De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 2 november pagina 8

2 november 1918 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 2 Nov. '18. No. 2158 f II ALLERZIELEN Teekening voor de Amsterdammer" van George van Raemjlonct t. mtnimiiiiiiitiiiiiiiminuut imiuiimiiiiiiiimimit min iimimiitiimmimiiiiiiimiiiiiiiiii uiimmiiiiiimim GEBED I Aan den drempel der Broederschap Heer, een onwaardige komt zich voegen In de schaar' uwer getrouwen. Zult G9 hem neerslaan met uw bliksem Als zijn gezoolde voet De stille harmonie in uw tempel Kan verstoren. Zrjn stem, Die uw lof wil zingen, Of zwjjgen in uw dienst Zong zoo menigmaal het lied der wereldsche zotheid, Of het lied van de opperste zotheid, Die men wetenschap noemt. Zijn hand, die zich de Uwe wil gaan noemen En getrouwelijk het werk wi) verrichten, Dat GQ u verwaardigt op te dragen Aan een jongen dienstknecht, Die hand is bezoedeld. Gij weet, Heer, waar ze zich het laatst be zoedeld heeft. De oogen, die zich willen heffen naar U omhoog Om uw zonne-blik, o bezitter van ons aller zielen, Te ontvangen, Ze zijn eud geworden, hun jeugdig vuur is langzaam gedoofd In het beschouwen van al wat U vijandig is. Zijn ze waardig, Heer, Ook maar uw gesluierde Heerlijkheid Te zien. Gij zult anders, nietwaar, llllllllllllllllllllllllllllimilllllllllllllllHIIIII'll'mll Illilllllllllllllllll Nieuwe Engelsche Boeken VAN TRANS-NOOROZEE EN VERDER R. C. TREVELYAN, The New Parsifal, An Operatic Fable. P/inted for the Au'hor at the Chiswick Press, London, 1914. Prijs? R. C. TREVELYAN, The FooHshness of Solomon. 1915. 3]6 net.?Allen & Unwin. Al staan hierboven maar twee titels van boeken, de laatste die tot dusver van schrijvers hand het licht hebben gezien, 't ligt in m'n bedoelen ook van z'n voorgaande werken met mér dan 'n enkel woord in dit opstel te gewagen, en dit ten eerste omdat ik het gaarne doe, ten tweede, omclat de auteur gaarne heeft dat ik het doe, en ten derde, omdat m'n lezers, naar ik hoop, het wel interessant zullen vinden. Zo'n leven a's dat van Trevelyan schijnt wel ideaal voor 'n schrijver. Sedert 1895. in welk jaar hq de Universiteit van Cambridge verliet, hetft ie zich geheel kunnen wijden aan de letterkunde, en daarbij die genres kunnen beoefenen, waartoe hij zich voelde aangetrokken, zonder zich te hoeven afvragen of't wel renderen zou. Ideaal Maar daar staat iets tegenover, 't Boekkopend publiek valt niet hard aan op 'n onbekende naam. De beroepscritici lopen niet biezonder warm voor grootheden, die zich bescheiden, een zelvig, misschien 'n beetje preuts, op de achtergrond houden en geen connecties cultiveren. En 't gevolg is, wat men kan verwachten. Mooi werk, vol talent en kunstenaarsnauwgezetheid. 'n Grote oorspronkelikheid, zowel in idees als in uitwerking. Weinig beoefende genres, waaraan m.i. in Engeland wel behoefte bestand en bestaat. Maar geen reuzesuccessen". En wie als Hollander vindt, dat dit voor poëzie vanzelf spreekt, wijs ik op 't feit dat verscheidene letterkundigen in Engeland uitsluitend bestaan van déopbrengst van hun gedichten, waarbij llllllllllllllliiiiillllllllliiiliiilllllllllllllllMim"»»imliill»ii»Hllimilllll NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP Motordienstvanïetenbyrg DAGELUKSCHE MOTORDIENST UTRECHT LBOtt OEH HUS DELFT Vltgttattfeiwni. ItrichtichivwM. rfijékifcl. VICI-VIISA Het licht in ze dooven. Eerder zult Gij het licht dooven In de oogen van hem, die nu aan de deur Uwer waning kiopt, Zijn hand verstijven en zijn stem voor altqd doen verstommen, Dan dat Gij zult dulden, O koning van ons leven, Dat een onwaardige het vuur op uw altaar ontsteekt, Dat een onwaardige uw allerheiligsten naam In uw woning zou misbruiken, Dat een ongelouterde zou zien Htt beeld uwer Heerlijkheid Waarin Gij aan de U toegewijden u vertoont. Maar zoo niet, Heer, Zoo ge mij in leven laat .... Dan zal ik daarin een heerlijk teeken zien, Dat uw groote genade en mijn goede wil Uw page nebben gelouterd. Dan ral hij ook, lieve lieve Meester, Als Gij beveelt, Zelfs zijn vernieuwd geluk Op uw altaar slachten. II Laat ons bidden om ons heen Een ban van sterke blijmoedige gedachten, Laten we ons bidden een lijfwacht Van sterke gewapende krijgers. Laten we bidden: Heer, wees ons nabij. Heer, wij hebben U lief. Heer wij willen wo den als Gij. Heer, wij zijn machtig. Heer, sta ons bij in onze zwakheid. Heer, wij hebben lief. Heer, leer ens liefhebben. de een natuurlik beter vaart van de ander, en de grootste stroom van in klinkende munt omgezette waardering lang niet altijd naar de beste kunstenaar vloeit. Het genre door Trevelyan met voorliefde beoef«nd is het muziek-drama, en van een van z'n produkten is 't mij bekend dat Donald Tovey, 'n Schots musicus, het als libretto heeft aangewend. Tot 'n opvoering van The Bride of Dionysus in 't door de tijdsomstandigheden niet gekomen, en van de muziek weet ik niets. Misschien zou Sisyphus", als 't in Hollandse tekst was, door z'n humor onze Wagenaar kunnen in spireren. Maar zo juist korrren mij 'n paar zinnen onder de ogen ontleend aan 'n boek, An Introduction to British Music, bij Percy Scholes", welks schrijver om.zegt: Grand opera has never meaat very much to the British people... Bantock does not attempt opera because it is so obviously a conven tion an artificial combination of various means of expression. Elgar does not attempt it because hèhas never found a good libretto. Pessibly sturdy British common sense sup ports these British compssers. Grand Opera is dramatically fotlish, and libretii are rarely or never literature. Also opera Is very expensive, and in countries where It flourishes, taxes and rates are spent on it which we spend on better sanitatlon than any of those countries 1) has even thought of." Aan deze opera-afkamming door iemand uit 'n land waar operettes, uit gelijke delen jool en sentimentaliteit bestaande, tot voor kort vrij wat aftrek hadden, beheeven wij niet mee te doen. Maar ze helpt ons de durf waarderen van iemand als Trevelyan, die er naar streefde geschikte libretto's van letterkundige waarde te leveren, en er ongetwijfeld ook in is geslaagd. Dat ie nog geen komponisten behalve een heeft gevonden, bewijst niets. Er zijn ook nog Nederlandse toonkunstenaars te over, die zich bij voorkeur laten inspireren door 'n uitheemse tekst.en geen geschikteNederlandse schijnen te kunnen vinden. 'n Ideaal librettist dient lyriese gave te verenigen met konstruktie-vermogen. Beide zijn in grote mate aanwezig bij Trevelyan, waarbij dan nog z'n humor komt. En aange zien 'tongenietelikis.dekonstruktienategaan van'n toone'l werk dat men bi] z'n lezers niet bekend mag veronderstellen, zal ik in plaats daarvan 'n hoogst origineel stukje lyriek van de schrijver inlassen, afkomstig uit z'n Polyphemus & Other Poems (1901) 1) Waafschijnlik worden Frankrijk en Italiëhiermee bedoeld. Laat ons bidden om ons heen Een krans van rozen. Van geurende onverwelkbare rozen. Ze zijn trouwe wachters En sterker nog dan krijgers. Laat ons bidden rozen van lieflijke gedachten: Heer, GIJ zijt de zon van ons leven. Heer, GQ zijt zoo groot van genade en liefde. Heer, bezitter van ons aller zielen, Geest, licht, kleur, eenig eeuwige, Lieve machtige, gestrenge genaderijke. Er dreigen zoovele gevaren, Dat ook de sterkste goed doet Zich te omringen Met een bloemen-tuin van teederheid En wijding en oprechte liefde, En met een zilveren ban Van stoere metalen geloften, Getrouwheid, Plichtgevoel En zelfstandigen wil. III O mijn God, hoe zou ik U verwijten, Dat Ge mijn straffen niet van mij afwendt! Dat Gij de geeselslagen niet verzacht, Die ik mijzelve toedien. Eerder zegen ik, Heer, Uw onpartijdigheid. Houd op, mijn hand, Tegen Uw meester U te keeren. Domme hand, die niet weet Dat, als men een knoet in beweging brengt, Zijn koord een plek zoekt om te wonden. Wie zich tot God keert Om zich te beklagen, En den Almachtige verwijtend de wonden toont, Die hij zichzelve heeft toegebracht, Hij is een kleine dwaas. IV Daar lig ik nu, terneergeslagen, Aan Uwe voeten. En durf mfjn blik niet tot U opheffen. Ik weet, o Man van liefde, Als ik slechts te blikken dorst Omhoog, in uw rein gelaat, Machtig en ontzaglijk als de zee, Licht als de zon, smetloos en verblindend als de versche sneeuw, Ik weet, Als ik slechts mijn oogen naar U dorst op te slaan, Mijn verslagenheid van me zou wijken Als de nevelen vluchten voor den dag. Maar ik durf niet, Heer. Ik zou moeten oprijzen uit mijn gebogen houding, Als ik U maar ns had aangezien, Ik zou, onweerstaanbaar, Uw handen willen kussen, Die Ge mij altijd, altijd toegestoken houdt, Die lieve blanke zegenrijke handen Van mijn eenigen Vader hier en in den hemel. Ik zou, als ik maar eenmaal tot U dorst omhoog te zien, Vol schaamte weer gevoelen Heel uw eindelooze liefde, Die me heeft gedoemd uw kind te zijn Nu en in der eeuwen eeuwigheid. En daarom, Heer, onzichtbare, Blijf ik knielend aan uw voet. Als Ge mij roept, zal ik trachten uw stem niet te hooren. Al siddert mijn hart van een hevige en ondraaglijke vreugde Bij de klank van uw lieve bekende stem, Ik zal trachten niet te luisteren iiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiffiiii iiiiiiiiiiiiiiMiimmiiiiiiim AMSTERDAM ARNHEM 'g-ÖRAVENHAÖE ROTTERDAM UTRECHT FAIRY SONG I Fai r y Who art thou so softly stealing Underneath my lady's door? Beetle I am but a poor black beetle, Only that nothing morel From the kitchen have I crept, One by one, up the stairs, While all save mice and crickets slept. I the lady's Ups would kiss, As she lies all unawares, Sunk in dream, White as cream, Soft as cheese in winter store. Just this one kiss, Gentle fairy, grant me this Just a kiss nothing more! Fairy. Hence, thou loathely beetle black! Get thee to thy kitchen back! Often, often have I seen What a beetle's kisses mean: O'er her soft face y«u would crawl, And her cheek You would tweak With y«ur naughty pincers small: You would pinch her, you would nip her, Down the stairs, vile blackamore! Or with my lady's dainty slipper, I '11 crush you flat upon the floor Only that and nothing more. II Fairy. Who art thou *fith stealthy fingers Meddling with my lady's door? Y o u t h. I am but a love-sick gallant, Gnly that nothing more! Risen from my lonely bed, Cheating watch-dog's ear and eyes, Hither come I, fancy-led, To my lady's chamber door. From her cheek l'ld steal a kiss, While in ivoiy trance it lies, Like a peach Out «f reach, Sleeping in the moonlight hoar, Just this one soft kiss, Gentle Robin, grant me this Just this nothing more! Fairy. Hence, you wanten, hence and pack! Get yuu to your cold bed back! What such stolen kissings mean Oft has watchful Robin seen. Forests huge are burnt to tinder: Mlghty fires one kiss can kindie. En geknield blijven in het stof van uw voet Vergun mij, Heer, uw voet te kussen. O Vader in den hsoge, Verspil uw genaderijke liefde Niet aan mij. Joh. C. P. Alberts iniiimtimm lumimmt iiiiniuiiiii ut in immuun Oe Nieuwe Nederlandsche Staatsleening Bij de Tweede Kamer is een wetsontwerp ingediend tot het aangaan van eene geldleening ten laste van het Rijk tot een bedrag van f 350.000.000. Zooals algemeen ver wacht werd, wordt voorgesteld, dat deze leening 5 pCt. rente zal dragen, terwijl bij eventueel niet-slagen der leening eene ge dwongen leening, 3*4 pCt. rente drager, de, zal worden aangegaan. M. a. w. met den sedert 1914 bij alle opvolgende crislsleeningen gebruikten stok'wordt ook thans gedreigd. In de toepassing van het dreigmiddel zijn echter eenige niet onbelangrijke wijzigingen gebracht. Terwijl bij de in het begin van 1918 uitgegeven 4^4 pCts. Staatsleening de gedwongen leening alleen werd toegepast, wat natuurlijke personen betreft, op ver mogens en, wat naamlooze vennootschapnen enz. betreft, op hare aanslagen in de inkom stenbelasting, wordt daaraan thans toege voegd, dat indien eventueel tot uitgifte eener gedwongen leening moet worden aan gegaan, daarin natuurlijkepersonen ook zullen moeten deelnemen in verhouding van hun inkomen. De origineele tekst van het Wetsontwerp is nog niet In mijn bezit') en heb ik van den inhoud slechts kennis kunnen nemen uit de daarvan in de dagbladen gepubli ceerde uittreksels, hetgeen men bij de vol gende beschouwingen in aanmerking gelieve te nemen. Dat, naast de vermogens, ook de bezitters van grootere inkomens in eene eventueele gedwongen leening zullen worden aange slagen, is m. i. indien men althans het stok-systeem goedkeurd, hetgeen ik niet doe te billijken. In het algemeen geno men toch en vooral in deze crisisjaren is de draagkracht van groote inkomens vrij wat sterker dan die van groote vermogens Wat echter m. i. niet te billijken valt, is dat houders van groote vermogens op d*ze wijze dubbel getroffen worden, nml. eerst over hun vermsgen en daarna nog eer.s over het inkomen uit dat vermogen. Neem bijvoorbeeld iemand met een vermogen van f 2.000 000. , waarvan hij 5 percent rente trekt of f100,000?Deze zat volgens de schaal bij het wetsontwerp in de gedwon gen leening worden aangeslagen vo< r 4 pCt. over 2 mlllieen en 30 pCt. over f 100000, dus voor f80,000.?+ f30,000 = f 110 000, terwijl de gelukkige bezitter van f 100 000 inkomen er met f30,000?afkomt. Het zoude daarom biilijk zijn bij den aanslag naar den maatstaf van het inkomen rekening te houden met het bedrag, waarvoor de be zitter van dat inkomen reeds uithoofde van zijn vermogen in de leening moet deel nemen. Overigens is de schaal, waarnaar bezitters van vermogens in de eventueele gedwongen leening zullen moeten deelntmen belangrijk *) De Bijlagen tot de Handelingen van de Staten Generaal bereiken tegenwoordig de geabonneerden OP de Staats-Courant zeer laat, soms maanden, nadat de betreskeiijke stukken bij de Kamers zijn ingediend, in vele gevallen herhaaldelijk eerst nadat de ontwerpen, waarop zij betrekking hebben, reeds in de Kamers behandeld zijn. Back to bed, you silly soul! If you tarry near the doer, I wiil take my lady's spindie, Strike you blind as bat or mole -Only that and nothing more. The New Parsifal" is meer dan 'n rermakelik libretto. En wordt in geparodieerd en met verschillende genoemde en ook ongenoemde, maar steeds gemakkeük her kenbare grootheden neemt de schrijver 'n loopje, met Wagner, Tenryson, Longfellow, John Mastfield, Kipling en nog heel wat meer. Hij heeft de Graal-rr.ythe naar zijn behoeften verfatsoeneerd... Klingsor heeft alle Graalridders verleid en nu bevinden ze zich met Graal en al op het eiland van Circe, dat voor de verandering in de Grote Oceaan ligt. En daar moet, bij de Graal, Circ« voortaan spelen voor priesteres, terwijl de Arabiese Phoenix, voorgesteld als 'n kakelbonte papegaai, ir. de plaats komt van de Duif... 't Geheel ontwikkelt zich tot 'n satire, deels op de salon-aestheten, deels op de Britse Filistijn, 'n satire die z'n climax bereikt, waar Klingsor, op de manier van de goede vader" in Nuthan der Weise met twee Gralen voor den dag komt. Komplimenten, en zoek uit, wdke oe echie is l" The FooHshness of Sslomon" is ook 'n satire, die in de eerste plaats gericht is tegen 't uitstallen van pralende woorden als wijsheid. Ook hier, maar ditmaal in ver halende vorm, toont de schrijver kracht van vinding. Z'n kern, of, beter misschien, z'n uitgangspunt, vond ie in 'n Talmudies ver haaltje, dat ik heb kunnen nagaan la Sippurim door Welf Paschebs, 'n Praagse publicatie van 1883. Daarin wordt verhaald hoe de demon Asehmadai in Koning S.domo's macht geraakt door toedoen van de krijgsoverste Benajahu, die Aschmadai's watcrvat laat leeglopen en vervolgens vult met vurige wijn. Voor z'n zalig roesken" moet de demon boeten met hard werken veor de grote tempelbouwer, totdat ie ten laatste de kans schoon ziet, Salomo z'n paleis uitslingert, mijlen en mijlen-ver de lucht door, en zelf voor koning gaat spelen, tot grote benauwenis der Israëlieten. Dit laatste heeft Trevelyan aldus gewijzigd, dat Asmodai Salomo van lichaam daet ruilen met Mu Wang, 'n Chinese koning-wijsgeer, die tegen over Salom«'s woordekraam de ware, be scheiden wijsheid vertegenwoordigt, n zelfs de koningin van Scheba onder e bekoring van z'n in-goede persoonlikheid brengt, 'n Enkele trek heeft de dichter hierbij ontleend aan 't boek Job, maar 't geheel is in z'n samenstelling, z'n grote hutner, en de d'chterlike gratie van z'n verhaaltrant, weer 'n lager dan bij de 4^ pCts. leening van een half milliard, in het begin van 1918 gesloten. Be volgende vergelijkende tabel doet dit duidelijk in het o»g springen: Vermogens VA pCt. Leening 1917. Thans voor gestelde leening l pCt. 15/2 2 2« 2% 3 3?.* VA 354 4pCt. 75 000 / 100000.. J^pCt. 10000«?125.000.. 3 " 125000,, 1500fU. 4 150.000 200000.. 5 200.000 300000.. 6 300 000 400 000. 61/2 400 000 , 500 001. 7 500.000 750000.. 7J/Ó 750.' 00, 1.000000.. 8 1.000 000 1.500000.. 8V3 l 500.000 2.000 000.. 9 2000000,, 5.00 .000,. 9^ 5.000.000 10.000.000.. 10 10.100.000 en hooger.. 10V2 Men ziet, dat het verschil tussehen beide schalen tweeërlei is. In de eerste plaats is de algemeene maatstaf lager, hetgeen gereedelijk verklaard kan worden uit de om standigheid, dat het bedrag waarin voor zien moet worden slechts 70 pCt. is van hetgeen voor de leenirg 1917 gevorderd werd. Maar dan nog houdt de progressie, die bij eerstgenoemde leening tot vermo gens van f 10 millioen liep, z«odat daarover 10}-2 pCt. moest ingeschreven worden, thans reeds bij een millioen op, waarover 4 pCt. moet ingeschreven worden. Eene verklaring van deze matigere behandeling der grootere vermogens, heb ik in de uittreksels der toelichting in de dagbladen niet gevonden. Zoude zij misschien gelegen zijn in de boven aangestipte dubbele heffing naar ve>mogen en inkomen ? Gevraagd mag ook worden, waarom in dien eenmaal tot gedwongen leening moet worden overgegaan, de vermogens beneden f75000.?daarvan geheel buitengesloten blijven. Men zoude gevoegelijk reeds bij vermogens van f20000.?kunnen aanvan gen en een percentage van bijv. y> pCt., dus eene inschrijving van f 100 tot f400. , zoude voor die kleinere vermogens volstrekt niet bezwaarlijk zijn, veeleer gunstig kun nen werken, door bevordering van spaar zin en van gevoel van saamhoorigheid. Dat de aanslag van naamlooze vennoot schappen enz. in de eventueele gedwongen leening naar den maatstaf van de helft van haar belastbaar inkomen en niet naar drie vierde daarvan, zooals bij de leening 1917, zal plaats hebben, staat blijkbaar mede in verband met het kleinere totaal bedrag, dat opejt bracht moet worden. Daardoor wordt echter niet tegemoet gekomen aan het, bfj e leening 1917 sterk ondervonden practische bezwaar, dat het juist de quasi-vrijwilHge inschrijvingen van de groote maatschap pijen w?ren, die onmiddelijk na de uigifte het prijsniveau der leer.ing zoo sterk druk ten. W«ar in het tegenwoordige ontwerp eenmaal het stelsel aangenomen is, dat de inschrijvingen op de e/entueele gedwongen leenlng zullen plaats hebben, zoowel naar den maatstaf van het inkomen als naar dien vaa het vermogen, is er m.i. g?ene gegronde reden cm de naamlocze venoo'schappen enz. tot 50 pCt. van het belastbaar inkomen a?n te siaan en niet naar dezelf Je schaal, voorge steld voor inkomens van natuurlijke perso nen. Bovendien moet hier opgemerkt wor den, dat ook hierin eene dubbele belasting van hetzelfde object schuilt; de naamlooze vennootschappen enz. moeten nrel. inschrij ven over het bedrag harer uitdeelingen in 1917 18 en d aandeelhouders moeten nog maals inschüjyen over die uitdeellngen als deel van hun inkomsten. Er zoude daarom alle aanleiding zijn, de verplichting voor iiaamiooze vennootschappen te doen ver vallen, daar hare uiideelingen toch reeds getroffsn zullen worden in de persoonlijke inkomens. Zie. vervolg op pag. 10 bewijs voor het gro'e, lang niet genoeg ge waardeerde talent van de schrijver. Misschien in 't niet zó d*or-en-door verzorgd als de vroegere publicaties, tenminste hier en daar ioopt er 'n regei tussendoor, die rne minder voldoet, b.v. The Gid who first drew Adat! from the dust, T hen destroyed nis whole offspring, as was just, All save Noah and Japhet, Shem and Ham. Misschien wijzen zulke passages op enige h^ast. Misschien wou de schrij'/er nog bij tijds z'n boek viijwa'cn voor oorlogspapier". 't Is maar 'n gissing! In elk geval wens ik het z'n welverdiend ucces. 'n Volslagen onbekende is Trevelyan in Nederland niet. Dr. Edward B. Koster heeft al 'ns over hem geschreven, in De Gulden Winkel" en ook elders. Ik heb die opstellen evenwel noait gelezen. Juhus Rcb.tgen heeft 'n compositie gemaakt op 'n in 't Hollands vertaalde Dirge van de dichter, die in 't oorsprorkelik ook voorkomt in Georgian Poetry 1. Ik heb de compositie nooit horen opvoeren, zeer tot m'n spijt. Hier kan ik nog aan toevoegen dat Trevdyan is gehuwd met 'n Hollandse; mevr. Juhua Röiitgen is z'n schoon?u*ter, en aan haar wens ik m'n harteiike dank te betuigen Vdor »iet aan mij knen van verschillende werken van 's auteurs hand, die mij onbekend waren, waardoor mij 'n verontschuldiging voor eventueel oppervlakkig oordelen, is ontnomen! W I L L E M VAN DOORN OOSTERBEEK MEUB1LEER1MQEN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl