De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 30 november pagina 9

30 november 1918 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

DM GtQOtE Tl/D Woorden en Muziek van LEO LAUER ?8 1-6- '? ' -ffi r ^ t 'vnu de oor - log 9?, £$3. 4r^SF l i 1 ^ , . « REFREIN. H ' J- j -jj plei - te" is, Maak ^±=é=± fX .. "^ ? M " "V? t men pas re - vo ? N^-^F39 \ ^---" | :=-^?^=_ 7 1 : 11 - lu - tiel r r""'j 7 "f] r^ j i ? 7 t-fl \(- S* ''v. :V O . die gou - den tijd, die groo - te tijd, die gek - ke tijd,* Die vier jaar vech - ten schflnt men nog Krank- zin --- ni-ger'te wor-de?n: Men naar 't heet den mensen be - vrijdt, Maar 'd hee - Ie boel in 3= mop- perd' o - ver hon-ger-snood En schra -Ie dis - tri - bu - tie; En *~*. ?*? dui - gen smijt, O kom maar nooit weer - om! =^=3=^-^=è~ï=\ '. i i 0 J J ij J . 2. In Duitschland vecht men voor een vorst En 'doodt zijn ratojjnienscbfn; n «,Dan plots ontwaakFmen uit den droom: Jijen heeft weer and're wenschen. ' Men loDpt met roode vlaggen rond, Het zwaard gaat in de schede; Men zet den Keizer aan den dijk En ruilt hem voor den vrede. Refrein. 3. Toen Troetetra revolutie zag Van DuUsoht denwtato, «*...: . . Begon de slimmerUn den Haag Als Robespierre te %raten. v Hij zag zich reeds als president De bourgeoisie vertrappen, Maar Holland zei: pee, roode guit, Ik houd niet van die grappen! Refrein. 4. Wij krijgen nu in Nederland We,er,s,Boed)g flink te bikken; Dacht Troelstra, dat we iiïfz'öo'n Zijn revolutie slikken? Wij zijn, mijn beste Pieter Jèl, Te koel en uitgeslapen In Holland leeft men veel te vrij Om Duitschland na te apen! Refrein. Gezongen door ANNA KLAASSEN in het Centraal Theater" te Amsterdam. (frontstaande Vlatun' van Catantuert ktte. Vóór den .., een*xeer bijzondere onder t tongere Vlaansche dichters ir fa,, £jf?f?ee teadfa verzen^ _,_- .ik Is van hem verschenen een 1>und*I tMtdezen van Droom en Daad", dle^&.fatqn of. zftt Werk jutten zal: een bundel e+üpgspoëzie van zeer verheven, ontroerde Ut aangrijpende Inspiratie. De Amsterdammer1' tal van deun begaafden, nam na zvare verwonding in Nedertand. met verlof vertoevenden schrijver eeniee front-ladrakkenfubUeeeren. RAMSCAPPELLE, AAN DE YZER / Oktober De naam had een weemoedigen klank in jnze ooren; want de verwoede tegenstand "- -"-n opmarsch brak der duitsche reglla & bange Oktoberdagen van 1914, * t leven van vele jonge mannen die ~_ ..« waren als kinderen, uit denzelfden huize. De duttscfaere waren door St.joris gebrokentvóórMannekens vere den Yzer over«estoken en bestotmden de spoorlQn die van Nieuwpoort naar Diksmuide loopt. Dok deze toegaf en nu wervelde de strijd in het dorp «n rond den molen. Tot Jokveldhoeve waren * doorgedrongen, toen onze jongens, met behulp van eenlge fransche troepen, het botte geweld van rden vijand terug beukten tot voor den Yzer. Daar echter werd voor hen de poort van het land af gesloten. Haast vier jajen hebben ze daar gestaan met hun bit teren, wrok en hun hoop die niet sterven wou. Gaat BÜde vervulling in hunner ver wachting ? Ze zien de wereld met Wijder pogen; de tijden keeren en de bevrijding is misschien niet ver. Dezen morgen las ik in het Belgisch legerbertcht dat onze jongens met n slag de hoeven Ter Stille en viollette veroverden, die de dultschers hadden ver sterkt als onverwinbare vestingen. Veel be lang heeft deze plaatselijke aanval niet in het grootsche krijgsbedrijf dat nu wordt doorgezet; maar mij geef t het een bizondere vreugde. Zeven maanden heb ik daar gelegen niet mijn jongens; ik heb er de eerste lente van dezen oorlog beleefd en ons hart ging open onder mild gevoel van hoop; maar de zomer ging voorbij en de herfst begon, en we wisten dat we den naderenden winter zouden doorbrengen in 't slijk onzer loopgraven. Gelukkig vermoedden we toen niet dat nog andere winters volgen zouden vóór den vrede. Ik zie het dorp weer met het molengeraamte, den spoordijk, de overstrooming en daarachter de verminkte hoeven met onze voorste loop graven. Wij hebben den doodstrijd gezien van Ramscapelle en eindelijk zijn reddeloozen endergang, 't Gewelf der kerk was reeds neergebroken toen we dezen sektor overnamen, en midden de dorpsplaats lag de vrijheldsboom gevallen in den strijd. Buiten het dorp lag het puin van den molen: nog enkel verwrongen staven, de ka nraderen en de reuzlge balken. HQ had zoo heerlijk gestaan over de streek met zfln vier zeilen in den wind,* maar hij werd het eerst geveld toen de -verwoesting van het dorp begon. De Krlstus die met zijn troostende armen rees boven de bloeiende graven van het kerkhof, lag nu met gebroken armen onder het kruis. Ontzetting beving telkens weer het' hart voor deze durende ramp, en toch: en toch ik heb hier uren beleefd van ontroerende schoonheid. Ik draag in mïjne oogen de herinnering aan dien zomerdag toen ik plots den molen weerzag in een bloei van wiegende klaprozen. Kan er een stemmiger oogst opbloeien uit het bloed onzer gesneuvelde jongens? Dit is me in die dagen van strijd zoo'n sterkte geweest: over den dood en de verwoesting tit, de weemoedige vreugde te dragen van schoonheid die niet ondergaat. Achter den spoordijk lag de overstrooming, duizend meters breed, en daarover de smalle lonten noodbruggen zonder leuning. Het was een ellendige tocht in de nachten zonder naan; al tastend met ons geweer of een knoestigen stok sukkelden we voort als blinden; af en toe ging de kortstondige ster op van een vuurpijl, maar telkens viel de duisternis weer dicht dreigend en steil als een muur. Ellendiger toen we hierover terug moesten met den last onzer gewonden en dooden. Oostwaarts achter de overstrooming stonden de hoeven lijk burch ten van verzet, met hun gordels van grachten en vaarten, midden de vlakke landen en weiden: Wolvennest, Rflkenhoek en Roodesterkte; en, daarvóór in duitsche handen, Ter Stille, de Violette en de Groote Hemme. Roodesterkte was het landgoed van den burgemeester; daar was geen verstandiger boer vele uren in het ronde. Van de poort zijner hoeve kon hij de vurige spannen der paarden zien op het veld en de roodgevlekte koeien in de weelde der weiden. De stallen waren leeg nu, de schuren uitgebrand en 't vriendelij k-witte woon huis stond raam- en dakloos. De boomen waren geschonden in romp en kruin, maar de lente begon en het leven brak weer uit in blaren en blaemen. De maannachten waren een wonder. Ergens stond een geu rende bloei van seriagw» en in het helde rende licht hing détèere bloesem der perelaars. De maneschijn viel op de roode tichels van den vloer, en op den schoor steen" stond nog een wit Lieve-Vrouwenbeeldje met biddende handen. Treuriger lag daar Rijkenhoek, verwoest en verloren in den bocht van den BeverdQk. Verraderlijk klotste 't water tegen de wanden van huis en stal, en we dachten telkens weer aan den boer en zijn vrouw die be graven lagen onder 't ingestorte kelderge welf. Hier hebben we gesloofd en geslaafd tot de pij n stak in rug en nieren, om schansen op te werpen. Ingraven konden we ons niet; het water spatte op bij elke spade gronds die we uitstaken. We moesten de aarde in zakjes scheppen en daarmee muren bouwen tegen het dultsch geschut. Maar onvast waren deze wallen wel en de vijandelijke granaten beukten er door. Meer dan elders heb ik hier gevoeld de bittterheid om onze tijdelijke onmacht, want over de duitsche lijn heen konden we zeewaarts de villas zien en het groote hotel op de duinen van Westende, en, bfj helderen hemel, de rijzige torens van Oost ende. Dat was de weemoed onzer dagen; het heimwee hunkerde in ons, maar wist geen uitweg. De torens wenkten ons als verre moederhanden. We wisten ons volk ginder in zQn eigen land als in een gevang; :n we konden de poort niet raneien. Herhaardellfjk hebben de belgische troepen ge tracht de vijandelijke stellingen te nemen; maar de moed onzer jongens kon toen het gebrek aan zwaar geschut en handgranaten niet vergoeden. Herhaaldelijk zJjn ze noehthans tot in de versterkte hoeven gekomen, maar een stelling te behouden, eischt dik wijls zwaarder offers dan een zegevierende stormaanval. ik denk aan dien schemerigen meinacht toen we tot in den boomgaard van Ter Stille waren doorgedrongen maar terug moesten naar onzen loopgracht, en als een pijnlijk en kostbaar bezit bescherm den op onzen terugtocht, het lijk van on zen officier en onze gewonde jongens. Maar de kansen keerden. Wat onze troepen nu vermeesterden zullen ze zich niet meer laten ontrukken, en in hun hart rijpen de rijkste beloften. AUG. VAN CAUWELAERT iiiiiiiiMiiiiiiiiiiiimmiiii iiitiiiiiiiniiii Nieuwe Uitgave voor Jongens JAN FEITH. Uit Piet's Kantoor/aren. Jongensboek. Illustraties van den schrijver. 290 pag. Amsterdam, Schel lens en Giltay. Piet Schaller de hoofdpersoon in dit en in het boek, Uit Piet's Vlegeljaren, van denzelfden schrijver is, tengevolge van den dood van zijnen vader, genoodzaakt, zijne studiën op te geven en te trachten zich een positie in den handel te verwerven. De eerste schreden op het pad van geld ver dienen zet onze Piet in het privékantoor van den eenigen firmant der firma Dobbelmans & Co. In het eerste hoofdstuk vinden wij den adspirant-zakenman in gesprek met zijn patroon, die hem op weinig aanlokke lijke wijze installeert. Als de jonge kantoor bediende de kamei verlaat, stuit hij op Arie Droes, den van nu af aan-op- n-najongsten bediende, die, buiten medeweten van den patroon en den nieuwen functio naris, de installatie aan de andere zQde der deur bijgewoond heeft. De jongens sluiten onmiddellijk vriend schap; van nu af aan zijn Piet en Arie n. Gezamenlijk halen zij streken uit; beide verlieven op hetzelfde meisje en gezamenlijk wordt den vrienden, aan het slot van het boek, de opname in de Co" van Dobbelmans en Co. in het uitzicht gesteld. Deze onder scheiding danken zij voor een groot deel aan de ontmaskering van een dief, die ? 60.000 uit des heeren Dobbelman's brand kast ontvreemd had. Evenals in Piet's vlegeljaren komen in dit werk een groote wedstrijd, waarin Plet triomfen viert, en een meisje, waaraan Plet zijn hart verliest, voor. Het boek is vol aardige voorvallen!; prettig te lezen en met geestige teekeningen van den schrijver versierd. De jeugdige lezers van Jongensleven" en Het Jongensfeuilleton" (waarin, voorde verschijning, fragmenten uit dit boek wer den gepubliceerd), die met den gedeeltelijken inhoud reeds kennis maakten, zullen met verlangen de verschijning van dit frlssche boek verwacht hebben. D. iimiiiiiiiiiiiiim n IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII,IIIIIII?I,IIM Herfst-Hedje Door den stillen schemeravond Gaat de trage bladerval; En de teedre nevels blauwen Oirer de eenzame landouwen, En de ruste is overal. In die vreemd-weemoedige ure Van het late jaargetij, Nu de aardsche vormen wijken, Komt de ziel het droomgelfjke Dieper leven meer nabij. J. A. RISPENS llllllllllllllllllllllllllllllllliliiiiiiiillllllllllllliii IIIIIIH ROBBERT KALFf&G AMSTERDAM..

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl