De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 30 november pagina 7

30 november 1918 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

'18. - No. 2162 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Betoogingen tegen de Revolutie m Amsterdam Teekening voor de Amsterdammer" van Felix Hess In het Concertgebouw: Minister Ruys op het spreekgestoelte Een volksmenigte op d< Rozengracht IIIIIIMIIHIHIIIIIIIIIIII SPAANSCHE GRIEP Door een samenloop van omstandigheden zijn de genmheeren in deze tijden in aan raking met een groot aantal patiënten, wier aandoening op goede gronden wel mag worden aangenomen te zij a ontstaan door eenzelfde oorzaak. Maar het verloop der ziekte is in vele gevallen zoo verschillend, dat men de geheele ziekteleer telkens tot zijn beschikking hebben moet. Wie hiervan nog niet overtuigd was, zou dit zeker zijn geworden in een dorpje als Spakenburg. In deze afgezonderd liggende gemeente zijn de kleine huizen dicht naast elkaar ge bouwd, ook de ruimte in de huizen is voor het aantal bewoners klein, voor hygiënische voorschriften voelt men weinig; huisgenooten ziet men er dan ook 2 a 3 dagen na elkaar ziek worden; men moet dus aannemen dat hier de menseden door dezelfde oorzaak zfjn ziek geworden, hoewel de ziektegevallen in hun verloop een zeer groote verscheiden heid vertooaen. Dit verschil in optreden der in wezen zelfde ziekte is niet iets nieuws ea toch schijnen enkele dokters zich blind te kijken op de oorzaak van het lijden, het geen blijkt uit de ingezonden «tukken in net Handelsblad van 2 en 4 Nov. van de heeren dr. de Smlth en de Bruine Ploos van AmsteL Nu zouden hun theoretische overwegingen over de iofectieuze oorzaak der ziekte niet van zooveel belang zijn als n .niet ook luist door deze met blindheid werden geslagen in de toepassing van hun hulpmiddelen. Immers wanneer de patiënten den geneesheer roepen, heeft de Infectie plaats .gehad, van een desinfectie van het lichaam is bij de Spaansche ziekte evenmin sprake als het bfj andere ziekten ooit -ge weest Is. Mea begaat een reusachtige ver gissing, indien men de In de chirurgie al niet meer gebruikelijke antisepsis op een ziek lichaam zou willen toepassen. De chi rurgische patiënt moet beschouwd worden nmiiiiiniiiiiiiHiitiiuiiHniuiiiiiiimiiiiiuiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiHuiiiiiiii ^?^^^?^SiiiiiQ» * AMSTERDAM ABSHEM - BOTTERDAJI UTRECHT Illllllllllllll lllllllllllllllllllllllllHltlllllllllllll ODFDSKD Incident?Vermeulen De lessen der geschiedenis van den dag kunnen toch op aller zonderlij kst e wijze menseden geheel voorbijgaan, die de geschie den!* van den. dag niet alleen meeleven, maar ook hebben te boekstaven.... De heer Matthijs Vermeulen heeft revo lutie willen maken op z'n ntje. Hfj had tevreden kunnen zijn met wat zijn oproerige en knap-bestuurde pen reeds had bereikt. Men geeft immers gereedelfjk toe, dat het voor een belangrijk deel aan zfjn fanatieke propaganda te danken is geweest, dat de hoofdlelding van het Concertgebouw meer aandacht is gaan schenken aan de kunst der Jongere Franscben. Hij wou er niet tevreden mee zfjn. Hij wou en zou revo lutie maken; er was in 't Concertgebouw zooveel, dat hem niet aanstond, en hij schoot niet genoeg op naar zfjn zin. En naar hedendaagsch recept kondigde hfj zfjn revolutie in optima forma aan: Cornelis Dopper zou eerstdaags van zfjn plaats in 't Concertgebouw door het publiek worden weggefloten. In de omgeving van den heer Vermeulen ontbraken koele en klare koppen .als die, die dien anderen revolutie-prediker onzer dagen het onzinnige van zfjn voor nemen onder 't o#g hadden gebracht. Nog vuriger was dus het lan, waarmede hfj, Vermeulen, zich gereed maakte, om, aan 't hoofd zfjner minderheid, die hij in stoute droomen tot een overdonderende meerderheid zag uitgroeien, te grijpen naar de macht.... als een gezonde in het bezit van een wond, welke wond tegen infectie moet worden behoed en reeds Lister zelf, de uitvinder van de antisepsis heeft al begrepen, dat zfjn antisepsis slechts zoo lang noodig wezen zou, als de menschen nog niet zindeifjk geneeg waren om asepsis toe te passen en dus niet eens voor de wond maar voor de omgeving de antisepsis was bestemd. Toch is de geschiedenis der laatste 30 jaar vol van voorbeelden, waarin men getracht heeft door bacterievernietiging een ziekte te ge nezen. Men heeft niet geaarzeld zoo ver te gaan om bij typhusifjders antlseptische vloeistoffen in het darmkanaal te orengen en bij lijders aan longontsteking injecties in het aangedane orgaan toe te passen, maar men heeft geen gunstiger resultaten kunnen bereiken dan die de verklaring toelieten dat geen onheilen er door hadden plaats gehad. Nog altijd en nu ook tfjdens de thans heerschende epidemie geldt de opvatting dat men met algemeene ziekte leer minder heeft te maken, dan met de ziekte van den patiënt in het bijzonder. Bij eiken patiënt behoort zich de behande ling te richten naar de plaats waar, de wijze waarop en de mate waarin de aandoening optreedt. Zoo zal men in het eene geval kalmeerend in een ander opwekkend te werk moeten gaan, in weer andere geval len zal de behandeling tegen overal optre dende neiging tof ontsteking en bloeding moeten zfjn gericht en dus onze keuze moeten vallen op assaemiseerende en vaatsamentrekkende middelen en hier vooral Is er plaats voor de ter sprake gebrachte be handeling met het colloidale zilver. Door hetgeen de heer de Bruïne Ploos van Amstel hierover schrijft, blijkt de ver warring in deze wel heel duidelijk. Het is wel niet de bedoeling van dit schrfjven in de krant" al te zeer medische zaken te gaan behandelen, maar indien op de gegeven aanwijzing het colloïdale zilver werd toe gepast, zouden opnieuw op niet te verde digen < gronden verwachtingen worden ge wekt, en dus een overigens goed geneesmiddel reden tot teleurstelling hunner gever. Het zal dus goed zijn bestrijding daar te doen plaats hebben, waar,men het kwaad begon nen is d.w.z. voor het publiek. Hiertoe zal dan noodig zfjn eenlge uit eenzetting over het colloïdale zilver en het sublimaat. In het aangehaalde stuk neemt men als maatstaf en ter vergelijking de bacterlëndoodende werking van het collo dale zilver, maar deze werking bestaat volstrekt niet; een oplossing van colloïdaal zilver kan slechts de bacteriën in hun groei tegenhouden, maar ook deze eigenschap kan zelfs niet in aanmerking komen bfj de beoordeeling over de dikwfjls gunstige wer king van het toegediende zilver. Reeds in 1904 kon men weten dat het colloïdale zilver zelfs De Zevende van Dopper klonk uit. Het applaus zette in, en hij, die daar mokkend aan den balconrand zat, slingerde zfjn kreet door het handgeklap heen: Leve Sousa!' Waar bleven de fluiters in de zaal? Waar was de Raad van Musici" in 't orkest ? Op 't podium tikten allerwegen de strfjkstokken en klapten de blazers, en 't applaus van het publiek zwol en zwol, doordaverd van bravo-geroep. Toen had de heer Matthfjs Vermeulen moeten opstappen, zeggende: Ik heb mij in de machtsverhoudingen vergist".... Hfj is echter blijven zitten, en het bestuur van het Gebouw heeft hem eruit gezet. Ik acht dit zonder voorbehoud juist. Een dergelijk optreden van een recensent is niet te dulden: De recensent heeft tot opneming van zfjn oordeel, fel of niet-fel, zijn blad tot zfjn dienst. In de concertzaal heeft hfj te kiezen tusschen klappen of niet-klappen, en, acht hfj zich gedrongen tet artistiek protest, dan gaat hij heen. Eventueel ge volgd door zfjn medestanders, maar in ieder geval zonder de orde te verstoren. Over wat nlet-recensenten in dezen vrij staat kan men dubiëeren. In geen geval echter, dunkt mfj, laat zich de stelling ver dedigen, dat naast den bijval ook hoorbare teekenen van afkeuring toe te laten zfjn. Tenzij men de consequentie van scheld- en vechtpartijen aanvaardt, waartegen in eene kanst-instelllng als het Concertgebouw voorshands zeker nog wel eenig bezwaar bestaat, in de eerste plaats niet te ver geten ! van den kant der artiesten, die vaak vóór hun zwaar-inspannend optreden al genoeg worden gekweld door de vraag, of hun praestatie het publiek zal voldoen dan wel koud laten. Tegen de veronder stelling der mogelijkheid van vijandige manifestaties in de zaal zfjn zelfs scheepstouwen" van kunstenaarszenuwen niet be stand te rekenen. ?iet in de bloedcirculatie is te houden; spuit men het in een bloedvat dan wordt het zilver direct weer uit het bloed ver wijderd en vast gelegd in die organen, die bfj Infectieziekten een belangrijke rol plegen te vervullen. Deze en nog andere werkin gen van het colloïdale zilver geven een verklaring van de soms zeer frappante ge nezingen, die men na toediening van col loïdaal zilver ziet optreden, maar dit alles heeft met bacteriè'ndoodende werking niets te maken. Wanneer nu de (dus niet bestaande) bacteriendoodende werking van het zoo dikwfjls heilzaam werkende colloïdaal zilver wordt vergeleken met de werkelijk zeer sterk bacteriendoodende werking van het sublimaat, dan wordt het geval nog vreem der. Hier blijkt alweer, dat een ziek mensen niet straffeloos met eea reageerbuis of met een voedingsbodem van bacteriën kan wor den vergeleken, 1) want noch het zilver noch het sublimaat werken bacterlëndoodend in het lichaam van den zieke; toch worden naar aanleiding van beide middelen gene zingen verkregen; wil men met de toepassing echter geen teleurstelling ondervinden dan zoeke men de verklaring der werking langs anderen weg als die van dr. de Bruine Ploos van Amstel, wiens beschouwingen 2) wfj op grond van het bovenstaande tot in alle onderdeelen voot,#%i»lst m«eten ver klaren. Baarn, Dr. I. VRIESENDORP 1) Nemen wfj aan dat een groote dosis sublimaat is ingespoten, b.v. 50 m.G. dan zou het lichaam met zfjn 5 liter bloed er een oplossing van .maken van l op 100003 een verdunning waarin zelfs het sublimaat niet meer bacteriëadoodend wetken kan, maar zelfs deze toestand wordt nog lang niet bereikt, want zoodra het sublimaat is Ingespoten worden verbindingen gevormd met het lichaamseiwit en er ontstaan onop losbare kwikverbindingen die slechts lang zaam en in kleine hoeveelheid tegelijk door het bloed worden opgenomen. 2) Voorkomende in het Algemeen Han delsblad" van 4 November j.l. SCHILDERKUNST-KRONIEK GRAUSS, BIJENKORF, AMSTERDAM Grauas is een der vele schilders, en tee kenaars, van de stad, van het nachtleven en van het leven aan het strand, dat recht streeks verband houdt met de stad. Hfj is dat in een zoo geheeten moderne kleur. Maar Is die kleur zuiver bfj hem ? Is zfjn modelleerende kracht groot genoeg? Is hfj satyrlsch, of karikaturlseert hfj wat grof? is, ten slotte, de moderne kleur hem in haar exces, haar schoon exces,, eigen of is zij Ik wensen over het geval-Vermeulen nog wat meer te zeggen, en ik vind daartoe vrijmoedigheid, in de eerste plaats omdat ik in wat hij in den loop der jaren geschreven heeft, naast wat van wege het grof-per soonlijke krachtlgen weerzin bij mfj wekte, veel heb gewaardeerd, en verder omdat hfj, de weinige keeren, dat hij mijn eigen optreden op muzikaal terrein heeft beoordeeld, het waarlijk redelijk met me gemaakt heeft, zoo da t ook zelfs de schijn er niet is, dat ik nu de gelegenheid zou aar grijpen, om pp mijn beurt hém eens onaangenaam te zijn. Allereerst dan dit, dat het antwoord, dat hij Zondagmiddag naar eigen verklaring aan mr. Van Rees heeft gegeven, naar niets lij kt. De heer Vermeulen zal er geenszins een gewoonte van maken, zich te laten meesleepen tot een of anderen beleedigenden uit roep! De heer Vermeulen is, de tactische font begaande van zich bloot te geven, ge neigd, het Bestuur zijne excuses aan te bieden, wanneer dit Bestuur van oordeel is, dat hij zich niet gehouden heeft aan het Reglement l Door iets dergelijks zou het Concertge bouw-bestuur, zouden de Concertgebouwdirigenten, zouden de overige in het Con certgebouw optredenden zich bevredigd kunnen achten? Bfj verschillende doordraverijen in het door den heer Vermeulen gepubliceerde artikel over zijn incident, bv. de vergelij king tusschen Dopper's Zevende Symphonle en de wereldberoemde werken van den meester Sousa", verkies ik niet stil te staan; ik wensch nog slechts n passus nader aan te wijzen, nl. dien over Dopper als den officlëelen componist van het Con certgebouw, naast wien elk ander talent belemmerd en verhinderd wordt te gedijen, gelijk het zou kunnen." Terloops wil ik hier eens belangstellend informeeren naar de frequentie van den naam NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP MotordienstvanTetenburo DAGELIJKSCHE MOTORDIENST UTRECHT LEIBEN DEN Hm DELFT Vleutemheweg. Utrechtschevier26. FyniékadiG. HouttuiniiS VICE-VERSA miiiiiliiimiiiiiimiiiii immuun i i nm imnuuM De Floxen van mej. Van den Berg zfjn te vermelden; Hulshoff Pol is dramatisch. Ernst Leyden blfjkt zwaarder dan Sluyters, hoewel verder analoog. Heyse is als steeds elgenaardig-vlcleus; Peiael heeft een neiging in deze figuur tot oppervlakkig modelleeren, waarvoor hfj zijn begin bovenal te behoeden heeft, het begin van zijn werk. Monnickendatn's stadsgezicht is een verlichting in een theater; jurres is goed van kleur in wat hfj hier gaf; Adriani is te noemen. Van de etsers en de lithographen en van de beeldhouwers vernreld ik Poortenaar, Hammes, van Leusden (Harting is zwak) dan Böhncke's kakatoes (154, 155) en de dieren van Tjipke Visser (161). Hiermee zijn niet alle gemiddelden, en beteren aangeduid, maar toch de meesten. PLASSCHAERT meer te zien als een aanwendsel, door de omgeving ontstaan en in die omgeving versterkt ? De kleur is zelden zuiver en schoon bij Grauss. Deze heele tentoonstelling wfjst dat aan, en wfjst het uit. Zij is te grof, te zwaar; en wordt licht troebel of licht te schel. Het beste is deze schilder in de wat zwaarder kleuren; zfjn werk wordt daar geraakkelijkar n, en zijn kleur krijgt meer schoonheid dan meestentijds zijn bezit. Ik meen daarom, dat Grauss zich eenigszins forceert, en elk forceeren in die richting is bittere beperking van groei en bloei. Ten tweede karikaturiseert hfj. Hij heeft dit gemeen, met meer schilders van zijn slag. Maar, zooals bfj Piet van der Hem te constateeren was in geringer mate, is het bij hem, Grauss, te vinden: de karikatuur is niet verfijnd, niet synthetisch, maar toeval lig, accidenteel. En er is in de heele ten toonstelling duidelijk nog een ander gevaar: vlotheid beteekent vooruit nauwkeurig ken nen, anders wordt ze tot een leegte en is die leegte niet hier en daar en dikwijls, te veel aanwezig bij Grauss? Is daad eneinst voldoende ? ARTI, AMSTERDAM Over de tentoonstellingen, gehouden van werken vervaardigd door de leden der kunst genootschappen, is een korte notitie ge woonlijk voldoende. Dit spreekt vanzelf. Verstijving treedt spoedig op, en onthouding der besten; wie geregeld zich laten zien zfjn de gemiddelden, voor wie deze gelegen heid hunne werken te toonen een deel der levenskansen is. Dit is op Artl in het algemeen eveneens het geval, en nu natuurlijk weer. Toch zijn er enkelen, die in deze korte bespreking genoemd moeten worden. Ten eerste behoort daartoe Jan Sluyters, met zfjn Zoogende Moeder, en met het kind, waar fijn van kleur eenvoudig-weg een modéléis verkregen. Wolter, vaardig tee kenaar, heeft ateliers van modistes geteekend, waarvan het kleinste het beste feitelijk is. Smissaert heeft een begrafenis op Arti, geestig van zwart tegen 't overige grijs. iiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiMuiiiiui+tiu iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii ABM.ABM.ABr^ABM.ABMABM.ABr-tABM.ABM.ABPlABM.Aöri BMHV vaoBBn ?'«?^BIHHB ^BV BH|HHHMHHBB A A B s M A B M Sonate Pathétique Aan Dirk Scha/er Dof rollen den lawinen van geluld, Zwaar brommen van den berggeestin zfjn grot, Speelsch fonk'len, lachen, vlfjmig-spltse spot, Dat alles kwam bezielde vingers uit. Een vuurgesprankel en fonteingespult Van alwat dolt en dartelt met het lot, En geesten, innig smeekend tot hun god, Een rondedans om bruidegom en bruid. Een wereld van gevoelens kwam verrijzen Uit macht'gen vleugel, daverend van zang, Zoodat de hoorders roerloos nederzaten In vrome aandachtigheid en stil gepelzen, En gansch gebannen door den sterken drang, Die blonk op aller ernstige gelaten. EDWARD B. KOSTER H EERE.N-ARTI KELEN. UITRUSTINGEN. W A B ABfl ABMABM-ABMABMABMABMABMABrtABM. ABTt AB M iiiiiiiiiiiiiiiiiiumiiiiii Dopper op de Concertgebouw-programma's tegenover andere namen van Nederlanders. Maar hoofdzaak acht ik, een antwoord uit te lokken op de vraag, die ik aldus op den man af stel: behoort Matthijs Vermeulen zelf tot de in dit verband door hem bsdoelde talenten, m. a. w. is hier jaloezie in 't spel, ja dan neen? Het kan den heer Vermeulen toch niet verbazen te vernemen, dat er verhalen gaan omtrent eene Symphonle van hem, eene Symphonle, ter beoordeeling aangeboden aan den vereerden Diepenbrock en ter uit voering, eerst aan den, tegenwoordig althans, zoo gehaten Dopper, en later aan den mede rijkelijk met grofheden overstelpten Mengelberg, verhalen, die hierop uitloopen, dat Diepenbrock de partituur onbeoordeeld heeft teruggegeven na een verblijf ten zij nent van drie maanden, en dat, geheel bij wijze van daad van menschelijkheid, n Dopper, n Mengelberg de uitvoering heb ben geweigerd, terwijl Mengelberg zijne weigering vergezeld deed gaan van den weigemeenden raad, eerst nog eens wat les in compositie te gaan nemen bfj Dopper. Als 't niet waar is, dan is 't toch Maar men beweert en houdt staande, dat het wél waar is. En indien het zich inder daad, althans In hoofdtrekken, niet weer spreken laat, dan ligt de opmerking toch voor de hand, dat het eenvoudig niet aan gaat, waar men, gelijk hier, den sterken schijn van onzuiverheid van motieven tegen zich heeft, ver buiten de grenzen van zijne bevoegdheid als criticus zijn allergrofst ge sehut te laten spelen, gelijk het den heer Matthijs Vermeulen, vooral in den allerlaatsten tijd, behaagd heeft te doen. Het zfjn buitengewoon ernstige dingen, waar we 't hier over hebben. Het is Dopper's ontslag uit den dienst van het Con certgebouw, dat door den heer Vermeulen wordt geëischt. Want hfj kan zich omtrent zijn fraai sinecure-plan toch in vollen ernst geen illusies maken. Hfj beseft evengoed als ieder ander, hoezeer het practisch-onmogelijk is voor het bestuur van het Ge bouw, een behoorlijke bezoldiging toe te leggen aan een componist, die in zijn dienst uren niets anders doet dan componeeren. En hoe het den heer Vermeulen enverschilKg kan laten, dat van een dergelijke nieu wigheid slechts het gevolg zou zfjn, dat Dopper met nog meer, en belangrijk meer werken op 't programma zou komen, dat is mij een raadsel, of juister: dat zou mij een raadsel zfjn, wanneer ik den heer Vermeulen in zijn beschouwingen niet reeds ontelbare malen op een zich-zelf-tegenspreken had betrapt. De ovatie, die Dopper na de pauze bfj zijn terugkeer op het podium heef t gekregen, heeft de heer Vermeulen niet bijgewoond. Hij moet ze echter gehoord hebben, op de gang, waar hij in gesprek was met de ver tegenwoordigers van het bestuur, in haar warmte en opmerkelfjken duur. Het was de stem van het publiek, dat hfj opgeroepen had om Dopper weg te fluiten, de stem van het publiek, die uiting gaf aan velerlei gevoelens en opinies, die zeker geen onbegrensde bewondering vertolkte, maar wél veel oprechte en hartelijke waardeering, en die in elk geval krachtig en beslist partij koos vóór Dopper, tegen Vermeulen. In een volgend artikel zal ik het gevalDopper behandelen. Bekend is. dat ik in tiem met hem bevriend ben. Ik vertrouw te kunnen doen blijken, dat deze vriend schap mijne objectiviteit intact laat, en voorts, hoe juist mijn bevriead-zfjn met Dopper het inzicht in zijn ware wezen be vordert. Ook het geval-Cornelis krfjgt zfjn beurt; ik beloof, dat niets zal worden vergeten. H. J. DEN HERTOG

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl