De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 14 december pagina 3

14 december 1918 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

GARANTIE INBOEDELS ,_ . £ waning van her piqno Hb* pi*«a(pel wordt nqruuri fft tot inde Wetns-r se* zelfstandig eleefrtacbj ?i»Mfcj| mm «fe ^ lüSi ffiffffi S^ ^H^iT K S l l ^H lm aT%. ' fifflift fe^ jtjftff JitfSSk IK tK .J8E-' jfr,_ HK rifi^h. j J^l afin £rK BEK Pft lÉdf mm l mnk ffl^S «KV finlf ^^S* V^v nw j ^w*'?1li MB "^ "«wpF QK wa» i^y^^i IB ^^ flH^^ d Heiiigeweg <L1/25 AMSTEPDAM ^jBy Xpoaitarti» OHM* RjJKS-eOHTROLa 77 STAR K'S o :x: O L (CHLORAS KALICUS TANDPASTA) Naaml. Venn. STARK & Co. Chemische Fabriek ,,'s-HAüE", s-Gravenhage. ilHIUlilliiiHiiiiimm ' iiMiiiiiimiiiMi iiimiiiiimiiimii miiiiiiit nu imiiiim~ = iiiiumm^^ «...T 1-.%.'-.., ~ . ^ . >Tr ?'-. '' ? '-.?". , vergeleken die dan met elkaar om samen [te zoeken wat de waarheid kon zijn van rntt wereldgebeuren, waarvan de dagbladen oa« de eche's overbrachten. De zichtbare wereld van dezen waardigen man was zfjn dorp enifn Nfji1-oever. Hff had niet gereisd, ,naar wel voor een man van rfn land veel vooral veel naadacht ofec wat rS'ïMü^H, :;DE;;ÖEBIEDER VAN . ,;§,,;;;,. >.:'..;'; ;HET.. R''jfctalierinnering vanMAuWTS WAGENVOORT N|%0i;lQiB44:wanneer ik gedurende den oorlog ?^fppM*t iwsf d« wereldgebeurtenissen, dan . I: Iwam de vraag mfl in de gedachten: .Wat Koa sjeich Abdullah, in Assouan, wel van ? dit alles zeggen... als tifj nog leeft?" Hfj ...wa» dorpshoofd van het plaatsje, dattegeniOror AMouaa aan den Nfjl-oever ligt. Ons tóetamg samentreffen werd begunstigd door une herhaling, en belde keeren trof diepe verstand, dat uit zfjn woor* was niet jong meer en voor & welke arm scheen, en bestond »}t een groep schilder, leemen hnlbjes met hooge duiven_,,. leet hf] welgesteld. Zfjn voorkomen wettaart en zorg voor zfjn uiterlijk te es trok bet oog door een volmaakte ' W Zfjn «preken was bedaard, zacht, zfjn gebruind gelaat met £^E^u> ''M^tt^Sm '' fkAM«w9 A«a «1^ <in.?? !?? ? J> |pp vetMo -£aara en fle donkere oadere aangenaamdweng respect af, ?Omgeving niemand, kwam het, dat ik haast dagelijks door een bootje Het met -hen te spreken over levens, zooals die zich vooren aan zfjn zienswijze. Wfj inmimiilluniiiiiiiiniiiriiiiinimiiiiimiiiii «AAëUIOZE VÊHHOOTSCHAP vtületeiurg DAOËLIJK8CHE MOTORDIENST LOKI KI MUS DELFT BtmktitkmK2l. F»ii«kade6. ItiittiiiiiS UlimlIllllll^MIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIII Illlll e OTÏTVAHGST UIT encetAW) wieen zeriDDic (Mneewe HUISJAPO? VERfffiiDCRD eFFen ZWARC zuoe CHATIGeAMT ZIJD6 : DOMR6R-ULA. PAST6L. DOnKCR-GROett DOnKCR-BLAUW CM TCRBA HooFDKLeucen: BLAUW MOSGR.Oen.LlLA B RU i n en TCRRA MCTZ^G AM5TCRDAM het Itrwa tot Allah: bron van al het goede, Mwwfl 4te menachen voor tiet kwaad, dat hen deerde, eWer»hadde« te zoeken.Hoe dit ware, sjeich Abdullafa erkende, dat de menscheIQke kortzichtijdieid veelal geen goed van kwaad wtet te onderscheiden, 'en heel vaak kwaad noemde wat in verloop van tijd tot zQn heil bleek te zfjn, en omgekeerd zich wel eew verheugde óver iets, dat hem later deed schreien. Wanneer de zon over de woestfjn achter den westelf ken oever was neergedaald in heerlijkheid van' purper, dan werd de Nfjl geheel violet gekleurd, dat allengs vloeibaar goud leek. Maar de stroom verduisterde snel, en de hemel ontving den stillen gloed van zeer donker Indigo. Plotseling fonkel den dan de sterren met een straling van aanbiddelfjke schoonheid. Het was waarlfjk een oogenblik, waarin het gemoed stil werd van ontroering en vreugde des levens, wijl allen zoo innig getuigde van de harmonie in het heelal. De oogen zwierven over den duisteren stroom, aan welks oevers altfjd maar door de katrollen der sakiahs schepraderen, waardoor het Nijlwater over bet land vleelt-piepten. Dan zagen zfj links, laag aan den horizon, het sterrenbeeld van den Qrooten Beer in heerlijke even wichtig heid en even laag, rechts, het Zuiderkruis als het symbool van dat wereldhalfrond, waar de menschheid, hoe verschillend ook van die der Noordelijke landen, (peinzend over hetzelfde eeuwige raadsel, het oude ademende vragende, zoo vaak zuchtende leven leidt, dat haar is ingeblazen. Was dit dan niet het uur, en in den palmentuin van sjeich Abdullah, de plaats om in de stilte van den komenden nacht zacht te spreken over wat onveranderlijk is van eeuwigheid tot eeuwigheid, en daarin de mierenbeweging van de luttele spanne tijds, welke men het leven noemt? Zonder in onze gesprekken tot wederzfjdsche intimi teiten te komen, welke in de grootsche plechtigheid van het oogenblik misplaatst zouden zfjn geweest, hadden wij elkaar toch genoeg van ons leven meegedeeld om dit wederzfjdsch te kennen. Sjeich Abdullah was reeds vele jaren getrouwd, maar lang was hem de zoon onthouden, dien hij zoo vurig van den Allerhoogte had afgebeden. Zfjn huisgezin was talrijk geweest, maar had slechts vrouwen en meisjes gekend. De dood had het niet gespaard. Dit lieve dochtertje was hem ontnomen en dit. Zonder dat hij zich daarover in veel woorden uisprak, gaf hij toch te kennen al zfjn kinderen zeer lief te heb ben. Maar zfjn groote liefde, de onzegbare dankbaarheid van zfjn leven was die zoo lang gehoopte zoon, die gekomen was, toen hu zich reeds oud begon te gevoelen en te twijfelen of Allah hem ooit dit geluk zou doen kennen. Maar op Gods zelf-gekozen oogenblik was dit kind zfjner langzaam weg terende hoop geboren, zfjn levensvreugd opgevlamd tot een hoog oplaaiend vuur van de offerande zijner dankbaarheid. Het was stil om ons heen, als wfj in den kleinen palmentuin zaten te.kouten, maar in deze laatste ure van den dag juichten de kinderen in reeds ietwat vermoeide vroolijkheid daarbinnen het oogenblik toer dat zfj zouden gaan rusten. Hun gelach* klonk door 0» BltlAUOOURT ?? 'mem* J03.JAOQVES Brod» -<"r - ?? ? iilllliiitiHiiiiiiiniiiiiiilllii iiniilHinitl^uliiiiiliii minimum in onze verwfjdetfng. tifcfi glimlachte de vader. Hfj wendde het oor Om téluisteren, en vroeg zacht: .Hoort g$ zfjn stem ?" Hfj onderscheidde wél tusschen die klare kinder stemmen het zachte geluid van het kind, dat hem beven alles lief was, den zoon, die nu reeds een jaar of vfjf "telde. Inderdaad was de kleine Lutfi een prachtig kind, al hield de moeder het niet zindelfjker dan alle andere Arabische kinderen aan de Nijloevers er uit zien. Zfj zijn echter zoo ver trouwd met den stroom en dompelen zich zoo vaak daarin onder, dat vuil of slik, dat aan hun teeder bruine lichaampjes blijft kleven, niets af keerwekkends bezit. De kleine Lutfi kwam soms zfjn vader een nachtgroet brengen en was al zoo zeer met mijn tegenwoordigheid verzoend, dat hij zijn schroom kon over winnen en ook mij een handje gaf. Het was duidelijk, dat sjeich Abdullah aan dit kind hing met de geheele overgaaf van zfjn ziel en een toekomst voor den kleinen man droomde, waarvoor het leven misschien geen verwerkelijking zou hebbén. Men kon zien, dat wanneer hij het kind goeden nacht kuste het hem moeite kostte het uit zijn omhelzing los te halen. Maar dan overwon hfj zich. Met een onstuimige beweging liet hij den kleinen man gaan om met mfj zfjn gesprek voort te zetten. Soms overviel hem daarbij een huivering. Hfj her innerde zich dan hoe broos alle mtnschenleven is, hoe klein de vlam nog van een kindmiellje, en dat Allah, na hem dit kind te hebben toegestaan, hem de vreugde van zfjn leven zou kunnen benemen zonder den .knecht Gods", die hfj was, en zooals hfj heette, <*e geringste vergoeding schuldig te zfjn. Wanneer deze gedachte hem plaagde dan loosde hfj een zware zucht, streek de hand over zijn voorhoofd, maar glimlachte met een uitdrukking van weemoed en dank baarheid, welke aan zfjn gezicht een bijzon dere uitdrukking schonk van diep doorvoeld leven. Op een avond nam ik v»n sjeich Abdullah afscheid met de gedachte hem nimmer weder te zien, maar hfj zei: .Gij zfjt een reiziger langs alle wegen van Allah. Qij kiest die wegen niet: geen voetstap of hfj wordt door God geleid. Wfj nemen afscheid en denken elkaar nimmer weder, te zien, maar een stem zegt mfj, dat dit niet zoo kan zfjn. Laten wfj elkaar dan groeten in dankbaarheid voor de ontmoeting en in hoop op een weerzien, en dat dit weerzien een dag moge zfjn van geluk voor ons beiden". Tusschen dit plechtig afscheid en mfjn wederzien van sjeich Abdullah lag -mfjn groote Oostersche reis: twee jaar in BritschIndië, twee jaar op de eilanden van onzen iiinimiiiliii Hofleverancier - Amsterdam mVBHUaT 216 -:- ..RLLEKPUIHB 8 TEL Hos. 2040-1881 TEL. No. 1793 Zuid BISSCHOPWIJN - PUNCH archipel, een jaar van langzaam voortgaan van daar naar ginds, van ginds naar Egypte terug. Ik ontmoette zooveel menschen, die mfj iets van hun leven te vertellen hadden, dat de herinnering aan mijn wfjsgeerigen vriend van Assouan in mfj werd ultgewischt, al waren niet allen, die ik ontmoette, in hun innerlijk leren de gelukwaardigen van .ydecen diep dealeenden en gadsdienstlgen man. Maar toen'ik, de RoodeZ.ee door, afstapte aan den nieuwen Afrikaanschen haven Port-Soudan, was mfjn besluit geno men om te Asseuan stil te houden en sjeich Abdullah de hand te drukken en opnieuw in zijn palmentuin neer te zitten, als de sterren fonkelden in den van licht door glansden Egyptisflhen avond, wanneer de hemel doorpurperd geweest en de stroom, van vloeiend violet duister geworden was, .terwijl het gepiep der sakiah's klonk als het geluid van een droefgeestige nachtvogel. Te Port-Soudan aan wal gestapt, kwam ik met den trein, welke deze havenstad slechts een paar maal in de week verbindt met het binnenland, in den nacht te WadyHalf a aan en had daar te wachten op een 'trein van Chartoem naar Cairo. Ik kende er den hakkar Janni, en klopte hem op om voor het verdere deel van den nacht onderkomen te genieten van zijn gastvrij dak. be Grieksche bakkal" tokohouder in Egypte, is een man van groote beteekenis in dit gedeelte van de Oostersche wereld. Hfj voorziet de hem omringende bevolking niet enkel van alles wat zfj mogelijkerwijs noodig heeft, maar is bekend met de bewoners van alle Nijldorpen. Janni had zich In zijn om zwervingen van Alexandriëtot Umdurman voor langer of korter tijd overal aan den Nfjl opgehouden en kende iedereen. Nadat ik hem in den guren Egyptlschen lentenacht uit den slaap had geklopt, hem en zfjn Grieksche hulpjongens, en er nu in zfjn hoogen schouw een knappend houtvum brandde, waarop koffie gezet werd, moest ik hem vertellen van mfjn reizen in het Oosten en telkens de vraag beantwoorden: zijn daar ook Grieken?" Maar toen het mfjn beurt was om hem uit te hooren, was een zfjner mededeelingen, welke mij het meest trof, dat de zoon van sjeich Abdullah in Assouan ziek lag. Ik schrikte er van alsof dit kind mfj zeer na was, en had haast «m verder te reizen, Nfjl-afwaarts. Zelden heb ik een moment van vertrek met grocter voldoening begroet dan, toen ik den langen witten trein, die van Chartoem kwam, zag naderen, en mij tusschen zfjn slapers een plaats had gewonnen. In den namiddag kwam ik te Assouan aan. Ofschoon vermoeid voad ik, na mfj verfrischt te hebben in het reeds van zijn wintergasten verlaten hotel aan den Oostenlfjken oever van den Nfjl, geen rust, zoazeer werd Ik bezig gehouden door de vraag hoe het ging met het kind, welks vader ik zoozeer hoogachtte, en van wien ik wist hoezeer zfjn hart aan dit kin derleven hing. De menschen, die ik er naar vroeg, gaven mfj echter weinig bemoediging. De kleine Lutfi was ernstig ziek. Men betwijfelde of hfj in leven zou blijven. Ik verlangde nu den vader mijn deelneming te betuigen, en liet hem weten, dat ik terug was, en hem graag zou willen spreken, ofschoon ik mfj bereid verklaarde te wachten tot het herstel van zfjn kind. De boodschap "kwam, dat het herstel van Lutfi in Gods hand lag, maar dat hfj, onder welke omstandig heden ook, geen dag wilde wachten om mfj in zfjn huis te begroeten, temeer wijl hfj zich herinnerde liet hfj er met Oostersche hoffelijkheid bfjveegen dat mfjn komst hem steeds zegen gebracht had. Dien avond, toen de zon opnieuw was neergezonken in de eeuwigheid, en de ster renbeelden van het Noorden en het Zuiden tegenover elkaar aan de horizonten fonkel den, bezocht ik sjeich Abdullah in zfjn palmentuin. Maar indien ik verwacht had een man te ontmoeten geheel door zorg gebogen, dan vergiste ik mfj. Wel droeg de vader in zijn gelaat de sporen, dat er vijf jaren ^ sinds onze laatste ontmoeting waren voorbijgegaan, 'zfjn'baard was^iets grijzer, maar zfjn oogen» die steeds'een uitdrukking van ernst bezaten, waren nu niet somberder dan voorheen. Ik kende hem genoeg om te weten welke levens waarde het bestaan van zfjn eenigen zoon-voor hem bezat, doch toen ik mfjn verwachting uitsprak hem aan het ziekbed van dit kind te zullen vinden, vroeg hfj mfj waaréoe dit kon die nen, en of ik dacht, dat Allah vermurwd kon worden door menschelfjke tranen? Hij leek ook geheel kalm onder den slag, welke hem dreigde. Wfj zaten neer als vroeger en spraken over leven en doed, het wereld raadsel en de gebeurtenissen der laatste Jaren. Slechts nu en dan stokte ert iets in zijn stem, kreeg de uitdrukking van zijn gelaat iets van het ver weg zweven zfjner gedachten, of neigde zich zijn oor naar de zijde van het huis, waar zfjn kind te sterven lag. Deze stoicijnsche zelf beheerschlng leek mfj bovenmenschelfjk. Ik zou den vader misschien in stilte harteloosheid verweten hebben, indien ik niet had geweten hoezeer hfj aan het lang afgebeden kind hechtte. Zfjn gesprek ging door, zacht van stem, slechts nu en dan met een lichte siddering, maar kalm, tot hfj op eens in het midden van een zin bleef zwfjgen. Uit het huis werd een schreeuw gehoord, gevolgd door eea luid weeklagen: een dienstknecht riep hem toe, dat Lutfi gestorven was. Hfj keek een oogenblik op naar de ster ren, en vroeg mij toen hoe laat het was. Vfjf minuten over tien", herhaalde hfj mfjn mededeeling. Ik wilde hem enkele woorden van troost zeggen, maar hfj legde mfj haast gebiedend het zwfjgen op met de woorden: zoo heeft God het beschikt. Hfj is de gebieder van het eogenblik. Allahoe akbar !" Toen zag ik hem het hoofd buigen en twee dikke tranen, die blonken in het licht der sterren, rolden langs, zfjn wangen. tmiiiiiiimiiiliii iimiiiiiiiiiilmi ROBBERIKALFFiO AM5TEBDAM. w il n

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl