De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 2 november pagina 7

2 november 1918 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

2 Nov. '18. No. 2158 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ABMABM.ABMABM.ABMABM.ABMABM.ABttABMABM.ABM IdeÜtizA $y MEEREN-ARTI KELEN, UITRUSTINGEN. M A B ABttABM.ABM.ABM.ABMAOMABttABMABttABMABM.ABM l l U III II iliiiiiMiiiiiiiiimimiimiimiiiiiiiimii MUZEftraeH Mahler's Tweede Men beweert wel eens, dat het publiek onzer concertzalen onderscheid maakt tusschen het stuk en de uitvoering, en dus soms applaudisseert, omdat het zijn bijval schenken wil aan het werk der executanten, en niet omdat de gehoorde muziek zou hebben doen genieten, want er is nauwelijks genoten. Dit laat zich slechts onderschrijven, wan neer men de weinig bemoedigende over tuiging heeft, dat het publiek nog steeds volkomen ongeschikt is tot juiste waar deering der kwaliteiten van orkest-spel. Ik heb er versteld van gestaan het was de uitvoering op Donderdagavond , dat het publiek op den eersten satz van Mahler's Tweede Symphonie niet anders rea geerde dan door eens even te gaan verzitten. Ik kan me begrijpen, dat deze muziek niet bij een leder visioenen oproept, dat velen blind blijven voor de werking harer instru mentale kleuren, dat het geniale in de tech niek van haren bouw verreweg den meesten ontgaat; maar hoe het mogelijk i», dat men zoo weinig onder den indruk komt van het meesterschap eener dergelijke uitvoering, dat begrijp ik riet. Het was magistraal, allereerst van rhythmische kracht. Er was een weergalooze eenheid, een prachtig-geslaagde temponuanceering (ontzettend moeilijke opgaaf in een stuk als di1), een minutieus-verzorgde voordracht; toch maakte het spel nergens meet den indruk van een schitterende over winning op technische zwarigheid, het was alles levende muziek. De groote creseendi waren van een volmaakt-na'uurlijke on stuimigheid, en de pianisslmo's werden tot huiveringen. Waarlijk, dit is in den geest v&n des scheppers definitie van symphonisch werk: mit allen Mltteln der vorhandenen Tecknik eine Welt aufbauen". Het eerste applaus kwam na het 2e deel, het Andante. Dat is zoo regel geworden. Het kan zijn, dat sommigen, dat velen onder het publiek ermee willen zeggen: Ja, dat Is nog eens wat anders dan dat lange, vreemde stuk van straks!"; maar, hoe dan ook, ik verheug me steeds weer en van harte over het innig welbehagen, dat dit zoo fijn bewerkte, zoo echt in den Mahlertoon geconcipieerde, zoo sierlijk en bloeiend opklinkend Andante bij ons publiek opwekt. Ook de overige deelen hebben ditmaal weer een rijk genot verschaf r, maar er waren tevens weer de gebruikelijke storingen in de stemming. Pogingen, om het bezwaar van het hee»-en-weer-geloop van blazers en slagwerk te ondervangen, stuiten niet alleen af oo extra-onkosten, maar ook op de moeilijkheid om instrumentalisten te vinden, wier kunnen zich aanpast aan dat van het Concertgebouw-orkest. Maar het zoo uiterst gewaagde klimmen tot hoog-C van de hoorns achter het podium in den 5en satz, daar is toch wel iets'aan te doen, en wel, heel radicaal, door op die plaats niet langer de trom petten naar 't voorschrift In de partituur de hoorns eventueel te doen ondersteunen", maar ze de laatste vijf noten eenvoudig van de hoorns te doen overnemen. De stoornis, die het overslaan van de hoorns iiiiiiiiHiiiimiiiiiijiiiiiiiiiiimiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiii K. V. HET NEDERLANDSCH TOONEEL: Trouwen, door Bernard Shaw. De werken van Shaw verouderen snel. De geest slaat de ziel dood. In Trouwen", eminent hersenwerk, maar op een terrein, in regionen, waar het bijna niet mogelijk is zekere elementaire gevoelens te emgaan, vinden we een voorbeeld van Shaw's zwak ke vermogens in de richting van het hart. De raisonneur in hem, zooals Simons hem noemt, zou zijn mrs. George, die als een meteoor uit de lucht valt, niet eens noodig hebben gehad, indien hij het geheele stuk door maar niet zoo angstvallig veel beteekenis had gehecht aan een toevallige wet geving ten koste van de eeuwige wetten, welke zelfs voor hem onomstootelijk blijken. Om de heilige huisjes van den burger lijken- en kerkelijken-Stand omver te halen had hij zooveel woorden niet in slagorde behoeven te stellen, maar met hoeveel fantasie, met hoe innige kracht had hij ons het heilig instituut van voorkeur, be geerte en gehechtheid kunnen toonen, gelijk het uit de pulnhoopen altijd weder herrijst, Waaióm Collins, de cuisinier-wethouder niet van zijn vervelende vrouw af kan, waarom de bisschop zijn Alice in eere houdt, Lea niet wil scheiden, Boxer tot in lengte van dagen zijn blauwtje blijft loopen, Hotchktss zijn principes prijsgeeft en het jonge paar de ongerijmdheid van het huwelijk trotseert, zoodat Lesbia, de verstokte oude vrijster en Saames, de luchtledige kapelaan, de eenigen zijn die ongelijk krijgen? Shaw zegt het wel, maar het klinkt riet door, het zingt niet uit boven zijn schema; het zwaar tepunt vond hij in de brulloftstaart. Ziet hier zijn stelling (Voorrede): Een echtverbintenis, geldig zoowel voor geluk als voor ongeluk, is een contract dat niet bindend behoorde te zijn." En dit is het op deze plaats zoo goed als geregeld brengt in het mystiek samenklinken van de ijle triolen der solo-fluit en het week-ruischend orgelpunt van cclli en bassen, is werkelijk onduldbaar. Het koor heb ik, dunkt me, althans in den précairen inzet, wel eens beter gehoord, vaster, beheerschter, rustiger. Maar het had ook zijn gelukkige momenten. En Elise Ménage Challa was weer vooral voortreffelijk op de beide plaatsen, waar haar stem zich losmaakt uit het koor. Meta ReJdel hoor ik liever in de Derde. Haar partij in de Tweede ligt haar, geloof ik, niet overal even goed. Toch dient erkend, dat het naïef-kinderlijke in haar timbre haar hier wel te stade komt. En ze heeft, consciëntieus als zij Is, deze partij ter dege bestudeerd. Seroen- Cornelis Ditmaal moet Willem Andriessen erbij genoemd worden. Het was een feest, hem met Evert Cornelis a quatre mains te hooren spelen. De verwachting was natuurlijk bij ons allen hoog gespannen, maar het was nóg mooier dan we ons hadden voorgesteld. Het was als samenspel natuurlijk in de eerste plaats volkomen af, en verder ge tuigde het van een oprechte genegenheid bij beiden voor de muziek, die zij voor droegen. De avond was geheel aan Debussy ge wijd, en zoo kregen Andriessen en Cor nelis allereerst de Petite Suite" van 1894 voor hun rekening. Het was alles bekoorlijk, maar de Menuet" wel het allermeest. Na de pauze kwamen de Six pigraphes antiques" (1915), die zeker no_g lang niet voor een ieder aanne melijk zijn, maar die toch in dezen kring veel succes hadden. En een verdiend succes! Want ze vertegenwoordigen heel zuiver een aparte en hooge kunst. Ik heb ervan ge noten, maar er was toch een bittere bijsmaak: de vrees, neen, de afschuwelijke zeker heid, dat ook deze stukken navolgir g zullen uitlokken, terwvl niets zoo duidelijk is als dit, dat hier navolging, zoo niet geheel een onmogelijkheid, dan toch in leder geval een artistieke zonde is. Deze muziek is niet in de laatste plaats product eener levensstudie aangaande klank-phenomenen, een studie, die geleid heeft tot een vol ledig overzicht en diepgaande kennis van het bereikbare en onfeilbare zekerheid in de aanwending daarvan. Men staat hier voor een afgesloten en volkomen afgerond geheel; velen zullen zeggen: iets heiligs, ik voel en zeg alleen: hier heeft men af te blijven; deze kunst houdt geen voorbeeld in; de wegen, waarlangs de muzikale compositie zal hebben voort te gaan, ligfen dezen kant niet uit. Een gansch gewijzigde kijk op de grondslagen der compositie, ja, dien heeft men aan dezen vinder te danken, en daar zal men zijn voordeel mee hebben te doen, maar men zoeke andere artistieke sferen. In de zijne is voor nieuwelingen geen plaats. Met de vertolking van een reeks van liederen uit Debu?sy's vroegeren en lateren tijd heeft Berthe Seroen eer ingelegd. Zij is geroutineerd, zij voelt zeer zuiver aan, zij beheerscht de expressie, zij kan meer dan zingen. Deze zachte melancholie, deze zoete extase ligt haar uitnemend. Haar optre den, haar figuur, de capaciteiten harer ge laatsuitdrukking, het past alles voortreffelijk bij de taak van Debussy-vertolkster. Zij houdt op dit gebied alle concurrenten ge makkelijk op een afstand. Die Walküre Of er tegenwoordig hier nog WagnerIlllllllllllllllll IlirillllllllllllllllllllllltlIMII antwoord van zijn eigen, verdrukt hart: Mevrouw Bridgenorth: .Heb jij ooit lust gehad weg te loopen, Collins?" Collins: O ja, mevrouw, maar als het er op aan kwam kon ik haar (zijn huissloof, die daar buiten nauwelijks een verantwoordelijk wezen meer is!) toch geen verdriet doen. Als ik bedacht hoe weinig moeite het een man van mijn temperament kostte om haar te verdragen, en hoe diep de gedachte dat ik het gedaan had omdat ik niet meer van haar hield, haar zou grie ven, stelde ik het wegloopen altijd weer uit." Edith en Cecil trouwen, want geen huwelijksche voorwaarde komt hen zóó on redelijk voor als de onredelijkheid elkander onverhoopt niet te zullen bezitten. Lea en Reginald blijven bij elkaar omdat hij op zijn leeftijd niet buiten de zorg van een vrouw kan en omdat zij in deze zorg juist de haar passende bezigheid vindt, omdat zij weder zijds op onberekenbare wijze aan elkander gehecht blijken. En de Bisschop, de hoofd persoon van het werk, slaat hij niet het record van liefde en trouw ? Zoudt u," vraagt iemand hem, gesteld u waart weduwnaar geworden, nog een maal trouwen, thans nu u leergeld hebt be taald?" En aldus luidt het subliem antwoord: Ik geloof, dat ik hertrouwen zou om nie mand het idee te geven, dat mijn huwelijk met Alice ongelukkig was gewsest." En dan eindelijk komt mevrouw George, in wie de natuur volledig boven de leer gaat, en het lijkt wel of Shaw voor zijn eigen instinct terug deinsde zóó, tot in het groteske, dreef hij deze gril van zijn... hart. Ik ben altijd mezelf geweest," verklaart mevrouw George. Ook Shaw was, in haar, voer n oogenblik zichzelf, op weg naar den erotischen waanzin," zooals hij het zou noemen, en het laat zich hopren dat hij de poëzie" van deze spontane figuur een beetje overschat en mevr. George zijn beste inspi ratie noemt. Wij kennen uit c'e literatuur wel betere inspiraties dan deze kakelbonte verschijning, maar grif zij toegegeven dat zij voor een man als Shaw al een heele concessie, een beslist dichterlijken invai is geweest. En nog liever zou ik er den nadruk op leggen, dat ook zonder deze, mij wat te bengaals belichte apotheose Trou wen" een van Shaw's hartelijkste, mee&i idealiste werken is, waarin vereerders zijn behalve Viotta dan en enkele anderen, die zich oprecht interes seeren voor de stof van den Ring", acht ik de vraag. Daar is een opvoeding in het starre dogma voor noodig, die niet meer van dezen tijd is. Het is al mooi, als we een beetje aan de malligheden beginnen te wennen, die de dichter Wagner heeft laten insluipen. Hij ging wat erg in de hoogte zitten, toen hij aan 't dichten sloeg, en hij bekommerde er zich niet om, of wij er wel bij konden. We hadden maar te klimmen en ons van alle neiging tot ver bazing te ontdoen. We bedanken zoo langzamerhand voor 't een en 't ander en installeeren ons naar eigen voorkeur. We trachten ons niet langer te doen irriteeren door de onmogelijkheden van dit Dultsch en door het vermoeiende van dit eeuwige stafrijm (heeft een Hanslick er werkelijk te veel op afgegeven?), we laten het verhaal het verhaal, we kijken naar het tooneel, als er eens werkelijk wat te kijken is, maar overigens verdiepen we ons maarin de muziek en vooral in die van het orkest, ik weet wel, dat het heelemaal tegen de bedoeling is, maar laat iemand mij eens kwalijk nemen, dat Ik den grootsten Wagner opzoek. Die heeft deze orkest-muziek geschreven, die altijd klinkt, die kleurig is als een eindeloos en immer-wisselend spectrum, die altijd boeit en alle aandoeningen in zich bergt, waar voor wij menschen vatbaar zijn. Laat ons Wagner ten slotte dankbaar wezen, dat hij er zijn dichterdroomen op na gehouden heeft, want zonder deze was hij niet geko men t et het schrijven van deze muziek. Deze muziek, waar de zangpartijen meer uit opgerezen zijn dan dat ze er leiding aan hebben gegeven, zangpartijen met vrfl wat geven en nemen er in, al staat als regel wel vast, dat ze het verband tusschen woord en toon welbewust leggen. De Walküre-muziek is mij weer eens een bron van 't allerhoogste genot geweest. Maar ik moet er dadelijk bijzeggen, dat het me bij mijn genieten gelukt is, alle.lei oneffenheden weg ie denken, ook allerlei te-korten op 't punt van voordrachts-uitwerking en toongeving, die elders in de praestaties van het Concertgebouw-orkest ontbreken. Het zingen van Urlus blijft een wonder. Nun weisst du, fragende Frau, warum ich Friedmund nicht heisse", dien regel, ns van hem gehoord, vergeet men nooit. Die ne regel, zooals Urlus hem uitbrengt, moet, dunkt me, iederen zanger, die aan 't begin van zijn loopbaan staat, zij hij ook nog; zoo begaafd, altijd weer tot nieuwe studie op wekken. Friedrich Plaschke als Wotan ver dient onmiddellijk na Urlus vermelding; Wilhelm Fenten (Hunding) praalde weer met zijn bronzen geluid, maar zijn intonatie leed aan een bijzonder eigenaardige zweving, iets anders dan het bekende tegen den toen aanzingen, maar toch in ieder geval wel MET HET OOG OP DE GROOTE i BELANGSTELLING WORDT DE j TENTOONSTELLING j G. H. GRAUSS IN ONZE KUNSTZAAL (3^ ETAGE) VERLENGD TOT EN MET 9 NOVEMBER DE BIJENKORF AMSTERDAM IIIIIIIIIIIIIIIIII.IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIlllllllllllllll tot onze eeuwige glorie alles terecht komt, behalve het gezond verstand. Het schijnt," het is weer de uitverkoren bisschop die spreekt: dat ten slotte alle problemen zichzelf oplossen." En de nog jonge vrouw L«sbia, die in ethische over spanning haar onafhankelijkheid handhaaft en met wijs beleid den slecht geordenden Siaat haar kinderen onthoudt", is wel genoodzaakt daarbij op te merken: Ja, behalve het mijne..." Lesbia's erkenning sluit zich hier aan bij de veronderstelling, die Ann opwerpt in Mensch en Oppermensch": Alle hartstoch ten behoorden zedelijk te zijn, Jacq. Het ontwaken van onze hartstochten maakt een kind tot mensch''. In Trouwen" is deze mensen a outrance" Mevrouw George, Les bo's tegenbeeld, met haar gelaat als een slagveld" doch met oogen d<e weten wat de anderen, welke kinderen bleven, ontgaat. Zij is het, die den ongelukkigen Generaal Boxer met het leven verzoent, aan haar dankt Lesbia de ontdekking dat de zedelijk heid waarop zij prat gaat, de onzedelijk heid zelve is. Op den socialen kant van hetjirobleem is Shaw met al de kracht van zijn schitterend eenzijdig talent aangevallen, en alle be lachelijke, vernederende, *p9n'5ke vieren en vijven aan de ceremonie van trouwen en scheiden verbonden, heeft hij meesterlijk belicht. Wij moeten er ten slotte toe komen onze instellingen aan te passen aan de menschelijke natuur," zegt hrj zoo langs zijn neus weg en daarmee is zQn conclusie ge trokken. Wat hij er zijdelings bijhaalt: de oeconomische afhankelijkheid der vrouw, die nog altijd voor eiken nieuwen hoed een vriendelijk gezicht moet zetten, en de even onteerende als potsierlijke scheidingsmoraal, welke een ridderlijk man voorschrijft zijn vrouw behoedzaam in een, van kiezelsteenen gezuiverd, bloemperk te gooien opdat ten minste de tuinman van zijn schuld" zal kunnen getuigen, vermeerdert zeer zeker den geestigen inventaris, maar tevens den romp slomp van luk-rake invallen en schimp scheuten. Terwijl hij met betrekking tot den burgerlijken stand en den kerkelijken zegen, P'actisch gesproken, toch geen stap verder komt dan de open vraag in Mensch en oppermensch" alreeds afdoende gesteld: zeer hinderlijk. Eva Plaschke-von der Osten, geëngageerd voor de Siegllnde-partij, nam de Brünnhilde van een ziek gemelde collega over. Haar zang bleek niet steeds gaaf, haar spel toonde groote routine, wat men van haar ook verwachten mocht. Frieda Schreiber was een voortreffelijke Fricka, en voor de Sieglinde verheugde het ons, Annie Ligthart te zien invallen. Zij heeft den Duitschen tekst met groote zekerheid ge zongen, haar acteeren was van een opmer kelijke levendigheid, en haar stemgeluid boorde weer door zijn innemend timbreke, waartegenover men echter wel wat meer vastheid in het aanzetten en uithouden van den toon zou wenschen. Fred. J. Roeske Roeske is Zondag 50 jaar geworden, on der veel belangstelling natuurlijk, maar toch zonder het eerbetoon, dat, had zich ook hier niet de druk der tijds-omstandigheden doen gelden, zeker niet zou hebben ontbro«en. Een uitvoering van eenige zijner werken, s avonds, onder leiding van een zijner directie-leerlingen, daarbij is het gebleven. Men erkent den koordirigent Roeske ge willig als primus inter pares. HIJ weet, hoe men zijn zangers moet laten studeeren, en op de concerten voert hij ze aan met wel dadig aandoende bezieling. Steeds rustiger is hfj geworden In zijn directie, steeds precieser en kerniger, maar in zijn leiding gloeit nog het oude vuur. En waar hij zijn zangers vooral toe weet op te voeden, dat is beschaafdheid in uitspraak en klank vorming. Hoor zijn fortissimo's, en verhfug u over zijn wijs temperen. Merk ook op, hoe hij werkelijk dirigeert en zich wel wacht, zijn zangers te gewennen aan het voor de beoefening van den rhythmus zoo verderfelijke uitslaan" van de maatdeelen, waar zoovele gebrekkig-onderlegde koor leiders hun kracht in zoeken. Zijn composities vinden everal den ver dienden bijval. Ze geven blijk van dezelfde gezonde opvattingen en dezelfde degelijke studie als zijn dingeeren. En van denzelfden schoonheidszin. Hij blijve nog vele jaren op zijn post, tot heil van den kloeken Hollandschen mannenzang! H. J. DEN HERTOQ SLECHTHOORENDEN Hebt gij, lezer, wel eens iemand gezien, die de penning S.-H." droeg ? de inter nationale penning die zoo'practisch dienst doet om er de lieden op bedacht te maken datzQ te doen hebben met een slechthoorende, sourd-homme, slow-hearing, schwer-hörige, of met een Italiaan, die zeggen wil: sordezza ho" ? En hebt gij niet steeds, als ik, u erin verheugd, dat er dan toch nog een middel is om deze misdeelden in hun gemis tege moet te komen ? Het deed me altijd zoo goed, den doove mijn hand op den arm te leggen, en, na zoo zijn aandacht te hebben opgeëlscht, langzaam en met scherpe articu latie, wat ik te vertellen had, te zeggen in eenvoudige, voor in den mond liggende woorden, hem zoodoende het troostend besef schenkend: Al ben ik doof, ik sta niet buiten de gemeenschap. Ik begrijp, wat men tot mij zegt l" En wien is het op zijn tijd niet gegaan als mij ? Maar de slechthoorenden zelf hebben er niet op gewacht, tot iedereen zou beseffen, dat het een zaak van plicht is, te handelen naar den bijzonderen toestand waarin zij zich bevinden. Te zeer wisten zfl, hoe noodig het was, zichzelf te helpen. Zij kenden te goed het leed van den doove, dat zoo vaak hem mismoedig maakte en eenzelvig, hem bracht tot wanhoop en vertwijfeling, in sommige, heel droevige gevallen tot machte loosheid om het leven verder te dragen... De doofheid van den volwassene is zelden te genezen. Maar de mismoedigheid is te verhelpen; en er zijn middelen om de ge volgen van de doofheid weg te nemen. Het is de verdienste van de Verteniging tot Bevordering der belangen van slecht hoorenden, in de iy% jaar van haar bestaan het lot van veleslechthoorenden te hebben Wanneer de gevangene gelukkig is waarom hem dan op te sluiten ? En wanneer hij het niet is, waarom dan te doen of hij het is?" Het huwelijk als noodzakelijk kwaad ... een eindelooze vergadering van belanghebben den, die allen voor privégebruik een andere clausule verlangen, brengt van den reformecht nog niet de eerste paragraaf tot stand. De scheiding vergemakkelijken, het duidingssystcem" (Saturday Review van 30 Nov. 1915) minder hoog aanslaan en be letten dat een huwelijks-vergissing, die on gedaan te maken is, tot moord en zelfmoord leidt... het zou aan het menschdom eenige verlichting kunnen schenken, doch ten koste van de hoogere stelling: prévenir vaut mieux que guérir, welke een Shaw, op grond van zijn geestelijke meerderheid, tempt eert. Zoo blijft Mevrouw George" het eenig rede'ijk vergelijk: al het mogelijke doen om mijnheer George te believen, en inmiddeis het tweede gezicht" cultiveeren, devrijeverbeelding uitbuiten tot leering en t roost. Op die wijze verspilt men geen kracht en brengt men het in christelijke kameraadschap" nog minstens tot burgemeestersche. Maakt plaats, dames en heeren... Zelfs Bernard Shaw moet zich gewonnen geven. Ten opzichte van Shaw z!jn wij Verkade veel verplicht. Hij vond voor dit uitzon derlijk tooneelwerk den aannemelijken vlak ken toon en bond het tooneelgebaar in tot het niet meer bedoelde te zijn dan vlotte onderstreping. Abstraheren, den dialoog los maken van de toevallige figuren, ont-menschelijken. Min-gevorderde tooneelspelers blijken voor het wezen van dit werk soms minder gevaarlijk dan de geroutineerde acteur die gewend is van zijn rol een zoo volledig mogelijk menschbeeld te maken. In dezen zin toonden twee debutanten, Paul Huf en Willemien Langeveld: les qualté's de leurs défauts, en moest de kostelijke, doch te bepaald naar het levend model gecarlcaturiseerde Simplicissimus-generaal van Hunsche het afleggen. Om evenwel dit Trouwen" tot zijn recht te brengen was onthouding" in het alge meen niet voldoende. Langs een anderen dan den natuurlijken weg had hier de geest zich moeten manifesteeren. Tegenover het buitensporig idealisme (mevrouw George) verzacht; verzacht op tallooze manieren, die op de tentoonstelling, welke van 25 October ot 3 November wordt gehouden in het jebouw Heystee?Smit op de Heerengracht, e A'dam worden gedemonstreerd. Daar hebjen we al de humane middelen gezien, waar mee wij onzen medemenschen het gemis van mnfgehoor kunnen doen vergeten of kunnen vergoeden. Wij vinden er een uitstalling van al de bestaande hoor-instrumenten. Wij zien er een aanbeveling voor den cursus in het lip-Iezen. Een vriendelijke eerares demonstreert er ons het onderwijs, dat op de school voor slechthoorenden wordt verstrekt, o. a. in het aflezen van den mond :n in de articulatie. Men vertelt er u van iet Landhuis, dat de vereeniging te Lunteren )ezit, waar siechthoorenden, en, als er plaats s, ook goedhoorenden, kunnen vertoeven. Te Lunteren heeft de vereeniging overigens ook een kweekerij en zij bereidt er de stichting voor van een inrichting van land:n tuinbouw voor slechthoorende jongens. -Iet spreekt vanzelf, dat zij ook werkzaam s op het gebied van arbeidsbemiddeling voor dooven. Zij houdt er een proefkist met gehoorinstrumenten op na en heeft in samenwerking met de A. N. W. B. een rijwielschild ingevoerd voor slechthoorende wielrijders, terwijl zij hare leden last not easf in bescherming neemt tegen de kwak alverij. De gruwelkast" op de tentoon stelling wist daar sterke voorbeelden van te geven. Plobner's verbesserte H rtromDet bijvoorbeeld is er op deze wijze aan de <aak gesteld: Vibreerende membraan", dat's duidelijke taal, Wij dooven snappen dat toch zeker allemaal: Een gummibuisje, met zoo'n hooggeleerden naam, (Daar in het buitenland daar is men toch bekwaam 1) Zes gulden voor een buis, elf gulden voor een paar. Ge zet ze in uw oor, en ge zrjt kant en klaar. Want als ge dan goed luistert, dan hoort ge met gemak ...Uw goede guldens dansen daar in dien Duitschen zak!" STABO De .Boezeroen Kijk, daar kwam de stoet geloopen, Knarsend over 't fijne grint: Jan's Mevrouw die werd begraven, oor een elk geacht, bemind. Jan, de kleine tuinmansjongen, Was naar 't kerkhof toe gegaan, Was op een bescheiden plaatsje Bij den graf kuil blijven staan. Langzaam kwam de schare nader, Statig, met een droevig hart; Prachtige wit zijden strikjes, Knop der paraplu zelfs zwart. Heeren hadden hooge hoeden En zoo'n lange zwarte jas, Keurig mooie zwart glacéetjes, Daar 't een chique doode was. Mannen met die mooie tressen, Zwart en zilver door elkaar. Deden deftig, deden droevig, Droegen bloemen van de baar. Prachtig mooie orchidë;n Schikten ze rondom het graf Niemand keek naar die chrysantjes, Die Jan Mevrouw nog stikum gaf. En de deftige meneeren Keken naar Jan's boezeroen : 't Past niet in dit rouw milieu hier I Zeg eens, wat moet die hier doen ? Op dat blauwe boezeroentje, Waarin Jan daar dorst te staan, Drupte langzaan, hél bescheiden, 'n Warme, welgemeende traan . . . . CLINGE DOORENBOS IIIIMIIIIIIMIIIIllll inlllllllllllllllllllllllllllllllllllllnlllllllllllllll stelde Shaw het bot verzet in zijn meest pessimistischen vorm. Bruilofsgasten... In een keuken", het schamelst vertrek van het Bisschoppelijk paleis, joeg hij den schu wen, heiligen geest... Zoo vol als hij zich den droom" heeft gedroomd, het gezicht van mevrouw George gelijk een slagveld..., zeo leeg bood hij ons het leven" op de ontwaakte ge ichten zijner gasten, welke allen, met uitzondering van den Bisschop, den duivel weerstaan zullen tot in lengte van dagen. Abnormaal vergroot, het onwaarschijnlijke tot caricatuur gestold, zóó had de regisseur ens deze schimmengroep (cp bescheidener plan herin nerend aan Sirindberg's Gespenster-Sonate) moeten voorvoeren om met de wreedste tegenstelling het extatisch vizioen opte heffen. Verkade nam de afmetingen te klein, en mevrouw Mann (mevrouw George) geroepen ons het geheele werk in schoone nederigheid of nederige schoonheid te verklaren, bracht een kunstontroering op haar eigen houtje. Ook de Bisschop van Ko Arnoldi, bemid delaar tusschen mensch en oppermensch, deed te nietig. Wij stellen ons dezen Bisschop voor als een rflziger man, imponeerend trots de normiteiten die aan zijn milde lippen ontglippen. De tekst schrijft trouwens voor: succesvol. Incognita Appassionata dankt hem haar meest verheven bevlieging. Het pittige oude heertje, dat wij van Arnoldi kennen, miste dit overwicht. Van de overige medespHenden toonden alleen Schwab (Collins) en Gimberg(Hotchkiss) met den genoem den Hunsche, eenige fantasie; nochtans bleef ook Schwab te nadrukkelijk een mensch van vleesch en bloed, en vermocht het Gimberg niet gelukken zijn snob" te onderscheiden van de gewone kluchtspelfiguur. Verkade had het maar moeten wagen dit, aan alle tooneel-conventie-ontspringend, werk in eens door te spelen. Het is nu een maal bedoeld in n bedrijf, zoo hopeloos lang ais een trouwdag maar zijn kan. Daarmee zou ook de invasie van Mevrouw George, die nu in de derde afdeeling bijna als mosterd na den maaltijd kwam, gunstiger geplaatst zijn geweest. Het tafelkleed maakte de keuken", een overigens wei-geslaagd decor, te veel tot een ordentelijke vergaderzaal. TOP N A E F K

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl