Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
16 Nov. '18. - No. 2160
TJIT SIE3T
T "V-AJKT
iiitiHiiitiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiHimiuiiiiiiiiifiiiiiiitiiiiiiiiiiiitii
De warkeliike waarde van
het
FOMGERSRIJW1EL
is fn overeenstemming met
den prijs.
Van hoeveel (of liever van
hoe weinig) andere merken
kan dit worden gezegd!
DeGroniogerRpGhfatinekA.FOHGERS
iiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiitiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii niiiiiii
PandbrievenversusStaatsobligatiën
Ik kan het me niet precies meer herinneren
of ik het ergens gelezen heb, of wel dat
het bij mij uit een particulier gesprek met
een handig financier is bij gebleven, maar
de opmerking is eens gemaakt, dat de grens
tusschen belegging en speculatie moeielijk te
trekken is. Mijn zegsman drukte het als volgt
uit:.Indien ik fondsen gekocht heb en er bij
dalende koersen op blijf zitten, dan ben ik
een belegger; maar indien ik bij stijgende
koersen winst nam, dan ben ik een speculant
geweest." Voor deze redeneering valt veel
te zeggen, want inderdaad zit in bij r a elke
belegging een element van speculatie, n ml.
de hoop en verwachting, dat men na verloop
van korteren of langeren tijd naast het rende
ment van zijne fondsen ook een zekeren
koerswinst zal kunren boeken.
Deze opmerking kwam mij in de gedachte,
toen ik dezer dagen een door een hypotheek
bank verspreidde, afdruk ontving van eene in
het begin van het jaar in een financieel blad ver
schenen beschouwing, waarin pandbrleven als
beleggingbovenNederlandscheStaatsfondsen
aanbevolen werden. In dat artikel wordt o.a.
gezegd, Idat politieke verwikkelingen of
financleele rampen de waarde van den
Pandbrief ook niet maar eene fractie kunnen doen
dalen. Verder wordt eene Inderdaad uiterst
alarmistisch klinkende uiting van den
toemaligen minister van financiën, Treub, in
de Kamer-zitting van 18 Maart 1918 aange
haald, waarin het volgende gezegd wordt.
Wij weten allen, dat men tegenwoordig
bij alle soorten van bedrijven, hetzij
handelsbedrijven, hetzij banken, hetzij industrieele
ondernemingen, hetzij eenigszins groote
landbouwbedrijven volgepropt zit met staats
papier. Dat staatspapier zat o*k in bewegiging
komen. Men zal het gebruiken als onderpand
voor beleeningen en als men de rente van
de beleeningen niet kan betalen, zal men
het ter beurze brengen. Het is bijna zeker,
dat, zoodra de oorlog uit zal zijn, er zal
komen een groot aanbod van staatsobligaties,
er zal komen in het algemeen een groot
aanbod van papier, tegenover een constante
of zelfs verminderende vraag. En wat gebeurt
CORRESPONDENTIE MET
EEN DAME
door
een BESCHAAFD ONTWIKKELD HEER
VII
En zoo zijn wij thans weer verzeild
op het gebied van de kunst.
Ik heb u aan het twijfelen gebracht door
mijn volstrekte verloochening van de gees
telijke waarde der stof. Ntem mij riet
kwalijk, dame, maar met welk een verruk
kelijke naïevltelt openbaart gij in dezen
twüfel weder het wezen der vtouw!
Een vrouw immers behocri in de contra
mine te zijn. Toen ik opgetogen uitvoer
ever de veronderstelde schoonheid van uw
lichaam, toondet gij u beleedigd en beriept
gij u op den gerst en den geest allén. Ea
nu ik in groote meegaandheid onmiddellflk
de souvereine waarde van den geest pro
clameer, onafhankelijk van lichamelijke in
vloeden, komt gij met de schuchtere vraag,
of het vrouwelijke schoon op zichzelf dan
geen beteekenis kan hebben in de geeste
lijke wereld.
Het is toch", aldus uw heerlijke inconse
quentie, wel opmerkelijk, dat dichters en
andere kunstenaars hun hoogste idealen
altijd weer personifieeren in de gedaante
van een vrouw. En gij verwijst naar Goethe's
Ewig Welbliche", dat ons hinanzieht".
er dan? Dan is het gevaar groot, dat wij
dan zullen krijgen een plotselinge heel
sterke daling in ons staatspapier, en ik vraag
u of het niet de plicht van den Minister van
Financiën is, die moet opkomen ook voor
het Nederlandsch staatskrediet, om, als hij
dat vooruitziet, daartegen ernstg te waar
schuwen".
Het komt mij voor, dat beide beweringen
aan het euvel mank gaan, dat alle over
drijving schaadt. Ik wil volstrekt niet zeggen,
dat pandbrieven van goed gefundeerde hypo
theekbanken geene goede belegging zijn,
maar wanneer het land door politieke ver
wikkelingen of finarcieele rampen mocht
geteisterd worden, dan zullen de pandbrieven
uaar evenzeer onder lijden als
staatsobligatlën en Is het eene verregaandeoverdrijvingte
onderstellen, dat pandbrieven daardoor geen
fractie zullen dalen. En wanneer na den
oorlog een groot aanbod van
Staats-obligaties mocht ontstaan, dan is het vrijwel zeker,
dat het effect daarvan zich niet zal beperken
tot het Staatspapier, maar zich ook zal doen
gevoelen op den koers van andere eerste
klasse beleggingswaarden, waartoe natuurlijk
in de eerste p'aats ook pandbrieven gerekend
moeten worden.
Intusschen is het een feit, dat in de af
geloopen oorlogsjaren de koersen der pand
brieven slechts weinig gedaald zijn, terwijl
die van het Nederlandsch Staatsfonds, dat
vroeger steeds iets hooger dan pandbrieven
noteerde, thans belangrijk daar beneden
gevallen is. Waaraan is dat echter toe te
schrijven? Zeer zeker niet aan eenige ge
rechtvaardigde vrees, dat wanneer het land
door groote calamiteiten mocht getroffen
worden, de zekerheid van het Staatsfonds
daaronder wel, die van andere eerste klasse
beleggingswaarden, niet zal lijden. Mochten
zich zulke ernstige omstandigheden voor
dpen hetgeen niet waarschijnlijk is
dan zal de waarde van het grondbezit en
van het daarop gebaseerde grondcrediet
daardoor in de eerste plaats mede aan
gedaan worden.
Waar het verschillend koersverloop van
Staats-obligatiën en pandbrieven in de laatste
jaren m. i. echter in hoofdzaak wel toegeschre
ven moet worden, is aan technische markt
omstandigheden, die zich na den oorlog
misschien niet direct, maar geleidelijk zullen
wijzigen. Terwijl de besturen van hypotheek
banken zich en van hun standpunt vol
komen terecht veel moeite getroasten om
hunne pandbrieven populair te maken, heb
ben opvolgende ministers van financiën al
het mogelijke gedaan om het Staatspapier
bij de menigte onpopulair te maken. Dat
eerstgenoemden daarbij soms methoden vol
gen, die principieel niet te verdedigen zijn,
maar in de praktijk doeltreffend zijn ge
weest, valt m. i. niet te ontkennen. Daarbij heb
ik meer in het bizonder het oog op het door
vele hypotheekbanken gevolgde systeem om
de hand aan de markt harer pandbrieven te
houden en het aanbieden van extra
provisie aan tusschenpersonen en dergelijken.
Die systemen zijn niet alleen principieel
onjuist, maar zullen ook in tijden van ern
stige algemeene moeilijkheden ondoeltreffend
blijken, omdat dan bij eenigszins belangtijk
aanbod de middelen ontbreken om de eigen
pandbiieven op te nemen. Maar zooals ge
zegd in normale tijden, wanneer men door
een betrekkelijk gering aanbod te bevredigen
scherpe fluctuatiën voorkomt, beantwoordt
het systeem aan het doel. Want de belegger
Die ons", dat zijn dan uws inziens de
mannen.
En nu vraagt gij, hoe ik mij die verhou
ding van den kunstenaar tot de vrouw
voorstel. Staat de lichamelijke bekoring der
sexe daar heelemaal buiten en zijn het lou
ter de geestelijke eigenschappen der vrtuw,
die hun aantrekkingskracht uitoefenen?
Ik weet niet beter te doen, dame, dan u
te beantwoorden met de verklaring van een
kunstenaar zelf. En in plaats van naar het
verre verleden terug te keeren, waarin
Goethe leefde, zoek ik mijn vertegenwoor
diger liever bij de hedendaagsche kunst.
Niet omdat ik die boven die van voiige
eeuwen waardeer, maar om u aan te toonen,
dat, hoe ook de kunst aan mode onderhevig
moge zijn, antiek en modern blijven
sametstemmen op n punt: de door u reeds
aangeduide vereering van de vrouw als
incarnatie van hun ideaal.
Opzettelijk kies ik voor mijn doel een
vertegenwoordiger van de allernieuwste
school. Allhans, terwijl ik dit schrijf is zij
de nieuwste, doch of zij niet reeds weder
verouderd is, wanneer zij dit schrijven ont
vangt, durf ,ik niet garandeeren. De kunst
ontwikkelt zich snel en de postdienst is
heden ten dage bijzonder traag.
Doch ter zake. Zoodra gij het Haagsche
Huis 202 binnentreedt, want natuurlijk
woont gij in den Haag; waar zou een dame
als u anders wonen ?, valt uw oog op
een meesterstuk van den schilder Johannes
is over het algemeen gevoelig voor de
bewegingen van de prijslijst en zal bij voor
keur fondsen koopen, waarvan hij den indruk
heeft, dat hij er altijd zonder groot verlies
af kan komen. Daarmede is het systeem
echter niet goed gepraat, vooral ook niet,
omdat het in tijden van werkelijken nood
niet behoorlijk functioneeren kan.
Dat de Staat hetzelfde systeem niet volgt
is daarom niet af te keuren, maar hij volgt
sedert jaar en dag eene tegenovergestelde
richting en doet ailes om de bankiers en
geld-instituten van zich te vervreemden.
Niet alleen thans, maar reeds voor den
oorlog scheen het hoogste ideaal van het
departement van financiën te zijn, door te
hoog opgeschroefde emissiekoersen bij het
aangaan eener nieuwe leening den
tusschenhandel uit te schakelen en daardoor
hen, wier belang het anders zoude mede
brengen nivelleerend op het koerspeil van
het Staatsfonds te werken.
En wat te zeggen van een minister van
financiën, die enkele weken, nadat eene
groote staatsleening uitgegeven en de koers
tot bijna 10 pCt. onder den emissleprijs ge
daald is, eene als boven geciteerde
alarmeerende redevoering houdt met de bedoe
ling om aandrang uit te oefenen op de aan
neming zijner belastingvoorstellen, maar
zonder te letten op het nadeel, dat daardoor
aan het Staatscrediet berokkend wordt?
J'en passéd'autres, waarover reeds genoeg
geschreven en gezegd is, als o.a
hetdemorallseerend effect op de markt van de
quasivrijwillige leeningen tot veel te hooge
koersen
Het staat daarom bij mij vast, dat het vrij
belangrijke koersverschil tusschen het Neder
landsch Staatsfonds en andere eerste klasse
beleggingsfondsen in de voornaamste plaats
te wijten is aan technische fouten en niet
aan eene werkelijk gemotiveerde vrees, dat
er v«or de zekerheid van het Staatsfonds
grooter gevaar bestaat dan voor die van
andere fondsen.
Wel doorleeft de kapitalist thans zorge
lijke tijden en is het te begrijpen, dat de
radicale uitingen van de sociaal-democra
tische en anarchistische leiders angst ver
wekken. Maar afgescheiden daarvan, dat
niets zoo heet gegeten wordt, als het van
het vuur komt en, wanneer die leiders ooit
geroepen mochten worden om in de practijk
het beheer te voeren, zij heel wat water in
hun wijn zullen moeten mengen men moet
niet uit het oog verliezen, dat in zo«danig
uiterste geval niet alleen het Staatsfonds,
maar elke vorm van bezit gelijkelijk zal
lijden.
Bij de beoordeeling van de onderlinge
waardeverhouding van het Staatsfonds en
andere eerste klasse waarden, moet men
zich daarom niet stellen op het standpunt
van hetgeen bij een geheelen ommekeer van
de maatschappelijke orde zal plaats hebben,
maar op hetgeen bij eene gelijdelijke kalme
ontwikkeling van zaken mag verwacht
worden. En dat doende, komt het mij voor,
dat er eer aanleiding is om voor het Staats
fonds een betere toekomst tegemoet te zien.
Immers het groote overschot van aanbod
boven vraag, tengevolge van de crisis-uit
gaven, zal na den oorlog, zooal nifci geheel
ophouden dan toch aanmerkelijk verminderen
en daarmede eene der voornaamste oorzaken
van den gestadigen teruggang in koers weg
genomen worden. Daarentegen zal het de
gebiedende plicht van elke regeering, welke
Beatus Plasscbaert. Welnu, de meester heeft
dit opus, het is opus 1250, geteekend
met de spreuk:
De hoogste wijding is de vrouw. Zij is
de ordening na het keerpunt in ons leven."
Over dezen tekst, dame, zou een heele
preek te leveren zijn. Allicht weet gij, wat
voor een man het keerpunt in het leven is.
Hetris de tijd, waarop de wilde haren zijn
uitgevallen, en een behoefte aan orde en
regelmaat zich van hem meester maakt.
Nu wil ik niet beweren, dat vóór dit
keerpunt de vrouw geen rol speelt in het
leven van den man; integendeel! Maar vóór
het keerpunt is zij niet de ordening, maar
omgekeerd degene die alles in de war
pleegt te brengen. Had de schilder het
onderwerp van zijn meesterstuk op een
vroeger moment in zijn leven behandeld en
irplaats van daarmee te wachten tot opus
1250 het een plaats gegeven bijv. in «pus
12, dan had hij waarschijnlijk tot kenspreuk
genomen:
De laagste ontwijding is de vrouw. Zij
is de wanorde vóór het keerpunt In ons
leven".
De vrouw speelt in de kunst dus een
tweeledige rol. Ontwijdend werkt zij, zoo
lang de artist haar met lichamelijk oog
subjectief aankijkt; wijding geeft zij,
zoo| dra hij haar met het oog des geestes
obi jectief heeft leeren aanschouwen.
l Een schoone legende illustreert deze
! waarheid op treffende wijze. Het is de
richting ook aan het bewind moge komei,
zijn de financiën van het Rijk, zoodanig te
regelen, dat ruime bedragen beschikbaar
komen voor d el gin g van de bovenmatig
opgeloopen schuld. Men zal zich voorbereid
moeten houden, althans in de eerste jaren
na den oorlog, op een aanhouden van hooge
belastingen, waarvan een deel zal moeten
strekken om de staatsschuld binnen gezondere
afmetingen intekrimpen. Maar afgescheiden
daarvan zal het noodig zijn, de uiterste
spaarzaamheid in de staatshuishouding te
betrachten en zal het door de nood
zakelijkheid gedwongen over de geheele
wereld tot eene aanzienlijke beperking der
uitgaven voor leger en vloot moeten komen.
En wanneer de groote mogendheden daarin
voorgaan, zullen de kleinere daarin gaarne
volgen. Bij eene vreedzame ontwikkeling
van zaken is het daarom te verwachten, dat
het overschot van aanbod over vraag der
laatste vier jaren geleidelijk zal plaats maken
voor een overschot van vraag over aanbod
van het Staatsfonds. En welke verrasseade
gevolgen zulks kan hebben, daarvoor behoeft
slechts in herin- ering gebracht te worden, dat
in het laatste decennium van de voorgaande
eeuw onder den invloed van voortdurende
amortisatiën bij een sterk verminderend
markt-materiaal Engelsche Consols tot 114
pCt. stegen en nauwelijks 2 pCt. rendeerden,
terwijl onze 2J^ pCt. toen ca. 96pCt. noteerde.
Ik realiseer mij ten volle, dat velen deze
uiteenzetting in het licht van den
oogenblikkelijk gespannen staatkundigen toestand
hersenschimmig zullen beschouwen. Niet
temin acht ik het plicht thans, nu alles door
een donkeren bril gezien wordt tegen over
drijving te waarschuwen, evenals ik het zoo
herhaaldelijk gedaan heb tegen overdreven
optimisme, toen de speculatie hoogtij vierde.
Zonder iets te willen afdingen op de
soliditeit van Pandbrieven van goed gefundeerde
hypotheekbanken, meen ik daarom, dat waar
zooals in de laatste dagen het 4'/j
pCts. Staatsfonds 15 pCt. en meer beneden
4'/2 pCts. pandbrieven noteerde, aankoop van
het Staatsfonds vtrre te verkiezen is, omdat
bij terugkeer van normale toestanden door den
natuurlijken loop van zaken dat verschil zal
moeten verdwijnen. En indien, tegen de ver
wachting in, de revolutionaire machten moch
ten zegevieren, ja dan zal daardoor het grond
bezit, waarop pandbrieven gebaseerd zijn,
minstens even sterk worden aangedaan als
het in Staatsfondsen belegd vermogen.
J. D. SANTILHANO
eerste teekenaars en graveurs vervaardigde
beeltenissen van Adam, Eugen, d' Albert,
Auber, Joh. Seb. Bach, Peter Benoit, Hector
Berlioz, Boïeldieu, Joh. Brahms, AntonBr
ckner, Pablo Casals, Gustave Charpentier,
Cherubini, Donizetti, Gevaert, Glück, Grétry.,
Handel, Jo«. Haijdn, Joachim, Kubelik,
Orlando di Lasso, Leoncavallo, Jennij Lind,,
Felix Mendelssohn-Bartholdy, Meijerbeer,,
Felix Mottl, W. A. Mozart, Palestrina, Ph.
Rameau, Rossini, Pablo de Sarasate, Franz
Schubert, Robert Schumann, P.
Tschaikowsky, Siegfried Wagner, C. M. von Weber,
Hugo Wolf, enz. Van de Hollanders is.
Richard Hol vertegenwoordigd.
De verzameling is het eigendom van
den Heer Joh. A. Alsbach, lid der Firma
Alsbach & Doijer. Behalve het tentoonge
stelde bevat de collectie nog meerdere
bronzen van groote mannen, zoowel op
politiek als op tooneel-gebied, die zeer
demoeite waard zijn en op verzoek gaarne
getoond zullen worden.
De medailles met de namen er bij ver
meld, zijn op smaakvolle wijze geëtaleerd
R. E. IJ.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniii
VERZAMELING PENNINGEN EN
BRONZEN VAN MUSICI
In de vitrine van de Firma Alsbach &
Doijer, Kalverstraat, is op 't oogenblik een
fraaie collectie bronzen en zilveren medailles
en penningen van musici tentoongesteld,
die wel van zeer bijzonderen aard is. Onder
de vele grootere en kleinere bronzen en
placques vinden we de beeltenissen van
beroemde mannen uit de muziekwereld,
zoowel uit den ouden tijd als van moderne
componisten en musici.
Zoo trof ons de groote verscheidenheid
in de medailles van Beethoven, Liszt, Verdi
en Wagner, allen door een groot aantal
van geheel verschillenden aard vertegen
woordigd. Verder vinden we onder vele
bekende en onbekenoe namen de door
VRAOËNRUBRIBK
voor
l Algemeene Wetenswaardigheden
Men gelieve de vragen voor deze rubriek in te
tcnden aan het Redactiebureau, met op den omslag
het motto .Leekensplegel". en onder opgave van
naam en adres (die als vertrouwelijk zullen worden
beschouwd.)
X. te Y. Mag letterkundig werk, dat meer
dan tien jaar geleden in het buitenland is
verschenen, vtij worden vertaald en uitge
geven, ook als er b.v. op staat tous droits
réserves" of copyright".
Artikel 5 der op 9 September 1886 te
Bern gesloten Conventie, zooals dat gewij
zigd is bij de acte van Parijs van 4 Mei
1896 luidt: De tot een der landen van het
Verbond behoorende auteurs of hunne recht
verkrijgenden genieten in de andere landen
het uitsluitend recht vertalingen hunner
werken te maken of toestemming tot de
vertaling te verleenen tijdens den ganschen
duur van hun recht op het oorspronkelijk
werk. Intusschtn zal het uitsluitend
vertaali recht ophouden te bestaan, als de auteur
] daarvan niet gebruik zal hebben gemaakt
| binnen een tijdsverloop van tien jaren van
j af de eerste uitgave van het oorspronkelijk
werk, door in een der Verbondslanden eene
vertaling uit te geven of te doen uitgeven
in de taal waarvoor de bescherming zal
worden ingeroepen".
Indien dus van een in het buitenland
verschenen werk binnen tien jaren na de
uitgave in ons land geen geautoriseerde
vertaling is verschenen, is de vertaling daar
van voor iedereen vrij.
legende van Mona Lisa, de Gioconda met
de glimlachende oogen. Ik weet niet, damp,
of ik deze legende ergens heb gelezen, dan
wel of ik ze heb gedroomd. Dat doet dan
eigenlijk ook niets ter zake.
Leonardo tia Vinci dan, aldus de
legende, kwam op een onvergetelijk
oogenblik van zijn leven te staan voor de
oogen van de vrouw, wier door hem ge
schilderd portret later wereldberoemd zou
worden. Hij aanschouwde die oogen en
werd diep ontroerd. Da glimlach, die hem
uit die oogen tegenstraalde, verheerlijkt
plotseling des kunstenaars leven.
Hij aanschouwde dien glimlach, en zijn
ziel glimlachte mee. Heel de wereld weer
kaatste dien glimlach: de hemel daarboven
en de zee daarbeneden. De eeuwige glim
lach van de Gioconda straalde uit bloem
en kruid, uit vogelveeren en uit de vacht
der dieren. Leonardo had de wereld nog
nimmer zoo mooi gevonden. Nu eerst be
sefte hij, dat zij door een god was gescha
pen. En hij legde dien vrouwelfjken glim
lach voor eeuwig vast op zijn beroemd
schilderij.
Doch toen voltrok zich zijn noodlot.
Zóó was hij verdiept in de oogen van
Mona Lisa, dat hij geen aandacht meer
voor de verdere wereld bezat. En dus ont
ging het hem, dat die glimlach der Gio
conda tot haar algemeen wezen behoorde;
dat zij van natura lachte tegen alles en
iedereen.
IHIIIII iiiMiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiuiMiimn.uii
Da Vinci maakte zich wijs, dat die glim
lach louter hem gold, en hu aanvaarde hem
als een bijzondere genade. En eens, in diepe
ontroering, stamelde hij haar zijn dank
voor dit godsgeschenk, waarmee haar liefde
hem zoo gelukkig maakte.
Maar sindsdien glimlachten de oogen van
de Gioconda voor de geheele wereld, doch
alleen ten overstaan van Leonardo waren
zij met somberheid omfloersd. En de schil
der verging, wanneer hij die droeve oogen
zag, van zelfverwijt, omdat hij te laat de
les had begrepen, dat de zon zich alleen
weerkaatst in het hart, dat zich grootmoe
dig met de geheele wereld mee verblijdt
in haar schijn, doch nimmer kan doordrin
gen in het benepen gemoed, dat haar stra
len zelf luchtig opeischt voor zich alleen...
Alleen wie de vreuw objectief ziet en in hel
schoon van haar lichaam een kunstproduct
aanschouwt op n lijn staande met een land
schap of een kathedraal, ontvangt van het
Ewig-Weibliche" de hoogste wijding. Doch
wie haar met subjectieve blikken voor zich
begeert, hem treft de vloek, die de zelfzucht
met zich brengt.
En daarom, dame, wil ik trachten ook u
objectief te blijven beschouwen. Mag het
zijn dat het lot ons elkander persoonlijk
ontmoeten doet, dan zal ik, om de teleur
stelling van da Vinci te ontgaan, mijn sub
jectieve begeerten den kop indrukken.
Inmiddels hoogachtend,
Uw B. O. H.