De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 14 december pagina 1

14 december 1918 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

fin Zaterdag 14 December A°1918 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Prof. Mr. j. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE GASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SALOMONSON UITGEVERS: VAN HOLKEMA * WARENDORF Prijs per N o. f 0.20. Per 3 mnd. 1 2.25. Abonn. loopen per jaar Redactie en Administratie; Keizersgracht 333, Amsterdam Advertentiên omslag f 0.40 p. regel, binnenpag. f 0.50 p. regel j Bladi. 1; Nederland's rechte weg dopr da Keizerkweatie, 'door T. H. Boitenl. Ovendehfc CUmencean.door dr. . O. W. Byvanok. 2: Gevaarlijke Ingeving, teekeaiog van Joidain. Heratsl In- en Uitvoer, door jhr. mr. H. Rmissaeri, Krekelzang, door J. fl. Speenhofl. Oeiechtigheid, door Frederik ran Eeden. 3: euilleton: Allah, De Gebieder van het ar, door Maurits Wagenvoort, 6: Voor Vrouwen (red. Eli*. H. Bogge) Prljavraag voor eene teekening. O»er Vro«weiikteareoht, door Boze Groenewe?. Ons Kookboek. Uit de Natsun Op de Bnïne, door Jao, P. Thjjsae. 7: De Berlflnsohe Bloed bruiloft, door dr. O. te Lintnm. Het Bedderen van den Natinnftlen Kunstboedel, door prof. dr. W. Martin. -?De Belrisoh Annexionisten, teekeeing van Cteorge van Baemdonok. Dramatische Kroniek: De Koopman van Venetië, door Top Bseff. 8. Edmond Bestand t, door prof. ustave Oohen. ranache Opera, door C. Verbeek. IColiek in de Hoofdstad: Vermenlen-Dopper, door H. J. den Hertog:. 9: Financiën en .Economie: Be*enkelt|k Financieel beleid b<J da gemeente Amaterdam, dcor J. D. Santübano, 10: Bare G«Tallen en Zonderlinge Brieven, door J. H. Bpeenhoff. Uit het Kladscbrift van Jantje. Frtymaag voor Jongens en Meisjes. Het Bolohiwisme en de Beyolntio in Nederland, teekeoing ?ran Joh. Braakensiek. Bohaakrabriek, red. dr. A. G. Olland. BIJToegsel: Nederland en het Ex-Keizer-Vraagstuk, teekening van Joh. Braakensiek. niiHiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiMitiiiiiiiiiiiii'iiiiiiiiiininiiiiii NEDERLAND'S RECHTE WEG DOOR DE KEIZERKWESTIE Bij het Engelsche Ministerie berusten ongeveer honderd dossiers, welke reeds tijdens den oorlog met groote nauwkeu righeid zijn samengesteld. Het zijn dos siers van aanklacht tegen evenzoovele personen, die van booswillige schending der goddelijke en menschelijke rechten worden beschuldigd. Naar een minister Onlangs in -het Lagerhuis heeft mede gedeeld, beoogt de Regeering tegen ieder van die met name genoemde personen eene vervolging te doen plaats vinden door «ene zoo onpartijdig mogelijk samengestelde commissie. Op deze lijst komen voor dernan.die de Leuvensche furie heeft bevolen, de man die de massacre van Dinant ge lastte, die de Lusitania heef t getorpedeerd, ,enz. Bovenaan staat Wilhelm van HohenzoHem. "; ; " '*': In de harten van mülioenen Franschen, en Belgen leeft een eindeloos bitter ver driet oyer doorgestane ellende, geleden verliezen, gebroken verwachtingen, onder gane brutaliteiten en wreedheden. Alle leed van de doorgestane oorlogsjaren in veroverd land is in hun hoofden samengepakt onder n naam, van het hoofd der gansene onderneming: den Kaiser" Over den Atlantischen Oceaan leeft een groote wereldnatie, die op een gegeven oogenblik al hare vredelievendheid en rust overboord heeft geworpen en is uitgetogen op de grootste expeditie, die nog ooit ter wereld is opgezet. Zij hebben dit gedaan in gloeiende veront waardiging jegens een smet, die naar hun inzicht op de wereld te kleven bleek. Het was de kruistocht tegen een gansch systeem, die zij hebben ondernomen, en aan de spits van dat systeem zien uiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii _ ook zij de moderne caesarfiguur van Wilhelm II. Al die natiën, al die regeeringen zijn op haar beurt dóór dien Duitschen Keizer uitgescholden en beleedigd geworden. De strijdkreet, die de veldgrauwe legers op hen heeft aangehitst, is van zijn lippen-gekomen, al was zij hem misschien door anderen voorgezegd. Deze Wilhelm von Hohenzollern, waarop het oog van bijna een geheele wereld met verbittering is gericht, ja, die in zijn eigen land thans overladen is met de verachting, welke een slechte tooneelspeler wekt, deze Wilhelm van Hohenzollern bevindt zich op het oogen blik in den beschuttenden schoot van ons vaderland. Niet als voortvluchtig hert, niet als beklagenswaardig wrak, maar als doodbedaarde Drückeberger" heeft hij zich aan onzen haard gezet. En de overige wereld heeft 't gevoel of hij haar toeroept: krijg mij nu maar, als ge kunt l" B OVERZICHT j S CLEMENCEAU Hfl is acht-en-zeventlg. De trekken van het gezicht hebben hun krachtlgen snit allang verloren, de oogen zijn wat dieper in hun kassen gezonken, de gestalte heeft een zekere rondheid ge kregen in den gang, resoluut genoeg, heeft ' toch zijn vlugheid ingeboet; maar welk een leven weet die man nog mee te deelen! H|j is waar hij moet zijn, bewegelijk als een die overal Inspectie houdt, van daag bfl het leger, morgen naar een conferentie te Londen, daarna op zrjn plaats in de Ver gadering. Zijn gedacnte staat steeds op post, gereed om uit te schieten en licht te brengen waar het noodig is, onmeedoogend voor den tegenstander en dan wér vlucht nemend naar den hooge. Zijn woorden worden daar door actie, en die activiteit is het karakte ristieke van Clemenceau. Laat een kalm troepje menschen brjeenzgn, verschijnt hij in hun midden, het Is alsof zij op eens belangstelling krijgen in dédingen, de conversatie wordt een toon hooger gevoerd, en de gezichten staan alle opgewekt. In de sombere dagen van Maart j.l. toen het scheen dat de Dultsche armee aoor het BrKsche leger heen zou breken, ging een journalist naar de voorhal van de Kamer der Afgevaardigden om er berichten in te winnen; hij vond daar de menschen ont hutst en gedrukt zonder te weten wat zij zouden zeggen of denken, Waar is Clemencau ? vroeg hij. Clemenceau is naar de troepen toe, was het antwoord. Den volgenden dag kwam de journalist terug; de toestand was eerder slechter dan beter geworden, maar de gezichten van de men schen waren opgeklaard. Het zal toch Het wordt ten onzent nog te weinig begrepen, dat onze geheele positie, onze geheele reputatie in de oogen van het overige deel der wereld thans is samengeweven met den weerzin en de wrok jegens dien gast te Amerongen. Dit kunt ge ieder vragen, die op het oogenblik met eenige bemoeienis voor Nederland sche belangen in het buitenland wordt bezig gehouden: dat alles thans onher roepelijk wordt overschaduwd door de wolk van dezen ongezochten gast. Een eindelooze mate van moeilijkheden en nadeelen ligt voor ons in de keizers kwestie geborgen, wanneer niet flink een weg gekozen wordt. Men kan er zeker van zijn, dat de mogendheden er niet in zullen berusten, dat 's keizers lot geheel aan hunne be schikking zou onttrokken blijven. Wie iets gevoelt voor de stem van het wereldgemoed, zal moeten toegeven dat het een a-moreefe loop >van zaken zou zijn, wanneer de historische figuur van Wilhelm II met zijn nuchtere vlucht naar Amerongen en zijn leven aldaar als privaatman, erlëdigt" zou zijn. *** Niet wij hebben den gewezen Duit schen Keizer aan te klagen. 'Maar wij hebben ons danig rekenSchap te geven van den omvang der kwestie, waarin wij nu met hem ge wikkeld zijn. Daar zijn de brave niets-dan-juristen, die meenen haar op te lossen met eenige redeneeringen over wetsartikelen en tractaatsbepalingen. Het is verbazing wekkend, hoe blind rechtsgeleerden soms kunnen worden voor het eigenlijke wezen van het Recht. Meent men nu waarlijk, .dat zoo geweldige gebeurte nissen als waarmede het lot van den ex-keizer verbonden is, zich kunnen bewegen langs den weg der voor het alledaagsche leven beschreven gevallen? Onze Nederlandsche rechtstoepassing heeft zich gedurende den geheelen oor log wel eens al te zeer in para grafen- en artikelendienst verloren. Ook nu weer dreigen wij daarin te vervallen; en vergeten dat groote zaken van staat minimum» iimimii 111 n i i i mum wel losloopen, zei ieder. Is Clemenceau terug? vroeg de ander. Ja, en hij heeft goede tijding mee gebracht. Natuurlijk, waar Clemenceau met de zaken te doen heeft, brengt hij altijd goede tijding nuê. Hij heeft er slag van den angst van de menschen te verdrijven door zijn eigen gerustheid. Al is hij ver van zeker van zijn eigen zaak. Zijn gezicht staat zoo helder vandaag," heeft een van zrjn goede vrienden gezegd, hij zal wel een modelij kheid voor zich hebben of een teleurstelling die hij moet overwinnen." Een snelle stoot om af te weren, en een gezond humeur om den dingen de baas te blijven, dat zijn de middelen waarover Clemenceau beschikt in den strijd van het leven. Zijn vrienden zijn oude echte vrienden, zrjn allen heen. Het waren meestal kunste naars, Manet, Carrière, Monet, of kunst critici van den eersten rang, zooals Qeffroy. Rodin was een der laatst overgeblevene van de Intieme groep, en die is sinds kort ook tot de meerderheid overgegaan. Want in zijn hart en zijn aanleg is Clemenceau aitist. Hij heeft ten minste n comedie gemaakt die succes heeft gehad op het theater, en romans geschreven en van zijn reizen verteld; de kunst van artikels te schrijven verstaat hij als geen ander. Of moet men zijn redenaarstalent op de eerste plaats stellen? Misschien rekent hij zichzelf als zijn hoogste gaaf zijn liefde voor de filosofie aan. Want hij heeft Plato bestudeerd en hij heeft leeren heenzien door de woorden waarin de menschen hun ideën uitdrukken en ook door de ideeën zelf, waardoor de menschen zich laten beheerschen. Eenkoel denker en een koel verachter van het gepraat dat de wereld begoochelt. Hij is van beroep medicus, en s amt van een geslacht van dokters. Zijn beste vrienden thans zijn dieren, zijn honden, zijn duiven, zijn kippen, zijn pau wen. Hij houdt van kleuren in zijn tuin. Het wereldsche leven, en hij heeft het hun recht allén IN ZICHZELVE dragen. Dit recht is het dan, vtért moet wor den opgezocht l ^ * * De zaak wordt slechts verduisterd door de helden, die zonder meer verklaren dat Nederland, omdat de geschreven teksten in het geval niet' voorzien, met de tanden op elkaar dient tr> blijven weigeren, den vluchteling zijn wijkplaats te doen verlaten. '" ?' Verduisterd wordt <ftfflaak evenwel ook door de blöóhartigen, die aan stonds roepen dat de ex-keizer zoo spoedig mogelijk weer over de grenzen moet worden gezet, hetzij dan als lastige vreemdeling, hetzij in een anderen vorm verwijderd. Wij zouden ons vaderland ongaarne zulk een daad van lafheid zien doen. En wij gelooven dat het allerminst noodig is ook! Wij zouden het niet wiHen zien, omdat inderdaad door het feit van de aanwe zigheid van den ex-keizer ons nu een plicht is toegevallen om^naar recht te handelen. Minister Ruys heeft het juist gezegd: eer en waardigheid zijn er mede gemoeid." Die zouden wij te meer ver spelen, door nu maar weer ineens, uit vrees voor vreemd gevaar, zonder meer den vluchteling af te schudden. Verscheidene mogendheden zouden waarschijnlijk op het oogenblik zeer inge nomen zijn, wanneer Nederland maar aan stonds den ex-keizer prijs gaf. Doch of zij er Nederland ook om zouden achten? Men kan verzekerd zijn, dat integendeel het respect voor onzen staat er nog door lijden zou. * * Wij moeten integendeel bereiken, dat twee dingen vereenigd worden: het recht van 't zedelijk gevoel van Europa, en het recht van asyl vari vluchtelingen. Het recht van asyl van vluchtelingen, Ook van vervolgden, is een heilig recht in de annalen der menschheid. Het is, zoolang de menschen zedelijk gevoel hebben gekend, als een versterking voor dat gevoel, als een eisen der beschaving erkend. Het is de noodzakelijke tem pering van een al te geweldige en al te onverbiddelijke gereclttloJiiA, ,>'? vs. Wanneer wij terugdenken aan de lie den, die hier in Neoerlwra een toevlucht tegen doodsvervojging frUibben gevonden dan mag niemand de beteekenis van dit asylrecht ontveinzen. ' En staat dit den anderen natiën niet evengoed voor den geest? Men behoeft Engeland toch niet te herinneren, dat reeds een zijner oude juristen het: omnia regna profugis Libero" gesproken heeft (Zouch, 1651), en dat het immer sterk op het recht der bescherming heeft gestaan, zóó sterk dat eenmaal een minister» Canning, vast gesteld heeft, dat alle uitlevering uitge sloten zou zijn? Of den Franschen, dat uit hun midden het lextradüion c'est l'assassinat", geklonken heeft, en dat ook Fransche gouvernementen en Fran sche staatslieden, als Carnot, het beginsel der niet-uitlevering hebben erkend? Of de Amerikanen, dat onder hunne rechts geleerden de regel wórdt erkend: exgenoten, hij die thuis was zoowel op de boulevards als in de salons en achter de coulissen, hij die zich overal thuis gevoelde door de slagvaardigheid van zrjn geest, maar het wereldsche leven gaf hij al een kwart eeuw geleden bijna geheel op, en het liefst trok hij zich thuis terug bij zijn boeken: Geestelijk altijd in de weer. En ook lichamelijk door voortdurende oefening. Het was een strikte hygiëne die hij volgde en een vasten regel van leven: Keurig eten, weinig drinken, geen rooken, om 10 uur naar bed, om vijf uur op, zelfs vroeger, en dadelijk in den morgen aan het werk. Het artikel in den tijd dat hij journalist was, het bestudeeren van stukken en schrifturen in zijn ministerieele dagen, dat was zijn eerste bezigheid. Het werk, het meer werken dan een ander, hield hem jong. En dan zijn gestel. Hij is van het land, en hoort tot een krachtig ras van menschen. Zijn vader werd negentig jaar. Clemenceau's afkomst is uit de Vendée. hij heeft veel van de taaiheid van dat grens land van Bretagne. De voorouders, zooals reeds gezegd, waren medici, maar in hun soort ook landedellieden. Zij voerden hun wapen en bezaten hun adelbrief, al hebben zij daar geen vertoon mee gemaakt. De jonge Clemenceau is op het land opgevoed, van jongs af heeft hQ dieren en menschen gekend; dat maakt dat hij, de artist, de filosoof, de boekeman, de journalist met de soldaten kan omgaan in de loopgraven en het volk op de rechte manier weet toe te spreken. Hij gevoelt zrjn vaderland als grond en land, en tegelijkertijd als het tehuis van groote ideeën en gevoelens. Hij brengt het gezonde, stevige, leuke, scherpe van het land mee. Dezer dagen bladerend in wat er voor werken van zijn hand aan 't licht is ge komen, vond ik dit woord van hem, dat kenschetsend is voor den man. HQ wil uiten hoe diep hij door den Duitschen moordenden inval is gegriefd en hij zegt: On m'assassine dans ce que j'ai de plus tradition can only be an exception to the rale of asylum"? Het asyl wordt riiet verleend uit liefde voor den persoon van den vluchteling ; en in het geval van *Wi1helm in Neder land is dit stellig bij vrijwel geen onzer landgenooten het geval ! Maar het wordt verleend uit" liefde vóór het beginsel, WSarvan misschien eenmaal anderen het genot kunnen smaken. Wanneer Nederland zijnerzijds op 't oogenblik den gewezen keizer als een rechteloos wezen zou beschouwen en bejegenen, zou het tevens *e kans op rechtelodslieid scheppen voor allen, die eenmaal als vluchtelingen, het asyl zouden inroepen : Russische vluchtelingen, staatkundige vervolgden, anarchisten en wie al niet meer, die door verbolgen (en wellicht terecht verbolgen) gouverne menten kunnen worden opgeëischt. Met geen van die allen staat de vroegere keizer zeker op n lijn ! W at wij van zijn daden en zijn houding denken, is voor niemand een geheim. Maar nu hij er eenmaal is, handhaven wij óók hoogere belangen, door hem niet rechteloos uit te stooten. * * En dit behoeft ook niet. Het asyl is immers niet absoluut. Het geeft geen aanspraak Op volkomen vrijheid, op vol komen redding. En het doet dit zeker niet tegenover een persoon als Wilhelm, die door bijkans de geheele wereld be ticht en veroordeeld wordt. Wij behoeven geen ziekenverpleeger voor het infecte soldatisme te zijn ! Zeer zeker moet ook door Nederland de internationale rechtvaardigheid worden erkend. Deze eisch't, dat zooveel breuk van menschelijkheid en volkenrecht als door het Pruisische systeem is be gaan, niet ongemerkt aan den chef van dat systeem kan, voorbijgaan; en hij vervolgens te Amerongen rustig kool kan blijven planten. Het hart van de wereld, het hart der menschheid, heeft aanspraak niet op zijn hoofd, niet op zijn marteling in koelen bloede; maar wél op zijne berechting. In de eersle plaats moet dus ook Nederland goedkeuren dat Wilhelm komen kan voor de vierschaar der volkeren, &t tegen hem In het gerecht zijn-gegaan, *n wellicht van zijn eigen volk er bij. Onze plicht als beschermers legt ons slechts op, daarbij te bedingen : l o. dat hij naar een weg van rechten zal worden bejegend, en 2o. dat hem geene behan deling of bestraffing zal worden aange daan, die naar onze, Nederlandsche opvatting onmenschelijk ware. Daar mede achten wij b.v. den dood en barbaarsche verbanning uitgesloten. Eene andere, voelbare verbanning evenwel, eventueel onder Nederlandsen opzicht, zou ons aannemelijk voorkomen. De eer van St. Helena moet daarbij natuurlijk uitgesloten zijn. Maar van Wilhelm II een Lodewijk XVI of een Oldenbarneveld te maken, dit kunnen wij ook aan de wereld be sparen. Het is dus gewenscht.dat deNederlandsche Illlllllllllllllllllll iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiimmiiiiiimiiiii cher, dans ma patrie de terre de sentiments, de pensees. Het is niet alleen het tehuis van zijn gedachten en gevoelens waarvoor hij op komt, maar ook voor den grond dien hij beleedigd acht en omdat, in volle kracht te toonen, spreekt hij van zijn patrie de terre. Is vaderlandsche grond daarvoar niet een te zwakke veitaling? Ik lees verder in het deel en tref er de redevoering aan, 1912, in den Senaat ge houden over de gevoelens, die Frankrijk bezielen moesten jepens Duitschland bij de publicatie van het Marocco tractaat. Hij houdt daar een overzicht over de veertig afgeloopen jaren sinds den oorlog van 1870. Wij waren heel laag gezonken in den laatsten tijd van het Keizerrijk, verklaart Clemenceau. Toen heeft men ons aangevallen, terneer geslagen, vermorzeld. En wat mij het meest heeft verwonderd in dat oogenblik van onzen vreeselijken val, dat was niet dat onze soldalen verslagen waren, als zij het gansche noodlot tegenover zich vereenigd zagen dat zich had opgestapeld door de zorgeloosheid der regeering; neen, wat mij bijzonder in de vergadering te Bordeaux heeft getroffen, is geweest de ontbinding van alle politieke en sociale banden, toen de meester, de Keizer, was verdwenen. Er was nog stof van Franschen overgebleven, er was geen Frankrijk meer. Of ten minste men moest naar Frankrijk zoeken; men zocht iets dat het land voorstelde, dat het deed leven, dat het voor onze.oogen liet handelen. Maar Frankrijk vond men niet." De spreker verplaatst dan zijn hoorders te midden der opeenhooping van ellende waaraan het vaderland in 1871 leed: de vijand lm het land, de Vergadering van Bordeaux die den vrede moest maken, en die de monarchie wilde Invoeren, de opstand van de Commune, Parijs in de vlammen en voortdurend de strijd in de Vergadering te Versaüles die in den naam van de Republiek, regeering uit eigen beweging, zonder een verzoek der mogendhedd¥«f te wachten, tot dusdanige houding besluite en hiervan openlijk aan de andere regeeringen mededeeling Iaat doen. Daarvoor is het noodig, nog wat verder te gaan dan de verklaring, door den heer Ruys in de Kamer afgelegd. Zulk eene verklaring moge van nog zoo goede intentie zijn, zij vormt tegenover de buitenwereld geen daad en is ook te weinig waa/aeernbaar. Tot een eigen daad everiwéPxöuden wij Nederland in dezen zoo gaarne zien overgaan, n niet weer af wachten tot de dingen over ons komen. Bedenken wij toch ook, dat er iets anders van ons kan worderr ver wacht. Hoewel wij, Jandgenooten, natuurlijk ten volle geloof hechten aan de ministrieele verzekering, dat de Keizer onze regeering met zijn binnenkomst voor een verrassend fait accompli heeft gesteld, is allen ministrieelen verklaringen ten spijt, daarmede de wonderlijke reis van den heer Van Heutsz naar Spa nog niet uit de wereld! Buitenslands maakt men niet zoo direct verschil tusschen wat de regeering en wat een man in de hooge positie van dien oud-gouverneurgeneraal en adjudant van H. M. mag heb ben gedaan en blijft het heeten, dat Holland den Keizer heeft binnengehaald. Ware zooiets inderdaad door een onzer voor aanstaande mannen voorbereid, dan zou onze positie natuurlijk een andere worden, en moest Nederland minder als toevlucht dan-als .begunstiger" worden beschouwd. Het is dus zeker gewenscht, dat, ook in verband met andere nog loopende ge ruchten, het optreden van den heer Van Heutsz finaal en radicaal opgehelderd worde. Gewenscht is het dan ook, meer dui delijkheid te verschaffen omtrent het alom in de buitenlandsche pers uit de Nederlandsche bladen overgenomen inter view van den Neëerlandschen sergeant bij Eysden, aan wien de ex-keizer zich het eerste heeft gepresenteerd. De vluch tende majesteit zou hem woordelijk hebben gezegd dat de Nederlandsche regeering over zijn komst was ingelicht". Dit punt mag ook nog wel nader worden opgehelderd, en indien vooraan staande landgenooten uit zekere coterie, op, particuliere gelegenheid den exrkeizer naar ons land mochten hebben gelokt of geholpen, vereischt dergelijk bestaan scherpe en openlijke repressie. De aanwezigheid van den gewezen monarch heeft zóó'n ingrijpenden in vloed op de belangen van ons land, dat onzerzijds elk initiatief geboden is, om te doen blijken, datiNederland daarin niet lijdelijk wil zijn, maar handelen wil naar de fundamenteele plichten van een eerlijk, rechtslievend en zedelijk voe lend volk. v. H. de Republiek wilde vernietigen. Eén altijd voortgaande wanorde.... Daartegenover stelt hjj de taak welke de Republiekeinen op zich hebben genomen. Zij bedoelden niet alleen een militaire en administratieve hervorming, de wil was grooter. Er waren menschen en manschap pen, er waren geen burgers en die waren het welke wij noodig hadden... Maar kan men het werk dat wij hebben volvoerd, wel afmeten naar wat men ziet ? Men moet het beoordeelen naar de gedach ten en het gevoel door ons neergelegd in het hart van alle Fransche burgers." O hoe stijgt de welsprekendheid van den redenaar, hoe dringt ze in ons hart, wanneer hij de gezindheid van die jeugd teekent, zeker nog niet in staat om tegen een directen aanval van Duitschland op te kunnen kernen, maar zich voorbereidend in haar ernst voor een grootsche taak. .Wij hebben dikwijls misgetast," erkent hij, en wij zullen nog dikwijls mistasten. Ik zal ook de vervulling van onze verwachtingen niet meer beleven... Maar wij bezitten thans een innerlijke kracht die zich regelmatig wil ontwikkelen, die op niemands recht inbreuk wil maken, maar haar eigen recht voor zich opeischt. En ik zeg: wij zijn een grooten stap voor uitgegaan en hebben het zaad der toekomst gezaaid"... Tusschen de vernedering en de verwach ting beweegt zich de gedachte van den spreker. Thans nadert de vervulling, zijn werk voor een deel, het werk van Père fa Victoire, gelijk Clemenceau genoemd is geworden. Wanneer hij thans den toestand van Duitschland aanschouwt, zullen zijn ge dachten dan wel niet eens teruggaan tot de dagen der Commune in 1871 ? Maar ik heb niet over een politicus willen spreken, en zal het ook nu niet doen. Een paar trekken slechts van den man heb ik willen schetsen. W. O. C. BTVANCK

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl