Historisch Archief 1877-1940
'!?" t
10
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
2 Nov. '18. - No. 2158
/mSTERD/ÏMSCHE
B K C/R/Ui 'j£ MILLIUEN
iifiiiiiiiiiüiiiiiiiiiiiiiifiiimiiiiiiiiiiiittMiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiii
Voor de volledighsid stip ik hierbij aan,
dat de maatstaf, waarnaar door persoonlijke
Inkomens in de eventueele gedwongen lee
ning moet worden ingeschreven, als volgt
is: Voor een [inkomen van f 10000 tot
f20,000 5 pCt.; van f20,000 tot f30,000
10 pCt., van f30,000 tot f40,000, 15 pCt.;
van f40,000 tot f 50,000, 20 pCt.; van f50,000
tot f70,000, 25 pCt.: van f70,000 tot f 100,000,
30 pCt. en boven f 100.000, 35 pCt.
Zijn in het bovenstaande eenige beden
kingen tegen de details van het ontwerp
aangegeven, die met een weiiig goeden
wil bij de behandeling uit den weg geruimd
kunnen worden, in hoofdzaak blijft het be
zwaar gelden, ontwikkeld in mijn artikel
van 19 October j.l., nml. dat met het oog
op de waarschijnlijkheid, dat de oorlogs
toestand spoedig beëindigd zal zijn, het
aanbeveling zoude verdienen met de con
solidatie der vlottende schuld nog te wach
ten, totdat de financieele positie der schat
kist bete? overzien kon worden. Opmerkelijk
in dit verband is eene tirade in de memorie
van toelichting, die eer eene bevestiging
dan tegenspraak van de door mij geopperde
stelling schijnt te geven. Het heet daar
nml. Hierbij wordt niet voorbijgezien, dat,
gelet op de samenstelling dier (vlottende)
schuld en in aanmerking genomen den
aard der uitgaven, tot welker dekkiHg die
schuld werd gecreëerd, benevens de bedra
gen, die alsnog uit de crisisheffingen zullen
worden ontvangen, bijna het geheele ge
noemde totaal rond ? 359,800,000 vlottende
schuld in omloop zou kunnen blijven."
De door mij en, naar het schijnt, ook door
anderen uitgesproken meening heeft bestrij
ding gevonden bij den financieelen redacteur
van het Handelsblad in zijn Overzicht van
27 dezer. Hij wijst er op, dat aan het laten
voortloopen der vlottende schuld ernstige
gevaren verbonden zijn. Volkomen juist en
door mij reeds erkend in mijn artikel van
19 dezer, waarin ik uitdrukkelijk verklaarde,
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiittiiiiiiiiifiiiiiiiii
^S B L R N C H E
ClCFXRETTES '^
dat in het algemeen genomen het laten
oploopen der vlottende schuld tot zulke groote
bedragen niet wenschelijk is. Maar wQ staan
thans voor een speciaal geval; wfj staan
thans voor eene kentering in de algemeene
situatie, die op het oogenblik, dat het wets
ontwerp bij den Raad van State ingediend
werd, nog niet te verwachten was. Met het
oog cp de onmiddellijke en elndelijke finan
cieele gevolgen van het totstandkomen van
den vrede, meen ik dat thans uitstel van de
consolidatie aantebevelen is en wordt in
die meening versterkt door de boven aange
haalde tirade van de memorie van toelichting.
Als bijkomende reden heb ik daaraan
toegevoegd dat het financieren door vlot
tende schuld veel minder kostbaar is. Ik
geef gaarne toe, dat dit geene overweging
mag zijn, indien er uitzicht bestond, dat
de sterke ophooping van vlottende schuld
nog gedureade onafzienbaren tijd zoude
moeten doorgaan. Maar nu het einde daar
van te voorzien is en, in verband daarmede,
het geheele financieele vraagstuk zal moe
ten ter hand genomen worden, is uitstel
thans geen bezwaar, vooral ook als daardoor
zooals genoemde redacteur uitrekent een
millioen per maand bespaard kan worden.
Het moge voor hem eene kleinigheid zijn,
maar mij komt het voor, dat|eetie besparing
van een millioen per maand geene qaantit
negligeable. J. D. SANTILHANO
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiMiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiii
Nieuwe Boeken van deze week
WILLIAM J. LONG, Dierenleven in de Wil
dernis, vertaling van CILIA STOFFEL, geïll.,
144 pag., 2e druk. Rotterdam, W. L. en J.
Brusse's Uitg. Mij.
Eveneens bij Brusse's Uitg. Mij. te Rot
terdam verschenen in de serie .Keur van
Romantiek" twee boeken van HONORÉDE
BALSAC : Het Huwelijk van Modes te Mignon
(vertaling van D. NENNSTIEHL en dr. W.
VAN RAVESTEIJN) en De Zielsgehelmen der
Prinses de Cadignon en andere vertellingen
(vertaling van dr. DAN. DE LANGE en J. F.
ANKERSMIT) met omslag teekenin g van NELLY
VOLKER, resp. 392 en 324 pag. Prijs per deel
f150; geb. f2.20.
KLEINE PRIJSVRAGEN
Voor inzendingen op de vraag naar een acrostichon op
LEUGEN
werden prijzen toegekend aan: B. Rink, mevr. Enthoven-Vaupel KleijnenAlb. van
Nifterik.
teugen leeft zijn laffe leren:
Etende van Waarheid^ disch,
Uit zich dossend' met haar kleeding,
«rissend' wat haar sieraad is;
En verbergt, zoo uitgestald,
Naaktheid van zijn wangestalt.
B. Rink.
nimmer leugentaal uw mond ontvallen
En twijg of zeg ie waarheid vroeg en
[laat!
Uit leugentaal wordt leugentaal geboren
Geen leugen is er, of bij sticht zijn kwaad.
En schuw den leugenaar, bij hem is r, iemand
[veilig !
Nooit zegeviereleugen!... Waarheidslecnts
[ is heilig!
Mevr. Enthoven Vaupel-Kleijn.
,.tjieve God" zoo sprak 'n keizer
(Een die gauw z'n einde ziet)
Uit den boozt is de oorlog
Geld en bloed dat wil ik niet
En ik toon dat door m'n daden
Nu 'k de wereld vrede bied.
Alb. van Nifterik.
liefdadigheid is menschenplicht!" zei Piet
En stelde huis en hof voor viaftitelingen open.
Uit mens.'henplicht.'.'... Om te verkoopen
Garen, band of lint, meldde een man zich
[aan Piets deur,
Een Nederlander slechts, maar hocgrig ook,
[en arm, en moe...
Jïiet noodig, man!" zei Piet, en sloeg zijn
j deur barsch toe.
M. v. D.
Ijftnin sprak boud, met breed gebaar:
Een gouden eeuw breekt aan,
Uw zon gaat op, o proletaar,
..Geniet Uw nieuw bestaan''.
Edoch, 't arm volk gaat binnen 't jaar
Naar d'afgrond door dien leugenaar.
Herman Scheltema.
leefde gant er door verloren,
Eerlijkheid doet zij te niet;
Uit de leugen wordt geboren
Groote spijt en diep verdriet.
Eeuwig zal de waarheid stralen,
Nooit zal leugen zegepralen.
Clinge Doorenb«s.
MItlllNIHimlIlltlHIIIIIIIIIIIIIilMllllllllllllltlllllMI II
Vervolg van pagina 3
en, als je 't dan noodig acht, kom me dan
troosten, gelijk nu.
Knecht. Meneer! (Af deur-links).
(Doris kijkt den tuin in, hél
kalmdroomend; steekt een sigaret op, rookt...
Hij wil zien waar hij naar kijkt, en, rookend,
zachtkens rookend, ziet hij 't ook.
Plotseling hoort men achter den tuin
L i e z e die gilt, gilt, dan huilt. E m i l e:
,Jij.' dacht je misschien dat ik jou niet ken?!
Scheer je weg! Kom... kom, Lieze"
Een traanvolle vrouwestem: Zwijg dan
toch, kwajongen."
Bij den eersten gil van Lieze sprong
Doris recht. Doch, als verlamd, bleef hij
staan, angstig-vaag begrijpend iets, en
luisterend).
Lieze, (die komt aangeloopen, nog
huilend.) Vader, ik ben zóó geschrokken!
Ik beu nóg zóó naar.
Doris, (als droomde hij wakend.) Wat is
er dan?
Lieze. Een krankzinne vrouw die me
om mfln hals vliegt, en zegt dat ze mijn
moeder is. (Weer huilend,) Moeder is immers
dood.
Doris, (a. b.,) Moeder is dood.
E m i l e, (die er nu ook is, helpt Lieze de
kamer in.) Kom, Lieze... ga maar hier wat
op de sofa liggen.
(Helpt haar; Lieze doet het. Tot Doris).
Wat dat soort vrouwen zich niet
permlt
Doris, (treedt bij, doét bezorgd, en of
hfl uit de lucht valt.) Wat is er toch ge
beurd, wat was dat daar?
E m i l e. Ik heb Lieze moeten verdedigen
tegen zoo'n stuk zoo'n Weet u
wie het is ? Ach neen, u zal haar wel niet
kennen, u komt immers nooit in de stad.
Een cafézangeres: Anna Biankoroskaja.
Geen wonder dat het rhensch krankzinnig
is geworden, ze heeft ook zoo'n voorbeel
dig leventje geleid. , ... , ,
Doris. En... en...? En jij...? En ?
Lieze. Ja, mijn moeder, zei ze.
Doris (lacht nu «Deens, lacht luid;
maar Lieze en Emile hooren niet, hoeveel
die lach van binnen scheurt). Dat is, dat is
amusant l En mijn arm kindje is daar zoo
naar van. Booze vrouw, hè, Lieze?
Lieze (met een teeder-dankend lachje
in haar stem). Ja, vadertje.
Emile. Zou Lieze niet beter doen, in
d'r bed te gaan liggen, meneer Uiden?
Lieze. Ach wat! 't Is zóó weer over.
Doris. Emile heeft misschien wel gelijk.
Lieze. Zfln jullie allebei gek geworden ?
Op den dag van mijn verloving in bed gaan
liggen?! Neen, hoor! (Staat op). Je zult
eens zien wat voor een flinke vrouw je krijgt,
Emile. Zie! ik ga terug met je mee! En als
we ze weer ontmoeten, dan geef ik d'r een...
neen, want ze is ziek, de arme. Maar enfin,
ik ben niet meer bang voor d'r. Kom, op
weg naar je ouders!
Emile (kijkt Doris vragend aan). Ja?
Doris (wijfeit eerst dan). Ja! En avant,
les comédiens!
(Lize en Emile stappen zacht gearmd de
glazen deur uit; Doris volgt ze met Inge
houden adem tot aan de deur, waar hij staan
blijft, ze nakijkend tot ze verdwenen zijn.
Dan komt hij terug, tot in 't midden der
kamer).
Doris. Anna... l Anna...! Anna...!
(Valt voorover op den vloer).
(Het scherm zakt)
TWEEDE BEDRIJFJE
Zelfde decor.
Het is vroeger in den voormiddag
dan in vorig bedrijfje; kamer en tuin
worden belicht door een dreigenden
regenhemel.
De knecht is bezig het een en ander
af te stoffen. Doris komt binnen door
de glazen deur, heel gewoon van
uiterlijk, maar als woog er een zeer
zware last op hem.
Knecht. Zoo vroeg, meneer ?
Doris. 't Gaat regenen, hè. (Legt hoed
en trommel op het bureau en gaat in
clubzetel zitten).
Knecht. U lijkt erg moe.
Doris. Geef me een boek, Willem.
Knecht, (opkijkend.) Welk, meneer ?.
Doris. Komt er niet op aan.
Knecht, (hem een boek reikend.) Voelt
u zich ?
Doris. Vraag toch niet wat je zoo goed
weet, Willem.
Knecht. Is u boos op me, meneer?
Doris. loos? boos? op jou? Neen, ik
ben enkel... enkel. Maar je snapt immers
wel wat ik ben. (Probeert te lezen). Willem.
Knecht. Ja, meneer.
D ? r i s. Zet dat boek terug op zijn plaats.
(Knecht doet het). Zeg, Willem, spreek eens
ronduit, ik zie aan jouw stap dat er wat
gebeurd is.
Knecht. Gebeurd? Och, 'n kleinigheid.
Doris, (schertsend.) Kleine dingen hebben
soms groote gevolgen, zei Napoleon.
K n e c ht. Nou ja, 't is niks, ziet u. Van
ochtend, toen ik mijn inkoopen ging doen,
werd ik aangesproken door een raar vrouws
persoon, die al lang op de loer had gestaan.
Doris. He l heel interessant, je hebt nog
succes b| de dames.
Knecht. 0»h, meneer. (Lacht even).
Doris. En wat wou die engel wel van
je, als ik niet indiscreet ben.
TJZT HET
J^AZsTIVJEl
Knecht. Die engel wou, dat ik onbe
leefd werd, meneer.
Doris. O ja ? Wat loopen er toch zon
derlinge engelen rond op aarde l
Knecht. Ja, ze vroeg me over alles uit.
Doris. 0/er je levenswijze? Maar ik
ben toch heusch niet indiscreet, Willem?
Knecht. Over mijn persoontje vroeg
ze niks. Maar ze had graag precies willen
weten, hoe het hier in huis zooal toegaat,
hè. Dan heb ik ze eerst zoo maar wat be
dot. Maar ze was verdekkie snugger, hoor!
En toen ze wat koppig bleef volhouden,
heb ik ze maar naar de Maan gestuurd.
Doris, (schokschouderend van 't lachen.)
Heel galant van je, kerel!
K n'.e c h t. Meneer l! Lacht u toch niet
zóó! Ik hoor u nog liever snikken gelijk
gisteren.
Doris, (geslagen.) Willem!
Knecht. Pardon, meneer.
Doris. Neen, Willem, je bent een ver
domd goeie kerel!
Knecht, (beschaamd over zijn komende
tranen.) Wil ik uw hoed ophangen, meneer?
Doris. Jawel, Willem, je hebt me nu
al getroost. (Knecht af deur rechts. Doris
steekt een sigaret op, waarna hij de wenk
brauwen fronst en 't hotfd stut op zijn
eene hand. Als Lieze door deur-links bin
nen komt, zet hij een vriendelijk gezicht).
Lieze, (donker zomertoilet.) He, zóó
vroeg, vadertje?
D ? r i s. Ja, zóó vroeg, dochtertje.
Lieze. Bang voor den regen?
Doris. Ja, bang voor den regen.
Lieze. Schei toch uit.
Doris. Ik schei uit.
Lieze. Hou me toch niet voor de mal,
zeg.
Doris. Zu Befehl, Herr Leutnant, 'k
zal je niet voor de mal houden.
Lieze. Enfin!
Doris. Oho, zenuwen?
Lieze, (schatert.) Maar vader nou toch.
Doris, (zingt.) C'est l'amour qui flotte
dans l'air a la rende.
Lieze, (zingend.) C'est l'amour qui con
sole Ie pauvre monde.
Emile, (in de glazen deur zingend.,) C'est
l'amour qui rend chaque jour la gaflé.
Doris, (opstaand en zonder woorden
verder zingend) Tarara, tararararararara.
Emile, (binnenkomend (wit zomerpak),
lachend.) Vogeltjes die te vroeg zingen...
vangt de kat.
Lieze. Zwijg stil, Emile.
Emile. Ben je zóó bijgeloovig ?
Doris. A défaut de grives, on se con
tente de merles, en wie niet gelooft, die is
maar bijgeloovig.
Emile. En hoe hebben jullie geslapen?
Lieze. Ik best, en vader ook, niet ?
Doris. Ik? Uitstekend, ja.
Lieze. En jij, Emile?
Emile. Gerust geweten, haha. Niet ge
droomd van de vrouw aan den vijver,"
Lieze ?
Lieze. Nee, hoor.
Emile. U ook niet, meneer Hiden?
Doris. Kan je begtypen, hahaha!
E ra i I e. Mooi zoo. U is expres vroeg
teruggekomen, om met ons mee te gaan,
niewaar, meneer Uiden ?
Doris. Taiatata, het! lief van je, mijn
zoontje, maar, ga jullie maar alleentjes, hè.
Lieze. He ja, vader, ga nou mee.
Doris. He ja, dat zou je wel graag
wi'len, hè?
Lieze. Begin je weer?
Doris. Ik begin weer.
Lieze. Schei uit, zeg!
Doris. Ik schei uit, zeg.
Lieze. Enfin!
Doris. Enfin!
Emile. Hahahahaha!
Doris, (ze beiden door de glazen deur
duwend,) Met aristocratische woorden, don
deren jullie maar op.
Emile. Bonjour.
Lieze. Tot straks.
(af).
Doris. Bonjour en tot straks. (Ze na
starend). Vogelijes die te vroeg zingen,
vangt de kat... (Wandelt naar een der boe
kenkasten, neemt er een boek uit,) Goethe.
(Doorbladert, leest:)
Du versuchest, o Sonne, vergebens,
Durch die düstren Wolken zu scheinen,
Der ganze Gewinn meines Lebens
Ist, ihren Verlust zu beweinen."
(Het boek ontglipt zijn slappe hand; hij
staart voor zich uit...) Anna
(In den tuin ziet men een vrouw wan
delen, geheimzinnig van stap en expressie.
Zij is eigenlijk bij de 40, maar ziet er veel
jonger uit, ondanks hetgene dat zij op dit
oogenblik doormaakt. Simpel, maar bekorend
toilet; simple, slaake, maar innemende ge
stalte; haar gelaat, een smachtend mysterie,
is heel mooi en beminnelijk. Zij wandelt
heel dicht voorbij de glazen deuren; haar
blik omhelst en zoent Doris, die nog
steeds voor zich uit staart. Zij wandelt
weer weg )
Doris. Anna... waarom ga je weg?
(Als schudde hij zieh wakker, keert hij zich
plotseling naar de glazen deur toe), Neen,
't was toch maar een droom, een spook.
Knecht, (opkomend deur-rechts,) Meneer,
dat vrouwspersoon doet net of ze hier thuis
is. TA-, wandelt zoo maar gewoontjes door
onzen tuin.
D «ris, (schrikkend,) Doet ze dat?
Knecht. Ja, meneer.
Doris. Zoo, Willem, en vind je dat zoo
slim?
Knecht. Dat is toch niet gepermitteerd,,
meneer.
Doris. Och ja, als het nu nog de mi
nister was, hè, Willem.
Knecht. Zonder gekheid, meneer, d'r
worden te mooie dingen over d'r verteld in
't dorp, dan dat u dat zou mogen
permitteeren.
Doris. 't Is goed, Willem.
Willem, (zijn oogen van verbazing open
gesperd,) Best, meneer. (Af).
D o r l s, (gesmoord en met gebalde vuisten,)
Het was dus gén spook en gén droom!
O (Loopt wankelend naar clubzetel,
waar hij zich Iaat in vallen, machteloos).
(De vrouw van daareven ziet men weer
in den tuin wandelen. Bevend, niet willende
binnenkomen, komt zij tóch binnen, als ge
dreven door iets).
De Vrouw, (bij de glazen deur staand;
met angstige, maar moetende stem) Doris...
Doris, hoor je me niet?
Doris. Ik hoor je... ja... Waaronr
kom je enkel maar als droombeeld?
De Vrouw. Ik bén geen droombeeld',.
Doris, ik bén het werkelijk.
Doris. Neen, ik droom een langerr,,
mooien droom.
De Vrouw. Doris, kijk me dan toch-,
aan. Doris!
Doris. Ik kijk je nu al negentien jaren
aan. Maar telkens ga je weer weg, mét mijn
droom. Waaróm ga je telkens weg?
Anna, (gaat naar hem toe, legt haar
handen op zijn schouders, schudt hem even.)
Doris l Doris! (valt op de knieën vóór hem).
Arme Doris....
Doris, (opschrikkend, vat haar bfl de
handen,) Annal... Hoe durf je? Wat drijft
je hierheen? Anna! Ga nu toch. Laat het
een droom geweest zijn. Je hebt mij onge
lukkig gemaakt, maak de anderen nu sok
niet ongelukkig. Anna, wat drijft je hier
heen?
Anna. Wat me drijft? Iets. Iets drijft
me. Ik wou niet komen, maar het dreef me.
Drijven, ja, o, je weet het nu eindelijk. Ik
kan het niet helpen, Don's, het drijft me....
Doris. Ga weer weg....
Anna. Ik kan niet.
Doris. Er zfjn twee jongen menschen
die misschien gelukkig zullen worden.
Anna. Ik kan niet... Waar is mijn
kind? Waarom herkende mijn kind haar
moeder niet?
Doris. Je kind denkt dat haar moeder
dood is.
Anna. Ik heb jullie allemaal zoo Hef,