Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
arch
d*UrU& £y forten.
flËePEN-ARTIKELEN,
UITRUSTINGEN.
I
IIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIII
lllllllMllNinillltlHIl
BLOEDBRUILOFT
r' Dri C. TE LINTUM ' . <;
E regeèrteg beef t nooit willen
dat haar odriogeeaaanvalsewtog
verovereji," of ten mlnste*Europa
ft ótttrelt onder den Pruisischen
breagea. - Meen de beminnelijke,
«oiipriM,in zfjn eerste en laatste
ztn.*Mtd voorbij pratend, liet er
^ van uitkeken. w
Wie intusschen enlgszins kennis
genohad van het Pruisische militarisme
de overbeerschlng der militaire
bad zalk een offieieele erkenning
na.kriet noodJg. . . ' " ? .
tatereasant en naar mfj voorkomt, nog
ng, «let jgfnoeg In 't licht gesteld is het
<W de DolfKh^ ngeeriag te allen tijde
*e dïfen tertondlgd beeft: wfj zfln
dea oorlog gegaan, omdat we van alle
' -^^JSen. n/(f moester onze
Deze mooie grondregel
" minder gevaarlijk dan
veraveringszucht. De rUat
van ,d& wereld is er evenzeer mee
i Immer*, alk dit tot beginsel wordt
aen, kaner eiken dageen mogendheid
die zich gerechtigd acht, het zwaard
r «n, omdat ze in de vaste
onderstelverkeert, wéldra aangevallen ie zullen
een regeerlag, die zulk een beginsel
: al» het bare verkondigt, maakt zich
tióomeeds voor elk weldenkend mensch
k ia. een kring van beschaafde
is ais een onbeschofte vechters
die zich dadelijk opwindt
een pro-Duitscher vast wilde Betten,
Jan ook natu mijn ondervinding het
met hem naar deze bekentenis der
regeerden te verwijzen, zonder
verder in de kronkelingen der diplo
matie te begeven.
JDe Pruisen meenden met deze leuze
bfjzjwder sterk in bun recht te zfln, omdat
JU* verheerlflkte .Friedrlch der Grosse" er
loO'n goed voorbeeld mee gegeven had. Al
die man gedaan had, was edel en goed;
hadden hunne .Schnlmeister" van onder
boven alttd verkondigd, zóó
geestdrlfzelfs, dat het tot over de grenzen was
^ bl vele van onze
NederlandiBteister". ?
., geschiedenis kent mér
voorvan, deze zelfde, taktlek en 't zou
wel wensehelBk geweest zfln, indien men
/i» Wfc «tfaébedacht had. Ze kunnen
troudienst doen.
't bflzonder wotdt hier gedoeld
«ffl
was er een koning in Fraoktik,
van Valois, verwaand, lichtzinnig,
toftgankeiyk voor allerlei
invloezóodat nten niet wist, wat men aan
bad. ;"-*.. - ' ?.'" ??"?
was vrede gekomen in 't land,
verzoemet de Hugenoten, en de admiraal de
:lde een groote rol bij den koning.
ir oe koningin-moeder Catharlna de
Medici, gesteund door den troonopvolger
ff' andere .Scharfmacher", kon dat niet
lalden; af moest de leiding hebben. En
tcten haar moordaanslag op Coligny slechts
-ten halve gelukte, vatte zfl het plan op, om
4e vele Hugenoten, paar Parfjs gekomen
voor het huwelijksfeest van Hendrik van
Navarre met Margaretha van Valois, te. doen
vermoorden, waarbij de gewonde Coligny
dan ook wel niet vergeten zou worden.
De uitvoerden wist zfl te vinden; een
leger van moordenaars stond voor haar klaar.
. Maar de koning moest zijne toestemming
geven. Dat kostte de teedere moeder nog
?eer moeite dan zij wellicht gedacht had.
Ze kreeg het pas zoover, taen zij Karel
voorhield: ,zfl willen u vermoorden met
het gansche hof. Wees hun voor, dat is
het eenige redmiddel." Op deze woorden,
die met allen sch|n van de grootste
zekerheid en met begeleiding van de meest
uitgezochte argumenten werden geuit,
werd de koning wild van angst en moet
K. V. HET NEDERLANDSCH TOONEEL:
De Koof man van Venetië.
De tijd, dien wfl beleven, brengt ons de
groote dichters naderbij. Het leedvermaak,
dat thans als een pest heerscht over het
zegevierend en buiten-schot-gebleven land,
weerklinkt in Gratiano's hoongelach: .Een
Daniël, een tweede Danlël!" en de zucht
van het verpletterd ras verduizendvoudigt
zich in onze ooren. Doch de genade, die
eenmaal toch uit den wreeden chaos gebo
ren moet worden, blijft lichten aan den einder.
Zij drupt, als zachte regen uit den hemel.
Zfl zegent hem, die geeft en die ontvangt,
Zij Is 't machtigste in den machtigste..."
En de onbestemde droefenis, welke den
Koopman van Venetiëvervult, is van deze
genade het dichterlijk deel.
, Verkade beeft de weemoed in de vertooning
tot zwaarmoedigheid aangezet, zonder ons
daarvan de uaiveraeele aandoening, de poëzie
te doen gevoelen. De, door hem gespeelde,
.Koopman" was het uiterste van een .dee
moedig tollenaar", deze, doof hoogere be
wustheid gekwelde Christenmensen, sleepte
zich over het tooneel als een gekruisigde
en liet ,geen ruimte aan de gedachte: dat hfj
van oorsprong was een machtig Venetlaansch
koopman, teeenpartij van den feilen jood, dien
hfj op den Rlalto dorst spuwen in het gelaat.
Wij mogen nu eenmaal niet vergeten, dat
de weemoed fri dit blijspel want een
uitgeroepen hebben met een geweldigen
vloek: .vooruit dan, maar zorg dan ook,
dat er geen enkele Hugenoot in 't leven blijft."
Toen volgde de vreeselfjke Bloedbruiloft,
zoo genoemd, omdat de moord ongeveer
samenviel met het bovengenoemde hu welp.
Karel IX, de verantwoordelijke persoon,
heeft nadien geen rust meer gehad en is
twee jaar later gestorven. Zijn broeder
Hendrik, de troonopvolger, die met wellust
aas den moord had meegedaan en daarna een
paar jaar naar het Oosten gezonden was, naar
de boorden van ad e Weichsel, als koning
van Polen, werd 15 jaar later, als vluchte
ling, door een v monnik vermoord. De
herinnering aan den Barthelomeusnacht is
dopf alle tijden neen als een vloek blijven
rusten opdenagedachtenis van het HulsValols.
Te Berlijn Is óók een bruiloft gevierd,
toen daar de oorlog was verklaard, om .an
deren vóór te zijn**. Zoo'n .Kriegsheirat"
volgens een der barbaarsche gewoonten. En
bjj die gelegenheid heeft keizer Wilhelm
verkondigd, dat men de vijanden zou ver
nietigen. Hij toonde daarbij zelfs nog niet
eens den geringsten schijn van den schroom,
die volgens vele getuigenissen den
Franschen koning wél bevangen moet hebben,
na diens toestemming. Wij leven nu sneller
dan 350 jaar geleden. Ook is het reeds ge
bleken, dat het Duitsche volk van heden
toch wel iets wijzer h dan het Fransche
volk van 1572. De sociaal-democraten, die
(niettegenstaande hun gansch andere begin
selen) eenigszins dezelfde positie innemen
als destijds de Hugenoten, hebben den stoot
gegeven en bij de rest steun genoeg gevon
den, om keizer en troonopvolger in eens te
beduiden, dat ze onmogelijk zijn geworden.
Een oogenblik scheen het nog, of de troon
bewaard zou blijven voor den kleinzoon,
maar ook die werd weggeveegd met de
gansche familie der Hohenzollern, waarop
de vloek der Berlflnsche Bloedbruiloft rustte.
Zoo is er dan wederom een waarschu
wend voorbeeld gesteld, indrukwekkender
dan ooit. Mocht er later nog eens weer
in eenig land een staatsman opstaan, die
zich niet zou entzien, aan een
PreventivKrieg" te denken, dan moge hij zich de
ParQsche en de Berlijnsche bloedbruiloften
voor oogen stellen. En hij moge erbij be
denken, dat de .Grosse Fritz" wel een
geniaal man is geweest, maar tevens een
Machiavellist van het eerste water. '
Ten slotte nog dit. De ex-keizer Wilhelm
is als persoon geenszins gelijk te stellen
met den jongen Valois van 1572. Maar hij
wordt soms verontschuldigd met hetzelfde
argument als deze, dat hij namelijk ge
dreven ja.door een bende en .Scharfmacher".
* Hiermee wordt zflne figuur wel tragi
scher, doch niet mooier; integendeel.
<^^
HET REDDEREN VAN DEN
NATION^LEN KUNSTBOEDEL
Er is sinds lang ontevredenheid over ver
schillende misstanden op museumgebied
hier te lande. Onze openbare kunst-musea
bezitten ware prachtcollecties, maar in slechts
enkele komen de meesterwerken behoorlijk
tot hun recht. Men eischt daarom op dit
punt: reorganisatie.
Een tweede euvel is, dat buiten eenige
centra nagenoeg geen kunstmusea van
beteekeals bestaan en menig gedeelte van
ons land noode mist hetgeen in die ctntra
te veal is.
Daarom roept men om decentralisatie.
Zijn deze beide gebreken voor een ieder
lllllllllllllfllllll
blijspel blijft het de negatie, waaronder
ook Portia lijdt: »Op mijn woord, Nerissa,
mijn klein persoontje heeft van deze wereld
meer dan genoeg," weerslag Is op een sterke
actie. De spanning om het rechtsgeding
voert deze ten top. En het is daarom niet
geraden hier uit te gaan van een gemoeds
gesteldheid, welke een natuurlijk element
des dichters is, doch in dit frissche, van
innerlijk licht tintelend werk stellig niet
den boventoon vraagt. Zooals Antonio
.treurig is, wijl hij niet vroolijk is," zoo
is zQn tegenhanger Gratiano, en zijn min of
meer alle overige figuren, vroolijk, wijl zij
niet treurig zfln. En dit is de toonaard,
waarin m. i. .De Koopman van Venetië"
behoort te worden gespeeld. Het dualistische,
bij Shakespeare gemeenlijk in .Den Nar"
belichaamd, wordt hier, bij ontstentenis van
den Nar, door alle spelers te zaroen ingelost,
doch immer zóó, dat de weelderige schijn,
de dartele wil het leven kamp te geven,
zegeviert. Daarom mag de schaduw niet
drukken en zal de bljjheid-ondanks-alles,
moeten stagen tot dien heeten graad van
uitbundigheid, waarbij ze als een gouden
golf over alle rede slaat en opspat tegen de
rotsen van weemoedig besef, als een schit
terend schuim. Haat en hoon gaan onder
in dien vurigen stroom van louter Ie
venom-leven, en het leed van deq dieperen
ernst bloeit op in lieflijkheid.
Van de vertooning op het Leidsche Plein
bleef weder deze blijheid ver. Bij fraai en
doelmatig decor Wtjdeveld had het bekend
Verkade-ontwerp met de zijtrappen en het
platvorm architectonisch uitgewerkt en een
geheel verkregen van zware, doch stellige
voornaamheid, misten wfl de hartelijke
bewogenheid, die leven schept, de gloed
van-binnen-uit die het to«neel overstraalt,
de lichte woord-cadanz en de melodie der
bevallige gebaren. De fantasie, die een
.voelbaar, een derde Is «r,
«hféfcts goed bekend fel
hen, die het museumbeheer
van nabij kennen. Ik bedoel
het gebrek aan goede krachten
voor het museumbeheer. Dit
is het gevolg van een verzuim
van Rijkswege, waar men nog
steeds geen maatregelen ge
nomen heef t om jonge krachten
aan te kweeken en om, door
bijzonder goede bezoldiging,
de vooruitzichten dusdaalg
aanlokkelijk te maken, dat de
overheid het recht heeft, groote
Capaciteiten te eiachen van
hen, die geroepen worden om
ons kunstbezit te conserveeren,
te ordenen en te vermeerderen.
Dies roept men sinds jaren
om vakopleiding. De langen
t{jd latente eischen inzake
deze drie punten: de
mnseumreorgaiisatiëmet decentrali
satie, alsmede de vakopleiding
van museum-ambtenaren, zfln
gelukkig sinds eenige jaren
weer ruchtbaar geworden) ftan
dr. Hofstede de Groot komt
de eer toe, dezen nieuwen
stoot ta hebben gegeven en
openhartige besprekingen van
die kwesties te hebben inge
leid. Daarvan zijn verschil
lende geschriften *) tut gevolg
geweest, en al moge. in tal
van gevallen het aanbevolen
geneesmiddel niet practisch
zijn, omdat 't te doctrinair is,
zoo zullen toch, deie publi
caties de beteexenis blijven
behoudea, dat zij opnieuw
en ditmaal systematisch
op de misstanden de aandacht
hebben gevestigd, zoodat de
eischen daardoor des te klem
mender zijn gaan klinken.
En daarbij is het niet ge
bleven. De gemeente
's-Gravenhage is kort geleden be
gonnen, haar kunstbezit te
reorganiseeren door het instel
len van een Gemeentelijken
Dienst van Kunsten en Wetenschappen met
dr. H. E. van Gelder aan het hootd.
Ook het Rijk gaat nu de hand aan den
ploeg slaan. Reeds minister Cort van der
Linden had op de Staatsbeprooting 1919 een
post gebracht voor een Staatscommissie
voor een museum-reorganisatie, die door
minister de Visser is overgenomen. Twee van
de drie punten zullen dus stellig worden
onderzocht, vermoedelijk echter óók dat der
vakopleiding. .
Terwijl alzoo onze Regeering op het punt
staat, om de «erste stappen tot reorganisatie
te ondernemen, verschijnt de zeer lezens
waardige brochure .Aer Redderen van onzen
Nationalen Kunstboedel", geschreven door
den intelligenten Frits Lugt, die door zijn
vroegere functie bij Frederik Muller & Co.
van alle markten thuis is op gebied van
beeldende kunst en wiens meening een ieder
dus gaarne zal hooren. Hij oefent terecht in
menig opzicht critiek op het boekje der
Commissie van den oudheidkundigen Bond,
waarvan hij tal van zijns inziens te scho
lastische details en hoofdzaken in het
licht stelt.
Hij veideelt zijn stof in de volgende
onderdeelen: het aanvaarden van den kunst
boedel; het. oude stelsel; de nieuwe weg;
het Rijksmuseum te Amsterdam; de taak
van den hervormer; hoofddirecteur en in
specteur; opleiding en personeel; het par
ticulier initiatief en de geldmiddelen.
Deze inhoudsopgaaf spreekt voldoende
voor zich zelf om een indruk te geven van
hetgeen de schrijver beoogt. Ook hij wil
reorganisatie, wijst op wonde plekken, geeft
geneesmiddelen aan. In hoofdzaak wil hij
hetgeen eigenlijk iedereen wenscht: een
dusdanige ordening, dat wij k»men tot
rau
*) Rapport over de Haagsche museum
kwestie ; brochure over museum-beheer, door
den Oudheidkundigen Bond.
DE BELGISCHE ANNEXIONISTEN
Teekenlng voor Je Amsterdammer" van Qeorge van Raemdonck
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
iiiimiiiiiiiiiii
Toonkamers van den Kunstpottenbakker
C. J. LANOOY
Papestraat24 - 'sGRAVENHAGE
KERSTDAGEN
geopend van 10?12 en 2?5 uur
lllllllllllllllllllllllIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMItlllMllllllllllillllllllllllltllllllllllll
Shakespeare-blijspel tot bloei brengt, is het
geheim van den tooneelleider, ze berust op
een instinct, en waar dit instinct ontbreekt,
blijft het een edele, doch dorre boom.
Alle Shakespeare-vertoonlngen onder Ver
kade lijden aan bloedarmoede. En hoewel
bijzondere, door mij volstrekt niet onder
schatte decoratieve eigenschappen, alsook
het evenwicht dat hij in al deze korte, brokke
lige tafreelen weet te brengen, zóó zelfs dat
het oer-sterk solo-spel van Bouwmeester
bedwongen blijft binnen het kader, dit ge
mis aan vitaliteit tot op zekere hoogte
dekken, onze aandacht verslapt na de eerste
verrassing en ons hart blijft koel. Een effect,
van buiten aangebracht, wreekt zich te meer,
waar aan den innerlijken rijkdom te kcrt
blijkt gedaan. Wanneer op een oogenblik
vol poëtische spanning, Bassanlo's keuze,
die over Portia's tot beslist, een dame met
fraaie sopraan, als in een officieele concert
zaal het podium betreedt om een simpel
liedeke voor te dragen als een deugdelijke
solo, dan wordt hiermede onze argelooze
aandacht ontrukt aan de zwoele duizend
en-éi-nacht atmospheer waarin het geheim
zinnig geval met de ? tooverkastjes ons
brengen moet.
Hoe leeg en koud bleef diftooneel waarin
het hart van Portia hoorbaar heet te kloppen
en Bassanio van een zalige foltering"
spreekt, terwijl geen mensch in hun om
geving het de moeite waard achtte om eens
over de galerij te buigen naar wat daar
beneden aan het noodlot werd betwist l
Meer misschien nog dan de liefde, is de
vriendschap bij Shakespeare -Jbindend en
verwarmend element. Het lot van Portia,
is het lot van Nerissa, haar kamerjuffer en
vertrouwde, Bassanio en Antonio, het is
een vriendenpaar als Castor en Pollux.
Niemand en niets staat op zichzelf in dit
werk, en dat ons dit innig verband voelbaar
Het Belgische Volk: .WIJ hebben geen landhonget"
rillllllllllllllMllllllllllllltlllflIIIIIIIIIIIIIMIIMIIIIIMIIIIIIIHirMIIMHHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHtlHIIIIIMIMIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIlllllllllllllllllllllllllllllllllllU
sea van kunstgenot; grooter budgetten voor
aankoop en ook meer samengaan van directies
en kunstminnende particulieren (op de ma
nier als in het buitenland). Waarom hij
evenwel van een Historisch Museum niet
weten wil, is ons niet duidelijk. Juist door
de al te uitsluitend historische zaken te
lichten uit de kunstverzamelingen, kan men
een goed museum krijgen van voorwerpen,
de vaderlandsche geschiedenis vertolkend.
Volgens de opvattingen van den heer
Lugt zou eigenlijk n .Hervormer" den
boedel meet e n redderen. Ik betwijfel, of
dit mogelijk zou blQken, zelfs al hadden
wij een persoon, die daartoe geschikt is.
Immers in onze geheMe museum-politiek
(als ik dit zoo noemen mag) is nooit n
gedragslijn of gedachtengang gevolgd, maar
is telkens, al naar de omstandigheden en
de geschiktheid der ministerleele ambte
naren of Directeuren, verschillend gehandeld.
Er zijn dientengevolge contracten aange
gaan, legaten aanvaard, toezeggingen ge
daan, die slechts bij een algeheel breken
met het verleden kunnen worden te niet
gedaan, hetgeen wettig onmogelijk zal blijken.
Er zitten dus en dat mag niet vergeten
worden ook rechtskwesties in deze zaken.
Maar ook is de kwestie gecompliceerd
wat betreft de plaatsruimte in beschikbare
en te verkrijgen moderne gebouwen. Er is
bovendien lm verband met de ruimte?een
groote finantieele kwestie.
Tertio is er het ingrijpen in de zaken,
die tot den kring der bemoeiingen van eiken
directeur behooren. Kan b.v. zulk een
.Hervormer" een directeur dwingen, zus en
zoo de kunstwerken te rangschikken?
Zoo zijn er meer dingen, die het onmoge
lijk maken, dat n man deze zaak bered
dert. De dictators-gedachte is karakteristiek
voor iemand, die, gelijk de heer Lugt,
bulten het museum-beheer staat.
De tijd voor dictatoren is hier m.i. voorbij:
In zijn tijd in zijn begin-tijd althans,
was de Stuers een zegen, juist omdat hfj
een dictatorisch organisator was. Maar sedert
zfln er in plaats van onmondige, steeds
meer mondige directeuren gekomen en dezen
kan men niet dwingen, zonder meer een
dictatuur te aanvaarden.
In stede hiervan zal men juist door samen
werking der directeuren (en andere ter
zake kundigen) met de Regeering tot reor
ganisatie B oeten komen. Het inzicht en de
ervaring der directeuren is een factor, dien
wordt gemaakt dunkt mij een eerste eisch.
Kan men, de soberheid betrachtend, in het
tooneel der gereohtszltting, geheel bulten
het woelig volk van het Zuiden, als
reflecteerenden achtergrond voor het felle, in een
kortespanne tflds voltrokken geding tusschen
het eene ras en het andere ? De gerechtszaal
bood, met den als in goudlicht gedrenkten
Doge tot middelpunt, den aanblik van een
prachtig mozaïek, de machtige haviki-figuur
van Bouwmeester's Shyloek hebben wij
zelden zoo scherp en gaaf, gelijk een brons
relief, zien uitkomen als in deze omgeving,
en Rika Hopper, Portia, gaf, alhoewel op een
te laag plan, aan dit deel van haar rol
spellevendlgheid, doch in het sprookje opgegaan
zijn wij geen oogenblik, en in ome herinne
ring blijft dit tooneel, ondanks Bouwmeester,
een schoon maar star monument.
Het laatste gedeelte van de voorstelling
waarin liefde en vriendschap, geest en hart
hoogtij vieren, verried eerst recht het totaal
gebrek aan gemoedswarmte en viel boven
dien uit den aanvankelijk wel getroffen stfll.
De thuiskomst van Portia en Nerissa miste
zoowel fleur als waardigheid, en het verruk
kelijk duo, Jessica en Lorenzo, verhief zich,
zonder waan, zonder cypressen en zonder
intensiteit van teedere gevoelens, niet van
den beganen grond, waarop de regisseur
dit nachtelijk paar, als in een alcoof, had
buitengesloten van licht en lucht.
Om ook maar eenigermate aan te sluiten
bij het, door Verkade gewild en tot op
zekere hoogte te verantwoorden, vertwijfe
lend slotgebaar, had in al dit laatste too
neel de vreugde om het leven, en de her
kenning van dit teven in een gelukkig
wederzien, moeten stijgen tot schoone uit
gelatenheid. Een innerlijke rij-dans, die den
nieuwen dag inltvidt. Dan eerst, tegenover
de momenteele t«vrijding, zou het eeuwig
gebaar: .En tocfou,,? de fceteekenis hebben
ClCF\RETTES
de (niet deskundige) Regeering niet zal kunnen
buiten sluiten, wil zij den te volgen weg goed
kunnen kiezen en bewandelen. Ga ik der
halve hier niet met den heer Lugt mee, zoo
gevoel ik ook weinig voor commissies.
Toch acht ik het plan der Regeering, n.l.
een Staatscommissie, die haar van advies
zal dienen, verreweg dus meest practischen
weg, tenminste indien die is samengesteld
uit personen, die de hangende kwesties
kunnen beoordeeleh en die bovendien vol
doende practischen zin, tact en goeden
smaak hebben om adviezen te geven, die
binnen korten tijd uitvoerbaar zijn.
Aan de hand van die adviezen kan de
Regeering een gedragslijn vaststellen, die
gedurende jaren kan worden gevolgd.
Natuurlijk moet dit geen knellend gareel.
zijn. Men moet b.v. niet van elk directeur
eenzelfde type willen maken en bovenal
ruimte laten voor het type-Bredius, die juist
omdat hij zoo weinig gebonden was, zoo
veel voor het museum kon doen. Men moet
er ook voor zorgen, dat binnen die
Regeerings-gedragslijn, al naar gelang xler om
standigheden, kan worden gecentraliseerd
en gedecenlrallseerd wat betreft het beheer.
M.a.w. heeft men 5 musea en l geschikte
kracht, dan is het duizendmaal beter voor
de conservatie, organisatie In vermeerdering
der kunstschatten, dat men dien nen man
de 6 musea laat beheeren (en In ieder een
.Keeper" zet voor een dagelijkschen winst),
dan dat men aan de 4 overblijvende musea
halve kenners of menschen met uitsluitend
geleerden-kennis tot directeuren benoemt.
Zoo is er meer, waaraangaande overlegd
moet worden en waarin zeer stellig een
verandering ten goede kan worden gebracht.
Zit er eenmaal een lijn in, dan zullen wij
na eenige jaren een gezonden toestand
kunnen hebben. Den heer Lugt zal men
er dan mede dank voor weten, dat
ook hfl de kwestie ter dege heeft belicht
en op die manier de belangstelling ervoor
heeft levendig gehouden en doen toenemen.
W. MARTIN
verkregen, die verbandt heudt met de ziel
des dichters.
Er zijn altijd maar enkele, bepaalde
tooneelspelers, wier talent zich voor het
ShaJkespeare-blijspel eigent. In Schulze heb
ben wij een uitverkorene verloren. Van
Warmelo, altfld fijn en wrjsgeerig, neigt
te dicht naar de literatuur. Een, in andere
rollen gewaardeerde kracht als Hans Brüning,
bederft een Shakespeare-tooneel. De
Lancelot" van Ko Arnoidi tripte als een geestig
Fransch balletmeester, doch onthield ons de
beminnelijke nonchalance van den
Italiaanschen dagdief, en daarmee de bekoring van
deze dankbare rol.
Ook Rika Hopper, belemmerd d»or een
volstrekt onbekwame Nerissa, is geen
Shakespeare-vrouw. Zij speelt Portla, zooais zij
de heldin in een stuk van Fulda zou spelen
en bereikt langs dezen weg alleen in de
gerechtscène, welke zij door knappe dictie
beheerscht, iets van op zichzelf staande
waarde.
Te zwak, te weinig tintelend, maar wel
van Shakespeariaansche lieflijkheid was Fie
Carelsen als Jessica.
Als .Doge" toonde Paul Huf, schoon de
rol een machtiger speler vereischt, weder
goede eigenschappen. Reule heeft het zwierig
gebaar, doch niet het warm vriendenhart
voor Bassanio. Aan den naam Gratiano"
verbinden wij nog feestelijker bevalligheid
dan Eugèse Gilhuys eraan verleende, e«i
overtuigende sprookjes-prins was Theo
Frenkel Jr., en een alles te wenschen latend
vorstelijk Martccaan, Dio Huysmans.
L«uis Bouwmeester, blijft Louis Bouw
meester, onvolprezen in zijn opvatting van
den Shyloek, een meesterwerk, dat ons,
kinderen van het land van Rembrandt, bij
elke reprise, met trots vervult.
TOP N A &F F
, ,4