De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 30 november pagina 3

30 november 1918 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND MMMÉ. S1HDS » LODSCHCSnUAT 22 AMSTERDAM j TELEFaON M. Iftl H K MOE H te k*» ta MET OOSTERPARK te HO*, vat* l.r.lut|.t4tb}Mt.niM»Mtirtut iAïS*gTTo Int 38 «48 BEHANGERU VRIES& Reguliersgractt20 AMSTERDAM Telefoon 9W Vraagt G&IL VERHUIZINGEN ONDER GARANTIE BERGPLAATS VOOR INBOEDELS Amsterdam, Frans van MIerlsstraat 90. Telefoon Zuid 822 f"""^V "^"7 ^ >T ....... """ " ........... , - , '' L JtoMteMJ» 1 flMl|*S:4 SSr i Ontbijt iM« «M * «MA* fttf rf« B^Ak^fc- ? ?**? ? Taa^ l ?VU] HUW BEU HAAQ Wistolndo 48 ARNHEM Parkstr*** 3 '2 EENIGE SPECIALITEIT KRIMPVRIJE 6EZONDHEID8ONDERGOEDEREN Nedt rlandsch fabrikaat -TRICOTHUIS REG.BREESTRAAT.35 TEL. 50O6 N. m R Steno Riënts Balt Zeliond. 9e Ut. In o. Boete, en na postw. b| RIÊNTS BALT, Den Haag, b| wien ook mond. en schr. ond. »0okbrjhet volgen van de SNEUL.STE DKBA.TTEN heeft uw Sten. mQ nooit in den jtfeefc gelaten." (w. g J O. te A. iiiliiiiiiiiiimitnimiiiiiiiiMiiiiiiiimiiiiii U56RTY : M?5?L?N VAM DOflKCR emerfMouT OIAM. BLAD 35 Vn> HOOG 50 yv B1J2?TTAF?LTJ ARMSTOGL eiKieto net TAPCSTRY A 9.73 P.MTR. ' beun GLAS in LOOD HOOG na v «M. 19 7* BOeKe«5TANDAABD 506K6M vouwDAAR3ex?LAriG n. 2.5O BO?KeH5TAMDAARD 23 '/f* «OOG HAARDBAMKJe Mei meren ZITTIHC 19.75 HOUTBLOKK6MBAK .77 KjLAnc 31 y^öROO 3»!f,DI?P H29.-7S AMST6RDAM remce veRTecenwooRDiceRs m HOLLATID r* APGTHEKejf. f ZÖ9 NOODie W A Ktarrtrxif* t0EX#tXHG ^ AAN & t.K NV. EXPL.M/J^ DE DOODE OOGEN DOOR JET VAN STRIEN In de ziel van een mensch kunnen stil schatten Verborgen zrjn, die liggen verhuld en toen weer niet verhuld. Want wie weet te schouwen in de glanzende oogen van afltterto zal kunnen lezen, als hij de taal vïStoat, al wat de stille ziel te zeggen heeft loeit waalteer men met zijn vijven op een tweede tage woont, overdag op een kantoor letters en cijfers schrijf t en 's avonds evn «Wakke moeder helpt bfj haar huiselijk we*fc, fcttnnen diep in de ziel vreemde En wie niet droomen ban, klifeop-gairankte vensters in tottBclten, waarboven zich gfoiJgtttfolHt avondhemel, droomt a dte f Mfizig Witte kleedingstukken, iet heete taer schuift en waarbeven 4e waterdamp kringelt. Zoo dacht Hitte Rover* van uit haar leelijke grauwe «efeM aan vreemde prachtige dingen, '«ïftryaa Het slecht Is te spreken, omdat ze Iter Z<B als vergl|diagen van licht, of een zacht raiscnende toon. Het waren stille tuinen in galden licht, waarin gaan kon en zichzelf niet behoefde téz|n, waarom men juist zichzelf was. Ach, hoe ingewikkeld klinkt dit, maar Netta voelde bet alles heel, juist en begreep het daarom beter dan met woorden is te zeggen. Niemand had ze ooit hiervan gesproken, en «Tfer nog, niemand was er, dien zQ gunde een vertoeven in haar stilte tuinen. was dat een plaats voor haar kleine dikke moeder, die zoo schel-kijvig kon klagen over de duurte van alles, die bleef aan houden? Of voor haar stuggen, dompigea vader, die's avonds, niets zeggend, pijp na pflp rookte, tot hij slapen ging? Of voor de lawaaiende twee broertjes, diévochten en stoeiden, ruwe dingen zeiden en erom lachten ? De tuinen haar Mooie Taine*, zoo zij ze noemde bleven voor haar alleen. En ze dwaalde erin, wanneer haar geest niet werd beziggehouden, lange uren, en droomde er zónder te denken en toch weer wel denkend, omdat alles zoo wonderlijk luchtig en klaar was en eenvoudiger dan ooit. Maar toen Netta ouder werd, begon het eenzaam te worden rn haar Mooie Tuinen, en was het t niet meer zoo volkomen heerlijk. De tweede bediende op haar kantoor ging l heen en nu mocht zQ hem vervangen. Zij kreeg een schrijf bureau op de kamer van d«B eente-bedlende, die haar chef werd. Hu was wel tien jaar ouder dan zij en wel vriendelijk voor het stille meisje, dat hem zoo oplettend kon bekQken. Wat zie ik toch voor bijzonders aan zijn oogen, dacht Netta, wat zie ik in 't geheel voor 'bijzonders aan hem ? Er is iets verdrietigs om hem heen, dat ik niet vatten kan, omdat het zoo vaag is. En zij ging voert hem nauwlettend aan te zien, dag na dag. Er zijn menschen op de wereld wier ge dachten nooit verder reizen dan de damp kring, wannér ze al zoovertrekken. Maar zQ lijken op alle andere menschen en hun oogen glanzen veelal in zorgelooze blijheid, of overwazen zich in onbewuste melancholie. De rste-bediende hield zich nimmer in hoogere sferen op, maar de onbewuste melancholie was hem aangeboren en ver dween niet van zrjn gelaat, in de grootste vroolijkheld. Hij vond dien trek In zekeren zin interessant en trok er, zoo mogelijk, partij van. Eenmaal was zrjn beleefdheids-vriendeIQkheid tegenover Netta geweken en zag ze licht in zijn oogen. En ze probeerden belden te lezen wat er toch kon liggen achter dien glans en gloed. Ze bemerkten het en kleurden er beiden van. Maar het Was toch niets om zich over te schamen. Nu ging het zoo dag na dag. ZQ spraken geen woord over het bijzondere. Zij deden hun werk, maar wanneer het meisje bij haar chef stond, hief hij het hoofd op en zag haar lang aan. Eenmaal zei hij: wat glanzen uw oogen,... wat schijnen ze veel te zeggen te hebben." De uwe ook," antwoordde ze stil, en gleed op haar stoel. Er was bij haar plotseling een overwel digende gedachte opgekomen. De Mooie Tuinen..., wanneer zrj hem" daar eens toegang in gaf? Hand in hand zouden zij er gaan langs débloemen en zich bukken naar haar geuren. Zij zouden schrijden over de heuvels om in de verre wijdten te zien en luisteren naar stil watergeklater. Dan zou de eenzaamheid uit de tuinen weg zijn, en zij wonderlijk gelukkig. Al hetgeen haar tegenover andereneen groot offer had geleken, scheen haar klein tegenover hem"... scheen haar gansch geen offer. Liet zij toch geven van wat zij had... Zie, dat was een groote vergissing, want de eerste bediende vroeg Netta om niets en had ook niet het plan haar om iets te vragen. En hij wist wel dat het niet eerlijk was om dat vlei-ig oogenspel, dat zoet zinken in verre diepten, dag na dag vol te houden, maar staakte het toch niet. Maar wie geeft zonder vraag, mag zich niet beklagen over verlies, en schelden hem, die nam. Groot en glanzend waren Netta's oogen toen ze hem zwggend haar vraag voorlegde : Wil je in mijn Mooie Tuinen komen? Hij begreep de vraag natuurlijk niet, maar dook met zijn blik onder in den hare, en zi| dacht het was een antwoord, een bevestiging. Nu komt het hoogste genot. Nu gaan zij hand in hand door de Mooie Tuinen. De lucht is vol zoete geuren, er schijnt tooverig licht, als het groengulden maanlicht door alle takken, en hier en daar verborgen schijnen vogels te zijn, wier stemmetjes hoog vreugdevol trillen. Het is zoet en vredig. Neen waarlijk, mér verlangt Netta niet. Wanneer haar blik zij n oogen ontmoet, dan is hij weer gereed voor hun verre omzwervingen Je hebt nooit veel gezegd, Netta," zegt een dag nadrukkelijk-vinnig haar moeder, maar tegenwoordig krijgt men heelemaal geen woord meer van je te hooren, en je kunt zoo dweepig kijken. Je scharrelt toch niet? Denk er om dat vader en ik daar niet van willen weten voor een nest op jouw leeftQd " Netta was overrood, met tranen in de oogen toen ze verzekerde dat ze niet schar relde". Werkelijk niet. O, dat wreede, ruwe tasten, van de menschen, ten aanzien van dingen, die ze niet begrijpen. Ze zien een sluier, pakken een slip en trekken er woest aan en verscheuren hem in hun schroeiende haast er onder te zien. Er onder is veelal niet anders dan een schemerlicht, en ze ontKofjiweliei. KONINGSPLEIN ST. NICOLAAS CADEAUX. Expositie van een bijzondere collectie fijne paarlencolliers, waaronder eenige occasions. Nouveautés in j u weel en, platina, gouden en zilveren fantasieën. dekken niets. Maar de sluier is verscheurd. Netta dekte met de flarden haar lief geheim, maar er werd van nu af aan tusschen de rafels geloerd. Want de ouders begrepen het stille wezen van hun kind niet en wilden het met hun plompe goedheid natuurlijker" maken. De rste-bediende op Netta's kantoor ging met vacantie. Het waren veertien droeve dagen voor haar. Ze streelde met zachte vingers de voorwerpen, die hij placht aan te raken, keer op keer, en riep, nu hij er niet was, haar verbeelding te hulp om zijn beeld voor oogen te halen, telkens weer. Haar mooie tuinen bezocht ze nu weinig, voor haar alleen waren ze een zaam geworden en grauw, en immers moesten eerst zijn oogen haar vertellen of hij mee wilde. In die dagen leerde Netta begrijpen dat ze van den rste-bediende reeds langen tijd hield, oneindig veel hield, om nooit te vergeten. Ze was tot aan de lippen wit, op den morgen toen hij terugkwam en donker verwachtingsvol-bang stonden haar oogen. Hij kwam binnen, maakte langzaam de kamer deur dicht en zei iets. Daarop gaf hij haar een hand. Hiar hand voelde ze kil in de zijne, maar gloed lag in haar oogen en ze uitte zich onbewust gansch in haar blik. Toen gebeurde het dat hij haar zacht in zijn armen trok en kuste. En ze liet het gebeuren.. omdat hij het mocht, hij met wien ze haar Mooie Tuinen deelde . . . , omdat ze nu toch niets meer had, dat hij niet méhad. Ze bemerkte in haar droom van heerlijk heid niet hoe snel en verlegen de rstebediende haar losliet en begreep niet zQn geforceerd grappig praat je over het hartelijk welkom", waarmee hij den indruk van de kus trachtte weg te werken. Zijn oogen hadden haar gestreeld als vroeger, het was alles nog goed .... ze was gelukkig. En weer zei haar moeder wantrouwige woorden en schudde haar vader onrustig het hoofd, terwijl de broertjes hun stoeien op de geel verlichte kamer staakten en nieuws gierig keken wat er toch met Netta was, die met gebogen hoofd zat, aanhoorde en zweeg. Ze was gelukkig Maar wie stil blijft droomen in het drukke leven, en niet wil weten van verder gaan, tot het geluk of het ongeluk er kome wat komt wordt plots ruw gestoord. De rste-bediende zag haar minder aan. Hij ging niet zoovele malen meer mee naar de Mooie Tuinen, zijn blikken werden schichtig, troebel en ondiep. Dat alles bracht haar angst en onrust, want ze begreep de reden niet. De rste-bediende ging zich verloven met de dochter van zijn patroon. Netta hoorde het, gansch onverwacht, toen zij zachtzingend door de gangen van het kantoor liep. Twee jongelui, staande in een deur-opening praatten er over met hun luidklinkende stemmen. Zij hoorde het en voelde koude ontzetting in zich stijgen. Toen sloeg een lauwe duizeling over haar heen. Ze moest zich vasthouden en lang zaam voorzichtig loopen om niet te vallen en geen opzien te wekken. Hij ging trouwen met een ander. Maar dan dan waren haar schatten, al haar schatten die ze hem gaf, niets geweest voor hem wat lorrige prullen, waar men even glimlachend naar kijkt en ze dan in een hoek werpt, vergeten. Hun stille wan delingen in haar Mooie Tuinen, waar het nu eenzaam schemerde zonder hem arméverlaten tuinen..... ZQ huilde niet. Op kantoor houdt men zich kranig en slikt zijn verdriet naar binnen. Maar zij voelde er deed iets schrijnend en onophoudelijk pijn, alsof er wreed-langzaam daar binnen-in Iets scheurde met knarsende kraklge geluidjes. Nu was het al dood en grauw. De rste-bediende werkte dien dag stil voor zich heen en zag nauwelijks op. Hij wist iets misdreven te hebben, maar had het niet zoo erg" gevonden. Eenmaal keek hij het meisje aan en er viel een kille schrik op hem, want hij was niet slecht of karakterloos en niet meer dan een onvolmaakte mensen. In haar ivoor-witte gezichtje stonden de oogen met den blik als het ware naar binnen gekeerd. Groote doffe oogen, zonder uitdrukking... oogen als in een steenen beeld gehouwen doode oogen. En de rste-bediende hui verde en zag haar niet meer aan dien dag. Grauw, grauw zonder vreugde was de wereld en zwart en stil, kil en eenzaam waren de mooie Tuinen. Daar was zijn schim langs de bloemen, zijn schim over de heuvels, zijn schim overal... Daarom vluchtte ze radeloos uit haar mooie Tuinen. Waarheen dan? HQ had al haar schatten gekregen, nu was er niets meer voor haar over, nu moest zij uit haar Tuinen vluchten op de wereld... waar 't al ellende was. En ze keerde haar blikken naar binnen, omdat ze buiten niet zien wilde. ER omdat ze ook van binnen niet vond, kreeg ze stille steenen oogen, doode oogen. Eerst glimmen haar oogen als vlammen," dokter, zei de zenuw-achtige moeder tot den welgedanen dokter, die Netta onderzocht, en het is tegenwoordig alsof er asch ingestrooid is, en ze wil maar niet zeggen waarom." Zenuwen," antwoordde met beslistheid de dokter, en praatte eenigen tijd achtereen over wat gedaan moest worden, en wat gelaten. Zoo werd Netta naar buiten gestuurd, ze kreeg melk en eieren en men was vriende lijk tegen haar en zacht. Zij was evenzoo zacht en vriendelijk en deed wat men van haar verwachtte. Later kwam zij in haar huis terug en ging weer werken, alles stil en zonder veel omhaal. En haar oogen bleven dood. Veel had ze nu gedacht over al het gebeurde en ingezien hoe de fout haar fout was geweest, en geleerd hoe voorzichtig men zijn moet met schenken, ongevraagd schenken. Leeg en ver waren haar Mooie Tuinen, haar gedachten gingen er niet meer heen. Ze liep tusschen de menschen als leder ander, en steeg er niet meer boven uit. Op kantoor zat zij en schreef letters en cijfers, en de eerste bediende, met den gouden trouwring aan zijn rechterhand, keek haar werk na. ZQ zagen elkaar daarbij nooit aan. En er verliepen zoo jaren.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl