De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 2 november pagina 1

2 november 1918 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

2158 Zaterdag 2 November A°1918 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SALOMONSON UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF Prijs per No. f 0.20. Per 3 mnd. f 2.25. Abonn. loopen per jaar Redactie en Administratie; Keizersgracht 333, Amsterdam Advertentiën omslag 0.40 p. regel, binnenpag. f 0.50 p. regel INHOUD t Bladz. 1: De Volkerenbond, door mr. 3. A. Levy. Bnitenl. Overzicht:: In afwachting, door dr. G. W. O. Byvanek. 2: Homuncnlns, teekening van Jordaan. Hnis- en Strafwerk, door J. Gunning Hzn. Mooye Taal, door dr. Fredeiik van Eaden. Krekelzang, door J. H. Speenhofl. 3: Feuilleton: In D'Eeuwigheid, door laidore Blnmenthal. 5: Voor Vrouwen (red. Elis. M. Bogge) door Erna Wat sen bezoekster van Liefdadigheid naar Vermogen mij vertelt uit den Nood der Tjjdan, door E. W. Asschtr. Karika turen in Mozaïek, door Tine A. Uit de Natnnr: Paikaanleg, door Jao. P. Thjjsse. 7: Muziek.door H. J. den Hertog. Blechthoorenden, door Stabo. Dramatische Kroniek, door Top Naeff. 8: Aller. zielen, teekening van George van Baemdonok. Gebed, door P. C. Alberts. Financiën en Eco nomie: De Nieuwe Nederlandaohe Staatsleening. door J. D. Santilhano. Hienwe Eagelsohe Boeken, door W; van Doorn. 10: Uit het Kladsohrif t van Jantje. Kleine Prijsvragen. 11: Het ineengestorte Oostenrfjk, teekening van Joh. Braakensiek. Royal Anction Bridge, door Bridger. BjjvoegseltHet einde van het Duitsohe Militairisme, teekening van Joh. Braakensiek. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiitiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiitiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiii DE VOLKERENBOND door Mr. J. A. LEVY Advocaat te Amsterdam Naar men weet, heeft President Wilson het politieke ideaal der toekomst aange duid met het woord, boven dit opstel geplaatst. Sedert heeft, door middel der pers, de aanduiding burgerrecht verkregen en gaat zij van mond tot mond. Of zij hare verwezenlijking nabij is, kan alleen de toekomst leeren. Zeker zullen zij, die bewerkstelligen, hetgeen het woord uit drukt, tot de grootste weldoeners der menschheid behooren. Zij zullen haar verlost hebben van den geesel des oorlogs en een rechtstoestand hebben gesteld in de plaats van dien des gewelds. Juist daarom is het thans zaak en tijd, dat men gedachtig zij aan de eigenlijke bouwmeesters van het ware vredespaleis, dat, naar den wensch van den President, de volken eens herbergen zal. Zoo gemakkelijk vergeet men hen, wier theoretische denkarbeid den weg gebaand heeft tot hetgeen, straks, een te hunnen opzichte later geslacht, in tast bare lijnen, heeft opgetrokken. Hand in hand met den plicht der dank baarheid, gaat gepaard het zakelijk in zicht, dat verkregen worden kan, door van de oorspronkelijke voorstelling reken schap zich te geven. Het behoeft nauwelijks te worden herinnerd, dat, bij iedere vraag, waarbij der volkeren vrede of oorlog betrokken is, de naam van onzen Grotius op de lippen komt. Hij is 't, die, in zijn on sterfelijk werk, eens voor al en eens voor goed, twee begrippen in het licht heeft gesteld, die aan den Volkerenbond ten grondslag liggen. De eerste, daarbij ter sprake komende vraag is : bij wien berust het souvereine recht om zoodanigen bond aan te gaan? Grotius geeft het antwoord, dat, als geen ander, ontzaglijk rijk is aan gevolgen, coor kort en bondig te verklaren: De souvereiniteit berust bij den Staat" (de J. B.ac P. I. 3. 1.). Hoe echter geraken wij van den Staat tot het Volk, waarvan hier gewaagd wordt? Een volk kan verschillenden regeeringsvorm hebben, ook den monarch alen. Wordt daardoor niet inbreuk ge maakt op de, den Staat toegekende souvereiniteit? De Staat toch is een begrip, dat in menschen zich belichaamt. Neen, zegt Grotius: De souvereiniteit, al wordt zij uitgeoefend, door een koning, houdt niet op de souvereiniteit des volks te zijn" (t.a.p. II, 16. 1.). Er zijn leeraren van het volkenrecht, die dit luttel aantal woorden een bliksem straal van het genie hebben genoemd. Zij hebben gelijk, want onnoemelijk groot is het aantal vragen, dat daardoor wordt afgesneden. Met de wetenschap, dat de Staat synoniem is met het volk, dat, hoe de regeeringsvorm zij, het volk het is, dat zich verbindt, is de deur, door Grotius, ontsloten. Buiten zijn gezichtseinder lag de Volkerenbond niet. Dit aan te toonen, i zou hier echter te ver voeren. Na den stichter van het volkenrecht, den grooten Nederlander, dien ons Vaderland te eeren heeft, zoolang het de heugenis zijner geestesheroën in eerc houden kan, moesten eenigc eeuwen voorbijgaan, eer het zaad ontkiemde, dat hij heeft uitgestrooid. Die tijd was aangebroken toenjohann Gottlieb Fichte zijne Grandlage des Naturrechts schreef (1796), en het is wederom eene eereschuld jegens den nobelen wijsgeer, die thans moet worden vermeld en dankbaar herdacht. Hem stond klaar en duidelijk de volledige zakelijke inrichting van den Volkeren bond voor den geest, zoodat, verrijst hij eens, de stichtingsoorkonde ook zijn naam dragen moet. Dit te herinneren is plicht. Zoo vaak wordt het woord: held uitgesproken met de bijgedachte aan lauweren, op het slagveld behaald. Op persoonlijken moed en plichtsbetrachting worde niets afgedongen. Maar, gelijk het uitspansel hoog zich welft boven het stof der aarde, zoo zweeft de genius der vrede hoog boven alle oorlogsbedrijf. Nadat de furiën van den krijg uitgewoed en hare onzalige hartstochten bot gevierd heb ben, is het woord aan de boden des hemels, aan de geesten, die de Algoede op den weg der menschheid heeft ge plaatst, om haar, in stoffelijke of zede lijke richting, nader tot hare bestemming te brengen. Zulk een geest, naast vele, vele an deren, was Johann Gottlieb Fichte, en het is met opzet, dat ik hier, in zijne eigene woorden, wensch aan te toonen, hoe de Volkerenbond aan zijn diep door dacht stelsel ontsproot, gelijk, naar de grieksche sage, Minerva, in volle wapen rusting, uit Jupiter's brein te voorschijn trad. Allereerst, merkt Fichte op, dat een In afwachting Maar het is niet aan het succes op het slagveld dat ik denk, de slag heeft zijn geregeld verloop, hij passioneert ons, toe schouwers, niet meer. Het is alsof wij het eindelijk resultaat reeds kennen, het zijn de laatste pagina's van een met spanning ge lezen boek. F i n i s is in zicht. Neen, niet in den oorlog zelf, begeven wij ons, eerder houden wij een rust om uit onze oogen te kunnen zien en om de gebeurtenissen van deze laatste week in hun verdeeldheid en tegenstrijd te over denken. Het over en weer van vragen en ant woorden tusschen Duitschland en Amerika is gesloten door het krachtig definitief be scheid van President Wilson. De vredesverstoorder moet de vastgestelde voor waarden aannemen. Als bewijs van zijn vredesgezindheid zal hij zich ten behoeve van den wapenstilstand aan bepalingen onderwerpen, gegeven met het doel om het hem onmogelijk te maken den vredestoestand te verbreken en den oorlog opnieuw te beginnen. Ik wacht die bepalingen af, zegt de regeering van Duitschland toegevend. Daarmee is de dialoog gesloten. Andere sprekers treden thans op. De richtende wereld heeft haar eisenen aan Duitschland te stellen. Zij bereidt zich voor tot de preliminairen die aan de geschiedenis der toekomst haar richting zullen geven; en zij bedenkt zich. Frankrijk, Engeland, Italiëen de Vereenigde Staten zijn in beraad. Er is een pauze. Wat vraagt er onze aandacht in dezen tijd van afwachting? Laat mij beginnen met een vreugdeblik. Op de Place de la Concorde staan in Parijs de standbeelden der steden ie Lodewijk XIV bij Frankrijk heeft gevoegd. Rijssel is daar de buurvrouw van Straatsburg. Ik geloof niet dat de andere stedegodinnen geheel misdeeld blijven van offers hun door een vaderlandslievende bevolking gebracht. Maar o wat is dat in vergelijking van den tooi van bloemen, vanen en vlaggen waar mee die twee zijn omgeven en waaronder zij bijna verzinken, de eene de bevrijde stad, de andere die naar de bevrijding uitziet! Het kostbaarste van dien bloemenschat: het tuillje van een paar centen der midinette. Hoe trotsch voelde Eduard van Engeland zich niet, hoe wist hij eerst nu dat hij door Parijs was aangenomen, toen, bij zijn tocht als koning door de hoofdstad die hij lief had, een grisette hem in de hand drukte een bouquet d'un soul Dat was voor hem de rechte wijding. Maar ik spreek nu over Zondag, 20 October; den feestdag der verlossing van Rijssel. Onder die blijdschap kwam bitterheid op. De herinnrring van het gruwelijk leed der verdrukking. Het ging crescendo. Eerst werd het met den humor der licht zinnigheid gedragen die een van de liefe lijkste gaven is door den Schepper zijn schepselen ingeschapen legen al het verdrietelijke van deze wereld. Ge gaat naar de gevangenis! bedreiging vaneen Duitsch sergeant tegen meisjes. Wel, dat zal curieus wezen. Een gevangenis! dat hebben wij nog nooit van binnen gezien; het jolig moedige antwoord. Maar de honger kwam, de uittering van krachten, de herooving, de hinder van iederen dag. De brutaliteit.?Menschelpheid staat niet in ons woordenboek", cynische btkentenis. Eindelijk was het: deportatie in massa van mannen en vrouwen, vooral van vrouwen en jonge meisjes, om verweg diensten te gaan doen en zich vernederende behandeling te getroosten. Ellende die aan geen stand werd gespaard. Er is een woord van Ludendotff over het recht van den krijg. De oorlog", zegt hij, is niet langer een oorlog van legers tegen over elkander, maar van volk tegen volk. Staat, tegen wien onrecht gepleegd is, volkomen het recht heeft, d»or middel van oorlog, genoegdoening zich te ver schaffen. De uitslag echter van den krijg is ongewis, zoodat het aankomt op een middel om der rechtvaardige zaak de zege te verschaffen. Macht nu ontstaat, door het overwicht der menigte. Mitsdien moesten meerdere Staten, voor de handhaving der rechtsverhouding, onderling zich verbinden (in den ;,tekst, gecursiveerd) en den onrecht plegenden Staat met vereenigde macht aanvallen." Hoe het daarheen te leiden, dat zoo danige vereeniging van Staten altoos naar rechtsbeginselen uitspraak doe ? Alvorens deze vraag "?*§! beantwoorden, beschrijft Fichte nader het mechanisme van den Volkerenbond. Meerdere Staten vereenigen zich en waarborgen zich zelf onderling en tegenover ieder, al is hij niet lid der gemeenschap, hunne onafhankelijkheid en de onaantastbaarheid van het vol kenrechtelijk verdrag". Zoodanige vereeniging nu heet Bond, zegt Fichte, want hetgeen zooeven beschreven is, ware een Volkerenbond, geenszins een Volkerenstaat. Immers, het is eene vrijwillige, geenszins eene door dwang te grondvesten vereeniging, en eene zoodanige noemt men een Bond." De zooeven gestelde vraag alsnu be antwoordend, verklaart Fichte, dat de Bond niet dwalen kan, nopens erkenning der onafhankelijkheid van een Staat, hetgeen eene feitelijke vraag is. Dat hij, willens en wetens, onrechtvaardig oor deel vellen zou, verwacht niemand. Het zelfde geldt, waar de vraag ter sprake komt, of een volkenrechtelijk verdrag is nageleefd. Men heeft hier te onderscheiden tus schen bewijs en formuleering van het verdrag. Alle Staten behooren, reeds ingevolge het staatsburgerlijk recht, openbaarheid te betrachten. Óf iets al dan niet gebeurd is, moet zich derhalve wel laten uitmaken". Wat de formuleering belangt, kent Fichte aan den Bond het oppertoezicht daarover toe. Immers, alle verdragen met de vereenigde Staten worden onder zijn waarborg geslote;,. Onbepaaldheid daarvan kan hij niet dulden, omdat hij naar deze, tusschen de strijdende partijen, recht spreken moet". Nopens de sanctie van den Volkeren bond eindelijk, verklaart Fichte, dat de Bond den oorlog moet kunnen verklaren aan den weerbarstigen, in het ongelijk gestelden Staat. Mitsdien, moet de Bond gewapend zijn. De vraag kan zijn, of een bijzonder staand Bondsleger opgericht, dan wel, of slechts, indien werkelijk het geval van oorlog zich voordoet, een executie-leger, uit bijdragen der verbonden Staten, behoort saamgesteld te worden". Fichte zou het laatste aanbevelen, naar dien, gelijk te hopen valt, het een staand Bondsleger aan bezigheid ontbreken zou. (Werke, Berlijn 1845. III. Grundlage des Naturrechts. Zweiter Anhang 15, 16, 17, 18 blzz. 379 vlg.). Alle middelen om het volk van den tegen stander uitteputten wettigen zich daardoor: het dooden van vrouwen en kinderen staat gelijk met de vernietiging van aanstaande moeders en toekomstige landsverdedlgers en is dus niet anders dan een opruiming van materiaal waarvan de tegenstander in het vervolg gebruik zou kunnen maken'. Het is deze soort van vernietiging op cnfeerende wijze welke de bevolking van Rijssel heeft moeten ondergaan. Opoffering van menschen onder al het andere materiaal dat zij moest missen. Zonder dat zij toch het vertrouwen in de toekomst verloor, die bevolking ! En toen het 't ergst werd ? Wel, antwoordde een vrouw, moeder van zeven kinderen, aan den journalist die dadelijk ni de bevrijding een bezotk bracht aan de stad: Wij moeders welen dat wel, wanreer het barre uurtje komt en de pijn is op haar hoogst, dan is ook de verlossing nabij. En het is uitgekomen". De Franschrn verstaan de kunst om deze dingen eenvoudig en juist te zeggen. Men zegt wel, nu Wilson den grondslag heeft gelegd en heeft uitgesproken, komt thans Foch aan de beurt voor den wapen stilstand. De opmerking is niet geheel waar, men zal niet alleen rekening houden niet hei inzicht \'an Foch, maar in 't troot gesprokrn staat toch voor dit laaide gedeelte van den oorlog n^ast den President der Vereenigde Staten de Fransche maarschalk vooraan. Zou men het, wat het kiijg'fgebied aangaat ni«t eenvoudig kunnen noemen: Foch cunlra Ludendoiff? Dan heeft toch de Franschman niet vol ledig zijn meesterschap kunnen bewijzen over den Duitscher. In de regels, door Foch gesteld voor het krügvoeren, heet het: In den oorlog komt het aan op den siag, de mooisie manoeu vres beteekenen niets in vergelrjkirg van een overwinning, en een compiecte over winning bedoelt de vernietiging van den vijand. Hij moet niets meer te zeggen hebben. Daarvoor moet de reserve in gereedheid worden gehouden. Dat is de knods die Het kan uit deze, kort saamgevatte, aanhalingen gebleken zijn, hoe Fichte, meer dan een eeuw geleden, reeds stond op het standpunt, dat ons, als einduitslag van den rampspoedigen oorlog, thans, zoo begeerlijk schijnt. Niets van de kenmer kende trekken van den Volkerenbond ontging zijn blik. De Bond moet de on afhankelijkheid van de toegetreden Staten ongerept laten. De Bond moet een waar borg zijn voor vrede en betrachting van rechtvaardigheid. De Bond moet een vierschaar wezen en de middelen hebben om den Staat te bestraffen, die aan den rechtszin zich vergrijpt. Ja zelfs, hetgeen thans zoo noode gemist wordt: volken rechtelijk klare verhoudingen en diplo matiek openbaar handelen, ook daarop dringt de wijsgeer reeds aan. In het werk, dat President Wilson het licht deed zien, (The State Elements of historical and practical politics", London 1899) wordt onze Grotius vermeld, (§1457). Aan diens glorie wordt niets te kort gedaan, zoo hij haar deelt met een evenknie, aan wier beider wereldomspannenden gezichtskring de volkeren eene toekomst zouden danken, veiliger, rustiger en zegenrijker, dan de tijd, tot dusver doorleefd. NASCHRIFT. Het voorafgaande was geschreven, toen ik kennis nam van het jongste, als gewoonlijk, fraaie geschrift van den Leidschen hoogleeraar Mr. C. van Vollenhoven, getiteld: De drie treden van het Volkenrecht" (den Haag, Martinus Nijhoff, 1918). In dit geschrift, wordt, verwonderlijk genoeg, de naam van Kant (blz, 32,46) wél, die van Fichte niet genoemd. Het betoog behelst de navolgende bladzijde (68). Een plechtige definitie is rooit ge geven ; maar zooveel is wel zeker, dat eenerzijds negatief die Volken bond niet beoogt n wereldstaat met n wereldregeering en n wereldparlement, dus geen Vereenigde Staten van de Wereld", en dat anderzijds positief die volkenbond den aanvals oorlog wil verloochen zien op aarde en die verloochening wil doen waar borgen door aller gemeenschappelijke macht. Toen in 1914 de oorlog uitbrak, voad hij de gedachten der menschheid over wereldorganisatie nog maar zeer ten deele voorbereid; slechts vage ideeën over behoefte aan internationale samenwerking, naast een vrees voor fiasco, het geheel omkransd met een festoen van voorliefde voor internatio nale arbitrage. Zelfs bij de voorstanders van een georganiseerde wereld half slachtigheid, angstigheid, weifelmpedigheid; men durfde de nieuwe situatie niet aan, wist niet of men juist flink en groot dan wel klein en behoed zaam moest beginnen, kon met zijn ge loof nog geen mosterdzaadje verzetten. Het kost moeite de gedachte te onder drukken, hoeveel sneller zich niet de denkbeelden na 1914 zouden hebben gepreciseerd, indien toentertijd reeds een welgeordend plan van wat nu vol kenbond genoemd wordt had klaarge legen ; hoeveel gemakkelijker het niet tijdens den oorlog den wederzijdschen staatslieden zou zijn gevallen om te l klaar staat voor den laatsten stoot; de slag daarmee zal zoo overweldigend zijn als mogelijk. Hij moet op het laatste oogen blik geschieden, buiten alle berekening van den prijs dien men voor het succes betaalt, in massa neerkomend met een forschheid die in energie al het vorige vechten van den veldslag te boven gaat en met een snelheid die de volledige uitwerking heeft van een verrassing. Om zoo het ne en eenige doel te bereiken, waartoe alle krachten dienen ingespannen. Eer de taak van Foch zoover was ge vorderd is de eerste generaal kwartier meester uit den militairen dienst verwijderd. Latere tijden zullen zich zeker bezig houden met een vergelijking tusschen Ludendorff en zijn Frarschen tegenstander. Bfiden komen overeen in het unieke ge wicht, dat ?ij voor den oorlog hechten aan den bevelhebber. Napoleon hei ft gezegd: A la tnierre rhoiuine vaui tont, les hommes rii-n.'' Foch haalt dat woord met voorliefde aan om 2Ïj" off.eieren ie doordringen van h t btlani; van het commando. In LudendoitYs maximen klinkt het eveneens duidelijk door. Hef gevaar van het numerieke over wicht bij den vljard, hooren wij daar, be staat alleen voor zwakke menschen. Daar ;s geen toeval en geen noodlot, het cei'ige waarvan sprake kan zijn, is de wil van ste'ke rnenschen. De sterke man spreekt niet over het gevaar, hoogstens over de middelen, hè! uit zijn baa ? te verwijderen. Mij dunkt, men ziet den man voor zich, die d^ze spreuken in den mord. voert. Voor hem verdeelt zich de wereld in stcike en zwakke menschen; de laatsten vormen verreweg de meerdtrlvd: hij het f t voor h^n niets dan vt-rachiing. Zijn wil en zijn trots was het de sieikste te zijn. Triumf vierde hij toen in Augustus 1916 aan Hinöenburg en aan hem, als generaalkwartiermeester, de leidirg van het geheele Duitsche leger werd opgedragen De Keizer, opperste krijgsheer, deed, mag men zeggen, afstand van zijn beschikking over het leger ten hunnen behoeve. Ludendotft gevoelde zeggen, voor wat voor toekomst zij strijden; hoeveel scherper niet het beeld van zoo'n volkenbond zich nu zou afteekenen voor het begrip der groote massa. Mag men tot die hooggeachten schrij ver de bescheiden vraag richten: wat ontbreekt er, in de ettelijke, hier saamgevatte bladzijden van Fichte's bepa ling en strekking van den Volkerenbond om, wat de grondgedachte betreft, de afspiegeling te zijn van de opvatting des Leidschen hoogleeraars ? j iiiitiiiiMiiiiiiiiiiiiiiimmiiiiimiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii mui HUIS- EN STRAF-WERK door J. H. GUNNING Wzn." oud-schoolopziener in het district Amsterdam Een oude kwes tie, die huis werk-kwestie, en die telkens weder opduikt. Ditmaal hebben de afdeelingen Amster dam" van het N. O. G.en de Bond van N. O. de kat weder eens de bel aange bonden, een Com missie benoemd en een Equête doen houden, De schrijver van dit Arükel Waamn het rCSUltaat thans aan hun bureaux (Weteringschans 71 en Ie Helmeistr. 68) voor f 0.15 (franco p. p. f 0.16) te verkrijgen is. Werk van Amsterdammers dus, over Amsterdam. Maar van belang voor het geheele land. De Commissie sloeg een eigenaardigen weg in. Dat zij haar onderzoek beperkte tot de Amsterdamsche U. L. U. en M. U. L. O. scholen, lag in haar opdracht; dat zij haar vragenlijsten alleen zond aan collega's, was haar eigen geestig bedenksel. Aan twee soorten van collega's wel te ver staan: aan onderwijzers, die les geven aan de genoemde scholen, en... aan onderwij zers, die zelf kinderen op zulke scholen hebben. Aan deskundige ouders dus, en die tegenover collega's geen blad voor den mond behoefden te nemen. Dit maakt dit kleine rapportje van even 23 bladzijden tot een sterk wapen in de hand van allen, ook nietonderwijzers, die over te veel of verkeerd huiswerk voor hun kinderen meenen te klagen te hebben. Toch kan ik niet zeggen, dat de lezing van het Rapport wijziging heeft gebracht in mijn als districtsschoolopziener opgedane overtuiging, dat het, in het algemeen ge sproken, bi] het L. O. zoo erg niet is 1). Zeker, er komen excessen voor, maar dat zijn dan ook het woord is van de Com-' missie zelf, bl. 9 excessen" 2) Ook dat is niets nieuws, dat het Fransch de groote schuldige is, het Fransch, dat op de L S. niet thuis behoort. Wél nieuw was echter voor mij, dat ook het Rekenen zooveel op zijn geweten heeft, niet zoo heel veel minder dan het Fransch, terwijl Aardrijkskunde en Geschiedenis ook niet vrij uitgaan, bij welke Kennis der Natuur gunstig afsteekt, terwijl ook Taal geen onbescheiden deel vordert, en Engelsch, Duitsch en Algebra zeer bescheiden zijn. Het zijn echter nog niet zoozeer het zich onafzetbaar en onvervangbaar. Een machtige persoonlijkheid ongetwijfeld. Het breede gewelfde voorhoofd waaronder de blauwe oogen levendig zonder al te groote hardheid te voorschijn komen kijken, toont niet alleen verstand maar ook adel; het onderdeel van het gezicht met den smalend opgetrokken mond en de dubbele brutale kin kan niet zijn verachting ver bergen voor wat de menschheid hoog houdt. Het is hem te doen geweest om de werke lijkheid van de macht. De schijn hetft geen bekoring voor hem gehad. Geen von is voor zijn naam ge komen, geen voetlicht heeft hij opgezocht. Hij bleef altoos bescheiden op den achter grond van den populairen Hindenburg, hij verschool zich achter zijn reuzen gestalte. Dat was ook een deel van zijn kracht: zijn raadselachtigheid, zijn werken in 't geheim. Want hij bewoog als op een schaakbord zijn personen, haalden hen te voorschijn, eri ruimde hen weg; overlegde alle be wegingen, greep overal in en had zijn eigen rcgeering naast het officieele bestuur. Waar zij tegen elkander indrulschten, moest het bestuur wijken. De anderen bestonden niet voor hem. ,,Een sterke wil schept zich zijn eipen lot," heeft hij gezegd. Totdat ten alotte de autocratie 'n Duitsch land moest onderdoen. Er is n, volgens het bekende woord, die meer macht heeft dan de Keizer en meer geest dan Voltaire, dat is jan Alleman. Luderdorff is voor Jan Alleman uit den weg moeten gaan. Zateraag 26 October verscheen het legerbulletin niet meer met zijn naam. Vergelijk nu met het matelooze en roekelooze van Ludendoiff's wezen, den een voud, vroomheid en het maathouden van Foch. Hoe tempert hij het woord van Napoleon: l'homme vaut tout, door zijn zorg dat de troepen zich niet zullen be schouwen als pionnen voortgeschoven op het schaakbord! Het menschelijke en het juiste der Fransche beschaving vertoonea zich in Foch. 28 October 1918. W. O. C. B v v A N c K

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl