kan. Alle kindere benne alleenig thuis, 'k Heb ze gezeid dat ze niet ope mocht e doen, as d'r gebeld wier...." ik denk aan den wolf en de zeven geitjes!" Mijne ook, maar ik ken d'r niks an doen," verklaart een ander. Je heb al genog te tobbe, en je krijg t'r nie half genog bfj te ete ook. Ik ben soms zoo duizelig, en dan val ik zóó van me zellevers. Ik hou me kop maar bove water. De bure zegge wel is: de juffrouw zingt de heele dag. Wel ja, 'k zal gaan zitten griene! Ik zing me bulk maar vol, maar 'k wor d'r toch niet dik van." Ik schok op, en kijk.de spreekster aan. Neen waarlijk, ze wordt er nog niet dik van! Och, zoo 'n mager bleek gezichtje, met scherpe, maar niet onvriendelijke trekken, en een spits kinnetje, en wat een sehraal figuurtje! Dik gekleed is ze ook niet, ze staat met gebogen rug, de schouders naar voren] getrokken ja, wel, 'k zal gaan zitte griene!" Met iets als verlegenheid, haast veront schuldigend, praat ze door we mochten eens denken, dat ze zich beklaagde! Nou ja, je ken zelf nie zooveel ete, ik vin 't zoo beroerd, as zoo'n kind zoo'n honger hep. As ze dan bij je komme om 'n boteram, dan kèje toch nie zegge: blijf af, da*smtfn rantsoen." Ik voel plotseling een brandende schaamte... ja, waarover? Ik schaam mij over mijn goed gevoed zijn, over mijn goed gekleed zijn. Ik voel mij zoo klein tegenover dat held haftige wijfje! Als ik naar huis ga, door de volle drukke winkelstraat, loopt bleek Moedertje naast me. Ze verlaat me niet meer. En als ik zit aan mijn eenvoudigen, maar toch altijd nog voldoenden maaltijd, dan smaakt het eten mij niet best Bleek Moedertje zit tegenover mij, en staart mij aan met haar holle oogen Ik zing me buik maar vol!" Er worden extra rantsoenen gegeven voor personen, die zwaren lichamelrjken arbeid verrichten. Waarom niet voor huismoeders, die niet tegen de kinderen kunnen zeggen: Da's mijn rantsoen?" Onmogelijk? misschien, maar noodig, zeer zeker! Na het eten lees ik de krant. Ik verdiep mij in het oorlogsnieuws en vergeet al het andere. Daar valt mijn oog op het opschrift: Een rustoord voor zwakke huismoeders." Wat een schitterend idee! En ik lees een ingezonden stuk van drie dames, die vertellen hoe ze dezen zomer een 20 tal huismoeders, die het o, zoo hard noodig hadden, een maand naar buiten hebben gestuurd. Zoo trokken op een zonnigen morgen de moeders naar Vierhouten, waar zij op den Oldenborg," een aardige en voor dit doel zeer geschikt ingerichte boerderij, har telijk welkom werden geheeten. Hoe zij daar genoten hebben, is niet te beschrijven. Zij, die haar leven lang, dag in, dag uit gewerkt en geslootd hadden, werden nu hier op haar beurt verzorgd. Aandoenlijk was haar dank baarheid. Wat deden de rust en de buiten lucht haar goed! " enz. En dat goede werk willen de dames graag den volgenden zomer voortzetten, maar daarvoor is noodig.... geld! En ze vragen aan iedereen: geef ons daarvoor geld l"*) Als ik zoover ben gekomen met mijn lectuur, kijk ik op... Bleek moedertje kijkt mij aan. Haar oogen glanzen. Da's mooi," zegt ze, da's prachtig, da's haast net as'n extra rantsoen. Geef je d'r wat an?" Ja," zeg ik. En nu neemt ze mij de pen uit de hand, want ze wil ook iets schrijven. Ze heeft wat te vragen aan alle menschen, wier hart warm kan worden voer bleeke, magere moedertjes, die niet wille zitte griene", maar die liever d'r buik volzingen," ze vraagt aan die allen: Geef je d'r wat an?" Ja!" zeggen ze. LEIBA VAN WITTAQ ?) Zie het Alg. Handelsblad van 2e Sept. De eerste onderteekenaarster, die gaarne giften wilde ontvangen, was Mevrouw Van Gijn^Maas Geesteranus, Bankastraat 50, den Haag. 000 :: VERHUIZEN :: MEUBELS BEWAREN E. J. VRN 5CHAICK 800TH5TRRBT UTRECHT iemand; alleen strijk en zet den ouden heer Serrurier. Maar het heele jaar door waren er zoowat alle vogels van bosschen en hagen te ontmoeten, met elkander wel een vijftigtal verschillende soorten en dan in zoo groote hoeveelheid, dat je er werkelijk een zeer voldoenden Indruk kreeg van het gebeuren in de natuur. Het hoogtepunt was bereikt toen in 1895 de nachtegaal genesteld heeft in het wilgenboschje bij de Willemsparkbrug, maar daarna krijgen we een gestadige en vrij snelle daling tot op dezen tijd. Intusschen was de Gemeente zelf ook parkjes gaan aanleggen: het Sarphatlpark dat ook alweer een putparkje is, evenals het Oosterpark, dat door samensmelting met de oude Oosterbegraafplaats en instand houding der verbinding met de Zuiderzee en de nog onbedorven Watergraafsmeer zeer prachtig had kunnen worden. Later kwam het kleine zakvormige Westerpark, ingeklemd tusschen een spoordijk en gasfabriek en een trekvaart en e Ri del ij k aan de overzijde van het IJ, bij wijze van proef en tot wederopzeggens toe het Vliegenbosch, waarvan ik nog niet weet of wij het moeten beschouwen als het laatste der ouderwetsche of het eerste der moderne parken. Thans echter zijn we zoover, dat er iets nieuws kan en moet gebeuren. Het Groot-Amsterdam, dat zijn nieuwe sluizen krijgt bij IJmuiden, zijn nieuwe havens in het Westen, in den IJpolder, zijn nieuwe uitbreiding, Noord, Oost, Zuid en West, moet nu ook een paar millioen besteden aan het stichten van werkelijk goede parken, die den weg wijzen naar vrije wandelterreinen Oost en West. Daarover de volgende week. We zouden heel wat Vredesparken" kunnen aanleggen. JAC. P. T H ij s s E

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl