De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 7 december pagina 9

7 december 1918 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

l l I l , VOOR HEDBRLAND O» Affif- Hut» *fep i;*^^ ' ?UMHHiiwiiMHiimiililHtilHlHlHIHiniimriHiiuiJiiuii f i^'?:or ?i, ';?' i-i? ? ?__ ' r*, S?^" tftdj W:, door dr. A, H. DE dtuk, A. H. Krnyt, via dit boekje l maareen verhaade .. ^ manlek, als probleem i-^m*^. OPk voor Vmenschea Wordt door het te zijn wereld levens- ett wereldbete» kunnen ons de wetenschap niet dl? bib beschouwt de, vert wSrkenrlwze aandacht en i ttf»9* «ut fta» wetenschapIer te «söiezen, zich van alle dtr dingen kunnen wij slechts naar 4e «eesteïflke nprmen, die wij > dos dragen. Zoo is ook de levenswaarde * atnibek Hechte te voelen, nooit kan zij worden ingezien. En waar t dan het elgea gevoel-tot ,_ ,, Ing heeft, ia het subjectieve tóer 'aBèr^wardetóBglileirmee gegeven. et, trots alle individueele vereW, wef degelijk algemeen-mennormen, die bïeen bepaalden t_van ontwikkeling zich in ieder men li mi te ,verwach*en, dat de leveris" * muziek He? zuiverst is gevoeld i wier teven n was met de mumrtlcHterB. Maar het Is fe ehwpeadea ovet net ??et iflat ultzoöderlngen, b. v, «wj*.!i^ J!£ T * de muziek LZeoliebben wij van woord: Musöc Ist als afle Weisheit nnd zljo ideale levens jaar uit deze woorntóHts, als* deVQottMënschen pSnèra OCf QottiMat verbreiten." a Hgt'voor hém, die verheven levensbeHQ weet zich Lewta&erzekering Maatschappij >WI>l»on»pleln 11 '..TARIEVEN nniiuiiiiiiiiiiiiiiuiui SPINOZA'sLEERAANGAANDEHET BEHEER DER STAAT6GELD; MIDDELEN ' > f Naar aanleiding vaa een artikel over Sociale Rente In , de Amsterdammer" van 26 Vctober j l.) .Just Noll Is de naam van een schrijver die in een boekje van 8 bladzijden zonder' veel geleerdheid (wat tegenwoordig een verdienste schijnt te zQn) het groote raadsel van het algemeen welzijn grondig heeft op gelost. Dit beekje heeft tot Opschrift Eureka en tot leidende gedachte (Motto) de volgende woorden van Spinoza. * De bouwgrond, zoowel als de bodem in . zfln geheel, en zoo mogelijk ook de huizen ? moeten Staatseigendom zijn, dat wil zeggen, vaa hem die regeert; en door dezen v«»r een jaarlQkschen huurprijs aan de burgers,; dJ. aan stedelingen zoowel als landbouwers' Vferhuurd worden. Overigens mceten allen la vredestijd van alle eobrengsten en be,' lastlngen vrflgesteld zijn," Deze woerden zijn «ntleend aan Hoofdst. VI, 12, van het Staatkundig Vertoog van ? Spinoz*. ? Wie nu Eureka leest met dit Motto zou allicht kunnen'denken dat Spinoza evenals de hee* Just Noll S. H. de leer van het communisme was toegedaan. Dr. Van Beden hield deze zinsnede voor den min «f meer phantastischen eisen van eea phllosoooh. ~ Het xfi endergeteekende vergund tegenover deze beide meeniagen, zijn opvatting en ver klaring der woorden van: ; Spinoza nader uiteen te zetten. ? De wijsgeer heeft op verzoek van een zQner vrienden een Staatkundig Vertoog Jolgen» zijn wflsgèerige wijze van denken (aetjiode) is hij begonnen met een onder,raoek naar wezen, grondslag en doel vaa , «aten. Staat en heeft hij hierbij getracht ?.'MÉseoveel mogettr te onthouden van alle ??: spel dof verbeelding (pjiantasie), omdat zJ. ' 'de Staatkunde een bfl uitstek voor toepas* - «taf bestemde" (technische) wetenschap was, , ? jejM&ehtèrlflke scheppingen als die van Morus, ; i BÉeon, Jesaja, Augustlnusen Ovidlus daarbjj ,', :.To}strekt onbruikbaar en nutteloos moesten ,; acht worden (Hoofdst. I, 1). ?i-.; ZQn oordeel over de menschen door wie \ "^oor wle 4e staat eigenlgk gesticht wordt, dat ze allen zich door hun lusten en als priester uitverkoren - den zejpn dier QoddéHjke openbaring, .die muziek ta, den messchen .te brengen Maar veel redeneerden «ver <leze dingen was hem ntet lief: .Religlon und Oefieralbass rind belde in sich abgeschlossene Dinge, Ober die man nicht welter 4l«putieren soil". rOeheel «nders zfln de beschouwingen over dit onderwerp bg de groote wQsgeereo. Dezen, met de intuïtieve wijsheid van den <ininstenMr niét tevreden, zoeken in hun draagbaar, rede^ke wereW-doonchouwing oen afgerond denk-sy*teem te bouweu, waarta «lies, ook de muziek, wordt onder gebracht. r ? Wat nu* 4n de beschouwingen dezer ftannen dlkwtfls mist is: het diep-muzikale " r|ua Mdeneerhjgen mogen dan BOK ioo fraai sluiten, men voelt iets^aan mankeert. Zoo zijn Kants muziek-aesthetische beschouwinfen gedeel-> telfk Van dien aard, dat Herder niet ten rechte kon -spreken van «die niedrige fllkauffassung Kants." Waardevol vooral zijn de beschouwingen der dichterlijke wgsgeeren: jean-Jacques Rousseau, Scnopenhauer. Nietzsche. Dezen verliezen bij hun uiteenzettingen, dank zij hun muzikaal gemoed, den, aard van hun onderwerp "nooit geheel uit het oog,: men voelt onder ban woorden den warm-muzikalen gevoelsstroom. , ~ Dit Is de.eerste voorwaarde tot waarde volle beschouwingen; dlep-muzikaal gevoel. ld hoeverre'dit bl dr. Be Hartog aanwezig te duif ik niet beslissen. Alleen: ik ben nergens getroffen door een zin, door-een enkel woord, dat mij deed zeggen: kijk, daar voel je nu ineens-den echt-muzlkale uit Maar het Is mogelijk, dat dr. De Hartog muziek-zin heeft, en dat deze slechts ver borgen ligt onder de verbijsterende massa citaten, waarmee, zijn brein blijkt vervuld te zijn. ' ,'.'?'?,.' Hoe dit ook -zft, mijn voornaamste be zwaar tegen het boekje Is, dat het niet geef t, in zoo zuiver mogelijke expressie, een sterke, zelf-doorvoelde en-doordachte overtuiging. De schrijver heeft, om eenzijdigheid" te vermijden, de zaak van alle kanten willen bekijken. (Terwijl een vraagstuk als dit slechts uit n gezichtspunt.beschouwd kan worden: het eigene. Zoo een eigen, oorspronkelijke overtuiging echter ontbreekt, is geen geleerdheid en beleze«heid, hoe groot ook,. In < staat dit zwakke pnnt te bedekken. Men voelt het, is niet altijd te zeggen. Men mist eentteid, waarnaar, zoo ze aan.-_le«roprdetaftt beelden vaneen betoog ia *»ste'richting heenwflzeD., . De 4avasth\ad det overtuiging spiegelt zich ook in de zorgelooze terminologie. Hierop t-it me» reeds in het begin. Hier wordt betoogd dat de muziek, evenals bet al-gebcuren, drie%specten toont, waarmee men, .voor volledige muziek-waardeerjn g," rekening moet ho'uden. Deze drie ,kosmièche momenten" zijn dan Uven, Idee en voj-m, , ? Wat is met deze woorden bedoeld? Het teven" definieert dr. de Hartog in het alge meen als den bentaans-drang , die zich in alle* openbaart; hier is verwantschap met Schopenbauers .Wil". Wat is echter het leven" in de kunst? De innerlijke bestaansdrang, gevoels-staat, bewnstzins-verzekerdheid, dat het heelal is een zee van woelingen, driften, con flicten"... En speciaal met betrekking tot de muziek is het .leven": de innerlijke roering." ?eigingen lieten beheerschen, gedreven door de grondwet van alle bestaan, die dwingt tot instandhouding van eigen leven en wer ken (eonatus suinn esse eonseryanëi). Het gevolg van deze overtuig ing was de meening dat die menschen nooit, zooals Jesaja en anderen van de toekomst droom den, of Mozes zich voorstelde van het ver leden en verloren paradijs, in vrede en eendracht met elkander konden verkeeren, maar uiteraard in voortdurenden twist en tweedracht moesten leven. Dit noemde men destijds den Natuurstaat en bedoelde met dat woord Staat" in dat geval niets anders dan toestand." (Het woord Staat in onze beteekenis is later ingevoerd, toen gebruikte men daarvoor het woord Republiek, in 't Hollaadsch Gemeenebest). Om nu aan dien engeordenden toestand, die zoowel hun rust als hun vrijheid van han delen voortdurend verstoorde en belemmerde, een einde te maken, zijn zij er zegt Spinoza toe gekomen-aan een of meer deren uit hun midden het gezag op te dragea, opdat deze die onophoudelijke geschillen zoude beslechten en recht spreken. Daartoe moesten deze personen echter onvermijdelijk toegerust zijn met voldoende macht om hun gezag te handhaven en zoo is alt de wilde samenleving der bandeloozen (in barbaarsch-Grieksch: anarchisten) ten slotte het Staatsverband ontstaan. De vesti ging" van 't Gemeenebest heeft dus oorspron kelijk niets met den Staatsvorm te maken. Men sprak van het Gemeenebest der Russen, der Hollanders, der Turken en der Engelschen. Daar de menigte evenwel niets anders kan zien .dan wat voor oogen is, meent zQ in dierrvorm altijd het wezen te erkennen. Spinpza's blik reikte verder. Volgens hem is de yorm slechts bijzaak, was de grond slag van den Staat het Gezag en moesten de burgers dus ook om dat te ste.unen een groot deel van ieders, persoonlijke macht en willekeur of liever e&engerechtigheid (thans individualisme geneeten) aan de overheid afstaan, om daarmede hetgemeene recht te handhaven. Nulla societas subsistere potest absque irnperio etvi. Alleen wie gelooft tegenstrijdige begrippen tot over eenstemming te kannen brengen kan zich een Gemeenebest denken zonder Overheid of een Overheid zonder Macht. Handhaving van tucht, regel, orde en wet is bfl den oproerigen. geest der meeste menschen het > eerste vëreischte om vrede ifièttweedemotnent, w ?**??*' !? u?i* «i iuvK,^ veel beter gesteld. EerSt wordt de Wee" omschreven als .de bestendige al-orde, -'die, de tijd-ruimtelijke at-bewogeaheid doortrekt" terwfll zij later 'weer vereenzelvigd wordt met den al-zin. Met het ooft op de muz4ek zou de .idee" zijn: 4e conceptie en doorvoering der Ideëele bewogenheid". Ik erker* dat ik dit niet kan begrepen. Ik weet wat conceptie" is, Ik weet ook wat in de muziek een .doorvoering'* is, maar het gebed wil mij niet duidelijk 'worden. In elk geval ineen ik in het aange haalde voldoenden grond te hebben voor de meening, dat een'weinig taai-kritische bezinning ook voor een geleerd man als dr. De Hartog geen overbodige luxe zou zijn. Wie nu meenen mocht, dat de beteekenis der termen leven, Wee en vorm In het verdere betoog uit den samenhang wel duidelijk wordt, vergist zich. Dr. De Hartog werkt nl. zijn drieledige onderscheiding niet zelf uit, maar voert voor elk kosmisch moment" een gropten 'representant, citaten-sprekend in.Achtereenvoigensyerschijnententooneele: Hanstick, de groote \f cgspache muziek-aestheticus en schrijver ifan ;vöm MusikaflgchSchönen," als de man van dea Vorm, Hegel voor de Idee, en eindelijk Schopenhauer, met .Nietzsche en Wagner in zfjn gevolg, voor het moment Leven (Wil). '? De onafgebroken reeks citaten uit de. werken dezer schrijvers beslaat bijna de helft van het geheele boekje. Hoe iemand? kan ,meenen, dat deze aanèenr|ing van de* meest heterogene uHsptóken tot verhelde ring van het inzicht in het wezen der muziek" kan bijdragen, is mij een raadsel. De zin dezer uitspraken is slechts te ver staan, zoo wQ die beschouwen in het'verband hunner geheele leer. Wie een oordeel over Hanslicks of Schopenhauers muziek-opvattingen wil hebben,' moet de werken dezer schrijvers aelfbèstudeeren. De wijze waarop hier over deze stelsels gehandeld wordt kan alleen moderne, oppervlakkige waanwijsheid in de hand werken. En wfl vernemen zelfs niet wat dr. de Hartogs standpunt tegenover de represen tanten is, tenzij men de zeer vage aandui dingen als zoodanig wil beschouwen. Hij oordeelt Hanslicks beschouwingen op zich zelf zeer .waardevol", maar meent dat zij toch degenen nauwelijks bevredigen"., die het om de algemeen-menschelijke, kosmische beteekenis der muziek is te doen. Dit spreekt vanzelf: voor dezulken is Hanslicks boekje ook niet bedoeld. De ondertitel luidt: ein Beitrag zur Revlaio* der Aesthetik der Tonkunst", en als zoodanig moet het ook beschouwd worden. Over Hegels muziek-beschouwing rept dr. de Hartog met geen woord. Wel ver klaart hij zich .Verwant aan de intuïtie van een* Schopenhauer, die het wezen der mu ziek uit de al-bewogenheid van den levens drang verstond."-Inderdaad doen zijn be schouwingen nog het meest denken aan die van Schopenhauer en Nietzsche. Sterk is'dit ook het geval, waar hij, aan het slot, de kosmische beteekenls^er muziek hierin ziet: dat zij in haar sfeer kan gelden als Zijn wereld-gangenjftwereld-zangen". Hierin ligt zeker een schbone en diepe gedachte; maar waarom moet hierop nu weer terstond volgen: .Nietzsche icht,..." Wij zfjn zoo blij, als dr. de Hartog zelf eens van oordeel is. Voor wfj echter aan deze slotbeschouwing toekomen wordt in ons brein nog een nieuwe verwarring gesticht. Als n.l. de represen tanten der drie komische momenten zijn IIHIIIIIIIIIIIIIIUIII mui nimiiiiiiiiiiimr iiimiiiiUiiiin NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP MotordienstvanTetenburg DAGELIJKSCHE MOTORDIENST ITRECHT LEIDEN DEN HMG DELFT Vleutentchewag. Vtrnht»heviet2S. FynjékadaS. WvinenS , VICE-VERSA iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiriiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiii en rust te doen heerschen en daarop voort bouwende, ontwikkeling en welvaart te doen gedijen. Deze inrichting (thans organisatie genaamd) wordt door de menigte meestal imperialisme geheeten en veroordeeld. Dit woord dat heerschappij" beteekent wordt dan meestal verward «et tyranny" dat dwingelandij" beduidt. Heeft men echtrr eenmaal van zijn per soonlijke macht ten deele afstand gedaan dan gevoelt men zich natuurlijk in zijn vrijheid belemmerd. Wie nu inziet dat dit geschiedt ter wille van 't Gemeen? Best zal niets anders beoogen dan in enkele opzich ten een zekere mate van vrijheid gewaar borgd te zien. (Zie 't Godgeleerd-Staatkundig vertoog van Spinoza). Wie echter te bekrom pen is om dat in te zien verlangt naar n iets anders dan naar omverwerping van 't Gezag. Dezulken begrijpen niet, zegt Spinoza, dat als Karel I onthoofd is, terstond eenCromwell optreedt om hem te vervangen of wanneer een Czaar uit den weg is geruimd, onvermijdelijk het schrikbewind der Roode Garde diens plaats inneemt. Elk Gemeenebest 't zij dit bestuurd wordt door een keizer, een koning, eenlge regenten of de heffe des volks, bestaat uit en door de kracht van het bestuur en de trouw der onderdanen of burgers. Elke Staats regeling moet dus voor alles beoogen deze beide te verzekeren. Nu zijn er drie Staatsvormen, de Een hoofdige, de Veelhpofdige en de Volksregeering. In onze hedendaagsche wartaal worden deze meestal Monarchie, Aristocratie en Democratie geheeten alle van xpzTziv en «fX*<w d. i. heerschen" afgeleid. Spinoza had dus te onderzoeken op welke wijze onder elk van die vormen het groote doel van den Staat: de verzekering van orde en vrijheid het best te verzekeren was. Om de veiligheid" te bevorderen, trachtte hij zooveel mogelijk de macht der O verheid te steunen; om de vrije beweging van den enkeling zooveel mogelijk ongemoeid te laten, zocht hij de belangen van Volk en Overheid zoo nauw mogelijk aan elkanderteverbinden. Daarbij rekende hij niet op de rede (want daardoor laat zich het gros der menschen niet jregeeren), maar op hun voornaamste hartstochten: te weten, hoop en vrees, eer zucht en hebzucht. Hij vroeg zich niet af wat de beste Staatsvorm was, maar alleen, hoe, gegeven der menschen aanleg een VERZEN ' van AD w AI T A Langs grieksche beelden torst een oude vrijster Achter mooi-groenebiouzehaardubb'letoren; De Zeuskop kan maar matig haar bekoren; DeMpuzageet bewondert zeookjiietbflster Tot plotsce een roep.zoet'lilkala van eenlfjsier, ?Van tusschen't groene heuvelland doet hooren, De jongen ziend met in zijn voet de doren: Zoo'a snoesi Het wurm l Hè, had hij maarkeen pleister!" 'K wou door de zalen van mijn geest je leiden, Gestaltenrijk van voelen en van denken; Die kunst en kennis zocht, wilde ik verblijden Met kennis e* met kunst, mijn gast geschenken: ij zag alleen 't verdriet; met medelijden ~' g jö. een vrouw, me in 't diepste wezen krenken. Ik sprak enthousiast over 't Parthenon, Hoe'top veerende berg zweefde, als een blank Snaarinstrument, dat door zijn zuilen, rank, De wereldlucht tot aan de^ horizon Maakte tot n akkoord vaa marm'ren klank Toen plotseling een draaiorgel begon Door de open deuren, dwars over 't balkon, Te spugen zfjn kwijldraderig gejank. En 'k dacht: Ja, Brahman is de Kunstenaar: Hij, Shakespaere's voorbeeld, zet vlak naast elkaar Het hoogverhevene en het laagkomieke; En wat in Cyrano de Bergerac De bakker zei, toen men zijn glaswerk brak, Dacht ik: H casse tont, c'est magnlflque. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiinifiiiiiii Gemeene Best moest worden Ingericht om alle dwingelandij te voorkomen en rust en vrijheid aan alle burgers te verzekeren. (Zie Opschrift van het Staatkundig Vertoog). Te dien einde gaat hij achtereenvolgens de verschillende onderwerpen na, die tot de Staatszorg gerekend worden te behooren en door ons in het Koeterwaalsch aan Departementen van Bestuur worden opge dragen. Van den Koning, van den Minister raad, van de weerbaarheid, van de geld middelen, van de wetenschap, van den godsdienst. Met dit plan voor oogen behandelt hij dus eerst de *lleenheerschappij (Hoofdst. VI) daarna de Regentenheerschappij en ten slotte de Volksregeering die echter niet voltooid is. Dit een en ander moet men eerst weten om het verband te begrijpen waarin de woorden voorkomen, door Just Noll hierbeven aan gehaald. Wat Spinoza met die woorden bedoelde was een zuiver staatskundige maatregel, en had met wereldhulshoudkunde of sociale economie niets uit te staan. Met dergelijke phantasieën hield Spinoza zich niet Op. Bij de behandeling der Alleenheerschappij bespreekt hij nu natuurlijk ook het geldelijk beheer, en wil dan alle grond aan het hoofd van den Staat afstaan en aan de burgers verhuren, zoowel om den Vorst onafhanke lijk te maken van beden en begrootlngsredevoeringen, als ook om te bereiken dat ieder burger het meeste belang had bij 't behoud van den Staat en dus 't belang van dea enkeling samenviel met dat Staatsbelang of de Res publica. Hij voegt daarbij Hst. Vil 8, dat het verboden moest zfln, aan vreemden geld te leenen, zooals te Athene wet was, waardoor ieders belang geheel en al tot dat van den staat beperkt werd. In de 17de eeuw was het land bouwbedrijf bovendien aan eiken bedrijfstak en ieders bestaan verbonden. Zelfs de vroomheid en de liefdadigheid steunden daarop. Zoodoende was dan volgens onzen wijsgeer de band tusschen Regeering en geregeerden op hechte grondslagen geves tigd. De landsheerlij ke staatsinrichting was hiervan het model. Men vindt deze rechfsonderstelliag nog in Engeland, waar al het land aan den koning behoort, en treft haar tevens aan in het Godsrijk der Joden, waarin al het land van Palestina als een voorkeur recht aan Israël was toebedeeld door hun koning Jehova. uitgesproken, gaat dr. de Hartog over tot nadere overwegingen" en voe*rt hiertoe «en fonkel-nieuwe /wee-ledige onderscheiding in. Nu is plotseling de muziek te beschouwen: a) als kunst der onbestemde tijd-ruimtelijk uitgebreide, Innerljfke levens-bewogenheld", (excusez du peu). 6) als kunst van Betonden rftjtfftmas, maat, harmonie, melodie." Op deze merkwaardige onderscheiding, wier verhouding tot dé' drie ledige van straks niet wordt opgehelderd, zal Tk niet verder Ingaan. Ik wijs alleen op de taal, die nu geleken gaat op hoogge stemde poëzie, vol van de uitzonderlfjkste beelden, die elkaar in beklemmende hoe veelheid opvolgen. Men iioore dezen zin: wie levenszin, al-besef heeft weet, dat uit de grondelooz; mysteriën van den levens- , vloed sirenen-zangen" opwaken en de verzonken steden(Vineta)haar klachten luiden. Der Menschheit ganzer Jammer fasst mich an" (Faust), het wereld-wee klaagt aan de ziele-vensteren, de al-jubel voert planten en dferen en menschen op ten reie-dans. waar de muziek haar nacht-stemmen oproept, haar dage-zegen spreidt over het bewogen levensdiep." > Vooral het beeld van den reidans van planten en dieren is treffend. Als kind had ik een prentenboek het Bal der Dieren"; dit komt mij bij deze passage telkens voor den geest. Tot slot vermeld ik nog een eigenaardig verzoek, dat dr. De Hartog, op de voorlaatste bladzijde van zijn boekje, aan den lezer doet. Hij vraagt daar, ter voorkoming van mis verstand" vergunning op te merken, dat hrj wellicht de woorden leven, Idee en vorm eenigszins anders geaccentueerd" heeft gebezigd dan b.v. een Hanslick. ? Niemand zal zoo onheusch zijn de ver gunning tot een zoodanige opmerking te weigeren. Maar of de misverstanden nog kunnen worden voorkomen?/ H. GILTAY Hfj ligt er nog, de steen; een jaa» geleden Heb 'k zelf hem daar gelegd; en ik herken Heel goed de plek, vlak naast die scheve den, Waar't zandpad, wit.loopt naar de hei beneden. 'K dacht vaag: Wat 'k doe,*_l?kt op wat Pharao's deden; Eenzelfde ontzetting vroeg in mij en hen: Alles vergaat; ben Ik niet, die Ik ben En was en blijven zal in eeuwlgheden? Ik was gaan liggen, T hoofd dicht bij de steen. En die, in 't langzaam dieper donker scheen Een monument, egyptisch oud en groet. Een kleine ster erboven. 'K dacht: Zijn licht Vertrok, toen 't graf van Rhamses werd ge sticht. En 'k voelde duid'IJJk: 'k was zijn tijdgenoot. Het heele landschap heeft de zon vertaald 'T aardappelveld in niet hoog artistiek, Maar deg'lük proza; kleurige lyriek' Geeft 't koornland in een stfll, die vlamt en straalt; Episch in kleur, in vorm, in klank, verhaalt De elk van zijn zonneheros in epiek; De populieren zoeken 't in tragiek, Hoe op 't geen hoogstreeft, 't noodlot bliksemstraalt; Paarse ernst van groene rooie-kool herhaalt De humor van wat klein schijnt en komiek; Wetend, wat recht is, en dat hij nooit faalt, Knikt wijs de den welwillende kritiek: Uit de onvertaalbare ontzagg'lQke daalt Een lof op 't literaire mozaïek. Nieuwe Boeken van deze Weet Charivarius gaf een vijfde bundel RuizeRijmen. H. D. Tjeenk Willink en Zoon te Haarlem verzorgden de uitgave. Van J. Eigenhuis verscheen een roman uit den tijd van de veertiger jaren der 16e eeuw, onder de regeering van Maria van Hongarije, de zuster van Keizer Karel V, .onder den titel De Schout van Amsterdam, met een omslagteekening van G. Westermann, bij N. V. v. h. P. M. Wink, Zalt-Bommel. Van Jo van Ammers-Kullers'; De Roman van een Student verscheen bij ff. D. Tjeenk Willink en Zoon te Haarlem een tweede druk. Een enkeling in de massa noemt Jan van Loveren zijn indrukken uit dezen mobilisatie tijd, welke brj H. D. Tjeenk Willink en Zoon te Haarlem het licht zagen. Bij denzelfden uitgever verscheen: dr. G. Boyer van Cleef, Scheikunde In dienst van den Mensen, met portretten en afbeel dingen. Van Louis Couperus verscheen een antieke avonturenroman, zonder psychologie, zonder symboliek, realistisch noch naturalistisch", zooals hij in een Aan den Lezer" zegt, getiteld: De Verliefde Ezel, bij NQgh en van Ditmar's Uitgevers-Mij, te Rotterdam. Het aantal letterkundige leesboeken Is weder met n vermeerderd. E. F. van de Bilt stelde een letterkundig leesboek voor leerlingen van M.U.L.O.-scholensamen. Wolters te Groningen gaf het uit, welke firma eveneens de eerste bundel van Jan Llgthart, over: Opvoeding het licht deed zien. Invalid-Portwijn ? E BESTE MIDDA6DRANK !3.-p. flasch WlohaoM i» BarbsnsM, 61 Awtol, Anutordaa Als Spinoza nu vervolgens in Hoofdst. VIII de Regentenregeering of het Veelhoofdig Bewind in behandeling neemt, acht hij hierbij een geheel andere regeling der geld middelen gewenscht. In een de r ge) rj ken staat, zegt hij, zijn de burgers in twee groepen verdeeld. De Pa triciërs die regeeren en de anderen die geregeerd worden. Destijds trokken zich degenen die geen ambtenaren waren weinig aan van het Gemeenebest. Om deze burgerij nu aan den staat te binden stelde Spinoza aan hen de akkers en huizen te verkoopen, wat in verband met zQn verbod van buitenlandsche geldleeningen den enkeling nog sterker bond aan den grond waar eens zijn wieg op stond. Menschen die geen grond bezitten zijn wereldburgers en. meestal weinig vaderlands lievend. De Joodsche natie die door 't jubeljaar van duurzaam bezit verzekerd meent te zijn, wil geen Hectare bezitten in 't land der Vreemdelmgschap en acht nog heden ten dage het Godsrijk nergens te verwezenlijken dan op den bodem van Palestina. Om echter aan den Staat ook iets van de jaarlfjksche opbrengst te doen toekomen schreef Spinoza een zeker qnotum voor, dat toen in Holland gebruikelijk was en nu, zelfs naast vermogens- en inkomsten belasting nog altijd geheven wordt onder den naam van Grondbelasting. Zoo zien wij dat Spinoza zQn voorschrift niet heett gegeven als een middel tot be vordering van volkswelvaart maar zuiver als een maatregel tot versterking van 't vor stelijk gezag en tot bevestiging van den band tusschen volk en vorst. Ten opzichte van een veelhoofdlg bewind als in onze staatsregeling is uitgebeeld, beval hij daarentegen het grondbezit of den grond eigendom van enkelingen ten zeerste aan. Wie grond bezit hecht zich aan het land waarin die grond is gelegen zooals b.v. Nederland aan zijne bezittingen in andere werelddeelen. Uit een en ander blijkt dunkt mij ten duidelijkste dat Just Noll, Splnoza's.woor den niet tot leiddraad van zijn geschrift had mogen gebruiken en verkeerd heeft toege past en tevens, dat die woorden yclstrekt geen scheppingen der verbeelding zijn, maar diep doordachte .Consideratiën van Staat" gespeend aan alle imaginatie, als zijnde deze.een der meest onzuivere kennis bronnen. Dr. W. MEIJER

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl