De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 14 december pagina 10

14 december 1918 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

DE , WEtffcBLAD VOOR IfEDERLAND IW'll'l' "'l ) ? 'l" i dat de gelde» voor _ _. Jtijlt weder M de htefBÏirtaeien* nadden. moeden ie» aft h(* slagen «w geJun i had kWnen en moeten ge at* Wt "Iks dtet net ... _?., geiB**BbM»aeter met maanden tooptfld, ffet gevaar op bet meest ongelegen i- daardoor wel oiet geheel . «aan doof oordeelkundige der vemateftnlnen aanmerkelijk t rijs. Va» veel grooterbeteekenis ^daFioodoende het puböelc in net ea.de gemeentenaren in het eea middel te handen krifgen, om der gemeente te rraMüngen komen l twu* het mag de b -de l W«kt te zfln.Met eerder der gemeente;(én naar het _ .._ _^._ gemeenteraad en eomtttaaie voor financiën) VM.d« werkelflke.kmsposltle iterwrjl de Minister van Jimn?*? te t mi daaiom voordat in de eerste rofce* wwden met het stelsel 'de Mhoeften van de stadskas te bet opnemen van geld o/i ca« het voor'tijdeHjke later weder :?> terttgvloei«nde uitgaven wenschet zfla geld op korten niet al te ' Jermfjn op te nemen dit te doen uitgifte van promessen of in de tweede plaats zal het dat op gezette tfden liefst een staat gepubliceerd wordt van xoodaaige! promessen en of biljetten " bedrag en andere op korten termijn . bn* .obiigo's (meer speciaal het -der inlagen M} de stedelijke girobank), t ? het publiek en tg, die geroepen sijn abHek voor te lichten, het oog kunnen i* «p. Hen tand onzer financiën en zoo ; al te energieke Wethouders in tljds l nkr toe en niet verder toe te roepen. mag den beschouwing niet eindigen, ff te verklaren dat bovenstaande opfcugen jjtet uitsluitend gericht zijn tegen , tegenwoordigen functionaris. Het door gewraakte systeem moge misschien X|B beheer uitgebreid zQn, het bestond reeds onder zijn voorganger en hij jitechts voortgebouwd op het stelsel, t nfl gevonden beeft. J. D. SAN TIL H A N o Hiliiiiiiiiiiüimiiitinmiiiiininiiiiiiiiiiiiiaii niiiniiiii GEVALLEN EN ZONDER LINGE BRIEVEN II n eenten Meidag van het jaar 1916 in gezelschap van Troelstra en de groote saai van het ConcertAmsterdam «p, voor de p&rtQ, (eenjgen tfid daarna weid ik, om eden voor Z. K. H., Prins Hendrik door bet jongmensch Kleehet HolKrabbet*! Troelstra had ,?^HoenPoaür schreven briefje Het _ werd befen t m| verboden werd m| in van -forten of verdedigingsop te houden. Ik zong die dagen, <H weken laag voor de gemobillea was van pwn de dagen, volgende Meidag naar den Helder te gaan. !*» stelde voor, het briefje in de voor te lezen en opheldering te vra. maar ik verzoent Pleter Jelles dit niet doen en stapte naar den Minister van De zaak werd onderzocht en aan ministerie bleek er niets van bekend ja. Ik kreeg een prachtigen brief de inhoud voor openbaarmaking niet .Vatbaar is n toen ik eenige in den Helder kwam, vernam zaak in elkaar zat. , '''De spionnage was maar bijzaak; die beschuldiging was alleen maar uitgebracht door eenige calvinistische vaderlanders om me buiten het leger te houden. Meer kan ik niet mededeelen. , Ik was toen zeer pijnlijk getroffen, maar nu lach ik er daarom als ik dien groeten ernstigen brief weer eens door lees. Welke, voorstellingen zouden die nijvere christenen wel van Onzen Jezus hebben ? Om nog eens op 't jongmensch Kleerekooper Jr. terug te komen. Op een doorreis van den Bosch naar Groningen gingen we wat eten in het hotel Ofanje-Nassau te Arnhem. In een lief hoekje van de eetzaal zat den, toen nog mijn hand drukkende jongeling, een zeer verzorgde en geheel en ai niet S. D. P. A.-achtige lunch" te savoereeren". Hij glom en bloosde van het smullen en het vette lekkere. TJIT 3T'. iiiiiniiiiiiii nu iiiiiiiiiiiiiiiii immm i iiiiiiiiini IIIIIIIM in i nu iiiiiiiinniii In mijn gezelschap had ik eenige tooneelmakkers, die, toen de jonge proletarl rsleider opstond en een praatje met mij kwam maken, zich aan hem lieten voorstellen. Toen gebeurde't vreeselijke. In plaats van te zeg gen: ,Mag ik u even voorstellen aan den Heer Kfeerekooper Jr. ?" vergiste ik me es zeide Kleereborstel Jr." Ik deed dit zonder opzet. Ik dacht er niet aan het bekende kamerlidje te bespotten en meende werkelijk dat hij .borstel" in plaats van kooper" was. Daarna zong ik voor onzen Prins en toen kwam het gekrabbel" in het volk. Na dien ben ik nog dikwijls voer Z. K. H. opgetreden en ais nijver huisvader heb ik de honoraria, die lang niet gering waren, naar de spaarbank gebracht. Tot nog toe las ik voor het raadslidje, dat zich in Amsterdam als tooneel-lemand opdringt, onder zijne mak gekrabbel" nog geen narigheid over Bouwmeester als hij voor H. M. onze geëerbiedigde Koningin was opgetreden. Aangenaam zou 't me zijn als het bestuur van de S. D. A. P. den Heer A. B. Kleerekooper Jr. uit de Kamer en de Raad .trapte" omdat hij bij gala-veorstellingen in den Stadsschouwburg te Amsterdam in de bestuursloge zit, liefst vlak naast de loge van H. M. de Koningin. ' Op een zomermiddag zou Ik in Rotterdam mijn- bezoek aan den kapper gaan brengen toen ik al wandelende een vriendschaker en postzegelverzamelaar tegen kwam die me voorstelde op de Batavier V (R-dam Londen) een Engelsch vochtigheidje te gaan proeven in den vorm van een Old Scotch met een split. De zon scheen, de kapper had den tijd en rhet leven leek vroolijk. Al keuvelende voer 'de boot de Maas af en tegen zessen zaten we aan een eerlijken, duidelfjken maaltijd. In plaats van dien avond naar de bioskoop te gaan, voer ik op de blauwe zee.-Ik zond een iuchtbericht naar de mijnen en ontving er een terug: Bon veyage, argent sult! Ik had namelijk maar eenige guldens op zak. De nacht was prachtig. Den volgenden morgen kwamen we al vroeg in Tilburry voor de wal. We stapten van boord naar de belastingloods, voor ons uit liepen twee jonge mannen met een jonge vrouw bepakt en beladen als Sint Nicolaas vierders. ; Den avond te voren hadden we met hen al eens een praatje gemaakt. Ze spraken vele talen met een Duitsch toontje. Het waren twee broers en een zuster die naar Argentiniëop de terugreis waren. Het jonge vrouwtje was belemmerend mooi. Raadsel-oogen en onbegrijpelijke glim lachjes. Volmaakt gekleed en zeer welriekend. Ze voedde zich met groote rozijnen en aman delen, 't Was een van die stille, zwierige vrouwtjes die van niemand lijken te zijn en zoo maar een poosje door het leventje dren telen om argeloos aanschouwd te worden. Hare lage, platte bakjes waren geestig. Als ledereen links ging, ging ze mee en als ledereen stil stond deed ze 't ook. Ze had het buitengewoon eenvoudige van het buitengewoon mooie. Een vrouwtje waar we allen hetzelfde van zeggen, dat men maar eens ziet en dat men zich na jaren plotseling weer herinnert. Te mooi om te trouwen, te lief om van te houden. De twee broers plaatsten hunne tasschen en reisgoed op de douane-bank. Zij deed hetzelfde met hare spulletjes. De postzegel-vriend en ik stonden juist achter haar. Hij had zijn koffer met zegels en ik had niets dan mijn ledige handen. 't Was zeer druk. De douanen waren zenuwachtig. Un moment, monsieur" zei het vrouw}je op eens tegen me en gaf me haar tollet-tasch in de hand. Ik nam die aan en wachtte. De tasch bleef onopgemerkt. Het onderzoek was geëindigd, we suk kelde» naar den «reedstaanden trein voor Londen. In de mepigte verloor ik haar uit 't oog ftn hield de tasch gemoedelijk bij me. We kwamen in Londen aan. Ik wachtte op het perron met haar eigendom. Ik zag ze uitstappen. Ze keek me aan of we samen een moord hadden begaan. Ik wilde naar haar toegaan om haar de tasch te overhan digen maar voor ik haar bereikt had was ze met hare broers omgeven door een vijf tal als politiemannen uitziende heeren. Ze werden gedrieën ingerekend en per auto naar Scotland Yard gebracht. De reizigers verwonderden zich even en verder gebeurde er niets. De postzegelhandelaar en ik reden naar een bar om er een harde Hollandsche borrel te drinken. Daarna gingen we naar het Vlctoria-hotei Northumberland avenue, om kamers te bestellen en plaatsten ons hebben en houden, plus de gesloten tasch, bij den portier. We gingen naar de postzegelveiling al keuvelende over onze zonderlinge ont moeting. Tegen etenstijd kwamen we in ons hotel terug, aten de Engelsche pot en aangezien ik geen avondpak had bezochten we een paar variété's. De tasch was nog op mijn kamer en van de lieftallige eigenares was niets te bespeu ren. We hadden vanzelf sprekend met een handlangster van oplichters te maken, voor zichtigheid was dus geraden, om niet als medeplichtigen ingerekend te wo.den, om alle ellende in een vreemd land zonder papieren te vermijden besloten we nog een paar dagen te wachten. De manier waarop ze mij had aangekeken deed me vermoeden dat ik haar van dienst moest zQn'. Misschien was ze onschuldig. Was HEEREHGR/^CHT ZIEKTE VERZEKERINGEN Illllllllllllllllllllllllllllll miiiiiiiiiiiimiiiimiiiim"»»»»" ze een geschaakte jonge juffer. Misschien zaten er in de tasch een nachtpon, misschien wat zakdoekjes en mutsjes. Den volgenden dag ging mij n vriend weer veilen en ik bezocht het atelier van Alma Tadema met een introductie. Ik ontving het vergeten reisgeld uit Rot terdam, maar toen ik 't wilde gaan af halen kon ik me niet legltlmeeren. Mijn vriend, een oberkellner uit de eetzaal (Hollander, vroeger kellner in Suisse A'dam) en Ko Doncker, die ik ergens in Londen op een behangselpapierfabriek had gevonden, moes ten er aan te pas komen voor déuitbetaling. Als Engelsch onderdaan bracht ik nog een ingenieur van de Edison-fonograaf mede en ik kreeg de dierbare dnitjes waarvan- we een,deel onmiddellijk gingen veranderen in eenige bottels Pommery (kurkdroog). Druk bespraken we het lot onzer lieve reisgenoote. Ko en ik maakten een uitstapje naar Boscombe en Epsom. Den vijfden dag na het verdwijnen van de jonge schoone kwam de oplossing. Ko, de zegelman en ik zaten te lezen in het hotel toen een der jongens me kwam mede deelen dat er een dame in de hall zat die gevraagd had naar een Hollander met een baardje, een hooggesloten vest aan en een slappe, groote hoed op. Nu kwam 't. Ze zat daar als een pastelletje, als een buitengewoon kleinood, als een kostbaar geschenk. Haar glimlach begon in hare nonnenoogen, trilde langs hare koontjes en eindigde bij hare mondhoekjes in twee van die zedige kuiltjes die te mooi zijn om aan te raken. Ze bleef zitten en was schoener dan de herinnering aan haar. Dat kon geen dievegge zijn. Toen hoorde ik iets, ze zei iets, misschien met haar mondje. Ko was meegekomen en stond naast me, hij was verlamd van haar schoonheid, ver bijsterd en zieltogend verlegen. Ze vroeg in 't Fransen naar de tasch, of ik die nog had, of ze ongeopend was en of ik haar die wilde teruggeven. Ik stapte In de lift en liet Ko hulpeloos met haar in de hall, ik haalde haar eigendommetje en overhandigde 't haar. Ze bekeek 't en dankte me. Even, met een hoofdknikje ging ze naar haar taxi en verdween. We staken onze sigaren weer aan. Een halt uur daarna kwamen een paar inspecteurs ons verzoeken maar even mee te gaan naar het bureau. Nu begon de narigheid van het avontuur. Ik werd in tegenwoordigheid van het meisje gebracht en er werd me kortaf ge vraagd of ik haar kende. Er kwam een heel verhoor. Mgn Engelsch schoot te kort. Een tolk moest me helpen. In 't kort hoorde ik dit: De tasch bevatte een fortuin aan edelgesteenten, gestolen in een hotel in Berlijn. De gewone geschiedenis, Het drietal was gearresteerd maar zonder bewijs van schuld op vrije voeten gesteld. Vijf dagen waren ze door de politie gevolgd. Toen kwam de onvoorzichtigheid en alles kwam uit. Het onaangenaamste was echter dat zij, de onweerstaanbare, lieve en mooie de eenige schuldige was. Zij had de slag ge slagen en de twee heeren waren gewone boeven-geleiders. Na veel getob en moeite ben ik over Dover naar Calais getrokken om in Parijs op dreef te komen, maar overal zag ik die nevellieve zondares. Het was de dag van den Uden Juli, de nationale feestdag, dat ik er aankwam en mij naar de Impasse Gérardin 81 spoedde, waar Kees van Dongen met Guus en de kleine boy woonden op hun onvergetelijk atelier. Mijne wederwaardigheden bij den stotterenden, grooten Kees moet ik afzonderlijk vertellen. Lezers en lezeressen, wat ik beleefde in die maand Juli 1913 is zoo buitengewoon, dat men het bijna niet gelooven kan. Ik zeker niet en nu niet. Toen ik bij Kees op de vijfde verdieping kwam zat mijn vrouw er stokbrood, met boter in de koffie, te snoepen, alsof er geen vuiltje aan de lucht was en de Claes de Vrleselaan te Rotterdam (waar we woonden) maar even een ParQsche straat was. Het schrijven van deze Rare gevallen" wordt zoo veel-omvattend, dat ik u misschien nog dikwijls om uw aandacht zal moeten vragen. Hemel, als Ik Charles Morlce, Melchers, Paul Plan, Plet de Moor, Van Dongen, Brondgeest, Heyermans, Schild, Van der Hem, Royaards, Jac. v. Gils, Waldemar, baron von Filitz, Xavier Privas, Cor van der Lugt, Elsa Mauhs, Willem van Zuylen, Jan Linse J r. en Henri Dekking herdenk, heeft mijn weekblad geen plaats genoeg. J. H. SPEENHOFF Miiiiiiiiiiiiiiiiiiniuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiimiiiiiiimiiimi iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiii IIIHIIIIIIIIIIIII VOOK, croisro-Eisrs EIST IMHEISJTES DE ZUINIGE VADER EN DE LAATSTE LUCIFER (Punch) 1. Dit kleine stukje bout zal een' Maucbtige rol speten in de ge schiedenis der menschheid 2. Daar gaat ie 3. Eerst mün kerseblaren, Dan de jouwe Nu eea vuurtje, onder onze gehamsterde aard appeltjes 6. Ik zal mijn vi'ouw een ketel warm water bezorgen 7. Au! 8. .. .En of u gauw wilt komen, anders worden we bekeurd voor het branden van licht midden op den dag Waarlijk, de tweede viager Jides lijders brandt al» een tt straatlantaarn in vredestijd 10, Zucht u eens Naar onze meenins; is de wat inhoud betreft, niet Voelt u pij»? 13. Leve de regeeringsspiritus! 14. De operateurs Gelukki.fr nog gean waterdiütvibutie Na regen komt zonneschijn 12. ...Zoudt n niet te lang willen talmen, anders smelt zijn trouwring Inzender: H. BRUCH (15 jaar) Maasoord, Poortugaal (Z-H.) hierboven gegeven inzending van H. Bruch de geestigste van de meer dan honderd inzendingen op ocze piflsvraag. Vele inzendingen waren op rijm gesteld, waaronder zeer goede, die echter in aanmerking kwamen; terwijl weer andere inzenders de bedoeling niet goed begrepen hadden. Den winnaar is, op zfjn verzo«k, het boek van Jan Feith Uit Plet's Vlegeljaren toegezonden, terwijl de overige bt eken onder de mededingers weiden verloot.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl