Historisch Archief 1877-1940
N°. 2159
Zaterdag 9 November
A°1918
DE
AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. j. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SALOMONSON
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
Prijs per No. f 0.2». Per 3 mnd. f 2.25. Abonn. loopen per jaar
Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam j Advertentiën omslag f 0.40 p. regel, binnenpag. f 0.50 p. regel
INHOUD: Bladz. 1: Strategie voorheen en thans,
door Gen. K. Eland. Bnitenl. Overzicht:: Keizer
en Keizer, door dr. G. W. O. Byranok. 2: De
Snblifnaat-inspuiting bij Spaansche Griep, door dr.
J. Kuiper. In Memoriam prof. J. W. Beek, door
dr. Y. H, Bogge. Tatiger Geist, door mr. H.
Giltsy. Krekelzang, door J. H. Speenhofi.
Het Keizervraagstnk, teekening van Jordaan.
3: Feuilleton: Het Spookhuis, door D. Bleeker.
: Toor Vrouwen (red. Elis. M. Bogge) Par f amen en,
door P. Noyon Waesdorp Kea, door G.
Carelsen -r- Ingezonden Verzen, door P. A. E.
Oosteihoff en Jo de Vcs. Uit de NaUur, door
Jao. P. Thflsse. 7: Boekbespreking, door prof.
B. Bingmaoa. Ges. de Voogt f, door A. Tas
D,:as. Dramatische Kroniek, door Top Naeff.
Sic transit gloria mundi, teekening ran George van
Baemdonok. 8: Op den Eoonomisohen Uitkrjk:
Zee-Ongevallenverzekering, door jhr. mr. H.
Smissaert. Fransohe Ennst V, door Joh. Tielrooy.
De Vluchtelingen, teekening van Is. van Mens.
10: Muziek in de Hoofdstad, door H. J. den Hertog.
Bridge en Boyal Auction Bridge, door Bridger.
Correspondentie met een Dame, door B. O. H. Uit
het Kladsehrift van Jantje. 11: De Socialistische
VredesconfereEtie te 's Gravenhage, teekecing van
Joh. Braakensiek. Scbaabrubriek, red. cjr. A. G.
Ollarjd. 12: Leekenspiegel.
Bijvoegsel: De Mislukte Staalkuar, teekening van
Joh. Braakensiek.
STRATEGIE VOORHEEN EN THANS
Verband tusschen Staatkunde en
Strategie
door Luit.-Generaal K. ELAND,
Oud Minister van Oorlog
Het woord strategie is van betrekkelijk
jongen datum in de militaire literatuur;
de wetenschappelijke behandeling van
het begrip is hoogstens een paar eeuwen
oud, en zelfs Napoleon I verving het
nog door grande tactique".
Van dat begrip zijn vele, en daaronder
zeer wijdloopige, definities gegeven;
de eenvoudigste, en toch vrij juiste,
schijnt wel, het woord om te zetten in
de leer der legerleiding of der legeraan
voering; waaronder dan te verstaan is
de kunst om de militaire operatiën voor
te bereiden en de gezamenlijke strijd
krachten zoodanig te leiden en te be
wegen, dat het einddoel van den oorlog
in den kortsten tijd met de minste opof
feringen worde bereikt.
It het de taak der strategie te
bepalen, waar de strijdkrachten aan
vankelijk zullen worden verzameld
(strategische opmarsch), waarheen zij
zullen moeten oprukken en welk doel
bereiken de vraag, op welke wijze de
marschen zullen worden uitgevoerd,
zoo mede hoe gestreden moet worden,
behoort tot het gebied der tactiek.
Beide zijn zoo nauw met elkander ver
bonden, dat het dikwijls moeilijk is, de
juiste grens te trekken, te meer omdat
daarbij minder de grootte der strijd
krachten den doorslag geeft, dan de
aard het karakter der operatie.
KEIZER EN KEIZER
Nog steeds houdt de spanning aan.
O, er gebeurt genoeg in de wereld, en
er vallen beslissingen zoo veel als
beukenoten in den herfst; alleen ze komen harder
aan.
Legers worden teruggedrongen en legers
stormen voorwaarts, grondgebied wordt
veroverd en grondgebied wordt opgegeven;
Turkije moet zich onderwerpen en Oosten
rijk capituleert; de Bulgaren worden op
standig en Boris zegt zijn Koningschap
eer het een maand oud is, vaarwel; de
gansene Donau-monarchie valt uit elkander
en een rij van republieken treedt in haar
plaats; Tisza wordt vermoord in zijn wo
ning en niemand weet wat de dag van
morgen zal brengen, de bolsjewiki ver
scherpen hun schrikregime en wie zegt hoe
lang hun bestuur in Rusland nog zal duren ?
Het is een warreling en een wilde jacht
van feiten en voorvallen. En toch onder al
het geraas dat zij maken en de bloedige
onmenschelQkheid die zij ons vertoonen,
gevoelt men een leegte en een spanning,
nu de jjroote beslissing nog op zich laat
wachten. Eerst zal zij teekening en kracht
en zekerheid geven aan al die kleine be
slissingen, die maar zijn genomen als een
soort van voorproef.
Ondertusschen beseft Keizer Karl hoe
onnoodig hij is geworden in zijn \até',
maar de ander! de ander wil nog niet heen.
Is het al anderhalf jaar geleden dat de
Keizer van Oostenrijk de afgevaardigden
van zijn onderdanen in de groote zaal van
den H«fburg bijeenriep om zich voor de
Een legerkorps van 30 a 40.000 man,
opereerend als een onderdeel en in het
kader van een leger, is een orgaan van
tactische uitvoering; treedt het echter
zelfstandig op, buiten rechtstreeksch
verband met een andere afdeeling en
met een afzonderlijke opdracht, dan is
het een strategische eenheid; in den
bergoorlog vooral komen dan ook dik
wijls strategische eenheden van veel
geringer getalsterkte voor. Niettemin zal
de strategie zich, over het geheel ge
nomen, vooral met groote eenheden
bezighouden.
De oorlog heet het uiterste middel
der staatkunde; uit een staatkundig
oogpunt bezien, is dit ook juist. Maar
daaruit volgt dan vanzelf dat tusschen
staatkunde en strategie een innig verband
moet bestaan, in het bijzonder vóór en
bij het begin der krijgsverrichtingen.
In dit artikel zullen we ons bepalen tot
bespreking van dit verband, toegelicht
door enkele geschiedkundige feiten van
vóór den tegenwoordigen oorlog. In een
volgend artikel hopen we op gelijke
wijze het verband tusschen strategie en
tactiek te behandelen, om ten slotte
over te gaan tot een beschouwing van
een en ander in den tegenwoordigen
oorlog.
De staatkunde bepaalt niet alleen of
het vrede dan wei oorlog zal zijn, m»ar
ook en hier ligt in hoofdzaak het ver
band op welk oogenblik de oorlog zal
worden verklaard. Wordt daarbij niet
voldoende rekening gehouden met de
eischen der strategie, dan kan dit alleen
reeds oorzaak zijn, dat de beste strate
gische ontwerpen tot mislukking zijn ge
doemd. Het is toch een vereischte om
te slagen, dat de aanval geschiede met
alle beschikbare krachten, met de meeste
snelheid en zoo mogelijk op verrassende
wijze. Wordt HU de oorlog te vroeg
verklaard, zoodat de aanval niet on
middellijk daarop volgt, dan stelt men
zich bloot aan het gevaar door de
tegenpartij te worden overvallen, nog
voor dat.men zelf gereed is; geschiedt
daarentegen de oorlogsverklaring te laat.
dan verdwijnt elk denkbeeld van ver
rassing en verkrijgt de tegenstander de
gelegenheid tot voltooiing van zijn
oorlogstoebereidselen.
Te vroeg verklaarde Napoleon III in
1870 den oorlog aan Duitschland. Hij
had kunnen weten, dat het Fransche
leger, wat organisatie, innerlijke kracht
en mobilisatie betreft, ten achteren was
bij het Duitsche, en de eventueel te ver
krijgen hulp van Oostenrijk en Itali
hoogst twijfelachtig zou zijn, omdat die
naties op dat oogenblik onmachtig waren
om met succes in te grijpen. Ware
de staatkunde van Frankrijks Keizer
gericht geweest op verschuiving van den
vroeg of laat te verwachten krijg, dan
zou dat waarschijnlijk verstandiger zijn
geweest.
Een voorbeeld van te late oorlogs
verklaring is te vinden in den oorlog
tusschen Oostenrijk eenerzijdsen Sardini
en Frankrijk anderzijds. Ofschoon Napo
leon op l Januari 1859 in zijn Nieuw
jaarsrede duidelijk zijn bedoeling had
uitgesproken, duurde het bijna 5 maanden
voor de oorlog werkelijk werd verklaard.
Inmiddels werden in Sardiniëen Oosten
rijk de legers op voet van oorlog ge
bracht, maar de mobilisatie vorderde in
Oostenrijk uiterst langzaam; en zelfs
toen deze voltooid en de oorlog ver
klaard was, werd slechts een gedeelte
der verzamelde strijdkrachten op Sardini
afgezonden, en wel om redenen van
staatkundigen aard. Toen toch bestond
reeds naijver en wederzijdsch wan
trouwen tusschen Oostenrijk en Pruisen;
daarom werd een groot deel van het
leger aan den Donau achtergehouden.
Ware de geheele macht direct in Itali
opgetreden, dan zou vermoedelijk de
Italiaansche beweging terstond gefnuikt
zijn geworden en Oostenrijks positie
in 1866 sterker geweest. Het slot was,
dat de Franschen zich tijdig met de
Sardiniërs konden vereenigen en de
oorspronkelijk strategische aanvaller ge
dwongen werd, zich later tot het defen
sief te bepalen.
Een soortgelijk voorbeeld kan men
vinden in de jaren 1876?77. Hoewel
Rusland reeds in November 1876 bevel
had gegeven tot mobilisatie van eenige
legerkorpsen en deze in December in
de richting van Turkije had verplaatst,
werd de oorlogsverklaring eerst in het
laatst van April 1877 aan den Turkschen
gezant te St. Petersburg overhandigd.
i De reden voor deze vertraging was
waarschijnlijk een meervoudige, ten deele
echter ongetwijfeld een staatkundige;
het gevolg was dat aan Turkije de ge
legenheid werd geboden om zich beter
op den oorlog voor te bereiden; ver
rassing was natuurlijk uitgesloten;
zelfs kon men daar vrij nauwkeurig be
rekenen, hoe groot de macht zou zijn,
waartegen men zich zou moeien ver
weren.
Geheel anders trad Pruisen in 1866
op. Wel is waar was toen van verras
sing in algemeenen zin geen sprake,
want jaren te voren was te voorzien,
dat met Oostenrijk de oorlog zou uit
breken om de hegemonie in Duitsch
land; bovendien werd aan weerszijden
gemobiliseerd maandenlang voor het
uitbreken van den krijg. Maar op den
dag zelven van de oorlogsverklaring
vielen de Pruisen in Hannover, dat
Oostenrijks zijde had gekozen, en rukten
zij ook elders voorwaarts.
Zoodra de oorlog werkelijkheid is
geworden behoort At staatkunde zich
te onthouden van bemoeiing met het
krijgsbedrijf. Dat ook tegen dezen grond
regel herhaaldelijk is gezondigd, is ge
noegzaam bekend. Ieder weet dat in
onze republiek de zoogenoemde Ge
deputeerden te Velde dikwijls de handen
van den troepenaanvoerder of den Ad
miraal der vloot hinderden. Om dezelfde
reden verzette Bonaparte zich tegen het
Directoire; wilde dit, zoo schreef hij
daaraan, dat hij van eiken militairen
maatregel uitsluitsel zou geven aan de
regeeringscommissarissen, dan behoefde
het niet veel vooruitgang te verwachten.
De inmenging van de Fransche regeering,
wellicht in het bijzonder van Keizerin
Eugenie, in de operatiën van Mac Mahon
in 1870 is, zeker voor een groot deel,
oorzaak geworden van de ramp van
Sedan. De maarschalk, dien men te
Chalons aanvankelijk de onmogelijke
taak wilde opleggen, om zoowel Parijs
te dekken als aan het Rijnleger de hand
te bieden, verzette zich aanvankelijk wel
eerste maal als heerscher voor te stellen
aan deveitegenwoordigersvan zijn erfstaten?
Hij zocht toen h et vertrouwen van zijn volk.
Er was iets persoonlijks in de opvatting
van zijn Keizerschap. Hij wilde niet, zooals
hij verklaarde, den eed afleggen op de con
stitutie, gelijk zijn plicht was alssouverein,
omdat hij die constitutie niet ruim genoeg
vond voor het Oostenrijk van de toekomst.
Een vrijer beweging moesten de volken van
de Donau monarchie verkrijgsn en het oude
Rijk zou een verjonging ondergaan. Had
dan de oorlog niet bewezen welke sterke
band de volken van zijne erflanden
vereenigde in den strijd voor het vaderland?
Ja, hij kon spreken van een echte demo
cratie!
Op dat oogenblik geloofde hij misschien
bij machte te wezen om een nieuwe lente
aan Oostenrijk te schenken; hij zelf, met
zijn jeugdige gestalte in 't wit gedost op
den troonzetel, was een beeld van de lente,
en eveneens een beeld der eenheid van al
die verschillende volkstammen, verzameld
in de groote troonzaal.
Maar niet meer dan een beeld.
De Oostenrijksche Rijdsdas was een ander
beeld.
Hij was een zeer sprekend beeld van de
uiteenloopende belangen, inzichten en per
soonlijkheden van Oostenrijks volken. Geen
heerlijker klassiek gebouw laat zich denken
dan het paleis te Weenen, bestemd voor
de vergaderingen van den Rijksdag, en
geen otrverdoovender disharmonie kan men
zich voorstellen dan de muziek ter bege
leiding van de zittingen. Dat was een ge
klepper met lessenaars, een getoet op
fluitjes en blikken trompetten, een getrom
mel op den grond en allerlei fantastische
instrumenten om elkander het verstaanbaar
spreken onmogelijk te maken. Wat is er te
doen ? vroeg men bij het binnenkomen in
het pandaemonium. O, het zijn de Roethenen
die eppositie voeren, was het antwoord.
Dan wel men noemde een andere natie of
partij, en in de afzonderlijke vergaderzalen
der verschillende fracties wees men de kast
aan waar het muziektuig voor politieke
demanstratlrs werd bewaard.
Reeds vóór het begin van den oorlog in
1914 was de Rijksdag van Oosienrijk ge
sloten ; er viel geen besturen mee. Maar
nu, met den aanvang der nieuwe
volkslente, zou het worden een samengaan en
een tegemoetkomen !
Ja wel, een te zamenkomen van harde,
onverzoenlijke koppen!
Er was niemand met eenig inzicht in
staatszaken of hij voorzag een catastrophe,
wanneer niet ten flinke hand ingreep met
een radicale hervorming. Maar in dat gemak
zuchtige Oostenrijk waar men altijd een
uur te laat en een idee ten achteren is,
vertoonde de regeering alleen een vriende
lijk gezicht. De hersens en de stalen ze
nuwen van den staatsman waren ver (e
zoeken.
Toen de regeering: van Keizer Karel ein
delijk haar manifest van hervormingen in
het licht deed verschijnen. 16 Oetober, be
stond er nauwlijks een regeering meer. Zij
had haar gezag in handen van Wilson
overgedragen.
De volken van Oostenrijk gingen voortaan
hun eigen gang. De rijksvertegcnwoordiging
met haar heftige passies verdween als een
schim. Ieder van de volken had reeds zijn
eigen nationaalraad. De rQksministers wa
ren van hun betrekking ontheven eer zij
haar nog hadden aanvaard; elk van de
nieuwe republieken had haar eigen mi
nisterie.
En de Keizer?
Hij was alsof hij er niet was.
Zijn stem had nog geklonken, welwillend
het welzijn van zijn volken op den dag van
het manifest, dan heeft ze gezwegen, of
het moest zijn in het onderhoud met de
koof den der verschillende partijen om hun
te verzekererudat de Keizer geen hinderpaal
zou zijn voor de ontwikkeling der
gebeurkrachtig tegen den marsen naar het
Oosten, maar na de herhaalde en na
drukkelijke bevelen uit Parijs om te
trachten Bazaine te Metz te ontzetten,
voldeed hij in zooverre aan die bevelen,
dat hij, hoewel aarzelend, in
NoordWestelijke richting oprukte, in de hoop,
nog altijd of Parijs of Bazaine te hulp
te kunnen snellen; te meer omdat uit
berichten van dezen maarschalk kon
worden opgemaakt, dat hij, hetzij over
Sedan, dan wel over Mézières zou uit
wijken, waarvan echter niets is gekomen.
Eenigszins komisch klinkt het inder
tijd verspreide verhaal, dat de bevel
hebber der Franschen in den Krimoorlog
de telegrafische gemeenschap met Parijs
liet afsnijden, toen zijne regeering zich
zijn» inziens te veel met de militaire
operatiën bemoeide.
Tijdens den oorlog behoeft inmiddels
de staatkunde niet stil te zitten, in
tegendeel, maar dan ligt hare taak elders.
Zij moet het verloop van den oorlog
nauwkeurig volgen, omdat onverwachte
gebeurtenissen daarbuiten in het aan
vankelijk gestelde staatkundige doel
wijzigingen kunnen brengen. En vooral
moet zij trachten, bondgenooten te ver
krijgen, de tegenpartij daarvan te
berooven als die ze heeft, en deze in haar
eigen land moeilijkheden te bezorgen.
Zoo b.v. werd in 1859'het oorlogsdoel
door Frankrijk en Sardiniëingekrompen,
toen het duidelijk werd, of daarvoor
althans vrees begon te ontstaan, dat de
Duitsche Bond zich in den strijd zou
mengen en zich aan de zijde van Oos
tenrijk scharen. Terwijl toch het staat
kundig streven was, Italiëgeheel vrij
te maken van den Oostenrijkschen in
vloed, stelde men zich ten slotte te
vreden met den afstand van Lombardije,
terwijl Venetiëaan Oostenrijk verbleef.
Dat bij de overwegingen betreffende
het sluiten van een wapenstilstand de
staatkunde in den regel een woord zal
hebben mede te zeggen, behalve waar
die op beperkte schaal zal plaats hebben,
spreekt wel vanzelf. Eveneens dat zij bij
onderhandelingen over den te herstellen
vrede weer met gezag optreedt.
Tenslotte zij nog opgemerkt, dat de
staatkundige aanvaller volstrekt niet
behoeft samen te vallen met den
strategischen. Zoo waren in den reeds tweemaal
genoemden oorlog van 1859 Frankrijk
en Sardiniëde staatkundige en Oosten
rijk de strategische; ook zijn velen van
meening dat in 1870 de staatkundige
aanvaller bij Frankrijk moet worden
gezocht, terwijl ongetwijfeld Duitschland
de strategische was.
IN MEMORIAM
PROF- DR. J. W. BECK
door Dr. Y. H. ROGGE
Rector van het Erasmiaansch Gymnasium
te Rotterdam
Toen in het voorjaar bekend werd, dat
Prof. Beek als gecommitteerde bij het eind
examen der leerlingen van het Erasmiaansch
gymnasium zou optreden, deed mij dit veel
genoegen, orndat ik mijn vroegeren collega
aan het gymnasium te Amsterdam na zoo
veel jaren zou weerzien en spreken. Het
tenissen in Oostenrijk; hij kon naar Zwitser
land gaan.
Voorloopig bleef hij in Schr>nbrunn met
zijn gezin, om daar in het park de lotge
vallen te overdenken van zijn nog niet een
maal twee-jarige regesnng: zijn wapen
broederschap met Keizer Wilhelm, en zi]n
vernederingen, zijn vredesgezindheid en zijn
gebonden zijn aan den harden krijg ....
Viij eindelijk, geen Keizer meer! Dan
heef; hij zijn naam ook niet meer ter be
vestiging te stellen op het hesluit van den
wapenstilstand, de uiterste vernedering ! l
En die geheele hofhouding vari Weenen j
met haar honderdvijftig aartshertogen en
aartbhertoginnep. die een eigen wereld was
in haar statig bewegen boven hè! bestaan
der gewone stervelingen, het'!: ;s zij als
een wolkenbouwwerk aan het uitspansel'
Een oogenblik heef! Keizer Kare! geaarzeld,
of er geen woonplaats voor hem zou wezen
in H«ngartje. Hij was op weg raar zijn
Hongaarsch verblijf Qoedoeiioe. Met het
doel de revolutie in het Oostelijk deei der
Monarchie te keer te gaan, had hij te
Boedapest tot Koninklijk man" van zijn
vertrouwen aangesteld Aartshertog joseph'
die onder de aartshertogen den bijnaam
draagt van den M a g y a a r. Die naam
teektnt den man.
Hij is de eenige van de Harsburg-familie
die liefde heeft voor wat Hongaarsch is.
Altijd heeft hij in Budapest gewoond, en
in zijn huishouding, geheel op Magyaarsche
wijs, wordt alleen Hongaarsi.ii gesproken.
Men kan zeggen hij is geheel doortrokken
van den Magyaarschen geest.
In den oorlog vocht hij mee met de sol
daten en evenals zij heeft hij zijn hand
granaten geslingerd tegen den vijand; hij
werd gewond en heeft doorgesireden, roe
keloos vooraan als een echte zoon van Arpad.
Hem kwam het toe het Koninklijk huis te
representeeren.
Maar de minister door de keus van Koning
Karl aangewezen, ontging niet het lot der
UITSLAG
van de Prijsvraag in zake een
brochure over het voedings
vraagstuk
Voor deze prijsvraag zijn ingekomen acht
antwoorden, onder de navolgende metto's:
1°. Wie een kuil graaft voor een ander,
valt er zelf in.
2 . Tijdgeest.
3°. Theorie + praktgk.
4°. Heurèka.
5=. Wie het kleine niet eert, is het groote
niet weerd.
6°. Tua res agitur.
7°. Wir leben nicht ven dem was wir
essen, sondern von dem, was wir
verdauen und assimilieren.
8°. Nood leert bidden.
Tegen alle ingekomen antwoorden heeft
de jury het bezwaar, dat zf] niet geschikt
zijn om in breede lagen van onze bevolking
veel rut te brengen. Alle richten zij zich
n 1. uitsluitend tot de meer ontwikkelden.
Geen van alle vormt ook een aanwinst op
het onderhavige gebied; reeds vroeger zijn
betere dergelijke publicaties verschenen.
In practisch opzicht brengen zij voorts
weinig nieuws. De theoretische kant is door
sommigen wel uitvoerig en geleerd, maar
daarom nog niet bevattelijk behandeld. Het
wetenschappelijk deel bevat bovendien
menige minder juiste of gebrekkige voor
stelling en enkele vertoonen bedenkelijke
hiaten.
Wat van de beteekenis van vet gezegd
wordt, is lang niet altijd juist. Een hoofd
gebrek is het van alle, dat zij niet spreken
over de zorgen, die men dragen moet om
vernietiging der vitaminen te voorkomen.
Niettemin bevatten alle veel goeds en een
aantal wenken waarmede het publiek zijn
?voordeel zou kunnen doen. Geen van de
stukken is echter geschikt om in zijn geheel
gepubliceerd te worden.
Inzending no. 6 heeft naar het oordeel
der jury weinig te beteekenen.
Op grond dezer overwegingen heeft de
Commissie aan de inzenders nos. l, 2, 3,
4, 5, 7 en 8 ieder een belooning van ? 25.
toegekend; inzenders worden verzocht
machtiging te verleenen tot het openen der
naam-enveloppe.
Namens de Commissie:
Amsterdam, Mr. K. JANSMA,
6 November 1918 Secretaris
waren dan ook gezellige dagen in het be
gin van Juli. Toch viel het mij terstond op,
dat Beek sterk verouderd was. Hij had iets
hulpbehpevends gekregen, wist zich niet te
redden in het groote, drukke Rotterdam en
lederen avond, wanneer hij in onzen
huiselijken kring had verkeerd, moest ik hem
naar zijn hotel terug brengen. Ik miste dat
vroegere vuur, die opgewondenheid, dat
warm loopen voor zijn principes, voor zijn
studierichting.
Als leeraar hadden wij hem zóó leeren
kennen. Nu en dan kon hij met zijn vuist
op de tafel slaan om zijn argumenten kracht
bij te zetten en ons van de waarheid zijner
beweringen te overtuigen. Die opgewon
denheid, soms wel eens overslaande tot
drift, bedierf nooit de goede verhouding.
Hq was de man niet, om wrok te koesteren
of een haat lang bij zich te dragen. Na
enkele dagen waren de booze buien over
gedreven en was Beek weer de oude,
joviale collega.
Beek was als leeraar de man, die bij zijn
onderwijs nieuwe wegen zocht en van sleur
niets wilde weten. Met groote belangstel
ling volgde hij de wetenschappelijke richting
op philologisch gebied in Duitschland, niet
tevreden met het kieine terrein, waarop de
klassieke phiiologie in die dagen bQ ons
zich bewoog. Zijn onmiskenbaar
aesthetische aanleg voelde zich niet aangetrokken
andere ministers van zijn keus. Het volk
riep om Karolrji den onafhankelijken radi
caal, en Karoliji werd ministerpresident en
Karoliji moest dadelijk de bijeenroeping
toestaan van een door algemeene volks
stemming, de vrouwen daartoe gerekend,
gekozen vergadering; zij zoude geheel vrij
beslissen over den toekomstlgen
regeeringsvorm : Koningschap of republiek. Hij deelde
den nationalen raad mede dat de Kening
de Hongaarsche regeering van haar eed
had ontslagen, en onder de eersten die
als Magyaarsch burger de belofte kwam
aüeggen van trouw aan de nieuwe regeering
was Aartshertog Jozef.
O Kroon van den Heiligen Stephanus onder
de wijding van overoud ceremonieel door
den Hongaarschen Palatrjn, Tisza, den
Habsburger op het hoofd gedrukt, waar is
uw magische kracht gebleven ?
In dezen zelfden tijd, (overgang van
October tot November) heeft Keizer Wilhelm
zijn nieuwe ministerie van het Duitsche
Rijk met een toespraak begroet, waarin hij
de minsters als zijn medearbeiders
aanspoort tot samenwerking voor het heil
van Duitschland, en hij heeft zijn nota ge
richt tot den Duitschen Rfjkskanselier die,
zonder iets van het verleden te miskennen,
in de nieuwe inrichting ten waarborg ziet
van herleving voor de toekomst. Hij zelf
neemt daarbij den dienst voor het
volk op zich.
Buiten eenige kennisgeving om is de
Keizer dadelijk daarop naar het hoofdkwar
tier vertrokken, tot verrassing der regeering,
en hij heeft een manifest gepubliceerd aan
de troepen,
Maar van alle kanten gaat het geroep
tot hem op dat zijn tijd voorbij is, en hier
en daar ....
5 November 1918.
W. G. C. B Y v A N c K
l