Historisch Archief 1877-1940
M t
l J
VÓÖR'NÉbÊRL'ANft
EN HET KIND
. Een Kentverhaal
door RELQROM MUIJS
herhaalde de
Kluizeidfg-kort gebaar wipte
'lartreuse naar binnen.
de» er het stilzwijgen
. de Kluizenaar
eenverdedigde, hij moeilijk van
: wal af te brengen. Zijn
II ook in zijn ideeën van zijn
zonderen, had evenveel tot
toegedragen ais zijn hang naar
ibeid.
waarop, hij als groen
was
binnengen als een zonderling
onevenredige gestalte en
ttsujtdrukking waren even
k'ais.deparadoxale uitspattingen
«t. Als men zich in zfjn vreemd-'
"weren verdiepte, schreef men veel*
eigenaardigheden toe aan'de
om?"* "' "ïvan zfjn tiende jaar af
t. en, als ko»tjpBge> bad
omz, werven, misdeeld slachtoffer van
.^_WIge pensionhoudsters.
- ritt was de Kluizenaar al behoorlijk
afgel ftwieerd, en als bfj tn 't
laat-middennachte' fllcittur soms nogcens op de kroeg verscheen,
teSaWraea de fooMaar* met ontzag den
v -^ y(|n dlt Qjjomjg gjfljj Corps-tradltle.
?on hQ zich reeds sinds jaren als
?t la de academie-stad had gevestigd,
Bfj er ttég maar steeds niet toe komen,
~' van zijn' vroegere omgeving los te
Onbewust was hij daaraan gehecht
> wijl de kreeg 'het eerste en het
tehuis was geweest, waar hfj, zfj het
|wen vorm, Iets van de huiselijke
intihad genoten, diéhij levenslang had
- (toeten ontberen.
, ;ïk snap net niet, hoe ze met hun
KerstVfertqg ten kjjnd tot hoofdpersoon kunnen
' " Qod-bewaar-tne voor zulk een
on: fantaster*! Wat is er in de wereld
awekltender dan een kind? 't Ecu wig
, en gekrQsch van zoo'n wurm, 't idiote
«wel en gestamel van zoo'n moeder,
*f zoet t moet houden en dan de
fopsfleenen en vnile luiers.... 't Is een verheven
krankzinnigheid om de kraamkamersfeer te
tereoddelpen, b*hl"
.Nou", zei een long jurist met een plepstem,
.Wat mij betreftj ik.vind die heele Kerstmis
nonsens in oo'n beroerden tijd als deze;
t te 't farlzersme ten top gevoerd. Moeten
' ze dat nou gebruiken om hun weergalooze
demoralisatie te verbloemen? Maar ove
rigens, Kom, KhflzenaW, Wat heb j j nou
verstand v«tf MiMwelh' jij, vrouwenhater
,n)t principe, ett.,.. ook itf praktijk]"
De laatst* zinspeling op het veelbespotte
' leveir" vanden Kluizenaar deed de
flnèr" kornuiten loskomen. Dat was
wat ze van dezen, zonderling nog 't
konden begrijpen, hoe deze,
oni**fa grof cynisme, zich altijd koppig
wan verzette tegen ai wat naar
amounpMbemde en zich met.zfn bekende
ctestquentle geheel hlelaVuiten'.de
r". * -. - . . *??
Maar ze gingen opstappen, want hadden
«l tam, nagetafeld. Elk ging zijns weegs,
273
TEL. IBTE19O. M 181 M.
AMSTERDAM,
DagoSSJ&*cfoo NSofi
Amsterdam - Utr^M - Z+tiitt - D* Bilt - Hul* tw HoUo
Boaoh m» Dolif- ?!*#»?*»*«*»» ~ Drtokor^o» -Door****.
totdat ze elkaar misscMea op den na-avond
weerzinden zouden.
De Kluizenaar wou naar bulten. Zfjn kop
stond weer mal, en hij had zia in een stevigen
stap door de sneeuw. .De stad nét haar drukte
beviel hem niet, de Kerst-uitstallingen voor
de winkels en 't feestelijk geroezemoes van
het publiek ergerden hem, maar 't meest
voelde hij zich gekrenkt door de verlichte
kerkvensters en 't orgelspel, dat daarachter
opklonk, 't Was pyramidale nonsens alle
maal, en h4 had vanmiddag ook meer ge
dronken dan zijn kop kon verdragen.
De stilte in de bulten wijken kalmeerde hè**
en uit reactie na zgn verzet werd hij
weemoedig. Terw;tjl,.de sneeuw stif neerstreek
voor >zijn oogen, was 't of hfj dommelen
ging en hij moest er aan denken, hoe ze
nou allemaal thuis zaten vanavond rondom
den huiselijken haard," maar hfj zwierf heel
zijn leven alleen. Als hfl zich straks in t
kanaal wierp, zou niemand hen missen,
hoogstenszïjn bittervrienden, maar dte zouden
geen traan, om hem lateto.
In 't kanaaV lag een turfschlp en uit de
kleine ruitjes scheen een warm-rossig licht
door de sneeuw. Ze zongen er in 't roefje
bij een harmonica: Stille nacht, heilige
nacht," en 't werd den Kluizenaar week om
't hart. HIJ zag eensklaps zo n ouderlijk huls,
't gezin in de huiskamer, hij bQ moeder op
schoot ajs jongen van een jaar pf negenen
dan dronken ze chocola en aten kerstkransjes
met vrachtjes er op en suikeren garneersel,
waar hij altijd zoo dol op was.
Hij proefde 't weer in zQn mond, en zar
de oude staanklok; als die op Oudejaarsavond
twaalf uur sloeg, kusten ze elkaar allemaal
en feliciteerden elkaar, en hij mocht opblijven,
maar kreeg nooit slaap. Ze speelden dan
ganzenbord en.... ja, wat zongen ze thuis
dat kerstlied mooi met elkaar, net als die
menschen in 't schip. Potdbriel dat hf] dat
nou'noelt «eer kende, dat hfj altfjd alleen
door de wereld moest sukkelen en met
kroegvrienden onder schuine moppen d«n>
tijd móést korten l
Hoe 't zoo gek kwam, wist hij niet, maar
hij moest al maar kijken naar t*e j
kleinelichtjes, waar hQ opaan liep. 't Was of
dtelichtjes hem lokten. Ze schenen door dr
blinden van een klein huisje, dat naast andere
huisjes in de rij stond van een straat die 't
kanaal kruiste, bij de brug. 't Waren arbeiders
woningen en sommige hadden in de blinden
twee hartjes, waardoor 't lampllcht naar
buiten scheen.
De twee hartjes van het hoekhuls, waar
hfj 'op aan liep keken hem aan als twee
oogen van een grooten uil, dreigend en
tevens spotacjitlf. Wat moesten die magische
oogen 7 HaddetTze-den gek niét zfjn
seitimentaliteif en loktes ze hem, tfpdathg door
die kflkgaatjes 't Intlem-huiselSk teven op
den Kerstavond bespieden zon? Boden ze
niuiituut iinmimiHiiiimi iiimiHiiiiiiiiimiiiiiimiiiiii iiiiiiiiiiiiimiiiiliii 11
hem dit kfjkje In 't vunzig interieur van 't
kleinburgerdom als. tegengif tegen zfjn
pueriele verlangens?
Hfj kon de verlokking niet weerstaan, en
op zijn teenen in de sneeuw, Iel hfj zijn oog
op 'de loer. Eenzaam stond hfj daar voor
dat hoekhuisje .aan 't lugubere kanaal als
een verlaten zwerveling voor 't gesloten
vaderhuls.' En hfj bleef staan kijken, langer
?dan hij gedacht had.
Want wat hf) zag, nam hem geheel in
beslag, 't Ontroerde hem wonderlijk. Een
jonge vrouw, tenger n blond, zat peinzend
bfj de wieg van een kind.'t Warme
petroleumlicht bescheen het gelaat, dat van eenffjne,
droefgeestig^ «flhoonheid was. Blonde «plfjes
en krulletjes wardèb als een aureool om haar
voorhoofd en ooren. Dekamer wasén voudig,
zelfs armoedig gestoffeerd, doch geen enkele
banaliteit verstoorde de liefelfjke sfeer, 't
Was geen gewone arbeidersvrouw, dat was
uit alles te merketfe ? ,
Een van déplotselinge grillen, waaraan
de Kluizenaar zfjn legendarischen roem had
te danken, deed hem besluiten naar binnen
te gaan. Uit een onberedeneerde ingeving
sloop hfj «aar de deur, die aaq den duisteren
kant van 't kanaal was gelegen. Hij trok
aan de klink en maakte gerucht; de kamer
deur ging open, en als een slanke schaduw
trad de vrouw den bezoeker tegemoet.
Wat is er?" vroeg ze, blijkbaar ontsteld.
.Ik Wou u wel even spreken," stamelde
de Kluizenaar tamelijk verward. De vrouw
nam hem op, met een schichtigen oogopslag,
maar, zooata hfj daar stond in 't volle licht
uit de huiskamer, scheen hij niet den indruk
van een inbreker te maken en de vrouw
begreep bij intuïtie, dat ze te doen had met
een fatsoenlijk man.
.Kom binnen en sluit de deur," zei ze
schielijk, want het tocht voor mijn kind.
Waarom komt u?"
Ik kom /voor een levensverzekering" loog
de Kluizenaar, plotseling vernuftig.
In de huiskamer gaf ze hem een stoel,
en hij zei zijn lesje op, zooals hij dat meer
malen van verzekerings-agenten had gehoord.
Terwfjl hfj de voordeelen uiteenzette en
haar onder 't oog bracht, hoe mooi het zou
zfjn, als haar kind goed verzorgd was, barstte
de vrouw eensklaps In snikken uit.
Neem me niet kwalijk", zei ze, zich her
stellend. Maar 't is ook zoo hard. 't Is zoo
wreed
Zichtbaar wond1 ze zich op, er kwam iets
bitters in haar oogen en in de trekken van
haar gelaat, fte Kluizenaar schrok van de
onverwachte uitbarsting:
Och, waarom zou Ik het u niet vertellen ?",
riep ze uit. Wat kan het ook schelen, en
II snak er*" naar weer eens een mensen te
spreken..%.;!M0n kind verzekeren 11....",
en ze lachte bitter, en dat, nu ik het
nauwelijks voor verhongeren kan bewaren.
O, als u ntfjh toestand kende zoodt v me
zoo niet hebben kunnen pfjn doen."
Mfjn kind heeft geen vader", ging ze op
zachtetf toon voort, terwijl* ze de oogen
neersloeg. Zfjn vader zit in En geland; een
Engelsen officier.... en mfjn ouders hebben
me weggejaagd. Hier laten ze me wonen,
hier.... En niemand ziet naar ons om...."
? Maar waarom vertel ik u dat eigenlijk,"
zei ze, zich herstellend, u 'zult me Wel
minachten, dat ik zoo mfjn vertrouwen weg
schenk aan den eerste de beste, die als
vreemde bij mij over den drempel komt.
Ja, ik weet het, ik zondig tegen de conventie,
maar voor de conventie ben ik toch al lang
een verworpene; ik. zoek geen conventie
meer; ik zoek menschelfjkheid, maar die is
er niet In deze gruwelijke wereld. Neem me
mfjn uitval niet kwalijk; ik ben overspannen.
U ziet, dat u hier geen zaken kunt doen,
Ik zal u uitlaten. . . ."
De Kluizenaar zat, verslagen eerst, maar
gaandeweg heelemaal verteederd van mede
lijden, de tengere, mooie vrouw, een
meisje nog haast, aan te kijken. En van
haar gleed zijn buk naar het kind. 't Sliep,
een rose knuistje lag boven bét dek. En
een allemachtige woede duizelde op in zQn
kop: woede tegen de ploèften, die, deze
hulpelooze lieftalligheid aan 't
onmeedoógende noodlot hadden prijsgegeven, Hfj kon
dat niet langs zich heen laten gaan. Wat
kon hfj doen, om iets goed te maken bij
dit schrijnend leed ? Onhandig bleef hfj ziften.
Vreemd, dat u op Kerstavond zaken
doet l", zei de vrouw met een zenuwachtig,
verbaasd lachje.
Kerstavond? Bestaat niet voor mijl",
antwoorde hij, weemoedig, zonder bitterheid.
Ik ben eenzaam; een verstootene evenals
u. Voor Is 't nog Kerstavond?"
,.Hoe zou het dat niet zifn?", en meteen
blik op het kind: Voor haar mag ik niet
twijfelen, al is 't vaak heel moeilijk; vooral
van avond. Treurige Kerstmis, maar de
wereld Is vol treurigheid en waarom zou
ik een uitzondering wezen? 't Licht zal
dagen, midden uit de duisternis. Als ik dat
niet meer vasthoud, ik moet toch leven,
voor haar ....?" En ze boog zich, in een
opwelling van teederheid, over het slapend
meiske in de wieg.
Mae ik nog wat blijven praten ?", vroeg
de Kluizenaar, u praat zoo heel anders
dan . . . ."
Als u werkelijk nergens een tehuis hebt
om Kerstmis te vieren; ik heb u gezegd:
de conventie kan me niet schelen, die heeft
mfj en mijn kind toch al vermoord. Als 't
u goed doet, waarom niet?"
Nu voelde de Kluizenaar iets heel
weldadigs van binnen, iets wat hfj niet meer
gekend had sinds hQ 't ouderhuis moest
missen, en met innigheid keek hQ rond op
de teere omgeving, de vrouwelijkheid en
moederlijkheid, die hem in dit armoedig
vertrek tegen glansde met stillen en milden
schijn.
Laat ons samen Kerstavond vieren", zei
hij wam. Samen; met ons drieën...."
En na een goed uur liep hij nogmaals
langs het kanaal op de twee lichtjes toe,
die hem lokten uit de hartjes van de blinden.
Een jongen liep naast hem met doozen en
fldschen n zelf hield bij,een grootébos
hulst in zfjn armen geklemd. Uit het
turfschip klonk opnieuw bfj de harmonica:
Stille nacht, heilige nacht l
MEU5
D'RAMAf IJTCHE KRONIEK
N. V. TOONEELVEREENIOINO : SattUOn,
door Herman van den Eerenbeemt
Charité, bien «rdonnée, commence par
Montenegro, en ? de noodlijdende Neder- .
landsche tooneelkunst offert het penningske
harer recette. In het tand, waar men op
Vondel geld toelegt. Hebbel en Orillparzer,
om bij het bfj beldrama te blijven, geen
kans geeft, gebeurde-het op den 12den Decem
ber 1918 dat de grootéStadsschouwburg
zaal volstroomde met een kostbaar
kunstkringpubllek, bereid te juichen, te huiveren
en thee te drinken ter eere van Montenegro,
Willem van der Veer en Herman van den
Eerenbeemt. De opzet klinkt als een sprookje
en ik wenschte wel, dat de poëzie zich in
gelijke mate over het vervolg van den avond
had ontfermd. Doch bet Is mfj met den
besten wil niet mogen gelukken, noch in
het wezen van dit, onder vriendelijke om
standigheden geboden, bijbel-spel Sams«n",
noch in de verzen op zichzelf beschouwd}
een sprankel van dichterlijke aandoening,
een bewijs van diepere schouwing en gees
telijke verheffing te ontdekken. En de ver
tooning, door Hefjermans gericht op het
rauwst realisme, ontnam aan de, allicht toch
wijdscher bedoelingen van den jongen schrij
ver den laatsten schijn van schoon heidszin
en waardigheid. Het blijft een moedig onder
nemen de hand te durven uitstrekken naar
een machtige, ver achter ons dagelQksch
verschiet gelegen stof, het is begrijpelijk,
dat een jonge auteur, met dramatische gaven
in de richting Van Riemsdijk, die Hebbel
in zich opnam, door Wilde geboeid werd,
en bekoring vond in het slot van Elckerlyc":
Daer wi alle moeten ghemeeae in comen,
groot ende cleene", dat hij omzette in:
.Rechtvaardig zal Hfj rechten, de goeden
en de slechten", geloofde uit gelijksoortige
elementen n oorspronkelijk 'drama t« ,
kunnen scheppen, maar het zou
onvefgeeflQk zfjn wanneer wij hem stijfden in de
meening, dat uit de legende van Simson
.. te*
K A
P O N G W E E !
Indische Volksraad heeft de Indische regeering
de" bekentenis afgedwongen, dat ten aanzien
zorg voor de volksgezondheid een'hoogst
pi}nj en ernstige achterstand bestaat, welke zoo
Ijspoidlg mogelijk moet worden weggewerkt en dat het
ii vraagstuk van de volkshuisvesting dringend
voorZJening eischi"
Eindelijk dan vinden de krachtige vertoogen van
hen, die al lang op noudige verbeteringen
aandron??wij noemen de namen der doktoren Bervoets,
Gorkom, Terburgh, de Vogel, journalisten als
H, van Qeuns, Later, Stokvis, Vierhout, Wijbrandts,
ooi ons bij enkelen te bepalen, van verschillende
regeeringsambtenaren, en, last not least, van tal van
gemeenteraden op Java gehoor!
,$oe en in welke mate? Wat denkt de regeering
te doen, waar en waarmede te beginnen?" vraagt
Tertius in het Koloniaal Weekblad. Enkele aange
geven assaineeringsplannen wijzen niet op een alge
meen werkplan. Een erkenning, dat er periculum in
rnora is, dat daar een eind aan dient te komen, geeft
bitter weinig. Eenige nadere aanwijzing, zij 't slechts
over het voorloopig entameeren commissoriaal, zoo
al niet daadwerkelijk :?van de beide vraagstukken,
bad althans eenige voldoening geschonken,' meent
bij. De oud-B.B, man, nourri dans Ie sérail, is wat
wantrouwend l
In de troonrede wordt ,.er op gewezen, dat de
oeconomische bloei van Indiëdient te worden bevor
derd. Volkomen' juist, want zonder het aanboren van
meer hulpbronnen geen geld voor de vele, alle even
hard noodige verbeteringen, maar mét den bloei nog
veel meer gevaar voor de volksgezondheid dan thans.
Jn dezen oorlog zijn wij allen min of meer hygi
nisch opgevoed. Wij weten,-dat,dankzij verschillende
maatregelen op hygiënisch gebied, de geweldige
legers, niettegenstaande opeenhooping en nauw con
tact onderling en met een vaak onhygiënische omge
ving, niet gedecimeerd zijn door ziekten, als eertijds.
Ia Indiënu beschouwde men in het begin der
" negentiende -eeuw de vreeselijke cholera als voor dat
land van geen beteekenis. In geen vijftig jaar had
Y»ea et toen van die ziekte gehoord l Enthans? In het
tijdvak 1896?1914 hebben wij persoonlijk er vijf
cholerajaren meegemaakt *). Het sterk vermeerderde
wereldverkeer is er de oorzaak van. Thans heerscht
'hter de griep en is het geheele volk er van onder
den indruk. Maar wij overdrijven niet als wij beweren,
dat die vreeselijke cholera in Indiëhonderdmaal meer
droefenis stort in de harten der bevolking dan de
' griep hier. Dan sterven in de grootécentra en dessa's
heele kampongs uit, gebeurt bet herhaaldelijk, dat
menschen, nu gezond, na vier of vijf uren dood zijn l
*) Uit de pas ontvangen .Locomotief" blfjkt, dat de
cholera er al wier heerscht l
Voor heel enkele jaren nog meende men, dat 4e
pest voor Indiëvan geen beteekenis was. Nu weten
we helaas beter! Neg meent m$n, dat de Vreeselijke
gele koorts Indiëniet zal bereiken. Vooruitziende
mannen, als Prof. van Loghem, Dr. Swellengrebel,
Dr. de Vogel, hebben reeds gewezen op het mogelijke
gevaar van infectie, nu het Panamakanaal gereed is
en er rechtstreeksche verbinding ontstaat met landen,
waar die ziekte inheemsch is. Het sterk vermeerderde
wereldverkeer, de opeenhooping van menschen in
industrie- en handelscentra, de nauwe aanraking der
menschen, bevorderen in hooge mate de verspreiding
der vreeselijke ziekten als cholera, pest, pokken,
malaria, tuberculose, gele koorts, syphilis enz. Ver
meerdering van verkeer, bloei van handel en industrie
brengen gevaren met zich mee de suikerfabrieken
b.v. zijn centra van geslachtsziekten waartegen
de bevolking dient te worden beschermd.
Waar in onzen tijd de mogelijkheid gebleken is
de millioenen-legers tegen ziekten, enz., te bescher
men, moet men toch ook heele bevolkingen daar
tegen kunnen beschermen.
Zich zelven beschermen, dat kunnen de Indone
sische volken niet. Daartoe zijn ze te arm, te onwetend,
te achterlijk, te zorgeloos. Dat moet het Westersche
intellect, het Westersche kapitaal doen.
In de verbetering van de oeconomische
toestanden In de Industrialisatie, hoe noodig
ook, ligt een groot gevaar; wil herhalen het!
Wij willen dit nog heel kort eenigszins toelichten: de
vuile havensteden van Indiëzijn even zoevele voe
dingsbodems voor ziekteveroorzakende organismen.
Wanneer ziekten daar binnentreden, verkrijgen ze er
vasten voet; ze blijven er en breiden zich uit. Door
het sterke verkeer met de binnenlanden verspreiden
die ziekten zich over het heele land en ongetelde
massa's vallen er aan ten offer. De havensteden met
hun woon- ,en woningtoestanden, slecht, zooals men
ze hier niet kent, met hun kampongs, waar tuberculose,
typhus, pokken, dysenterie, malaria, enz. aan
talloozen ontijdig een graf bezorgen, vormen een door
loopend gevaar voor heel het grootéland *).
Die havensteden dienen gezond te worden gemaakt!
*) Aan de dagbladen seint menhetvolgendeuitSoerabaja:
De Spaansche griep eischt dagelijks meer slachtoffers.
In de binnenlanden is de sterfte verschrikkelijk, in
v«rschillende streken wordt de bevolking gedecimeerd. In
Soerabaja zijn binnen veertien dagen 92 Europeanen ge
storven en sterven in de laatste twee weken 100-125
inlanders dagelijks".
Ook in Batavia heerscht deze ziekte, volgens een tele
gram van de vorige week, In hevige mate. Volgens een
later telegram zfjn er op Java alleen reeds 1.000.000 men
schen aan de griep gestorven.
Het odium b.v. van Batavia, dat ze de meest onge
zonde stad ter wereld is, dient van haar te worden
afgewenteld.
De gemeenteraden van al die steden willen die
ellendige toestanden gaarne verbeteren, maar ze kunnen
niet, de taak is zoo geweldig zwaar! Tientallen van
jaren heeft het Nederlandsche fvolk die steden grondig
laten verwaarloozen. De jonge gemeenten kunnen
zonder hulp de verwaarloozing, dien hoogst pijnlijken
en ernstigen achterstand", niet inhalen. Waarom hun
geen steun verleend met bijdragen, voorschotten e.d.,
als hier in Nederland b.v. geschiedt met
woningvereenigingen ?
Wij zouden nog heel veel kunnen zeggen, zouden
nog willen wijzen op de zoo geringe bevolkingscijfers
van Bprneo, Sumatra, enz., pp het uitsterven der
bevolking van eilanden, te wijten voor een deel aan
ziekten en hygiënische misstanden.
Wij zouden nog kunnen wijzen op de ontzettende
kindersterfte op Java en de andere eilanden, op den
invloed der wijd en zijd verspreide mijnwormziekte,
die volgens prof. Kuenen vermoedelijk de oorzaak is
van 't geen wij laksheid en luiheid van den Indo
nesiër noemen.
Wij zouden de aandacht kunnen vestigen op de
totaal onvoldoende, ja practisch gesproken totaal
afwezige hulp bij bevallingen en ziekten. (Op 3 Sep
tember 1918, lezen wij, werden de cholerapatienten in
het allerdroevigst ingerichte hospitaaltje voor besmet
telijke ziekten te Semarang door koelies verpleegd"!!!
Geen blaam treft de Semarangsche medici! Die werken
hard, woekeren met hun middelen, die totaal onvol
doende zijn). En dat alles niettegenstaande het zoo
sympathieke streven van een Lim, een van der Ley,
een Bervoets, een Mevr. Stokvis, een Winkler en
enkele andere medici, de zending, heel enkele
cultuurondernemingen, een Mevr. Hogedoorn, een Zuster van
Veen en enkele vrouwelijke en mannelijke Javaansche
pioniers op 't gebied van ziekenverpleging, om hierin
verbetering te brengen maar het bestek laat dit niet toe.
Het tijdstip zal aanbreken, waarop de honderden
millioenen bewoners der tropen de Westersche volkeren
rekenschap van hun handelingen zullen gaan vragen,
ze voor het wereldgericht zullen dagen. Ook Nederland"
zal moeten verschijnen!
Dat oogenblik zal spoedig aanbreken, lezeressen
en lezers! De achterlijke tropische volkeren zullen
den weg, waarover Gij eenige eeuwen hebt gedaan,
in enkele tientallen van jaren afleggen, Wij, en vele
oud-Indische menschen met ons, verzekeren U dit!
Eeuwen lang," zullen zij dan zeggen, hebben
wij U door onzen arbeid het leven met onze koste
lijke tropische gewassen veraangenaamd, de laatste
jaren U Uw bestaan door onze tropische voort
brengselen mogelijk gemaakt, de laatste maanden
voor Uwe vrijheden ons bloed gestort! Zonder de
tropen geen telefoon, geen telegraaf, geen rijwiel,
geen auto, geen tram, geen handel, geen industrie,
geen verkeer, geen voldoende vet, niet genoeg zeep!
Vele, zeer vele milliarden hebt Gij, Europeanen,
hiermee kunnen vergaren! Gij bracht ons whisky,
opium en jenever, cholera, tuberculose, pokken, syphilis
en andere pestilentiën!
Wat deedt Gij, hoogontwikkelde, beschaafde Neder
landers, om ons het leven dragelijk te maken? Gij
hebt tienduizenden onzer laten samenhokken in kam
pongs, waar Gij dagelijks langs kwaamt, maar die Gij
niet kendet, omdat U de menschen, die er woonden,
onverschillig waren! Gij kwaamt er nooit in, behalve
heel, heel enkele welwillende Hollatidsche mannen,
heel, heel enkele Hollandsche vrouwen. Dezen riepen
al heel lang geleden Uwe hulp in. Gij luisterdet niet
naar hun stem! Daar, in die kampongs riepen ze
waart de dood rond, klopt er deur aan deur, jaar in
jaar uit! Talloos zijn de slachtoffers l"
Waarom," zoo vragen wij, zijt Gij zoo grenzen
loos onverschillig geweest, wanneer het gold de be
hartiging van onze belangen door Uwe vertegenwoor
digers? Hoe konden Uwe gemachtigden belangstelling
toonen, als ze wisten, dat bun kiezers zoo onbewogen
waren voor onze nooden? Waarom liet Gij, Neder
landsche Moeders en Vaders, onze kinderen verkom
meren in de ellendige krotten der nare stadskampongs,
ten prooi aan ziekten, waartegen wij ze niet konden
beschermen, uit onwetendheid en onvermogen?
Waarom niet?"
Zóó zullen de Indonesiërs dan kunnen spreken l
Binnen enkele maanden zal de Nederlandsche Vrouw,
de Nederlandsche Moeder, met haar kiesbiljet haar
tropische zusters kunnen helpen. Zal de Nederlandsche
vrouw het doen? Of zullen n de Nederlandsche
vrouwen n de Nederlandsche mannen zich weer
afzijdig houden en uitsluitend oog hebben voor eigen
belangen en belangetjes? Zou het Nederlandsche
volk zoo grenzenloos egoïstisch zijn? Zou het 't
Indische volk niet willen helpen, waar het in tijden
van grooten nood zelfs Belgische, Fransche, Duitsche
mannen, vrouwen en kinderen heeft verzorgd? Wij
meenen van wel!
Onbekendheid met de toestanden zal men niet meer
kunnen voorwenden, want deze advertentie is ge
plaatst in vele grootédag- en weekbladen, die ge
zamenlijk hun lezeressen en lezers bij millioenen tellen.
A. S. TILLEMA
WEËHUIZEN.
H. F. TILLEMA,
Oud-lid v. d. Gemeenteraad
van Semarang.
GRONINGEN, einde December 1918.