Historisch Archief 1877-1940
?9 Nov. M8.?No. 2159
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
*
X»
6
| nEERp.N-ARTIKE.LEN, "
S UITRUSTINOE.N. B
ABM ABM.ABM.ABMABI^ABMABftABrtABrtABM ABM AöM
E. C. G BRÜNNER, De order op de
bulten~ yuring van 1531. Bijdrage tot de kennis
van de economische geschiedenis van
het graafschap Holland in den tijd van
Karel V. Utrecht, A. Oosthoek, 1918; 8°.
Deze Utrechtsche dissertatie hinkt op twee
gedachten, die uitdrukking vinden in den
?dubbelen titel. Zg wil de geschiedenis geven
van de befaamde order op de bultennering
van 1531 en tegelijk een bijdrage zijn tot
?de kennis van de economische geschiedenis
van Holland in de dagen van Karel V. Het
eene hangt natuurlijk nauw met het andere
samen. Maar beide onderwerpen zijn toch
volstrekt niet identiek. Wat toch is het
geval? Doer de order op de buitennering
verbood Karel V ten platten lande van Holland
4e ?prichting van nieuwe weverijen,
loolerijen, werkplaatsen van timmerlieden en
metselaars en dergelijke bedrijven, van
bakkerijen en tapperijen, van brouwerijen.
Het spreekt van zelf, dat de Hollandsche
steden op het uitvaardigen van zulk een
voor de dorpen zeer nadeelig edict hadden
aangedrongen. Evenzeer spreekt het van zelf,
dat de steden in de economische noodzake
lijkheid waren zich tegen de groeiende
piattelands-lndustrie te verzetten, wilden zij
hun eigen nqverheid op peil houden. Het is
dus van zeer veel belang, ten einde de order
op de buitennering te verstaan en haar te
plaatsen in de lijst van haar tijd, dat wij
weten, hoe de economische toestanden in
de Hollandsche steden en dorpen waren en
hoe dus zulk een eigenaardig decreet uit
den drang der omstandigheden kon voort
spruiten.
Een schets van den maatschappelQken
toestand van Holland vóór 1531 was dus
aioodig. Maar natuurlijk alleen in zooverre
deze verband hield met de verhouding van
steden en dorpen en dus met de order op
de buitennering. Dr. Brünner heeft dit punt
niet voortdurend en scherp in het oog ge/at.
Hij geeft een schets van den economischen
toestand van het graafschap Holland bij den
aanvang der regeering van Karel V. Ver
volgens beschrijft hij de-ontwikkeling van
de economische toestanden in Holland ge
durende de jaren 1515 tot 1531. Hij komt
dan te spreken over de order op de
buitenaering, haar ontstaan en haar beteekenis. In
het laatste hoofdstuk eindelijk onderzoekt
hij de verhouding tusschen steden en platte
land in de jaren 1531 tot 1555.
Keedsuit dat korte overzicht blijkt duidelijk,
dat de compositie van dit proefschrift te
wenschen overlaat. Twee hoofdstukken, de
groote helft of liever bijna twee derde
van het geheele boek zijn gewijd aan de
inleiding, de teekening van den achtergrond.
In een zeer kert hoofdstuk wordt dan het
«eigenlijke onderwerp van het boek behandeld;
het vierde, uitvoeriger hoofdstuk beschrijft
dan weer de gevolgenvan de order van 1531.
De sterke uitgroei van de twee eerste
«IIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIinHIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIMMIIIIIMMIIIIIIIMMinilllllMIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIKflIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
hoofdstukken moet worden verklaard door
het feit, dat wij boven voorop stelden: de
schrijver heeft zijn onderwerp niet scherp
in het oog gehouden en meer gegeven dan
daarmede strikt genomen verband hield.
Stellig is in die twee eerste hoofdstukken
heel wat belangrijks te vinden en wij zijn
daarvoor erkentelijk: de schets van den
economischen toestand van Holland onder
Karel V kan dankbaar worden aanvaard,
ook door wie erkent, dat zij hier minder
op haar plaats is, althans in dezen zeer
uitgewerkten vorm. Maar de schrijver heeft
de gegevens, die hij had gevonden, niet
willen achterhouden, ook waar zij geen of
weinig verband hielden met de order op de
buitennering. Zoo is een boek ontstaan, dat
van zelf in twee deelen uiteenvalt, die wel
verband houden, maar toch duidelijk kunnen
worden onderscheiden.
Met enkele voorbeelden is dat gemakkelijk
aan te toonen. Wat dr. Btünner over de
bevolking van Holland in het begin der
regeering van Karel V mededeelt, haar
dichtheid, haar verspreiding, haar toe- en
afname, is van groot belang. Maar met de
order op de buitennering staat het slechts
in verwijderd verband. Hetzelfde geldt ook
van de medegedeelde gegevens over de
verdeeling en bet gebruik van den bodem.
Ook hier ligt het verband met de order van
1531 niet voor de hand; het wordt althans
nergens uitdrukkelijk aangewezen. Hetzelfde
geldt van de schets van den Hollandschen
handel in den aanvang der zestiende eeuw.
Ook hier blQkt het verband met de order
niet; trouwens de handelssteden, Amsterdam
b.v. hebben zich niet bijzonder warm voor
de zaak gemaakt; hun buitenlandsche handel
was onafhankelijk van de vraag, ef de
nijverheid in de steden bleef of zich naar
de dorpen verplaatste. Hetzelfde kan men
zeggen van de vlsscherQ; waar is hier het
verband met de order op de buitennering
te vinden?
Waar het op aan komt, dat is de oude
stedelijke industrie, voornamelijk de draperie
en de brouwerij; in deze bedrijven begonnen
de dorpen de steden een ernstige concur
rentie aan te doen, die des te gevaarlijker
was, omdat de plattelands-industrie allerlei
faciliteiten genoot, die de steden moesten
derven. De steden zuchtten onder zware
lasten, vooral accijnsen, die het platteland
niet kende. Daardoor ook waren de loonen
in de steden veel hooger dan in de dorpen
en was dus daar de productie veel kost
baarder. Ten slotte de stedelijke industrie
lag aan de banden van talrijke keuren,
waardoor het bedrijf in vollen omvang werd
geregeld en beheerscht. Zulk een bedrijfs
organisatie kende het platteland niet; de
industrie kon zich dus vrij ontwikkelen en
zij deed het dan ook en wel op modernen,
kapitalischen grondslag. Want het waren
dikwijls de burgers der steden zelf, die om
de goedkoope arbeidskrachten hun bedrijf
naar de dorpen verplaatsten.
Nu spreekt het van zelf, dat de stede a
pogingen deden om deze verplaatsing van
de nijverheid naar het platteland te stuiten.
Zij namen zelf maatregelen, maar riepen
ook de hulp der landsregeering in. Zij had
den een uitnemend middel in de hand om
Illllltiaillllllllllllllllllllllll
N. V. HET TOONEEL: Cyrano de Bergerac.
Coquelin, helaas, is dood, maar de andere
Cyrano", de onze, leeft, siert, als balling in
ons midden, het noordelijk tooneei. Wie
gist, in deze wisselvallige tijden, hoe lang
we ons nog zullen mogen verheugen in het
bezit van dit groot talent ? De directie van
Het Tooneei" heeft Jfubert la Roche niet
?onder de korenmaat gehouden, en la Roche,
van zijn kant, gaf hij zich aan ons volk
met het gul gebaar van den rijkbedeelden
Rubens zoon. Uit een reeks van krachtige,
alle een avond volledig beheerschende ver
beeldingen, blijft er n Gustave de Ridder"
?'de Winkeldochter) als een meesterwerk
van tooneelspeelkunst in onze analen
opge.teekend. Doch een andere naam ontbrak tot
dusver aan dit eervol repertoire, en het lijkt
?of ook het publiek slechts noode deze pluim,
Rostand's ongeëvenaarde panache, op La
Roche's hoed heeft gemist. Een, tot de laatste
plaats bezette schouwburg tenminste wacht
den held op den avond der première, en
de wonderbare wisselwerking tusschen den
bezielden kunstenaar en de menigte die
in hem gelooft, leidde tot ongewone geest
drift.
Cyrano de Bergerac is op alle soorten
van geestdrift aangelegd.... Doch hoe een
zeldzaam kunstwerk is het tevens! Je ne
crois pas, schreef Coquelin, qu'll ex'ste
une pièce mieux composée que Cyrano."
?Als tooneelspeler moet hij wel bovenal den
grooten regisseur, den metteur en scène, die
zijn weerga zoekt, in Rostand hebben lief
gehad. Maar toch ook hoe edel is dit werk
van binnen, hoe dichterlijk! Toen het een
-twintig jaar geleden verscheen, in een tijd
van naturalistische gebondenheid en gedul
dige zelf-analyse, hadden doortrapte lettres"
nog wel bedenkingen, ook ten opzichte van
het ongebreideld vers dat, als het niet vlug
genoeg van den hemel viel, door den vlotten
Illlllllllllllllll IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHlIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIrt
Levensverzekering Maatschappij
HAARLEM"
Wilsonsplein 11
DE VOORDEELIGSTE TARIEVEN
bohémien in Rostand maar even van de
straat werd opgepikt. Maar welke let terknecht
zou thans nog durven tornen aan die jonge,
van scheppingsdrift doortrilde rijmen, die
bij machte zijn gebleken een, naar inhoud
en vorm nog altijd eenige (?gevoels-revue"
over alle grenzen heen te dragen. Stellig
beheerscht ons thans, meer dan toenmaals,
het verlangen naar een kunst die wegvsert
en bevrijdt, reikt jmlsschlen wel juist
oogenblik het giretigst naar een schijn van
lichter leven, naar houding en panache.
En het lijkt mij de stille erkenning van den
verheven kunstenaarsgeest, dat we bij dit
schouwspel, gelijk de lucht die wij ademen,
van wapengekletter vervuld, met geen vezel
van onzen ontspannen geest haakten aan de
realiteit onzer dagen, dat niets in deze f rissche,
kinderlijke verbeelding ons actueel" voor
kwam. Als een legende, een oude ballade,
als het sprookje van The beauty and the
beast" boeit het ons, zelfs nu, ae gazette
die Cyrano voorleest aan Roxane slaat
voor enkele uren het laatste bulletin, en
vast houden we, met onberedeneerde ge
negenheid al werden we twintig jaar
ouder en al benijden we een beetje het
geslacht dat thans op de voorste rijen zich
de lippen stuk bijt en de handen heet klapt,
aan het fantastisch ideaal van ridderlijk
heid en trouw. In de sfeer der fantasie is
Cyrano de Bergerac volkomen menschelijk,
de verpersoonlijking van het miskend genie.
Zijn bravoure is zijn schroom, zelf-spot zijn
redding. Vruchteloos want om een uiter
lijk gebrek verdoemd gordt hij zich aan
te behagen onder het motto: déplairec'est
mon plaisir, j'aime qu'on me haïsse." Langs
den afgrond der sentimentaliteit zweeft hij,
in de weelderige weemoed van zijn droomen
dreigt hij te zullen vergaan, maar alleen de
gele blaren vallen, en tot zijn laatsten adem
tocht staat deze Gascoener zijn noodlot. Een
wonder" zou hij willen zijn, een neefje
van Don Quichotte blijft hij. Prachtig zijn
de zwenkingen van dezen geplaagden geest,
het moedwillig, schier baldadig onder
breken van een stemming. Men hoort zijn
hart hijgen in het wisselend thythme der
verzen, het eff*ct zijner welsprekendheid
is vol kunstenaarstragiek. Tot hoe een be
angstigende verrukking blaast hij, stroomen
der liefde, de ontbering op bij de enkele
gedachte aan een Kus van Roxane's lippen:
tin instant d'infini qui fait un brult
d'abeille, une communion ayant un gout de
fleur". Daar hersteli" hij zich, zet opnieuw
in, doch thans met achteloos gebaar: Cest
«n facon d'un peu se respirer ile coeur".
Om vervolgens men lette op dit schijn
baar geringschattend un peu",?den fata
len hartstocht te bezweren in het teederst
den Keizer te nopen hun ter wille te zijn,
de beden. Karel V had voor zijn aanhoudende
oorlogen zeer veel geld noodig; herhaalde
lijk kwam hfl tot de Staten van Holland met
een bede. De Staten stonden in den regel
de bede toe; Holland leed te zwaar onder
den oorlog met Utrecht en met Gelderland
om niet wat scheutig te zijn in het inwilligen
van oorlogslasten. Maar al te gemakkelijk
waren zij aan den anderen kant ook weer
niet: zij stelden altijd tegenover de aan
vrage van een bede een verzoek om bepaalde
privilegiën.
Zulk een privilege was de order op de
buitennering van 1531. De beteekenis van
deze ordonnantie wordt door dr. Brünner
in helder licht gesteld. Zij gaf minder dan
de steden hadden gevraagd; immers zij ver
bood slechts de oprichting van nie«we be
drijven ten platten lande en liet de reeds
bestaande intact. En bovendien werd de
order zeer slecht nageleefd; zij was na jaren
aan sommtge steden nog niets eens bekend;
dorpen beriepen zich telkens op hun onkunde
op dit stuk. De steden vroegen dan ook
telkens om verscherping van de order, nog
liever dan om eigen speciale privilegiën,
zooals Leiden er in 1540 wist te verkrijgen.
Eerst na den opstand tegen Spanje, toen de
steden in de Staten als souverein regeerden,
werd de order van 1531 strenger toegepast;
zij werd toen bovendien de rechtsgrond, waar
op de Staten hun verdere maatregelen kon»
den opbouwen.
Het belang van het onderwerp is groot
genoeg en dr. Brünner heeft er stellig recht
aangedaan. Meer dan dat, gelijk wij boven
aantoonden. Evenwel ten onrechte; want ook
in de historiographle geldt de oude spreuk:
genoeg is meer dan veel.
H. BRUGMANS
GOS. DE VOOGT f
Het bericht van het plotseling overlijden
van dezen beminnelQken man zal velen hebben
ontsleld. Met de Voogt is een zeer bizon
dere, en eene bizondere symphatieke figuur
uit de Nederlandsche journalistieke wereld
heengegaan. Zijne belangstelling ging uit
naar een veel wijder gebied dan de vraag
stukken van den dag alleen. Altijd in geest
drift voor nieuwe ideën, was hij steeds
bezig met de verwezenlijking van plannen
die, al slaagden zij dikwerf niet, hem de
warme vriendschap verzekerden van allen,
wier zin voor het ideale nog niet geheel
door het leven in het duf-nuchtere burger
wereldje is uitgedoofd. Een verstokt idealist
was hij, met, zoo men wil, de gebreken,
doch ook met de groete deugden van deze
weldoeners, zonder welke de menschheid
nooit een stap voprwaarts zoo komen.
Sommigen noemden hem onpractisch, in
derdaad was hfl dit, doch in de eerste plaats
voor zichzelf. Baatzucht was hem vreemd;
in zijn werken en streven dacht hij het
allerlaatst aan zijne eigen belangen, die
dan ook al te vaak in het gedrang kwamen.
Dit deerde hem echter niet; verwonderlijk,
onverbeterlijk optimist als hij was, zette
hij zich met onverwoestbare veerkracht
over alle teleurstellingen, alle tegenslagen
heen. Wat al idealen zag hij vernietigd;
toch mokte hij niet; wanneer de narigheden
eenmaal achter hem lagen, kon hij er nog
slechts de humoristische zijde in ontdekken.
Hij interesseerde zich schier letterlijk voor
alles, hij schreef werken over huisdieren,
scheikunde, den Russisch-Japanschen oorlog
en andere uiteen loopenae onderwerpen,
zender nochthans oppervlakkig werk te
leveren. Zijn stijl was als hijzelf: onder
houdend en beschaafd. Toen Albaniëin het
brandpunt der actualiteit stond, trok hij,
reeds diep in de veertig, er heen; zijne
artikelen, die hij destijds in het Handelsblad
schreef trokken algemeen den aandacht.
Later doorkruisde hij Servië, schreef een
vergelijk: Et d'un peu se gou ter, au bord
des lèvres, l'ame .."
Coquelin heelt met groote innigheid de
lyrische zijde van de rol bovengekeerd, hij
was, met het zwaard in de vuist, vóór alles
een dichter, gelukzoeker in eigen waan. La
Roche geeft met kernige kracht den pischen
kant, de schittering, en ook daarvan de
poëzie. Wij zfin de cadets van Gascogne,
van Carbon de Gastel Jalous... als een
vrijheidslied klonk het van zijn lippen, drong
het in de harten, al raken ons die Gasconsche
cadetten uit het nevelland van Gastel Jalous
niemandal vergelijken bij den eersten den
besten poilu. En hoe een voorbeeld van
technische bekwaamheid biedt La Roche in
deze zware rol vol verrassende plas iïk,
verheffing en gril, die hij tilt of tooneelspel
een handverdraai was!
Dat het dit niet is, zal het luisterrijk ge
zelschap van het Hotel de Bourgogne" wel
willen onderschrijven. Dapper, den held van
den avond alle pluimen latend, stonden
Roxane (Mevr. Royaards) de Guiche
(Saalborn) Christian (Gobau) Ragueneau (Flor
la Roche) musketiers en koekebakkers, ca
detten, précieuses, markiezen, dichters en
n«nnen, heel de bekoorlijke bevolking van
Rostand's romantisch brein, den
Nederlandschen Cyrano terzijde.
Het stuk wordt gespeeld in den
oorspronkeiqken stijl, zooals het te Parijs in het
Theatre de la Porte-Saint-Martin geboren
en getogen is, en bij ons, in de vertooning
van Het Nederlandsch Tooneei", tot vreugde
van oud en jong zijn triomfanteiijken weg
gevonden heeft.
N. V. TOONEELVEREENIGING: De Wijze
Kaler, door Herman Heyermans.
Nu en dan is het ons in de Amstelstraat
te moede of we op een partijtje waren ge
nood en de leden van het gezelschap,
directie Heyermans, Musch en Van der Horst,
ter »>ere van den oudsten patroon en zijn
familie, een vertooning hadden ingestudeerd.
Zoo genoten we eenmaal van mevrouw
NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP
MotordienstvanTetenburg
DAGELIJKSCHE MOTORDIENST
UTRECHT LEID» DEK HU6 DELFT
Vliutintlimi. ItfichtichivMfZI. Ffijüii. loittaiuil
VICI-VÏBHA
SIC TRANSIT GLORIA MÜNDI
Teekening voor de Amsterdammer" van Qeorge van Ratmdonclt
niinnniiiiHiniiuiniiiniiiiiinilllllMiiilllniMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiinitiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiilMIMIIMIIIMIIMtlMllMMIIIIMIMMMItlllllHlllllinillH
uitgebreid werk over land en volk, wekve
in Nederland groote belangstelling voor de
handelsbetrekkingen met deze natie, en
publiceerde tijdens den Balkanoorlog eene
brochure, Een lijdend volk" getiteld, ten
bate van het Servische Roode Kruis. Hij
mocht de voldoening smaken door den
koning met het officierskruis van de Orde
van St. Sava te worden gedecoreerd. In de
laatste jaren kwam hij als journalist voor
het groote publiek minder naar voren, hoewel
zijne collega's en pok de leden der
Amsterdamsche balie zijn werk als rechtbank
verslaggever van het persbureau Vaz Dias
hij was tevens chef van de afdeelingen
Koloniën en Scheepvaart op prijs wisten
te stellen.
Zijn nieuwste plan: de publicatie van
een blad ter behartiging van de belangen
van de plaatsen om de te dempen Zuiderzee
gelegen, was de verwezenlijking nabij, toen
een hartkwaal een einde maakte aan zijn
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIMMMIUlmMMMmillllllllMimilllllllllllllllll
Heyermans De Oost-Indische Compagnie",
zoo biedt ons thans de heer Heyerrnans,
met meer talent maar met minder origina
liteit dan zijn echtgenoote, een leerrijk
sprookje, naar den trant, meer dan naar het
hart, van Moeder de Gans. En daarin deden
twee van onze begaafdste tooneelkunstenaars
opgeld, Jan Musch en Jan C. de Vos, de
eerste een dier-studie om Rabier en Henri
Verstijnen jaloersch te maken, de tweede als
een koning van Prot.
Dat ik nochtans niet in de
verjaarsstemming ben kunnen komen meen ik te moeten
wijten aan de omstandigheid dat de arge
loosheid van dezen avond feitelijk niet arge
loos genoeg was, en in het bijzonder heeft
mij daarbij de bordpapieren kroon op
Jan's eerbiedwaardige kale kruin van
de wijs gebracht. Want behalve dat wij een
kunstenaar met een teeder talent, dat in de
stilte bloeit, niet gaarne zijn kracht zien
verspillen aan de ietwat gênante luidruch
tigheid van een te laag gestemde rol, is
ook onze gespannen aandacht van dit
oogenblik te gebonden aan het bezwijkend
Caesarisme om rechtaf behagen te kunnen
scheppen in een vóór den oorlegsche, vor
stelijke harlekinade. Dat de ratten lang ge
knaagd hebben aan het hermelijn, en het
hof er door de eeuwen heen op ingericht
was dit gespuis te doen gedeien, wisten
we, doch zelden hadden wij ons rekenschap
gegeven van den omvang dezer plaag, en
nooit nog is het verouderd symbool van
het koningschap ons zoo erbarmelijk men
schelijk voorgekomen als thans
Heijermans is niet boosaardig, hij is
een goedhartig paedagoog met meer
sentimentaliteit dan hartstocht in zijn
vlotte pen. Spontaan en veel-omvattend,
blijft zijn talent gericht op het kleine,
op de onmiddellijke aandoening en de con
ventie. Hoe weinig contact het krijgt, hoe
geringe vlucht het neemt, zoodra een
gegeven hem voert buiten zijn buurtje...
het is verleden jaar gebleken uit Dageraad"
het blijkt thans opnieuw, overtuigender
nog, omdat er nu in het geheel geen open
deuren meer in te trappen zijn, uit het
sprookje van den Wijzen Kater", een meng
sel van al-Deutsche poëzie en Falklandsche
wijsbegeerte. Had Heyermans in oprechte
verwondering en ontzag meegeleefd met
zijn tijd, met wat er in milioenen harten
omgaat, hij zou zijn gasten dit haasje van
zijn humor, dat een kater a lamaitred'hótel
heet te zijn, niet hebben voorgezet. En ware
deze kater in waarheid wijs geweest, hij
zou zijn troostrijk gespin niet hebben onder
broken om ons te verwijzen naar het raadsel
van leven en lot, waarvoor zijn
kattenverstand zoowel als ons menschengemoed
werkzaam leven. De Voogt werd 55 jaar.
Hij moest zich in den laatsten tijd wat
menageeren, doch zijn activiteit verminderde
hierdoor niet. Ik zal steeds de herinnering
aan hem behouden, zooals hij mij vol vuur
zijn neuwste denkbeeld uiteenzette. Een
prachtidee: de oprichting van een
journallstiek-Iitteraire club. Hij zag de
honderdknoopige grooms al door de zalen snellen,
hïj leefde reeds op in het intellectueele
milieu, maakte met collega's een gezellig
koutje voor den haard, of voelde zich, na
den dagtaak, zalig neervlijen in een wijden
clubsessel. Th ans rust hij op een andere
plaats, doch zoo de fant omen van zijne illusies
en idealen, waarmede hij leefde, hem daar
heen vergezellen, is zijn laatste rustoord
een Eden.
ARNOLD VAS DIAS
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIItllllllllllllllllllllllltllllllllllllllllllllllltllH
vooralsnog stil staat. De schoone onzeker
heid, waarin wij den dag afwachten, verzet
zich tegen goedkoope overtuiging en ge
meenplaats. En niet vóór haat en liefde
in hem voldragen zijn, zal een dichter,
de eerst-herboren mensch, zich vergrijpen
aan het huidig menschdom, met inbegrip
i van lakei en koning. Zóó voel ik het ten
minste. En deze gevoelens hebben mi] dit
maal belet mij als voorheen" mede te ver
heugen in de kwinkslagen van onzen meest
begaafden dramaturg.
Musch is een fabel op zich-zelf. Het on
wezenlijke aan hem, dat hem voor alle rollen
van onbeperkte visie aanwijst, en eenmaal
in de gedaante van Puck in staat stelde een
geheele kabouterwereld voor onze verbeel
ding op te roepen, onderging hier de stoutste
metamorphose. Een charmant snuitje had hij
zich gemaakt en hoewel zijn log angora-lijf,
dat meer van een geit dan van een poes
had, bij dit kleine kopje kwalijk paste, wist
hij toch het wezen van de kater bevallig en ge
heimzinnig te suggereeren. Met alle illustra
ties van aangekleede dieren had hij gemeen,
dat het menschelijke domineerde, het dier
is hier ook immers slechts voorwendsel.
Maar hoe knap wist hij, trots deze kleeren,
trots de raisonneursrol hem toebedeeld,
het zuiver denkbeeldige van zijn parmante
persoonlijkheid te handhaven, hoe bleef hij
het spreokje" in deze wereld vol
tooneelrealiteit.
Was het Rackham of Dulac, die Moeder
de Gans" verluchtte op een wijze, welke
afwijkt van, en onderdoet voor, de fantasieën
van b.v. Gustave Dorre, maar die voor het
tooneei toch bekoorlijke, en vooral ook be
reikbare, indicaties geeft? Het gala-maal
ten hove scheen mij een vergroving naar
dit plan, en even heeft het tafelhoekje waar
dr. van Angorensis aanzat naast de
fijngeslijleerde hofdame van Julia Uden, geleefd
in die bevallige sfeer.
Waarom eigenlijk nieuwe sprookjes ge
maakt zoolang de illusie eens een der on
volprezen oude: Doornroosje, Sneeuwitje
of De Gelaarsde Kat," naar net dichterlijk
vizioen van een eersten regisseur en met
inspanning van de beste krachten op or,s
tooneei te brengen, onvervuld blijft?
TOP N AEFF
INI II11 Illlllllllllllllll II l II l II
H. BERSSENBRUGGE,
PORTRETFOTOGRAAF
ZEESTRAAT 65, naast Panorama
DEN HAAG. ~ Tel. 1538.