De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 9 november pagina 7

9 november 1918 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

?9 Nov. M8.?No. 2159 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND * X» 6 | nEERp.N-ARTIKE.LEN, " S UITRUSTINOE.N. B ABM ABM.ABM.ABMABI^ABMABftABrtABrtABM ABM AöM E. C. G BRÜNNER, De order op de bulten~ yuring van 1531. Bijdrage tot de kennis van de economische geschiedenis van het graafschap Holland in den tijd van Karel V. Utrecht, A. Oosthoek, 1918; 8°. Deze Utrechtsche dissertatie hinkt op twee gedachten, die uitdrukking vinden in den ?dubbelen titel. Zg wil de geschiedenis geven van de befaamde order op de bultennering van 1531 en tegelijk een bijdrage zijn tot ?de kennis van de economische geschiedenis van Holland in de dagen van Karel V. Het eene hangt natuurlijk nauw met het andere samen. Maar beide onderwerpen zijn toch volstrekt niet identiek. Wat toch is het geval? Doer de order op de buitennering verbood Karel V ten platten lande van Holland 4e ?prichting van nieuwe weverijen, loolerijen, werkplaatsen van timmerlieden en metselaars en dergelijke bedrijven, van bakkerijen en tapperijen, van brouwerijen. Het spreekt van zelf, dat de Hollandsche steden op het uitvaardigen van zulk een voor de dorpen zeer nadeelig edict hadden aangedrongen. Evenzeer spreekt het van zelf, dat de steden in de economische noodzake lijkheid waren zich tegen de groeiende piattelands-lndustrie te verzetten, wilden zij hun eigen nqverheid op peil houden. Het is dus van zeer veel belang, ten einde de order op de buitennering te verstaan en haar te plaatsen in de lijst van haar tijd, dat wij weten, hoe de economische toestanden in de Hollandsche steden en dorpen waren en hoe dus zulk een eigenaardig decreet uit den drang der omstandigheden kon voort spruiten. Een schets van den maatschappelQken toestand van Holland vóór 1531 was dus aioodig. Maar natuurlijk alleen in zooverre deze verband hield met de verhouding van steden en dorpen en dus met de order op de buitennering. Dr. Brünner heeft dit punt niet voortdurend en scherp in het oog ge/at. Hij geeft een schets van den economischen toestand van het graafschap Holland bij den aanvang der regeering van Karel V. Ver volgens beschrijft hij de-ontwikkeling van de economische toestanden in Holland ge durende de jaren 1515 tot 1531. Hij komt dan te spreken over de order op de buitenaering, haar ontstaan en haar beteekenis. In het laatste hoofdstuk eindelijk onderzoekt hij de verhouding tusschen steden en platte land in de jaren 1531 tot 1555. Keedsuit dat korte overzicht blijkt duidelijk, dat de compositie van dit proefschrift te wenschen overlaat. Twee hoofdstukken, de groote helft of liever bijna twee derde van het geheele boek zijn gewijd aan de inleiding, de teekening van den achtergrond. In een zeer kert hoofdstuk wordt dan het «eigenlijke onderwerp van het boek behandeld; het vierde, uitvoeriger hoofdstuk beschrijft dan weer de gevolgenvan de order van 1531. De sterke uitgroei van de twee eerste «IIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIinHIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIMMIIIIIMMIIIIIIIMMinilllllMIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIKflIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII hoofdstukken moet worden verklaard door het feit, dat wij boven voorop stelden: de schrijver heeft zijn onderwerp niet scherp in het oog gehouden en meer gegeven dan daarmede strikt genomen verband hield. Stellig is in die twee eerste hoofdstukken heel wat belangrijks te vinden en wij zijn daarvoor erkentelijk: de schets van den economischen toestand van Holland onder Karel V kan dankbaar worden aanvaard, ook door wie erkent, dat zij hier minder op haar plaats is, althans in dezen zeer uitgewerkten vorm. Maar de schrijver heeft de gegevens, die hij had gevonden, niet willen achterhouden, ook waar zij geen of weinig verband hielden met de order op de buitennering. Zoo is een boek ontstaan, dat van zelf in twee deelen uiteenvalt, die wel verband houden, maar toch duidelijk kunnen worden onderscheiden. Met enkele voorbeelden is dat gemakkelijk aan te toonen. Wat dr. Btünner over de bevolking van Holland in het begin der regeering van Karel V mededeelt, haar dichtheid, haar verspreiding, haar toe- en afname, is van groot belang. Maar met de order op de buitennering staat het slechts in verwijderd verband. Hetzelfde geldt ook van de medegedeelde gegevens over de verdeeling en bet gebruik van den bodem. Ook hier ligt het verband met de order van 1531 niet voor de hand; het wordt althans nergens uitdrukkelijk aangewezen. Hetzelfde geldt van de schets van den Hollandschen handel in den aanvang der zestiende eeuw. Ook hier blQkt het verband met de order niet; trouwens de handelssteden, Amsterdam b.v. hebben zich niet bijzonder warm voor de zaak gemaakt; hun buitenlandsche handel was onafhankelijk van de vraag, ef de nijverheid in de steden bleef of zich naar de dorpen verplaatste. Hetzelfde kan men zeggen van de vlsscherQ; waar is hier het verband met de order op de buitennering te vinden? Waar het op aan komt, dat is de oude stedelijke industrie, voornamelijk de draperie en de brouwerij; in deze bedrijven begonnen de dorpen de steden een ernstige concur rentie aan te doen, die des te gevaarlijker was, omdat de plattelands-industrie allerlei faciliteiten genoot, die de steden moesten derven. De steden zuchtten onder zware lasten, vooral accijnsen, die het platteland niet kende. Daardoor ook waren de loonen in de steden veel hooger dan in de dorpen en was dus daar de productie veel kost baarder. Ten slotte de stedelijke industrie lag aan de banden van talrijke keuren, waardoor het bedrijf in vollen omvang werd geregeld en beheerscht. Zulk een bedrijfs organisatie kende het platteland niet; de industrie kon zich dus vrij ontwikkelen en zij deed het dan ook en wel op modernen, kapitalischen grondslag. Want het waren dikwijls de burgers der steden zelf, die om de goedkoope arbeidskrachten hun bedrijf naar de dorpen verplaatsten. Nu spreekt het van zelf, dat de stede a pogingen deden om deze verplaatsing van de nijverheid naar het platteland te stuiten. Zij namen zelf maatregelen, maar riepen ook de hulp der landsregeering in. Zij had den een uitnemend middel in de hand om Illllltiaillllllllllllllllllllllll N. V. HET TOONEEL: Cyrano de Bergerac. Coquelin, helaas, is dood, maar de andere Cyrano", de onze, leeft, siert, als balling in ons midden, het noordelijk tooneei. Wie gist, in deze wisselvallige tijden, hoe lang we ons nog zullen mogen verheugen in het bezit van dit groot talent ? De directie van Het Tooneei" heeft Jfubert la Roche niet ?onder de korenmaat gehouden, en la Roche, van zijn kant, gaf hij zich aan ons volk met het gul gebaar van den rijkbedeelden Rubens zoon. Uit een reeks van krachtige, alle een avond volledig beheerschende ver beeldingen, blijft er n Gustave de Ridder" ?'de Winkeldochter) als een meesterwerk van tooneelspeelkunst in onze analen opge.teekend. Doch een andere naam ontbrak tot dusver aan dit eervol repertoire, en het lijkt ?of ook het publiek slechts noode deze pluim, Rostand's ongeëvenaarde panache, op La Roche's hoed heeft gemist. Een, tot de laatste plaats bezette schouwburg tenminste wacht den held op den avond der première, en de wonderbare wisselwerking tusschen den bezielden kunstenaar en de menigte die in hem gelooft, leidde tot ongewone geest drift. Cyrano de Bergerac is op alle soorten van geestdrift aangelegd.... Doch hoe een zeldzaam kunstwerk is het tevens! Je ne crois pas, schreef Coquelin, qu'll ex'ste une pièce mieux composée que Cyrano." ?Als tooneelspeler moet hij wel bovenal den grooten regisseur, den metteur en scène, die zijn weerga zoekt, in Rostand hebben lief gehad. Maar toch ook hoe edel is dit werk van binnen, hoe dichterlijk! Toen het een -twintig jaar geleden verscheen, in een tijd van naturalistische gebondenheid en gedul dige zelf-analyse, hadden doortrapte lettres" nog wel bedenkingen, ook ten opzichte van het ongebreideld vers dat, als het niet vlug genoeg van den hemel viel, door den vlotten Illlllllllllllllll IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHlIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIrt Levensverzekering Maatschappij HAARLEM" Wilsonsplein 11 DE VOORDEELIGSTE TARIEVEN bohémien in Rostand maar even van de straat werd opgepikt. Maar welke let terknecht zou thans nog durven tornen aan die jonge, van scheppingsdrift doortrilde rijmen, die bij machte zijn gebleken een, naar inhoud en vorm nog altijd eenige (?gevoels-revue" over alle grenzen heen te dragen. Stellig beheerscht ons thans, meer dan toenmaals, het verlangen naar een kunst die wegvsert en bevrijdt, reikt jmlsschlen wel juist oogenblik het giretigst naar een schijn van lichter leven, naar houding en panache. En het lijkt mij de stille erkenning van den verheven kunstenaarsgeest, dat we bij dit schouwspel, gelijk de lucht die wij ademen, van wapengekletter vervuld, met geen vezel van onzen ontspannen geest haakten aan de realiteit onzer dagen, dat niets in deze f rissche, kinderlijke verbeelding ons actueel" voor kwam. Als een legende, een oude ballade, als het sprookje van The beauty and the beast" boeit het ons, zelfs nu, ae gazette die Cyrano voorleest aan Roxane slaat voor enkele uren het laatste bulletin, en vast houden we, met onberedeneerde ge negenheid al werden we twintig jaar ouder en al benijden we een beetje het geslacht dat thans op de voorste rijen zich de lippen stuk bijt en de handen heet klapt, aan het fantastisch ideaal van ridderlijk heid en trouw. In de sfeer der fantasie is Cyrano de Bergerac volkomen menschelijk, de verpersoonlijking van het miskend genie. Zijn bravoure is zijn schroom, zelf-spot zijn redding. Vruchteloos want om een uiter lijk gebrek verdoemd gordt hij zich aan te behagen onder het motto: déplairec'est mon plaisir, j'aime qu'on me haïsse." Langs den afgrond der sentimentaliteit zweeft hij, in de weelderige weemoed van zijn droomen dreigt hij te zullen vergaan, maar alleen de gele blaren vallen, en tot zijn laatsten adem tocht staat deze Gascoener zijn noodlot. Een wonder" zou hij willen zijn, een neefje van Don Quichotte blijft hij. Prachtig zijn de zwenkingen van dezen geplaagden geest, het moedwillig, schier baldadig onder breken van een stemming. Men hoort zijn hart hijgen in het wisselend thythme der verzen, het eff*ct zijner welsprekendheid is vol kunstenaarstragiek. Tot hoe een be angstigende verrukking blaast hij, stroomen der liefde, de ontbering op bij de enkele gedachte aan een Kus van Roxane's lippen: tin instant d'infini qui fait un brult d'abeille, une communion ayant un gout de fleur". Daar hersteli" hij zich, zet opnieuw in, doch thans met achteloos gebaar: Cest «n facon d'un peu se respirer ile coeur". Om vervolgens men lette op dit schijn baar geringschattend un peu",?den fata len hartstocht te bezweren in het teederst den Keizer te nopen hun ter wille te zijn, de beden. Karel V had voor zijn aanhoudende oorlogen zeer veel geld noodig; herhaalde lijk kwam hfl tot de Staten van Holland met een bede. De Staten stonden in den regel de bede toe; Holland leed te zwaar onder den oorlog met Utrecht en met Gelderland om niet wat scheutig te zijn in het inwilligen van oorlogslasten. Maar al te gemakkelijk waren zij aan den anderen kant ook weer niet: zij stelden altijd tegenover de aan vrage van een bede een verzoek om bepaalde privilegiën. Zulk een privilege was de order op de buitennering van 1531. De beteekenis van deze ordonnantie wordt door dr. Brünner in helder licht gesteld. Zij gaf minder dan de steden hadden gevraagd; immers zij ver bood slechts de oprichting van nie«we be drijven ten platten lande en liet de reeds bestaande intact. En bovendien werd de order zeer slecht nageleefd; zij was na jaren aan sommtge steden nog niets eens bekend; dorpen beriepen zich telkens op hun onkunde op dit stuk. De steden vroegen dan ook telkens om verscherping van de order, nog liever dan om eigen speciale privilegiën, zooals Leiden er in 1540 wist te verkrijgen. Eerst na den opstand tegen Spanje, toen de steden in de Staten als souverein regeerden, werd de order van 1531 strenger toegepast; zij werd toen bovendien de rechtsgrond, waar op de Staten hun verdere maatregelen kon» den opbouwen. Het belang van het onderwerp is groot genoeg en dr. Brünner heeft er stellig recht aangedaan. Meer dan dat, gelijk wij boven aantoonden. Evenwel ten onrechte; want ook in de historiographle geldt de oude spreuk: genoeg is meer dan veel. H. BRUGMANS GOS. DE VOOGT f Het bericht van het plotseling overlijden van dezen beminnelQken man zal velen hebben ontsleld. Met de Voogt is een zeer bizon dere, en eene bizondere symphatieke figuur uit de Nederlandsche journalistieke wereld heengegaan. Zijne belangstelling ging uit naar een veel wijder gebied dan de vraag stukken van den dag alleen. Altijd in geest drift voor nieuwe ideën, was hij steeds bezig met de verwezenlijking van plannen die, al slaagden zij dikwerf niet, hem de warme vriendschap verzekerden van allen, wier zin voor het ideale nog niet geheel door het leven in het duf-nuchtere burger wereldje is uitgedoofd. Een verstokt idealist was hij, met, zoo men wil, de gebreken, doch ook met de groete deugden van deze weldoeners, zonder welke de menschheid nooit een stap voprwaarts zoo komen. Sommigen noemden hem onpractisch, in derdaad was hfl dit, doch in de eerste plaats voor zichzelf. Baatzucht was hem vreemd; in zijn werken en streven dacht hij het allerlaatst aan zijne eigen belangen, die dan ook al te vaak in het gedrang kwamen. Dit deerde hem echter niet; verwonderlijk, onverbeterlijk optimist als hij was, zette hij zich met onverwoestbare veerkracht over alle teleurstellingen, alle tegenslagen heen. Wat al idealen zag hij vernietigd; toch mokte hij niet; wanneer de narigheden eenmaal achter hem lagen, kon hij er nog slechts de humoristische zijde in ontdekken. Hij interesseerde zich schier letterlijk voor alles, hij schreef werken over huisdieren, scheikunde, den Russisch-Japanschen oorlog en andere uiteen loopenae onderwerpen, zender nochthans oppervlakkig werk te leveren. Zijn stijl was als hijzelf: onder houdend en beschaafd. Toen Albaniëin het brandpunt der actualiteit stond, trok hij, reeds diep in de veertig, er heen; zijne artikelen, die hij destijds in het Handelsblad schreef trokken algemeen den aandacht. Later doorkruisde hij Servië, schreef een vergelijk: Et d'un peu se gou ter, au bord des lèvres, l'ame .." Coquelin heelt met groote innigheid de lyrische zijde van de rol bovengekeerd, hij was, met het zwaard in de vuist, vóór alles een dichter, gelukzoeker in eigen waan. La Roche geeft met kernige kracht den pischen kant, de schittering, en ook daarvan de poëzie. Wij zfin de cadets van Gascogne, van Carbon de Gastel Jalous... als een vrijheidslied klonk het van zijn lippen, drong het in de harten, al raken ons die Gasconsche cadetten uit het nevelland van Gastel Jalous niemandal vergelijken bij den eersten den besten poilu. En hoe een voorbeeld van technische bekwaamheid biedt La Roche in deze zware rol vol verrassende plas iïk, verheffing en gril, die hij tilt of tooneelspel een handverdraai was! Dat het dit niet is, zal het luisterrijk ge zelschap van het Hotel de Bourgogne" wel willen onderschrijven. Dapper, den held van den avond alle pluimen latend, stonden Roxane (Mevr. Royaards) de Guiche (Saalborn) Christian (Gobau) Ragueneau (Flor la Roche) musketiers en koekebakkers, ca detten, précieuses, markiezen, dichters en n«nnen, heel de bekoorlijke bevolking van Rostand's romantisch brein, den Nederlandschen Cyrano terzijde. Het stuk wordt gespeeld in den oorspronkeiqken stijl, zooals het te Parijs in het Theatre de la Porte-Saint-Martin geboren en getogen is, en bij ons, in de vertooning van Het Nederlandsch Tooneei", tot vreugde van oud en jong zijn triomfanteiijken weg gevonden heeft. N. V. TOONEELVEREENIGING: De Wijze Kaler, door Herman Heyermans. Nu en dan is het ons in de Amstelstraat te moede of we op een partijtje waren ge nood en de leden van het gezelschap, directie Heyermans, Musch en Van der Horst, ter »>ere van den oudsten patroon en zijn familie, een vertooning hadden ingestudeerd. Zoo genoten we eenmaal van mevrouw NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP MotordienstvanTetenburg DAGELIJKSCHE MOTORDIENST UTRECHT LEID» DEK HU6 DELFT Vliutintlimi. ItfichtichivMfZI. Ffijüii. loittaiuil VICI-VÏBHA SIC TRANSIT GLORIA MÜNDI Teekening voor de Amsterdammer" van Qeorge van Ratmdonclt niinnniiiiHiniiuiniiiniiiiiinilllllMiiilllniMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiinitiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiilMIMIIMIIIMIIMtlMllMMIIIIMIMMMItlllllHlllllinillH uitgebreid werk over land en volk, wekve in Nederland groote belangstelling voor de handelsbetrekkingen met deze natie, en publiceerde tijdens den Balkanoorlog eene brochure, Een lijdend volk" getiteld, ten bate van het Servische Roode Kruis. Hij mocht de voldoening smaken door den koning met het officierskruis van de Orde van St. Sava te worden gedecoreerd. In de laatste jaren kwam hij als journalist voor het groote publiek minder naar voren, hoewel zijne collega's en pok de leden der Amsterdamsche balie zijn werk als rechtbank verslaggever van het persbureau Vaz Dias hij was tevens chef van de afdeelingen Koloniën en Scheepvaart op prijs wisten te stellen. Zijn nieuwste plan: de publicatie van een blad ter behartiging van de belangen van de plaatsen om de te dempen Zuiderzee gelegen, was de verwezenlijking nabij, toen een hartkwaal een einde maakte aan zijn IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIMMMIUlmMMMmillllllllMimilllllllllllllllll Heyermans De Oost-Indische Compagnie", zoo biedt ons thans de heer Heyerrnans, met meer talent maar met minder origina liteit dan zijn echtgenoote, een leerrijk sprookje, naar den trant, meer dan naar het hart, van Moeder de Gans. En daarin deden twee van onze begaafdste tooneelkunstenaars opgeld, Jan Musch en Jan C. de Vos, de eerste een dier-studie om Rabier en Henri Verstijnen jaloersch te maken, de tweede als een koning van Prot. Dat ik nochtans niet in de verjaarsstemming ben kunnen komen meen ik te moeten wijten aan de omstandigheid dat de arge loosheid van dezen avond feitelijk niet arge loos genoeg was, en in het bijzonder heeft mij daarbij de bordpapieren kroon op Jan's eerbiedwaardige kale kruin van de wijs gebracht. Want behalve dat wij een kunstenaar met een teeder talent, dat in de stilte bloeit, niet gaarne zijn kracht zien verspillen aan de ietwat gênante luidruch tigheid van een te laag gestemde rol, is ook onze gespannen aandacht van dit oogenblik te gebonden aan het bezwijkend Caesarisme om rechtaf behagen te kunnen scheppen in een vóór den oorlegsche, vor stelijke harlekinade. Dat de ratten lang ge knaagd hebben aan het hermelijn, en het hof er door de eeuwen heen op ingericht was dit gespuis te doen gedeien, wisten we, doch zelden hadden wij ons rekenschap gegeven van den omvang dezer plaag, en nooit nog is het verouderd symbool van het koningschap ons zoo erbarmelijk men schelijk voorgekomen als thans Heijermans is niet boosaardig, hij is een goedhartig paedagoog met meer sentimentaliteit dan hartstocht in zijn vlotte pen. Spontaan en veel-omvattend, blijft zijn talent gericht op het kleine, op de onmiddellijke aandoening en de con ventie. Hoe weinig contact het krijgt, hoe geringe vlucht het neemt, zoodra een gegeven hem voert buiten zijn buurtje... het is verleden jaar gebleken uit Dageraad" het blijkt thans opnieuw, overtuigender nog, omdat er nu in het geheel geen open deuren meer in te trappen zijn, uit het sprookje van den Wijzen Kater", een meng sel van al-Deutsche poëzie en Falklandsche wijsbegeerte. Had Heyermans in oprechte verwondering en ontzag meegeleefd met zijn tijd, met wat er in milioenen harten omgaat, hij zou zijn gasten dit haasje van zijn humor, dat een kater a lamaitred'hótel heet te zijn, niet hebben voorgezet. En ware deze kater in waarheid wijs geweest, hij zou zijn troostrijk gespin niet hebben onder broken om ons te verwijzen naar het raadsel van leven en lot, waarvoor zijn kattenverstand zoowel als ons menschengemoed werkzaam leven. De Voogt werd 55 jaar. Hij moest zich in den laatsten tijd wat menageeren, doch zijn activiteit verminderde hierdoor niet. Ik zal steeds de herinnering aan hem behouden, zooals hij mij vol vuur zijn neuwste denkbeeld uiteenzette. Een prachtidee: de oprichting van een journallstiek-Iitteraire club. Hij zag de honderdknoopige grooms al door de zalen snellen, hïj leefde reeds op in het intellectueele milieu, maakte met collega's een gezellig koutje voor den haard, of voelde zich, na den dagtaak, zalig neervlijen in een wijden clubsessel. Th ans rust hij op een andere plaats, doch zoo de fant omen van zijne illusies en idealen, waarmede hij leefde, hem daar heen vergezellen, is zijn laatste rustoord een Eden. ARNOLD VAS DIAS IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIItllllllllllllllllllllllltllllllllllllllllllllllltllH vooralsnog stil staat. De schoone onzeker heid, waarin wij den dag afwachten, verzet zich tegen goedkoope overtuiging en ge meenplaats. En niet vóór haat en liefde in hem voldragen zijn, zal een dichter, de eerst-herboren mensch, zich vergrijpen aan het huidig menschdom, met inbegrip i van lakei en koning. Zóó voel ik het ten minste. En deze gevoelens hebben mi] dit maal belet mij als voorheen" mede te ver heugen in de kwinkslagen van onzen meest begaafden dramaturg. Musch is een fabel op zich-zelf. Het on wezenlijke aan hem, dat hem voor alle rollen van onbeperkte visie aanwijst, en eenmaal in de gedaante van Puck in staat stelde een geheele kabouterwereld voor onze verbeel ding op te roepen, onderging hier de stoutste metamorphose. Een charmant snuitje had hij zich gemaakt en hoewel zijn log angora-lijf, dat meer van een geit dan van een poes had, bij dit kleine kopje kwalijk paste, wist hij toch het wezen van de kater bevallig en ge heimzinnig te suggereeren. Met alle illustra ties van aangekleede dieren had hij gemeen, dat het menschelijke domineerde, het dier is hier ook immers slechts voorwendsel. Maar hoe knap wist hij, trots deze kleeren, trots de raisonneursrol hem toebedeeld, het zuiver denkbeeldige van zijn parmante persoonlijkheid te handhaven, hoe bleef hij het spreokje" in deze wereld vol tooneelrealiteit. Was het Rackham of Dulac, die Moeder de Gans" verluchtte op een wijze, welke afwijkt van, en onderdoet voor, de fantasieën van b.v. Gustave Dorre, maar die voor het tooneei toch bekoorlijke, en vooral ook be reikbare, indicaties geeft? Het gala-maal ten hove scheen mij een vergroving naar dit plan, en even heeft het tafelhoekje waar dr. van Angorensis aanzat naast de fijngeslijleerde hofdame van Julia Uden, geleefd in die bevallige sfeer. Waarom eigenlijk nieuwe sprookjes ge maakt zoolang de illusie eens een der on volprezen oude: Doornroosje, Sneeuwitje of De Gelaarsde Kat," naar net dichterlijk vizioen van een eersten regisseur en met inspanning van de beste krachten op or,s tooneei te brengen, onvervuld blijft? TOP N AEFF INI II11 Illlllllllllllllll II l II l II H. BERSSENBRUGGE, PORTRETFOTOGRAAF ZEESTRAAT 65, naast Panorama DEN HAAG. ~ Tel. 1538.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl