De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 14 december pagina 7

14 december 1918 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND arch d*UrU& £y forten. flËePEN-ARTIKELEN, UITRUSTINGEN. I IIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIII lllllllMllNinillltlHIl BLOEDBRUILOFT r' Dri C. TE LINTUM ' . <; E regeèrteg beef t nooit willen dat haar odriogeeaaanvalsewtog verovereji," of ten mlnste*Europa ft ótttrelt onder den Pruisischen breagea. - Meen de beminnelijke, «oiipriM,in zfjn eerste en laatste ztn.*Mtd voorbij pratend, liet er ^ van uitkeken. w Wie intusschen enlgszins kennis genohad van het Pruisische militarisme de overbeerschlng der militaire bad zalk een offieieele erkenning na.kriet noodJg. . . ' " ? . tatereasant en naar mfj voorkomt, nog ng, «let jgfnoeg In 't licht gesteld is het <W de DolfKh^ ngeeriag te allen tijde *e dïfen tertondlgd beeft: wfj zfln dea oorlog gegaan, omdat we van alle ' -^^JSen. n/(f moester onze Deze mooie grondregel " minder gevaarlijk dan veraveringszucht. De rUat van ,d& wereld is er evenzeer mee i Immer*, alk dit tot beginsel wordt aen, kaner eiken dageen mogendheid die zich gerechtigd acht, het zwaard r «n, omdat ze in de vaste onderstelverkeert, wéldra aangevallen ie zullen een regeerlag, die zulk een beginsel : al» het bare verkondigt, maakt zich tióomeeds voor elk weldenkend mensch k ia. een kring van beschaafde is ais een onbeschofte vechters die zich dadelijk opwindt een pro-Duitscher vast wilde Betten, Jan ook natu mijn ondervinding het met hem naar deze bekentenis der regeerden te verwijzen, zonder verder in de kronkelingen der diplo matie te begeven. JDe Pruisen meenden met deze leuze bfjzjwder sterk in bun recht te zfln, omdat JU* verheerlflkte .Friedrlch der Grosse" er loO'n goed voorbeeld mee gegeven had. Al die man gedaan had, was edel en goed; hadden hunne .Schnlmeister" van onder boven alttd verkondigd, zóó geestdrlfzelfs, dat het tot over de grenzen was ^ bl vele van onze NederlandiBteister". ? ., geschiedenis kent mér voorvan, deze zelfde, taktlek en 't zou wel wensehelBk geweest zfln, indien men /i» Wfc «tfaébedacht had. Ze kunnen troudienst doen. 't bflzonder wotdt hier gedoeld «ffl was er een koning in Fraoktik, van Valois, verwaand, lichtzinnig, toftgankeiyk voor allerlei invloezóodat nten niet wist, wat men aan bad. ;"-*.. - ' ?.'" ??"? was vrede gekomen in 't land, verzoemet de Hugenoten, en de admiraal de :lde een groote rol bij den koning. ir oe koningin-moeder Catharlna de Medici, gesteund door den troonopvolger ff' andere .Scharfmacher", kon dat niet lalden; af moest de leiding hebben. En tcten haar moordaanslag op Coligny slechts -ten halve gelukte, vatte zfl het plan op, om 4e vele Hugenoten, paar Parfjs gekomen voor het huwelijksfeest van Hendrik van Navarre met Margaretha van Valois, te. doen vermoorden, waarbij de gewonde Coligny dan ook wel niet vergeten zou worden. De uitvoerden wist zfl te vinden; een leger van moordenaars stond voor haar klaar. . Maar de koning moest zijne toestemming geven. Dat kostte de teedere moeder nog ?eer moeite dan zij wellicht gedacht had. Ze kreeg het pas zoover, taen zij Karel voorhield: ,zfl willen u vermoorden met het gansche hof. Wees hun voor, dat is het eenige redmiddel." Op deze woorden, die met allen sch|n van de grootste zekerheid en met begeleiding van de meest uitgezochte argumenten werden geuit, werd de koning wild van angst en moet K. V. HET NEDERLANDSCH TOONEEL: De Koof man van Venetië. De tijd, dien wfl beleven, brengt ons de groote dichters naderbij. Het leedvermaak, dat thans als een pest heerscht over het zegevierend en buiten-schot-gebleven land, weerklinkt in Gratiano's hoongelach: .Een Daniël, een tweede Danlël!" en de zucht van het verpletterd ras verduizendvoudigt zich in onze ooren. Doch de genade, die eenmaal toch uit den wreeden chaos gebo ren moet worden, blijft lichten aan den einder. Zij drupt, als zachte regen uit den hemel. Zfl zegent hem, die geeft en die ontvangt, Zij Is 't machtigste in den machtigste..." En de onbestemde droefenis, welke den Koopman van Venetiëvervult, is van deze genade het dichterlijk deel. , Verkade beeft de weemoed in de vertooning tot zwaarmoedigheid aangezet, zonder ons daarvan de uaiveraeele aandoening, de poëzie te doen gevoelen. De, door hem gespeelde, .Koopman" was het uiterste van een .dee moedig tollenaar", deze, doof hoogere be wustheid gekwelde Christenmensen, sleepte zich over het tooneel als een gekruisigde en liet ,geen ruimte aan de gedachte: dat hfj van oorsprong was een machtig Venetlaansch koopman, teeenpartij van den feilen jood, dien hfj op den Rlalto dorst spuwen in het gelaat. Wij mogen nu eenmaal niet vergeten, dat de weemoed fri dit blijspel want een uitgeroepen hebben met een geweldigen vloek: .vooruit dan, maar zorg dan ook, dat er geen enkele Hugenoot in 't leven blijft." Toen volgde de vreeselfjke Bloedbruiloft, zoo genoemd, omdat de moord ongeveer samenviel met het bovengenoemde hu welp. Karel IX, de verantwoordelijke persoon, heeft nadien geen rust meer gehad en is twee jaar later gestorven. Zijn broeder Hendrik, de troonopvolger, die met wellust aas den moord had meegedaan en daarna een paar jaar naar het Oosten gezonden was, naar de boorden van ad e Weichsel, als koning van Polen, werd 15 jaar later, als vluchte ling, door een v monnik vermoord. De herinnering aan den Barthelomeusnacht is dopf alle tijden neen als een vloek blijven rusten opdenagedachtenis van het HulsValols. Te Berlijn Is óók een bruiloft gevierd, toen daar de oorlog was verklaard, om .an deren vóór te zijn**. Zoo'n .Kriegsheirat" volgens een der barbaarsche gewoonten. En bjj die gelegenheid heeft keizer Wilhelm verkondigd, dat men de vijanden zou ver nietigen. Hij toonde daarbij zelfs nog niet eens den geringsten schijn van den schroom, die volgens vele getuigenissen den Franschen koning wél bevangen moet hebben, na diens toestemming. Wij leven nu sneller dan 350 jaar geleden. Ook is het reeds ge bleken, dat het Duitsche volk van heden toch wel iets wijzer h dan het Fransche volk van 1572. De sociaal-democraten, die (niettegenstaande hun gansch andere begin selen) eenigszins dezelfde positie innemen als destijds de Hugenoten, hebben den stoot gegeven en bij de rest steun genoeg gevon den, om keizer en troonopvolger in eens te beduiden, dat ze onmogelijk zijn geworden. Een oogenblik scheen het nog, of de troon bewaard zou blijven voor den kleinzoon, maar ook die werd weggeveegd met de gansche familie der Hohenzollern, waarop de vloek der Berlflnsche Bloedbruiloft rustte. Zoo is er dan wederom een waarschu wend voorbeeld gesteld, indrukwekkender dan ooit. Mocht er later nog eens weer in eenig land een staatsman opstaan, die zich niet zou entzien, aan een PreventivKrieg" te denken, dan moge hij zich de ParQsche en de Berlijnsche bloedbruiloften voor oogen stellen. En hij moge erbij be denken, dat de .Grosse Fritz" wel een geniaal man is geweest, maar tevens een Machiavellist van het eerste water. ' Ten slotte nog dit. De ex-keizer Wilhelm is als persoon geenszins gelijk te stellen met den jongen Valois van 1572. Maar hij wordt soms verontschuldigd met hetzelfde argument als deze, dat hij namelijk ge dreven ja.door een bende en .Scharfmacher". * Hiermee wordt zflne figuur wel tragi scher, doch niet mooier; integendeel. <^^ HET REDDEREN VAN DEN NATION^LEN KUNSTBOEDEL Er is sinds lang ontevredenheid over ver schillende misstanden op museumgebied hier te lande. Onze openbare kunst-musea bezitten ware prachtcollecties, maar in slechts enkele komen de meesterwerken behoorlijk tot hun recht. Men eischt daarom op dit punt: reorganisatie. Een tweede euvel is, dat buiten eenige centra nagenoeg geen kunstmusea van beteekeals bestaan en menig gedeelte van ons land noode mist hetgeen in die ctntra te veal is. Daarom roept men om decentralisatie. Zijn deze beide gebreken voor een ieder lllllllllllllfllllll blijspel blijft het de negatie, waaronder ook Portia lijdt: »Op mijn woord, Nerissa, mijn klein persoontje heeft van deze wereld meer dan genoeg," weerslag Is op een sterke actie. De spanning om het rechtsgeding voert deze ten top. En het is daarom niet geraden hier uit te gaan van een gemoeds gesteldheid, welke een natuurlijk element des dichters is, doch in dit frissche, van innerlijk licht tintelend werk stellig niet den boventoon vraagt. Zooals Antonio .treurig is, wijl hij niet vroolijk is," zoo is zQn tegenhanger Gratiano, en zijn min of meer alle overige figuren, vroolijk, wijl zij niet treurig zfln. En dit is de toonaard, waarin m. i. .De Koopman van Venetië" behoort te worden gespeeld. Het dualistische, bij Shakespeare gemeenlijk in .Den Nar" belichaamd, wordt hier, bij ontstentenis van den Nar, door alle spelers te zaroen ingelost, doch immer zóó, dat de weelderige schijn, de dartele wil het leven kamp te geven, zegeviert. Daarom mag de schaduw niet drukken en zal de bljjheid-ondanks-alles, moeten stagen tot dien heeten graad van uitbundigheid, waarbij ze als een gouden golf over alle rede slaat en opspat tegen de rotsen van weemoedig besef, als een schit terend schuim. Haat en hoon gaan onder in dien vurigen stroom van louter Ie venom-leven, en het leed van deq dieperen ernst bloeit op in lieflijkheid. Van de vertooning op het Leidsche Plein bleef weder deze blijheid ver. Bij fraai en doelmatig decor Wtjdeveld had het bekend Verkade-ontwerp met de zijtrappen en het platvorm architectonisch uitgewerkt en een geheel verkregen van zware, doch stellige voornaamheid, misten wfl de hartelijke bewogenheid, die leven schept, de gloed van-binnen-uit die het to«neel overstraalt, de lichte woord-cadanz en de melodie der bevallige gebaren. De fantasie, die een .voelbaar, een derde Is «r, «hféfcts goed bekend fel hen, die het museumbeheer van nabij kennen. Ik bedoel het gebrek aan goede krachten voor het museumbeheer. Dit is het gevolg van een verzuim van Rijkswege, waar men nog steeds geen maatregelen ge nomen heef t om jonge krachten aan te kweeken en om, door bijzonder goede bezoldiging, de vooruitzichten dusdaalg aanlokkelijk te maken, dat de overheid het recht heeft, groote Capaciteiten te eiachen van hen, die geroepen worden om ons kunstbezit te conserveeren, te ordenen en te vermeerderen. Dies roept men sinds jaren om vakopleiding. De langen t{jd latente eischen inzake deze drie punten: de mnseumreorgaiisatiëmet decentrali satie, alsmede de vakopleiding van museum-ambtenaren, zfln gelukkig sinds eenige jaren weer ruchtbaar geworden) ftan dr. Hofstede de Groot komt de eer toe, dezen nieuwen stoot ta hebben gegeven en openhartige besprekingen van die kwesties te hebben inge leid. Daarvan zijn verschil lende geschriften *) tut gevolg geweest, en al moge. in tal van gevallen het aanbevolen geneesmiddel niet practisch zijn, omdat 't te doctrinair is, zoo zullen toch, deie publi caties de beteexenis blijven behoudea, dat zij opnieuw en ditmaal systematisch op de misstanden de aandacht hebben gevestigd, zoodat de eischen daardoor des te klem mender zijn gaan klinken. En daarbij is het niet ge bleven. De gemeente 's-Gravenhage is kort geleden be gonnen, haar kunstbezit te reorganiseeren door het instel len van een Gemeentelijken Dienst van Kunsten en Wetenschappen met dr. H. E. van Gelder aan het hootd. Ook het Rijk gaat nu de hand aan den ploeg slaan. Reeds minister Cort van der Linden had op de Staatsbeprooting 1919 een post gebracht voor een Staatscommissie voor een museum-reorganisatie, die door minister de Visser is overgenomen. Twee van de drie punten zullen dus stellig worden onderzocht, vermoedelijk echter óók dat der vakopleiding. . Terwijl alzoo onze Regeering op het punt staat, om de «erste stappen tot reorganisatie te ondernemen, verschijnt de zeer lezens waardige brochure .Aer Redderen van onzen Nationalen Kunstboedel", geschreven door den intelligenten Frits Lugt, die door zijn vroegere functie bij Frederik Muller & Co. van alle markten thuis is op gebied van beeldende kunst en wiens meening een ieder dus gaarne zal hooren. Hij oefent terecht in menig opzicht critiek op het boekje der Commissie van den oudheidkundigen Bond, waarvan hij tal van zijns inziens te scho lastische details en hoofdzaken in het licht stelt. Hij veideelt zijn stof in de volgende onderdeelen: het aanvaarden van den kunst boedel; het. oude stelsel; de nieuwe weg; het Rijksmuseum te Amsterdam; de taak van den hervormer; hoofddirecteur en in specteur; opleiding en personeel; het par ticulier initiatief en de geldmiddelen. Deze inhoudsopgaaf spreekt voldoende voor zich zelf om een indruk te geven van hetgeen de schrijver beoogt. Ook hij wil reorganisatie, wijst op wonde plekken, geeft geneesmiddelen aan. In hoofdzaak wil hij hetgeen eigenlijk iedereen wenscht: een dusdanige ordening, dat wij k»men tot rau *) Rapport over de Haagsche museum kwestie ; brochure over museum-beheer, door den Oudheidkundigen Bond. DE BELGISCHE ANNEXIONISTEN Teekenlng voor Je Amsterdammer" van Qeorge van Raemdonck iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiimiiiiiiiiiii Toonkamers van den Kunstpottenbakker C. J. LANOOY Papestraat24 - 'sGRAVENHAGE KERSTDAGEN geopend van 10?12 en 2?5 uur lllllllllllllllllllllllIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMItlllMllllllllllillllllllllllltllllllllllll Shakespeare-blijspel tot bloei brengt, is het geheim van den tooneelleider, ze berust op een instinct, en waar dit instinct ontbreekt, blijft het een edele, doch dorre boom. Alle Shakespeare-vertoonlngen onder Ver kade lijden aan bloedarmoede. En hoewel bijzondere, door mij volstrekt niet onder schatte decoratieve eigenschappen, alsook het evenwicht dat hij in al deze korte, brokke lige tafreelen weet te brengen, zóó zelfs dat het oer-sterk solo-spel van Bouwmeester bedwongen blijft binnen het kader, dit ge mis aan vitaliteit tot op zekere hoogte dekken, onze aandacht verslapt na de eerste verrassing en ons hart blijft koel. Een effect, van buiten aangebracht, wreekt zich te meer, waar aan den innerlijken rijkdom te kcrt blijkt gedaan. Wanneer op een oogenblik vol poëtische spanning, Bassanlo's keuze, die over Portia's tot beslist, een dame met fraaie sopraan, als in een officieele concert zaal het podium betreedt om een simpel liedeke voor te dragen als een deugdelijke solo, dan wordt hiermede onze argelooze aandacht ontrukt aan de zwoele duizend en-éi-nacht atmospheer waarin het geheim zinnig geval met de ? tooverkastjes ons brengen moet. Hoe leeg en koud bleef diftooneel waarin het hart van Portia hoorbaar heet te kloppen en Bassanio van een zalige foltering" spreekt, terwijl geen mensch in hun om geving het de moeite waard achtte om eens over de galerij te buigen naar wat daar beneden aan het noodlot werd betwist l Meer misschien nog dan de liefde, is de vriendschap bij Shakespeare -Jbindend en verwarmend element. Het lot van Portia, is het lot van Nerissa, haar kamerjuffer en vertrouwde, Bassanio en Antonio, het is een vriendenpaar als Castor en Pollux. Niemand en niets staat op zichzelf in dit werk, en dat ons dit innig verband voelbaar Het Belgische Volk: .WIJ hebben geen landhonget" rillllllllllllllMllllllllllllltlllflIIIIIIIIIIIIIMIIMIIIIIMIIIIIIIHirMIIMHHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHtlHIIIIIMIMIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIlllllllllllllllllllllllllllllllllllU sea van kunstgenot; grooter budgetten voor aankoop en ook meer samengaan van directies en kunstminnende particulieren (op de ma nier als in het buitenland). Waarom hij evenwel van een Historisch Museum niet weten wil, is ons niet duidelijk. Juist door de al te uitsluitend historische zaken te lichten uit de kunstverzamelingen, kan men een goed museum krijgen van voorwerpen, de vaderlandsche geschiedenis vertolkend. Volgens de opvattingen van den heer Lugt zou eigenlijk n .Hervormer" den boedel meet e n redderen. Ik betwijfel, of dit mogelijk zou blQken, zelfs al hadden wij een persoon, die daartoe geschikt is. Immers in onze geheMe museum-politiek (als ik dit zoo noemen mag) is nooit n gedragslijn of gedachtengang gevolgd, maar is telkens, al naar de omstandigheden en de geschiktheid der ministerleele ambte naren of Directeuren, verschillend gehandeld. Er zijn dientengevolge contracten aange gaan, legaten aanvaard, toezeggingen ge daan, die slechts bij een algeheel breken met het verleden kunnen worden te niet gedaan, hetgeen wettig onmogelijk zal blijken. Er zitten dus en dat mag niet vergeten worden ook rechtskwesties in deze zaken. Maar ook is de kwestie gecompliceerd wat betreft de plaatsruimte in beschikbare en te verkrijgen moderne gebouwen. Er is bovendien lm verband met de ruimte?een groote finantieele kwestie. Tertio is er het ingrijpen in de zaken, die tot den kring der bemoeiingen van eiken directeur behooren. Kan b.v. zulk een .Hervormer" een directeur dwingen, zus en zoo de kunstwerken te rangschikken? Zoo zijn er meer dingen, die het onmoge lijk maken, dat n man deze zaak bered dert. De dictators-gedachte is karakteristiek voor iemand, die, gelijk de heer Lugt, bulten het museum-beheer staat. De tijd voor dictatoren is hier m.i. voorbij: In zijn tijd in zijn begin-tijd althans, was de Stuers een zegen, juist omdat hfj een dictatorisch organisator was. Maar sedert zfln er in plaats van onmondige, steeds meer mondige directeuren gekomen en dezen kan men niet dwingen, zonder meer een dictatuur te aanvaarden. In stede hiervan zal men juist door samen werking der directeuren (en andere ter zake kundigen) met de Regeering tot reor ganisatie B oeten komen. Het inzicht en de ervaring der directeuren is een factor, dien wordt gemaakt dunkt mij een eerste eisch. Kan men, de soberheid betrachtend, in het tooneel der gereohtszltting, geheel bulten het woelig volk van het Zuiden, als reflecteerenden achtergrond voor het felle, in een kortespanne tflds voltrokken geding tusschen het eene ras en het andere ? De gerechtszaal bood, met den als in goudlicht gedrenkten Doge tot middelpunt, den aanblik van een prachtig mozaïek, de machtige haviki-figuur van Bouwmeester's Shyloek hebben wij zelden zoo scherp en gaaf, gelijk een brons relief, zien uitkomen als in deze omgeving, en Rika Hopper, Portia, gaf, alhoewel op een te laag plan, aan dit deel van haar rol spellevendlgheid, doch in het sprookje opgegaan zijn wij geen oogenblik, en in ome herinne ring blijft dit tooneel, ondanks Bouwmeester, een schoon maar star monument. Het laatste gedeelte van de voorstelling waarin liefde en vriendschap, geest en hart hoogtij vieren, verried eerst recht het totaal gebrek aan gemoedswarmte en viel boven dien uit den aanvankelijk wel getroffen stfll. De thuiskomst van Portia en Nerissa miste zoowel fleur als waardigheid, en het verruk kelijk duo, Jessica en Lorenzo, verhief zich, zonder waan, zonder cypressen en zonder intensiteit van teedere gevoelens, niet van den beganen grond, waarop de regisseur dit nachtelijk paar, als in een alcoof, had buitengesloten van licht en lucht. Om ook maar eenigermate aan te sluiten bij het, door Verkade gewild en tot op zekere hoogte te verantwoorden, vertwijfe lend slotgebaar, had in al dit laatste too neel de vreugde om het leven, en de her kenning van dit teven in een gelukkig wederzien, moeten stijgen tot schoone uit gelatenheid. Een innerlijke rij-dans, die den nieuwen dag inltvidt. Dan eerst, tegenover de momenteele t«vrijding, zou het eeuwig gebaar: .En tocfou,,? de fceteekenis hebben ClCF\RETTES de (niet deskundige) Regeering niet zal kunnen buiten sluiten, wil zij den te volgen weg goed kunnen kiezen en bewandelen. Ga ik der halve hier niet met den heer Lugt mee, zoo gevoel ik ook weinig voor commissies. Toch acht ik het plan der Regeering, n.l. een Staatscommissie, die haar van advies zal dienen, verreweg dus meest practischen weg, tenminste indien die is samengesteld uit personen, die de hangende kwesties kunnen beoordeeleh en die bovendien vol doende practischen zin, tact en goeden smaak hebben om adviezen te geven, die binnen korten tijd uitvoerbaar zijn. Aan de hand van die adviezen kan de Regeering een gedragslijn vaststellen, die gedurende jaren kan worden gevolgd. Natuurlijk moet dit geen knellend gareel. zijn. Men moet b.v. niet van elk directeur eenzelfde type willen maken en bovenal ruimte laten voor het type-Bredius, die juist omdat hij zoo weinig gebonden was, zoo veel voor het museum kon doen. Men moet er ook voor zorgen, dat binnen die Regeerings-gedragslijn, al naar gelang xler om standigheden, kan worden gecentraliseerd en gedecenlrallseerd wat betreft het beheer. M.a.w. heeft men 5 musea en l geschikte kracht, dan is het duizendmaal beter voor de conservatie, organisatie In vermeerdering der kunstschatten, dat men dien nen man de 6 musea laat beheeren (en In ieder een .Keeper" zet voor een dagelijkschen winst), dan dat men aan de 4 overblijvende musea halve kenners of menschen met uitsluitend geleerden-kennis tot directeuren benoemt. Zoo is er meer, waaraangaande overlegd moet worden en waarin zeer stellig een verandering ten goede kan worden gebracht. Zit er eenmaal een lijn in, dan zullen wij na eenige jaren een gezonden toestand kunnen hebben. Den heer Lugt zal men er dan mede dank voor weten, dat ook hfl de kwestie ter dege heeft belicht en op die manier de belangstelling ervoor heeft levendig gehouden en doen toenemen. W. MARTIN verkregen, die verbandt heudt met de ziel des dichters. Er zijn altijd maar enkele, bepaalde tooneelspelers, wier talent zich voor het ShaJkespeare-blijspel eigent. In Schulze heb ben wij een uitverkorene verloren. Van Warmelo, altfld fijn en wrjsgeerig, neigt te dicht naar de literatuur. Een, in andere rollen gewaardeerde kracht als Hans Brüning, bederft een Shakespeare-tooneel. De Lancelot" van Ko Arnoidi tripte als een geestig Fransch balletmeester, doch onthield ons de beminnelijke nonchalance van den Italiaanschen dagdief, en daarmee de bekoring van deze dankbare rol. Ook Rika Hopper, belemmerd d»or een volstrekt onbekwame Nerissa, is geen Shakespeare-vrouw. Zij speelt Portla, zooais zij de heldin in een stuk van Fulda zou spelen en bereikt langs dezen weg alleen in de gerechtscène, welke zij door knappe dictie beheerscht, iets van op zichzelf staande waarde. Te zwak, te weinig tintelend, maar wel van Shakespeariaansche lieflijkheid was Fie Carelsen als Jessica. Als .Doge" toonde Paul Huf, schoon de rol een machtiger speler vereischt, weder goede eigenschappen. Reule heeft het zwierig gebaar, doch niet het warm vriendenhart voor Bassanio. Aan den naam Gratiano" verbinden wij nog feestelijker bevalligheid dan Eugèse Gilhuys eraan verleende, e«i overtuigende sprookjes-prins was Theo Frenkel Jr., en een alles te wenschen latend vorstelijk Martccaan, Dio Huysmans. L«uis Bouwmeester, blijft Louis Bouw meester, onvolprezen in zijn opvatting van den Shyloek, een meesterwerk, dat ons, kinderen van het land van Rembrandt, bij elke reprise, met trots vervult. TOP N A &F F , ,4

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl