Historisch Archief 1877-1940
l l I l
, VOOR HEDBRLAND
O» Affif- Hut» *fep
i;*^^
'
?UMHHiiwiiMHiimiililHtilHlHlHIHiniimriHiiuiJiiuii
f i^'?:or
?i, ';?' i-i? ? ?__ '
r*, S?^"
tftdj
W:, door dr. A, H. DE
dtuk, A. H. Krnyt,
via dit boekje
l maareen verhaade ..
^ manlek, als probleem
i-^m*^.
OPk
voor Vmenschea
Wordt door het
te zijn wereld
levens- ett
wereldbete»
kunnen ons de
wetenschap niet
dl? bib beschouwt de,
vert wSrkenrlwze aandacht en
i ttf»9* «ut fta»
wetenschapIer te «söiezen, zich van alle
dtr dingen kunnen wij slechts
naar 4e «eesteïflke nprmen, die wij
> dos dragen. Zoo is ook de levenswaarde
* atnibek Hechte te voelen, nooit kan zij
worden ingezien. En waar
t dan het elgea gevoel-tot
,_ ,, Ing heeft, ia het subjectieve
tóer 'aBèr^wardetóBglileirmee gegeven.
et, trots alle individueele
vereW, wef degelijk
algemeen-mennormen, die bïeen bepaalden
t_van ontwikkeling zich in ieder men
li mi te ,verwach*en, dat de
leveris" * muziek He? zuiverst is gevoeld
i wier teven n was met de
mumrtlcHterB. Maar het Is
fe ehwpeadea ovet net
??et iflat ultzoöderlngen, b. v,
«wj*.!i^ J!£ T *
de muziek
LZeoliebben wij van
woord: Musöc Ist
als afle Weisheit nnd
zljo ideale levens
jaar uit deze
woorntóHts, als*
deVQottMënschen pSnèra
OCf QottiMat
verbreiten."
a Hgt'voor hém, die
verheven
levensbeHQ weet zich
Lewta&erzekering Maatschappij
>WI>l»on»pleln 11
'..TARIEVEN
nniiuiiiiiiiiiiiiiiuiui
SPINOZA'sLEERAANGAANDEHET
BEHEER DER
STAAT6GELD; MIDDELEN
' > f Naar aanleiding vaa een artikel over
Sociale Rente In , de Amsterdammer" van
26 Vctober j l.)
.Just Noll Is de naam van een schrijver
die in een boekje van 8 bladzijden zonder'
veel geleerdheid (wat tegenwoordig een
verdienste schijnt te zQn) het groote raadsel
van het algemeen welzijn grondig heeft op
gelost. Dit beekje heeft tot Opschrift Eureka
en tot leidende gedachte (Motto) de volgende
woorden van Spinoza.
* De bouwgrond, zoowel als de bodem in
. zfln geheel, en zoo mogelijk ook de huizen
? moeten Staatseigendom zijn, dat wil zeggen,
vaa hem die regeert; en door dezen v«»r
een jaarlQkschen huurprijs aan de burgers,;
dJ. aan stedelingen zoowel als landbouwers'
Vferhuurd worden. Overigens mceten allen
la vredestijd van alle eobrengsten en
be,' lastlngen vrflgesteld zijn,"
Deze woerden zijn «ntleend aan Hoofdst.
VI, 12, van het Staatkundig Vertoog van
? Spinoz*. ?
Wie nu Eureka leest met dit Motto zou
allicht kunnen'denken dat Spinoza evenals
de hee* Just Noll S. H. de leer van het
communisme was toegedaan.
Dr. Van Beden hield deze zinsnede voor
den min «f meer phantastischen eisen van
eea phllosoooh.
~ Het xfi endergeteekende vergund tegenover
deze beide meeniagen, zijn opvatting en ver
klaring der woorden van:
; Spinoza nader uiteen te zetten.
? De wijsgeer heeft op verzoek van een
zQner vrienden een Staatkundig Vertoog
Jolgen» zijn wflsgèerige wijze van denken
(aetjiode) is hij begonnen met een
onder,raoek naar wezen, grondslag en doel vaa
, «aten. Staat en heeft hij hierbij getracht
?.'MÉseoveel mogettr te onthouden van alle
??: spel dof verbeelding (pjiantasie), omdat zJ.
' 'de Staatkunde een bfl uitstek voor
toepas* - «taf bestemde" (technische) wetenschap was,
, ? jejM&ehtèrlflke scheppingen als die van Morus,
; i BÉeon, Jesaja, Augustlnusen Ovidlus daarbjj
,', :.To}strekt onbruikbaar en nutteloos moesten
,; acht worden (Hoofdst. I, 1).
?i-.; ZQn oordeel over de menschen door wie
\ "^oor wle 4e staat eigenlgk gesticht wordt,
dat ze allen zich door hun lusten en
als priester uitverkoren - den zejpn dier
QoddéHjke openbaring, .die muziek ta, den
messchen .te brengen Maar veel redeneerden
«ver <leze dingen was hem ntet lief:
.Religlon und Oefieralbass rind belde in sich
abgeschlossene Dinge, Ober die man nicht
welter 4l«putieren soil".
rOeheel «nders zfln de beschouwingen
over dit onderwerp bg de groote wQsgeereo.
Dezen, met de intuïtieve wijsheid van den
<ininstenMr niét tevreden, zoeken in hun
draagbaar, rede^ke wereW-doonchouwing
oen afgerond denk-sy*teem te bouweu,
waarta «lies, ook de muziek, wordt onder
gebracht.
r ? Wat nu* 4n de beschouwingen dezer
ftannen dlkwtfls mist is: het diep-muzikale
" r|ua Mdeneerhjgen mogen dan
BOK ioo fraai sluiten, men voelt
iets^aan mankeert. Zoo zijn Kants
muziek-aesthetische beschouwinfen gedeel->
telfk Van dien aard, dat Herder niet ten
rechte kon -spreken van «die niedrige
fllkauffassung Kants."
Waardevol vooral zijn de beschouwingen
der dichterlijke wgsgeeren: jean-Jacques
Rousseau, Scnopenhauer. Nietzsche. Dezen
verliezen bij hun uiteenzettingen, dank zij
hun muzikaal gemoed, den, aard van hun
onderwerp "nooit geheel uit het oog,: men
voelt onder ban woorden den
warm-muzikalen gevoelsstroom. , ~
Dit Is de.eerste voorwaarde tot waarde
volle beschouwingen; dlep-muzikaal gevoel.
ld hoeverre'dit bl dr. Be Hartog aanwezig
te duif ik niet beslissen. Alleen: ik ben
nergens getroffen door een zin, door-een
enkel woord, dat mij deed zeggen: kijk,
daar voel je nu ineens-den echt-muzlkale
uit Maar het Is mogelijk, dat dr. De Hartog
muziek-zin heeft, en dat deze slechts ver
borgen ligt onder de verbijsterende massa
citaten, waarmee, zijn brein blijkt vervuld
te zijn. ' ,'.'?'?,.'
Hoe dit ook -zft, mijn voornaamste be
zwaar tegen het boekje Is, dat het niet geef t,
in zoo zuiver mogelijke expressie, een sterke,
zelf-doorvoelde en-doordachte overtuiging.
De schrijver heeft, om eenzijdigheid" te
vermijden, de zaak van alle kanten willen
bekijken. (Terwijl een vraagstuk als dit
slechts uit n gezichtspunt.beschouwd kan
worden: het eigene.
Zoo een eigen, oorspronkelijke overtuiging
echter ontbreekt, is geen geleerdheid en
beleze«heid, hoe groot ook,. In < staat dit
zwakke pnnt te bedekken. Men voelt het,
is niet altijd te zeggen. Men mist
eentteid, waarnaar, zoo ze
aan.-_le«roprdetaftt beelden vaneen
betoog ia *»ste'richting heenwflzeD.,
. De 4avasth\ad det overtuiging spiegelt
zich ook in de zorgelooze terminologie.
Hierop t-it me» reeds in het begin. Hier
wordt betoogd dat de muziek, evenals bet
al-gebcuren, drie%specten toont, waarmee
men, .voor volledige muziek-waardeerjn g,"
rekening moet ho'uden. Deze drie
,kosmièche momenten" zijn dan Uven, Idee en
voj-m, ,
? Wat is met deze woorden bedoeld? Het
teven" definieert dr. de Hartog in het alge
meen als den bentaans-drang , die zich in
alle* openbaart; hier is verwantschap met
Schopenbauers .Wil".
Wat is echter het leven" in de kunst?
De innerlijke bestaansdrang, gevoels-staat,
bewnstzins-verzekerdheid, dat het heelal
is een zee van woelingen, driften, con
flicten"... En speciaal met betrekking tot
de muziek is het .leven": de innerlijke
roering."
?eigingen lieten beheerschen, gedreven door
de grondwet van alle bestaan, die dwingt
tot instandhouding van eigen leven en wer
ken (eonatus suinn esse eonseryanëi).
Het gevolg van deze overtuig ing was de
meening dat die menschen nooit, zooals
Jesaja en anderen van de toekomst droom
den, of Mozes zich voorstelde van het ver
leden en verloren paradijs, in vrede en
eendracht met elkander konden verkeeren,
maar uiteraard in voortdurenden twist en
tweedracht moesten leven.
Dit noemde men destijds den Natuurstaat
en bedoelde met dat woord Staat" in dat
geval niets anders dan toestand." (Het woord
Staat in onze beteekenis is later ingevoerd,
toen gebruikte men daarvoor het woord
Republiek, in 't Hollaadsch Gemeenebest).
Om nu aan dien engeordenden toestand, die
zoowel hun rust als hun vrijheid van han
delen voortdurend verstoorde en belemmerde,
een einde te maken, zijn zij er zegt
Spinoza toe gekomen-aan een of meer
deren uit hun midden het gezag op te
dragea, opdat deze die onophoudelijke geschillen
zoude beslechten en recht spreken.
Daartoe moesten deze personen echter
onvermijdelijk toegerust zijn met voldoende
macht om hun gezag te handhaven en zoo
is alt de wilde samenleving der bandeloozen
(in barbaarsch-Grieksch: anarchisten) ten
slotte het Staatsverband ontstaan. De vesti
ging" van 't Gemeenebest heeft dus oorspron
kelijk niets met den Staatsvorm te maken.
Men sprak van het Gemeenebest der
Russen, der Hollanders, der Turken en der
Engelschen.
Daar de menigte evenwel niets anders
kan zien .dan wat voor oogen is, meent
zQ in dierrvorm altijd het wezen te erkennen.
Spinpza's blik reikte verder. Volgens hem
is de yorm slechts bijzaak, was de grond
slag van den Staat het Gezag en moesten
de burgers dus ook om dat te ste.unen een
groot deel van ieders, persoonlijke macht
en willekeur of liever e&engerechtigheid
(thans individualisme geneeten) aan de
overheid afstaan, om daarmede hetgemeene
recht te handhaven. Nulla societas
subsistere potest absque irnperio etvi. Alleen wie
gelooft tegenstrijdige begrippen tot over
eenstemming te kannen brengen kan zich
een Gemeenebest denken zonder Overheid
of een Overheid zonder Macht.
Handhaving van tucht, regel, orde en wet
is bfl den oproerigen. geest der meeste
menschen het > eerste vëreischte om vrede
ifièttweedemotnent,
w ?**??*' !? u?i* «i iuvK,^ veel beter gesteld.
EerSt wordt de Wee" omschreven als .de
bestendige al-orde, -'die, de tijd-ruimtelijke
at-bewogeaheid doortrekt" terwfll zij later
'weer vereenzelvigd wordt met den al-zin.
Met het ooft op de muz4ek zou de .idee"
zijn: 4e conceptie en doorvoering der Ideëele
bewogenheid". Ik erker* dat ik dit niet kan
begrepen. Ik weet wat conceptie" is, Ik
weet ook wat in de muziek een .doorvoering'*
is, maar het gebed wil mij niet duidelijk
'worden. In elk geval ineen ik in het aange
haalde voldoenden grond te hebben voor
de meening, dat een'weinig taai-kritische
bezinning ook voor een geleerd man als
dr. De Hartog geen overbodige luxe zou zijn.
Wie nu meenen mocht, dat de beteekenis
der termen leven, Wee en vorm In het verdere
betoog uit den samenhang wel duidelijk
wordt, vergist zich. Dr. De Hartog werkt
nl. zijn drieledige onderscheiding niet zelf
uit, maar voert voor elk kosmisch moment"
een gropten 'representant, citaten-sprekend
in.Achtereenvoigensyerschijnententooneele:
Hanstick, de groote \f cgspache
muziek-aestheticus en schrijver ifan ;vöm
MusikaflgchSchönen," als de man van dea Vorm, Hegel
voor de Idee, en eindelijk Schopenhauer,
met .Nietzsche en Wagner in zfjn gevolg,
voor het moment Leven (Wil). '?
De onafgebroken reeks citaten uit de.
werken dezer schrijvers beslaat bijna de
helft van het geheele boekje. Hoe iemand?
kan ,meenen, dat deze aanèenr|ing van de*
meest heterogene uHsptóken tot verhelde
ring van het inzicht in het wezen der muziek"
kan bijdragen, is mij een raadsel.
De zin dezer uitspraken is slechts te ver
staan, zoo wQ die beschouwen in het'verband
hunner geheele leer. Wie een oordeel over
Hanslicks of Schopenhauers
muziek-opvattingen wil hebben,' moet de werken dezer
schrijvers aelfbèstudeeren. De wijze waarop
hier over deze stelsels gehandeld wordt kan
alleen moderne, oppervlakkige waanwijsheid
in de hand werken.
En wfl vernemen zelfs niet wat dr. de
Hartogs standpunt tegenover de represen
tanten is, tenzij men de zeer vage aandui
dingen als zoodanig wil beschouwen. Hij
oordeelt Hanslicks beschouwingen op zich
zelf zeer .waardevol", maar meent dat zij
toch degenen nauwelijks bevredigen"., die
het om de algemeen-menschelijke, kosmische
beteekenis der muziek is te doen. Dit spreekt
vanzelf: voor dezulken is Hanslicks boekje
ook niet bedoeld. De ondertitel luidt: ein
Beitrag zur Revlaio* der Aesthetik der
Tonkunst", en als zoodanig moet het ook
beschouwd worden.
Over Hegels muziek-beschouwing rept
dr. de Hartog met geen woord. Wel ver
klaart hij zich .Verwant aan de intuïtie van
een* Schopenhauer, die het wezen der mu
ziek uit de al-bewogenheid van den levens
drang verstond."-Inderdaad doen zijn be
schouwingen nog het meest denken aan
die van Schopenhauer en Nietzsche. Sterk
is'dit ook het geval, waar hij, aan het slot,
de kosmische beteekenls^er muziek hierin
ziet: dat zij in haar sfeer kan gelden als
Zijn wereld-gangenjftwereld-zangen". Hierin
ligt zeker een schbone en diepe gedachte;
maar waarom moet hierop nu weer terstond
volgen: .Nietzsche icht,..." Wij zfjn zoo
blij, als dr. de Hartog zelf eens van oordeel is.
Voor wfj echter aan deze slotbeschouwing
toekomen wordt in ons brein nog een nieuwe
verwarring gesticht. Als n.l. de represen
tanten der drie komische momenten zijn
IIHIIIIIIIIIIIIIIUIII mui nimiiiiiiiiiiimr iiimiiiiUiiiin
NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP
MotordienstvanTetenburg
DAGELIJKSCHE MOTORDIENST
ITRECHT LEIDEN DEN HMG DELFT
Vleutentchewag. Vtrnht»heviet2S. FynjékadaS. WvinenS
, VICE-VERSA
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiriiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiii
en rust te doen heerschen en daarop voort
bouwende, ontwikkeling en welvaart te
doen gedijen.
Deze inrichting (thans organisatie genaamd)
wordt door de menigte meestal imperialisme
geheeten en veroordeeld. Dit woord dat
heerschappij" beteekent wordt dan meestal
verward «et tyranny" dat dwingelandij"
beduidt.
Heeft men echtrr eenmaal van zijn per
soonlijke macht ten deele afstand gedaan
dan gevoelt men zich natuurlijk in zijn
vrijheid belemmerd. Wie nu inziet dat dit
geschiedt ter wille van 't Gemeen? Best zal
niets anders beoogen dan in enkele opzich
ten een zekere mate van vrijheid gewaar
borgd te zien. (Zie 't Godgeleerd-Staatkundig
vertoog van Spinoza). Wie echter te bekrom
pen is om dat in te zien verlangt naar n iets
anders dan naar omverwerping van 't Gezag.
Dezulken begrijpen niet, zegt Spinoza, dat
als Karel I onthoofd is, terstond
eenCromwell optreedt om hem te vervangen of
wanneer een Czaar uit den weg is geruimd,
onvermijdelijk het schrikbewind der Roode
Garde diens plaats inneemt.
Elk Gemeenebest 't zij dit bestuurd wordt
door een keizer, een koning, eenlge regenten
of de heffe des volks, bestaat uit en door
de kracht van het bestuur en de trouw
der onderdanen of burgers. Elke Staats
regeling moet dus voor alles beoogen deze
beide te verzekeren.
Nu zijn er drie Staatsvormen, de Een
hoofdige, de Veelhpofdige en de
Volksregeering.
In onze hedendaagsche wartaal worden
deze meestal Monarchie, Aristocratie en
Democratie geheeten alle van xpzTziv en
«fX*<w d. i. heerschen" afgeleid.
Spinoza had dus te onderzoeken op welke
wijze onder elk van die vormen het groote
doel van den Staat: de verzekering van
orde en vrijheid het best te verzekeren was.
Om de veiligheid" te bevorderen, trachtte
hij zooveel mogelijk de macht der O verheid
te steunen; om de vrije beweging van den
enkeling zooveel mogelijk ongemoeid te laten,
zocht hij de belangen van Volk en Overheid
zoo nauw mogelijk aan elkanderteverbinden.
Daarbij rekende hij niet op de rede (want
daardoor laat zich het gros der menschen
niet jregeeren), maar op hun voornaamste
hartstochten: te weten, hoop en vrees, eer
zucht en hebzucht. Hij vroeg zich niet af
wat de beste Staatsvorm was, maar alleen,
hoe, gegeven der menschen aanleg een
VERZEN
' van AD w AI T A
Langs grieksche beelden torst een oude vrijster
Achter mooi-groenebiouzehaardubb'letoren;
De Zeuskop kan maar matig haar bekoren;
DeMpuzageet bewondert zeookjiietbflster
Tot plotsce een roep.zoet'lilkala van eenlfjsier,
?Van tusschen't groene heuvelland doet hooren,
De jongen ziend met in zijn voet de doren:
Zoo'a snoesi Het wurm l Hè, had hij
maarkeen pleister!"
'K wou door de zalen van mijn geest je leiden,
Gestaltenrijk van voelen en van denken;
Die kunst en kennis zocht, wilde ik verblijden
Met kennis e* met kunst, mijn gast geschenken:
ij zag alleen 't verdriet; met medelijden
~' g jö. een vrouw, me in 't diepste wezen
krenken.
Ik sprak enthousiast over 't Parthenon,
Hoe'top veerende berg zweefde, als een blank
Snaarinstrument, dat door zijn zuilen, rank,
De wereldlucht tot aan de^ horizon
Maakte tot n akkoord vaa marm'ren klank
Toen plotseling een draaiorgel begon
Door de open deuren, dwars over 't balkon,
Te spugen zfjn kwijldraderig gejank.
En 'k dacht: Ja, Brahman is de Kunstenaar:
Hij, Shakespaere's voorbeeld, zet vlak naast
elkaar
Het hoogverhevene en het laagkomieke;
En wat in Cyrano de Bergerac
De bakker zei, toen men zijn glaswerk brak,
Dacht ik: H casse tont, c'est magnlflque.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiinifiiiiiii
Gemeene Best moest worden Ingericht om
alle dwingelandij te voorkomen en rust en
vrijheid aan alle burgers te verzekeren.
(Zie Opschrift van het Staatkundig Vertoog).
Te dien einde gaat hij achtereenvolgens de
verschillende onderwerpen na, die tot de
Staatszorg gerekend worden te behooren
en door ons in het Koeterwaalsch aan
Departementen van Bestuur worden opge
dragen. Van den Koning, van den Minister
raad, van de weerbaarheid, van de geld
middelen, van de wetenschap, van den
godsdienst.
Met dit plan voor oogen behandelt hij
dus eerst de *lleenheerschappij (Hoofdst. VI)
daarna de Regentenheerschappij en ten
slotte de Volksregeering die echter niet
voltooid is.
Dit een en ander moet men eerst weten om
het verband te begrijpen waarin de woorden
voorkomen, door Just Noll hierbeven aan
gehaald.
Wat Spinoza met die woorden bedoelde
was een zuiver staatskundige maatregel, en
had met wereldhulshoudkunde of sociale
economie niets uit te staan. Met dergelijke
phantasieën hield Spinoza zich niet Op.
Bij de behandeling der Alleenheerschappij
bespreekt hij nu natuurlijk ook het geldelijk
beheer, en wil dan alle grond aan het hoofd
van den Staat afstaan en aan de burgers
verhuren, zoowel om den Vorst onafhanke
lijk te maken van beden en
begrootlngsredevoeringen, als ook om te bereiken dat
ieder burger het meeste belang had bij 't
behoud van den Staat en dus 't belang van
dea enkeling samenviel met dat Staatsbelang
of de Res publica.
Hij voegt daarbij Hst. Vil 8, dat het
verboden moest zfln, aan vreemden geld te
leenen, zooals te Athene wet was, waardoor
ieders belang geheel en al tot dat van den staat
beperkt werd. In de 17de eeuw was het land
bouwbedrijf bovendien aan eiken bedrijfstak
en ieders bestaan verbonden. Zelfs de
vroomheid en de liefdadigheid steunden
daarop. Zoodoende was dan volgens onzen
wijsgeer de band tusschen Regeering en
geregeerden op hechte grondslagen geves
tigd. De landsheerlij ke staatsinrichting was
hiervan het model. Men vindt deze
rechfsonderstelliag nog in Engeland, waar al het
land aan den koning behoort, en treft haar
tevens aan in het Godsrijk der Joden, waarin
al het land van Palestina als een voorkeur
recht aan Israël was toebedeeld door hun
koning Jehova.
uitgesproken, gaat dr. de Hartog over tot
nadere overwegingen" en voe*rt hiertoe «en
fonkel-nieuwe /wee-ledige onderscheiding in.
Nu is plotseling de muziek te beschouwen:
a) als kunst der onbestemde tijd-ruimtelijk
uitgebreide, Innerljfke levens-bewogenheld",
(excusez du peu).
6) als kunst van Betonden rftjtfftmas, maat,
harmonie, melodie." Op deze merkwaardige
onderscheiding, wier verhouding tot dé' drie
ledige van straks niet wordt opgehelderd,
zal Tk niet verder Ingaan. Ik wijs alleen op
de taal, die nu geleken gaat op hoogge
stemde poëzie, vol van de uitzonderlfjkste
beelden, die elkaar in beklemmende hoe
veelheid opvolgen. Men iioore dezen zin:
wie levenszin, al-besef heeft weet, dat uit
de grondelooz; mysteriën van den levens- ,
vloed sirenen-zangen" opwaken en de
verzonken steden(Vineta)haar klachten luiden.
Der Menschheit ganzer Jammer fasst mich
an" (Faust), het wereld-wee klaagt aan de
ziele-vensteren, de al-jubel voert planten
en dferen en menschen op ten reie-dans.
waar de muziek haar nacht-stemmen oproept,
haar dage-zegen spreidt over het bewogen
levensdiep." >
Vooral het beeld van den reidans van
planten en dieren is treffend. Als kind had
ik een prentenboek het Bal der Dieren";
dit komt mij bij deze passage telkens voor
den geest.
Tot slot vermeld ik nog een eigenaardig
verzoek, dat dr. De Hartog, op de voorlaatste
bladzijde van zijn boekje, aan den lezer doet.
Hij vraagt daar, ter voorkoming van mis
verstand" vergunning op te merken, dat hrj
wellicht de woorden leven, Idee en vorm
eenigszins anders geaccentueerd" heeft
gebezigd dan b.v. een Hanslick. ?
Niemand zal zoo onheusch zijn de ver
gunning tot een zoodanige opmerking te
weigeren. Maar of de misverstanden nog
kunnen worden voorkomen?/
H. GILTAY
Hfj ligt er nog, de steen; een jaa» geleden
Heb 'k zelf hem daar gelegd; en ik herken
Heel goed de plek, vlak naast die scheve den,
Waar't zandpad, wit.loopt naar de hei beneden.
'K dacht vaag: Wat 'k doe,*_l?kt op wat
Pharao's deden;
Eenzelfde ontzetting vroeg in mij en hen:
Alles vergaat; ben Ik niet, die Ik ben
En was en blijven zal in eeuwlgheden?
Ik was gaan liggen, T hoofd dicht bij de steen.
En die, in 't langzaam dieper donker scheen
Een monument, egyptisch oud en groet.
Een kleine ster erboven. 'K dacht: Zijn licht
Vertrok, toen 't graf van Rhamses werd ge
sticht.
En 'k voelde duid'IJJk: 'k was zijn tijdgenoot.
Het heele landschap heeft de zon vertaald
'T aardappelveld in niet hoog artistiek,
Maar deg'lük proza; kleurige lyriek'
Geeft 't koornland in een stfll, die vlamt
en straalt;
Episch in kleur, in vorm, in klank, verhaalt
De elk van zijn zonneheros in epiek;
De populieren zoeken 't in tragiek,
Hoe op 't geen hoogstreeft, 't noodlot
bliksemstraalt;
Paarse ernst van groene rooie-kool herhaalt
De humor van wat klein schijnt en komiek;
Wetend, wat recht is, en dat hij nooit faalt,
Knikt wijs de den welwillende kritiek:
Uit de onvertaalbare ontzagg'lQke daalt
Een lof op 't literaire mozaïek.
Nieuwe Boeken van deze Weet
Charivarius gaf een vijfde bundel
RuizeRijmen. H. D. Tjeenk Willink en Zoon te
Haarlem verzorgden de uitgave.
Van J. Eigenhuis verscheen een roman uit
den tijd van de veertiger jaren der 16e eeuw,
onder de regeering van Maria van Hongarije,
de zuster van Keizer Karel V, .onder den
titel De Schout van Amsterdam, met een
omslagteekening van G. Westermann, bij
N. V. v. h. P. M. Wink, Zalt-Bommel.
Van Jo van Ammers-Kullers'; De Roman
van een Student verscheen bij ff. D. Tjeenk
Willink en Zoon te Haarlem een tweede
druk.
Een enkeling in de massa noemt Jan van
Loveren zijn indrukken uit dezen mobilisatie
tijd, welke brj H. D. Tjeenk Willink en Zoon
te Haarlem het licht zagen.
Bij denzelfden uitgever verscheen: dr.
G. Boyer van Cleef, Scheikunde In dienst
van den Mensen, met portretten en afbeel
dingen.
Van Louis Couperus verscheen een antieke
avonturenroman, zonder psychologie, zonder
symboliek, realistisch noch naturalistisch",
zooals hij in een Aan den Lezer" zegt,
getiteld: De Verliefde Ezel, bij NQgh en
van Ditmar's Uitgevers-Mij, te Rotterdam.
Het aantal letterkundige leesboeken Is
weder met n vermeerderd. E. F. van de
Bilt stelde een letterkundig leesboek voor
leerlingen van M.U.L.O.-scholensamen.
Wolters te Groningen gaf het uit, welke firma
eveneens de eerste bundel van Jan Llgthart,
over: Opvoeding het licht deed zien.
Invalid-Portwijn
? E BESTE MIDDA6DRANK !3.-p. flasch
WlohaoM i» BarbsnsM, 61 Awtol, Anutordaa
Als Spinoza nu vervolgens in Hoofdst.
VIII de Regentenregeering of het
Veelhoofdig Bewind in behandeling neemt, acht hij
hierbij een geheel andere regeling der geld
middelen gewenscht.
In een de r ge) rj ken staat, zegt hij, zijn de
burgers in twee groepen verdeeld. De Pa
triciërs die regeeren en de anderen die
geregeerd worden. Destijds trokken zich
degenen die geen ambtenaren waren weinig
aan van het Gemeenebest.
Om deze burgerij nu aan den staat te
binden stelde Spinoza aan hen de akkers en
huizen te verkoopen, wat in verband met
zQn verbod van buitenlandsche geldleeningen
den enkeling nog sterker bond aan den
grond waar eens zijn wieg op stond.
Menschen die geen grond bezitten zijn
wereldburgers en. meestal weinig vaderlands
lievend.
De Joodsche natie die door 't jubeljaar
van duurzaam bezit verzekerd meent te
zijn, wil geen Hectare bezitten in 't land der
Vreemdelmgschap en acht nog heden ten
dage het Godsrijk nergens te verwezenlijken
dan op den bodem van Palestina.
Om echter aan den Staat ook iets van
de jaarlfjksche opbrengst te doen toekomen
schreef Spinoza een zeker qnotum voor,
dat toen in Holland gebruikelijk was en
nu, zelfs naast vermogens- en inkomsten
belasting nog altijd geheven wordt onder
den naam van Grondbelasting.
Zoo zien wij dat Spinoza zQn voorschrift
niet heett gegeven als een middel tot be
vordering van volkswelvaart maar zuiver
als een maatregel tot versterking van 't vor
stelijk gezag en tot bevestiging van den band
tusschen volk en vorst.
Ten opzichte van een veelhoofdlg bewind
als in onze staatsregeling is uitgebeeld, beval
hij daarentegen het grondbezit of den grond
eigendom van enkelingen ten zeerste aan.
Wie grond bezit hecht zich aan het land
waarin die grond is gelegen zooals b.v.
Nederland aan zijne bezittingen in andere
werelddeelen.
Uit een en ander blijkt dunkt mij ten
duidelijkste dat Just Noll, Splnoza's.woor
den niet tot leiddraad van zijn geschrift had
mogen gebruiken en verkeerd heeft toege
past en tevens, dat die woorden yclstrekt
geen scheppingen der verbeelding zijn, maar
diep doordachte .Consideratiën van Staat"
gespeend aan alle imaginatie, als zijnde
deze.een der meest onzuivere kennis bronnen.
Dr. W. MEIJER