De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 30 november pagina 10

30 november 1918 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

.' A. on»* bekende " Ssa'-JW' MRMMjHfmr ?bwchavtags. ttltmteten te e«u beft' leven, waarauuii tütdttitkan geOvertitlfstu vw de ------ volken in f w li t**: i dan BMDBOC ' ' fluds be» Wte engefetj ia een, opper* van VerscWJnselen "*~ : perspectief. Jatk overw b.v. schri Oppidum een boek overtuigt, maar, prikkelt tot tegenspraak, beter, tot nadere dag en oaderzoek. Wat dr. Holwerda |ft over de ligging vaa bet bekende , Batavorum, dat naar Tacitns be dekt door Claudius Civiius ia JO n. C. is ia bfaad gestoken, voordat hf naar de Betaal terugtrok, dat is Inderdaad zeer overtuigend; hier spreekt de bodem zoo duldelfc dat het Oppidum thans voorgoed op bet Kopsche plauteau bfj Ubbergen is ' aUseerd. Ten Westen daarvan moet dan bet Remetasche Nijmegen, Noriomages, (B ontstaan. £00 staat het ook aangegeven te beroemde Pentinyer-kaart en wel als bijzonder gewichtig punt. Op deze kaart, altijd voor zoover ons land betreft, staan nog twee zulke marquante punten aange geven, belde in het Westen bfl de Zee, bij den middelste Rijnarus Lugdunum Batarorum, wat meer naar het Zuiden Praetorium Agrijsjodnae. Dit laatste, blijkbaar een casteüum met een haven, das een soort binnenduinsch vtootstation, wordt door dr. Holwerda op inderdaad zeer aannemelijke gronden geplaatst op het bekende Arentsburg bfj voorburg, -waar sedert meer dan een eeuw zeer belangrflkeRoineiiuche over blijfselen van allerlei aard zijn gevonden. Minder zeker is kjjrvan Luydunum Batavornar. Dat het Leiden niet is, inag men aanne men ook al is de traditie op dit punt nog zoo beslist. Maar wat het dan wel Is, heeft pok dr. Holwerda niet opgelost; vaag ver wijst hfj ons naar de Waaldorpsche duinen ea noodlot ons hoffelijk daar de onvind bare vestiging en vesting tegelijk te gaan zoeken. Van het BrUtenburg wil hij niets weten; hij viadt niets Romeinsch ia wat er la teekening van deze sterkte over is. Wij zoude» daartegenover willen vragen: zBa deze afbeeldingen wel volkomen be trouwbaar? en ook: indien het Brittenburg geen Romeinsch cedellum is, wat is het dan Vel ? Een mtddeleeuwsch kasteel zoo dicht aan de duinen, dat het in 1500 aan de zeezflde weer boven komt, dat lijkt wel heel onwaarschijnlijk. Hoeveel wij nog van oudheidkundige onderzoekingen kunnen leereri, wordt met name bewezen door wat dr. Holwerda mededeelt over de Bataven, naar de oudste fleMtar van da bom te Vlengendaal rtrime mate te vaadr.üolwerda, «staat. Daawan ttbrijven, dat het zich tezen. Ook hieraan da me* smaak potevcroaderde meenin., . ~~. zoo levendigheid in NOf weer iets anders maakt het vaa'dtt boek tot een aantrekkelijke er Ulikt tejkea* la door de vreugde B Jrwter WJ zfjn arbeid, die ttrlge vondsten hun hoogte» .?,_ Dt Holwerda moet dit werk boek vaa machtige arbeid, sterke _ÜBfaB-«a« ook een kloeke verheuia, Jnet tanige gemoedsbeweging, maar - met iusfige zekerheid hebben geANNA VAN GOÓH?KAULBACH. jet-Lle. Amsterdam, 1918. Ent. Quérido. |c f!*, / Jo,VAN AMMERS?RULLER.Kruispunten. " , Haarlem, 1918. R D. Tjeenk Willink en Zoon. Nico RO«T. Het Troosteloozt. (Met een woord vóóraf van Ellen Forest). Baara, 1918. Hollandia-drukkerij. \ Waaneer men de lange rij romans van mevrouw Van Oogh?Kaulbach overziet, ortdekt ?eadaariBfemakkelfjk een leidende iaT Haie roatami zfjn werken van wflsrealisme, of misschien ware het voorte xegfen, dat ze dat pogen te maar zelden is in hare boeken F dualisme tnsacbeo beschouwing en uitbeefcUag, tuasche» bet bespiegelend overzien - m, bat ontledend tadringen opgeheven. Waar inevro«w Van Gbgh-Kaulbach literair , Ma bafe«t,1a dat meacnl, doordat een der belde tendenzen, die in hare werken parallel ? volkomenheid uitschiet; m Moeder" ontleenen , waardea aan. das deze tchrfjfster tot nog toe barmoiiisch kunstwerk kunnen hare boekea verdienen toch zeer de ' OJB bet merkwaardige streven dat r,T_:_":, 3eatroomlngenvan gecrtcsUvtn trekken baar aan, i waarnatr gansche geslachten «B dat auwkt bare werken taa df^aatomische lessen in die de letterkundige kunstwerken "~ «w dikwijls opleveren. die de enkelingen «e pötariteü, die de individuen _ z)I alet. Daardoor K-..; bitvfa hare boeken aan den buitenkant van "4Mt zielkundige leven, zij geven zelden Iets voorstelling onzer oudste en ook brave en edele voorouders, jaren lang is de vaderlandsche jeugd grootgebracht met de we tenschap, dat omstreeks 100 v. C. de Bata ven, Friezen en andere Gerraaansche stam men zich in ons land hebben gevestigd. Waar zQ vandaan kwamen, is bekend ge noeg: uit het iand der Chatten, de tegen woordige Hessen; wfl hebben bovendien de sage van Baeto, door Hooft ver eeuwigd. Deze sage is natuurlijk geleerde fantasie naar een geijkt model; maar dat de Bataven den Run afkwamen, is zeer, aannemelijk. Maar het jaartal 100 v. C. d-w.z. in de dagen van de Cimbren en Teutönen, is eenvoudig een slag in de lucht. Integen deel, het is zelfs onzeker of Caesar deBataven op ftun eiland aantrof en met hen een verbond sloot; althans volgens dr. fel en werkelijk te doorleven, zij laten ons uit de verte de verbeeldingen der schrQfster beschouwen, en dan nog alleen als wfj scherpzinnig genoeg zijn, om met eigen intuïtie te belichten, wat de visie van mevrouw Van Gogh-Kaulbach in den schemer Uet. In haar jongste werk, Jet-Lie", heeft de schrijfster zich in schijn van het moderne leven afgewend. In schijn want zonder de uiterlijkheden als namen en historische data, zouden wfj zeker niet op de gedachte komen, dat dit verhaal in een anderen ttjd gebeurt dan de onze. In zekeren zin is dat een gebrek van eiken hlstorischen roman. De uitkomsten hebben duidelijk genoeg aangetoond dat het vrijwel onmogelijk is, het geestelijke leven van een vroeger tijd vak zóó dicht te benaderen, dat men in die. sfeer menschen kan beelden, zóó levend als démenschen van nu, die we om ons heen zien, tenzij men het tijd vak van vroeger naar zich toe haalt, en het geestesleven van den eigen tijd giet in de vormen van vroe ger eeuwen. Zoo deed de schrijver van mo derne historische romans bfj uitnemendheid, Couperus; zoo deed ook, zij het minder opzettelijk, zij het geheel onbewust wellicht, Mevrouw Van Gogh-Kaulbach in haar roman Jet-Lie." In wezen is dit werk aan hare vroegere romans volkomen gelijk. De schrijfster koos een tijdvak, dat gelijkenis vertoont met de laatste jaren, vóór den wereld-oorlog; de jaren, die vooraf gingen aan de Fransche revolutie. Beide tijdvakken zijn perioden van gisting, van worsteling om te stijgen tot fiooger geestelijke waarden, van zorgeloos heid en aan het Misdadige grenzende weelde daartegenover. DuidelQk blijkt, dat de schrijf ster de eigenaardigheden van dien tijd ziet, even duidelQk haar onmacht om er zich-zelf en dus hare lezers doorheen te laten léven. Holwerda moet de plaats bij Caesar, Waar hf] van de Bataven spreekt, geinterpoleerd zfln. Is dat zoo, dan Is het ook zeer waarscmtnUHt, dat dat volk eerst tusscheo 55 en 10 v. C. naar ons tand is getogen, waar zff in ieder geval reeds geruhnen t(jd woonden in Tacitus' tijd. De hier gegeven voorstelling houdt verband met den beschavingstoestand Mer Bataven, zooals dr. Holwerda die naar de resten van hun vestigingen, de woerden in de Betuwe, beschrijft. Het blflkt dan, dat deze Bataven waarlijk geen ruwe barbaren meer waren, zelfs niet, toen zij zich hier vestigden. Waarschijnlijk waren züreeds toen grootendeels geromaniseerd en ging dat proces na hun aankomst aan de monden van hun groote rivier, den Rijn, geregeld voort. Niets is er in zulk een woerd ge vonden, dat aan een primitief volk kon doen denken; integendeel, het was een aanzienlijke hoevenaanleg, een nederzet ting van reeds ontwikkelden vorm. Zij lag bovendien volkomen onbeschermd, zelfs zonder gracht, wel een bewijs hoe veilig het in die dagen in de Betuwe was. Uit wat verder' in de woerden is gevonden, blijkt met volkomen zekerheid, dat de Bataven volstrekt geen halve wilden waren, maar menschen, die reeds een vrij hooge ont wikkeling hadden bereikt. Dat "alles Is Mangwekkend genoeg en het is vrij wel alles nieuw. Wel hadden onze geschiedschrijvers der zestiende en zeventiende eeuw een vrij hoogen dunk van het fiere voorgeslacht der Bataven; volgens Qrotius hadden zij zelfs reeds zoo iets als Staten vergaderingelri. Maar vooreerst bestond naar het oordeel «er oude geschiedschrijvers de voortreffelijkheid der Bataven meer in hun moreele deugden dan in hun uitnemende beschaving; integendeel met een gewone neiging van beschaafde menschen beschouw den zij de Bataven tegelijk als zeer onbe schaafd en als zeer deugdzaam of liever begaafd wel met innerlijke, maar niet met uiterlijke beschaving. En bovendien, wat in dezeri de deur dicht doet, deze voorstelling was niet gegrond t>p feiten, maar op wel willende onderstellingen. Hoe anders werkt dr. Holwerda: over de innerlijke beschaving zeggen zijn gegevens minder dan over de uiterlijke cultuur der Bataven. Maar als ge heel geven zij toch een lang niet ongunstig beeld van dat volk, dat In de groote ge schiedenis der Romeinen toch korten tfjd ook een rol van beteekenis heeft gespeeld. Niet overal kan men dr. Holwerda met evenveel genoegen volgen als in zijn be schrijving van de Bataafsch-Romefnsche perioden. Wat hij van de vijfde en volgende eeuwen zegt, komt ons hier en daar minder goed uitgewerkt en daardoor ook minder duidelijk vóór. Hij bestrijdt de gangbare voorstelling, dat de Franken in de vijfde eeuw door ons land zijn getrokken naar het laad, dat zij onder hun groeten koning Clovis hebben Veroverd; Salland en de Isala (IJsel) herinneren ons nog aan de Saliache Franken; onder de Franken zijn dan opgenomen de Bataven, Sygambren, Chamaven ea andere stammen, die vóór dien ia ons land woonden, maar later niet meer worden genoemd^Xegen deze voorstelling brengt dan~Holw4r4a het archaeologische als Brabant en de Betuwe, geen spoor van overblijfselen van Frankische cultuur aan troffen. Wel vinde*. wij die hier en daar elders, kv. in de grafvelden van Rijnsburg en Katwijk en dan 'ook nog gemengd met Saksische resten. Deze laatste vinden wij ook nog op andere plaatsen van ons land, zoowel In Friesland als op de Veluwe, waar de bekende Hunneschans aan het Uddelermeer stellig een Saksische aanleg is; ook spreken plaatsnamen als Sassenheim en Saaxum nog altijd van het verblijf van Saksen ver buiten de woonsteden, waar wfj hen in de achtste eeuw vinden. Dr. Holwerda verklaart een en ander nu op deze wijze, dat de Angelen en Saksen In de vijfde eeuw en ook later door ons laad heen naar Engeland zfjn overgestoken. Omgekeerd zfln de Franken eerst in de .zesde eeuw in ons land doorgedrongen en wel niet van het oosten, maar van het zuiden op, dus van het reeds georgani seerde Frankische rgk uit. Dat laatste is natuurlijk zeer waar: de veroveringstochten der Merovlngen en later der Karollngen zijn bekend genoeg en dr. Holwerda had daarover gerust meer kunnen zeggen. Maar indien toen voor het eerst de Franken in ons land zijn doorgedrongen, hoe is dan de ondergang der Romeinsche beschaving in ons land te verklaren? Dr. Holwerda zelf schetst den toestand in het Batavenland en in het Romeinsche Zuld-Limburg ?llllllllilliililllnlllliilHllltllll In dat tijdperk van woeling plaatste me vrouw Van Gogh-Kaulbach de figuren van Mirabeau en de vrouw, die eenige jaren het leven van dezen Geweldige deelde: Henriëtte Amélie de Nehra, de natuuriqke dochter van Willem van Haren. Een gróóter kunstenaar zou het tot romantische aanne melijkheid omscheppen dezer verhouding zwaar gevallen zfjn; dat mevrouw Van Gogh-Kaulbach met de beste bedoelingen faalde, is nauwelijks te verwonderen. Het weinige dat wij weten, do«r de historie alleen, van deze liefdeverhouding, is belang wekkender, dan het waas van onbeduidende romantiek, waarmede de schrijfster hare personen verdoezeld heeft. De beelding van Mirabeauis minder dan onvoldoende. Van die incarnatie der ontzachlijkste tegenstrijdig heden, dien sterke die zoo zwak ken zfjn, dien rhetorlschen geweldenaar, die de waar heden eener gansene eeuw droef! in zijn groote ziel, dien zedelooze die deugd en schoonheid wist te kweeken in de donker ste schaduwen van zfjn hart van Mirabeau heeft de schrijfster weinig meer gemaakt dan een burgerlijk tammen minnaar, die onze belangstelling moeilijk kan wekken. II Jo van Ammers-Küller is voorzichtiger dan Anna Van Gogh-Kaulbach. Zij grijpt niet naar problemen, die boven de lijn van haar pouvoir uitgaan; ja, ik heb den Indruk, dat de levensstroomingen, die Mevrouw Van Gogh-Kaulbach zoo naarstig in hare werken poogt vast te leggen, haar eigenlijk bitter weinig kunnen schelen. Dat is in zooverre verstandig, dat zij er de fout van een te-hoog-g rijpen door ontgaat; haar werk is rustiger, evenwichtiger, en vooral bewuster dat de nerveuze, wan kele, tastende kunst vaa mevrouw Van Gogh-Kaulbach. Maar daar staat tegen over, dat de laatste aanspraak mag maken als zeer deplorabel; hoe is die toestand in de vierde eeuw reeds daar zoo geworden dan door de opdringende Germanen, d.w.z. de Franken. Er is in deze voorstelling zoo al.niets onjulsts, toch stellig iets onvoltedlgs. Waarbfl komt, dat er bfj dr. Holwerda nau welijks sprake is van de Friezen", die hun gebied stellig na den Romelnschem ttjd sterk hebben uitgezet Het zal den lezer wel duidelijk zfln ge worden, hoe belangrijk en belangwekkend ook het boek van dr. Holwerda is. Ieder, die over déoudste geschiedenis van ons land en volk wat wil weten of onderzoeken, moet voortaan het eerst bfj hem terecht komen. H. BRUGMANS Pandbrleven of Staatsobligatiën Naar aanleiding van het artikel in het nummer van 16 dezer, ontving ik het vol gende schrijven: De zeker bevoegde redacteur van de rubriek Finantiën en Economie geeft zich, in zijne jongste bijdrage, rekenschap van het verschijnsel, dat de koersen der binnenlandscbe pandbrieven 10 pCt. en meer noteeren boven de Staatsobligaties met gelijke rente, een verschijnsel, waarbij ook in de jongste nummers der EconomlschStatistlsche Berichten de aandacht is bepaald. De heer Santilbano schrijft, dat de gun stiger marktpositie der pandbrieven meer speciaal te danken is aan het door vele hypotheekbanken gevolgde systeem, om de hand aan de markt harer pandbrieven te houden en het aanbieden van extra provi sie aan tusschenpersoneh en dergelijken". Wat het laatste betreft, het zal den heer S. bij informatie blijken, dat ten opzichte van dat euvel, door de eigen vakorganisa tie (de Vereeniging van Directeuren van Hypotheekbanken, bij welke alle Instellin gen op 6 na zfjn aangesloten) juist in deze oorlogsjaren steeds op het ongezonde daar van gewezen is en het euvel dan ook reeds zeer beperkt is. Wat het andere betreft, dat de hoogere koersen van pandbrieven vrijwel te danken zijn aan het de hand houden aan de markt, daar is de lieer S. onvolledig. Naast de door hem genoemde en zeer zeker geldende reden zijn er nog drie hoofd oorzaken, die, naar het cpntact met het be leggend publiek ons leerde, de voorkeur voor den pandbrief zoo zeer versterkt hebben. Primo, de aard der belegging, die den pandbriefhouders in de hypotheken op huizen en land, waarvan zij bij vrij nauw keurige benadering de waarde kunnen be palen, het rustig gevoel van iets tastbaars als securitelt geeft. Hun inzicht wordt ge makkelijk gemaakt, door de «roote openbaarheiéen openhartigheid aangaande het hypotheekbankbedrijf, in de op zeer ruime schaal verspreide en in de flnantiëele bladen ontleede jaarverslagen. Secundo, door de in beleggingskringen zeer goed bekende controle, op het bedrijf van hypotheekbanken uitgeoefend vanwege een instelling, van eene standing als de Rfjkspostspaarbank zjch heeft verworven. Eene controle, die zich niet beperkt tot cijfer verificatie, doch, zij het ook door tact vollen raad, tevens de bedrijfsleiding tot haar sfeer van bemoeienis rekent. Voor welke controle elke hier te lande werkende hypotheekbank, die f 6.000.000.?aan pandbrieven heef t uit staan zich kan aanmelden en waaraan geen mindere dan de Nationale Hypotheekbank zich onderwerpt. Vroeger was de grens f 10.0GO.OOO.?; door de Vereenigtog van Directeuren is bereikt.dat deze tot f6.000.000.is verlaagd en het Is jammer, dat het ver zoek om de hypotheekbanken, die dat bedrag nog niet bereikten, reeds onder een voorloopige controle te nemen door de Rijkspostspaarbank is afgewezen. Tertio, het streven in het hypotheekbedrijf om den pandbriefhouders te verzekeren eene Integrale uitbetaling van het aan de Banken door den pandbriefhouder ter leen verstrekt kapitaal. Het was een gegronde grief van den geldhandel, dat vele pand brieven, zonder gehoudenheid tot uitloting geplaatst (in tijden, toen uitloting den belltllllllllllllllinilllllllllllHllllllMIIIHIIItlllllUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIII op sympathie voor haar onvermoeid trachten naar synthese, waardoor wij de menschen, die zij beeldt, verschoven zien naar een geestelijken einder. Mevrouw Van GoghKaulbach tracht een uitzicht te openen; de perspectieven die zij ontdekt, blijven vaag en ondiep, maar de poging is er- en die verdient waardeering. Mevrouw Van Ammers-Küller bemoeit zich daar niet mee; zij neemt haar letter kundig uitleven makkelijker, beschouwt elk geval op zich-zelf, en werkt het uit; zoo is hare kunst kleiner, maar in dat kleinere vél gaver, levens-echter, bezonkener en waarachtiger dan die van mevrouw Van Gogh-Kaulbach. O, er is in het werk van Jo van Ammers Kuiler genoeg te waardeeren. Ook in dezen novellen-bundel Kruispunten". Hier is een boeiende en geestige vrouw aan het woord hoe zouden we ons bfj het onder houd kunnen vervelen? Maar niet altijd zijn de onderwerpers die de schrijfster zich kiest, haar overvloed van geest waardig. Dat valt al dadelijk op bfj de lezing van de eerste novelle, Dreiging". Een geval van onbevredigd huwelijksleven; een robuste, gezonde man, een bloed-arme, kwijnende, jaleersche vrouw en een kittig vriendinnetje. De jaloersche vrouw is degene waar het om gaat; boven haar hoofd hangt de drei ging. Maar wat gaat ons eigenlijk dit slappe, zenuwzwakke vrouwtje aan, dat hoogstens tot het scheppen van een kleine scène in staat is, en verder den loop der dingen maar over zich heen laat gaan ? Hoogstens voelen wij een vluchtig medelijden met haar, en hoewel het zeker een verdienste van de schrijfster is, dat zij het zielige van deze figuur zielig heeft gelaten, dat zij dus niet met een pathetisch gebaar heeft getracht, dit zielige geval te verheffen in de sfeer van het tragische, onze ontroering kan zij er moeilijk mee wekken, 't Skelet", het leggers veelal'koersverlies en kans op renteverlies bracht) wissels op de eeuwigheids waren, uit eigen initiatief hebben toen zeer vele hypotheekbanken de opwaartsche contïf&F Wk gebracht« waardoor geL^W S* de 3* P0*- en 4 PCt pandbrief a pari aan den houder wordt uitbetaald. De 4^ pCt. en 5 pCt. binnenlandse!» pand brieven zfjn vrijwel zonder uitzondering: met verplichte uitloting geëmitteerd. Eea uitloting onder zeer gunstige voorwaarden,. waar, ook alweder onder den invloed van de Rijkspostspaarbank, het systeem vam uitloting wordt: in 25 jaar telkens 4 pCt. uitloten. Door de hiervoor genoemde oorzaken. de aard der belegging en de openbaarheid van en controle op het bedrijf wordt door den pandbriefhouder verkregen securitelt door de conversie en uitloting integraitteit en tevens, mede door de Inkoop liquiditeit. Aan den Nederlandschen belegger en zijn adviseurs is dit niet ontgaan en daaruit nog meer is zonder twgfel het verschijnsel» te verklaren, dat uit den hoogeren koers van den pandbrief boven de Staatsobligatie, de voorkeur van den belegger blijkt. In afwijking van wat de Beurs op 11, 12: en 13 November j.l. als haar vermoeden uitsprak, meent de heer S. blijkens zfjn slotwoord, dat in revolutionaire tijden het grondbezit even sterk zal worden aangetast als de Staatsobligatie. Hij noch ik kunnen daarover met zekerheid spreken. Doch, wanneer wij naar Dultschland en Oostenrijk: zien, dan constateeren wfj, dat het privaatbezit nadrukkelijk wordt verzekerd en datr na vier jaar oorlog aldaar de pandbrief koersgunstiger is da* die der Staats-obligatie. Maar daarnevens mag ik den heer S. wij zen op de in deze oorlogsjaren zeer ver sterkte positie van het hypotheekbedrfjf, dat zich in zfjn dividenden beperkte, doch zfjn reserves, ondanks effectenverliezen, zeer ver sterkte. Dat Intern zeer veel krachtiger ge worden is, omdat het belast gebouwd onder pand vóór eens en voor altijd meer waardevol. Is geworden, omdat elk nieuw huis, door de hoogere looaen'duurder zal zfjn, dan de voor den oorlog gebouwde en dus het bestaan de mee in waarde doet rijzen. Het gevaar van het tegenwoordig te dure land geldt voor de hypotheekbanken zoo goed als niet, om dat dit land voor een zeer groot deel uit geld-overvleed contant is aangekocht, terwijl bovendien het landelijk onderpand elders. veelal goedkoopergeld krijgt dan bfj de Bank. Ook voor de toekomst behoeft de panbrlefhouder zich niet ongerust te maken en is zfjn risico wél beter doch niet minder te achten, dan dat van Staatsschuld, die onge limiteerd kan uitgegeven worden, terwijl tegenover de geëmiteerde pandbrieven steedsweer een ietwat grooter bedrag aan hypo theken staat. En voor het heden ? Ik vertrouw, dat de Heer Santilhano, als redacteur der rubriek Financiën en Econemie het met mij eens zal zfjn, dat het in deze tijden voor de Finantiën en Economie van ons Vaderland een zegen is, dat door den nijveren arbeid van het 50-tal l hypotheekbanken groot en klein is bereikt, dat er ruim f 500.000.000 binnenlandsche pandbrieven in. omloop zfjn, veelal bfj beleggers, die vroe ger meest Metallieken en Oude Russen" in hun portefeulle hadden, welke nu 60 pCt. en meer onder den emissiekoers staan. Mr. A. S. MIEDEMA Directeur der Haarlemsche Hypotheekbank, Gaarne verleenen wfj aan het bovenstaande eene plaats en constateeren daarbij met ge noegen, dat ook de eigen vakorganisatie het aanbieden van extra provisie voor de plaat sing van pandbrieven afkeurt. Het euvel be staat echter nog, al geef ik toe, dat het insterkere mate bij de in het buitenland wer kende dan bfj de zuiver binnenlandsche hypotheekbanken wordt aangetroffen. Toch zag ik nog dezer dagen eene circulaire van eene binnenlandsche hypotheekbank, waar bij- aan leden van de Effectenvereenigingen te Amsterdam en in de provincie voor de plaatsing harer pandbrieven eene pro?iMmiiiiiiiniii Ulitiijiiiiiim oonkamers van den Kunstpottebakker C. J. LANOOY Papestraat 24. 's GRAVENHAGE. Kunst- en gebruiksaardewerk, iiiiiiiitiiiiiiiiimliimi IMUIIIIIIIHIIIllllllt' korte verhaal van het leelfjke meisje, dat mooie verzen schrijft, is beter; ook het schetsje van de brutaal-roode bessen". De beide minst-geslaagde novellen zfjn. In het moeras" en Een voldoening". Met eerstgenoemd verhaaltje maakt de schrijfster zich bijna belachelijk; deze rare geschie denis van de gravin geworden zangeres toont duidelijk aan, dat mevrouw Van Ammers-Küller te weinig dichterlijk is, om zich te kunnen wagen aan dit soort roman tiek. Een voldoening" is een middelmatig voorbeeld van de eenzfjdig-intellectueele analyse, waarmee onze letterkunde een kwart-eeuw achter de buitenlandse!» literatu ren aansleept. Daar moesten we nu toch eens overheen zijn. III Een enkel woord over het prooa-bundeltje Het troostelooze" van Nice Rost. Jong werk, maar veelbelovend werk" noemt Ellen Forest het in de korte voorrede, die zij tot het boekje schreef. Misschien is het meer jong dan belovend, maar als waardeloos zou ik de korte, vlakke verhaaltjes, waaruit het bundeltje bestaat, toch niet willen ver werpen. GewoonIQk zfjn deze gevoels-nuanceeringen niet meer dan een vluchtig beroe ren van het leven; tot diep indringen komt de schrijver nergens. Er is evenwel iets fijns en innigs, dat heel echt aandoet in dit jonge, eigenlijk jongens-achtige boekje. Ellen Forest meent, dat de schrijver iets heeft van Andrejeff. Dit is mij niet opge vallen, al is er in zijn sympathie voor misdeelden en verwaarloosden iets Russisch". Zou ik een Russisch auteur moeten noemen, aan wien Nico Rost mij herinnert, dan ware het Maxim Gorki, hoever het werk van den jongen Hollander bij de verbeeldingen van den prachtig-genialen Rus achterblijft. HERMAN MIDDENDORP

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl