De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 21 december pagina 10

21 december 1918 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

M t l J VÓÖR'NÉbÊRL'ANft EN HET KIND . Een Kentverhaal door RELQROM MUIJS herhaalde de Kluizeidfg-kort gebaar wipte 'lartreuse naar binnen. de» er het stilzwijgen . de Kluizenaar eenverdedigde, hij moeilijk van : wal af te brengen. Zijn II ook in zijn ideeën van zijn zonderen, had evenveel tot toegedragen ais zijn hang naar ibeid. waarop, hij als groen was binnengen als een zonderling onevenredige gestalte en ttsujtdrukking waren even k'ais.deparadoxale uitspattingen «t. Als men zich in zfjn vreemd-' "weren verdiepte, schreef men veel* eigenaardigheden toe aan'de om?"* "' "ïvan zfjn tiende jaar af t. en, als ko»tjpBge> bad omz, werven, misdeeld slachtoffer van .^_WIge pensionhoudsters. - ritt was de Kluizenaar al behoorlijk afgel ftwieerd, en als bfj tn 't laat-middennachte' fllcittur soms nogcens op de kroeg verscheen, teSaWraea de fooMaar* met ontzag den v -^ y(|n dlt Qjjomjg gjfljj Corps-tradltle. ?on hQ zich reeds sinds jaren als ?t la de academie-stad had gevestigd, Bfj er ttég maar steeds niet toe komen, ~' van zijn' vroegere omgeving los te Onbewust was hij daaraan gehecht > wijl de kreeg 'het eerste en het tehuis was geweest, waar hfj, zfj het |wen vorm, Iets van de huiselijke intihad genoten, diéhij levenslang had - (toeten ontberen. , ;ïk snap net niet, hoe ze met hun KerstVfertqg ten kjjnd tot hoofdpersoon kunnen ' " Qod-bewaar-tne voor zulk een on: fantaster*! Wat is er in de wereld awekltender dan een kind? 't Ecu wig , en gekrQsch van zoo'n wurm, 't idiote «wel en gestamel van zoo'n moeder, *f zoet t moet houden en dan de fopsfleenen en vnile luiers.... 't Is een verheven krankzinnigheid om de kraamkamersfeer te tereoddelpen, b*hl" .Nou", zei een long jurist met een plepstem, .Wat mij betreftj ik.vind die heele Kerstmis nonsens in oo'n beroerden tijd als deze; t te 't farlzersme ten top gevoerd. Moeten ' ze dat nou gebruiken om hun weergalooze demoralisatie te verbloemen? Maar ove rigens, Kom, KhflzenaW, Wat heb j j nou verstand v«tf MiMwelh' jij, vrouwenhater ,n)t principe, ett.,.. ook itf praktijk]" De laatst* zinspeling op het veelbespotte ' leveir" vanden Kluizenaar deed de flnèr" kornuiten loskomen. Dat was wat ze van dezen, zonderling nog 't konden begrijpen, hoe deze, oni**fa grof cynisme, zich altijd koppig wan verzette tegen ai wat naar amounpMbemde en zich met.zfn bekende ctestquentle geheel hlelaVuiten'.de r". * -. - . . *?? Maar ze gingen opstappen, want hadden «l tam, nagetafeld. Elk ging zijns weegs, 273 TEL. IBTE19O. M 181 M. AMSTERDAM, DagoSSJ&*cfoo NSofi Amsterdam - Utr^M - Z+tiitt - D* Bilt - Hul* tw HoUo Boaoh m» Dolif- ?!*#»?*»*«*»» ~ Drtokor^o» -Door****. totdat ze elkaar misscMea op den na-avond weerzinden zouden. De Kluizenaar wou naar bulten. Zfjn kop stond weer mal, en hij had zia in een stevigen stap door de sneeuw. .De stad nét haar drukte beviel hem niet, de Kerst-uitstallingen voor de winkels en 't feestelijk geroezemoes van het publiek ergerden hem, maar 't meest voelde hij zich gekrenkt door de verlichte kerkvensters en 't orgelspel, dat daarachter opklonk, 't Was pyramidale nonsens alle maal, en h4 had vanmiddag ook meer ge dronken dan zijn kop kon verdragen. De stilte in de bulten wijken kalmeerde hè** en uit reactie na zgn verzet werd hij weemoedig. Terw;tjl,.de sneeuw stif neerstreek voor >zijn oogen, was 't of hfj dommelen ging en hij moest er aan denken, hoe ze nou allemaal thuis zaten vanavond rondom den huiselijken haard," maar hfj zwierf heel zijn leven alleen. Als hfl zich straks in t kanaal wierp, zou niemand hen missen, hoogstenszïjn bittervrienden, maar dte zouden geen traan, om hem lateto. In 't kanaaV lag een turfschlp en uit de kleine ruitjes scheen een warm-rossig licht door de sneeuw. Ze zongen er in 't roefje bij een harmonica: Stille nacht, heilige nacht," en 't werd den Kluizenaar week om 't hart. HIJ zag eensklaps zo n ouderlijk huls, 't gezin in de huiskamer, hij bQ moeder op schoot ajs jongen van een jaar pf negenen dan dronken ze chocola en aten kerstkransjes met vrachtjes er op en suikeren garneersel, waar hij altijd zoo dol op was. Hij proefde 't weer in zQn mond, en zar de oude staanklok; als die op Oudejaarsavond twaalf uur sloeg, kusten ze elkaar allemaal en feliciteerden elkaar, en hij mocht opblijven, maar kreeg nooit slaap. Ze speelden dan ganzenbord en.... ja, wat zongen ze thuis dat kerstlied mooi met elkaar, net als die menschen in 't schip. Potdbriel dat hf] dat nou'noelt «eer kende, dat hfj altfjd alleen door de wereld moest sukkelen en met kroegvrienden onder schuine moppen d«n> tijd móést korten l Hoe 't zoo gek kwam, wist hij niet, maar hij moest al maar kijken naar t*e j kleinelichtjes, waar hQ opaan liep. 't Was of dtelichtjes hem lokten. Ze schenen door dr blinden van een klein huisje, dat naast andere huisjes in de rij stond van een straat die 't kanaal kruiste, bij de brug. 't Waren arbeiders woningen en sommige hadden in de blinden twee hartjes, waardoor 't lampllcht naar buiten scheen. De twee hartjes van het hoekhuls, waar hfj 'op aan liep keken hem aan als twee oogen van een grooten uil, dreigend en tevens spotacjitlf. Wat moesten die magische oogen 7 HaddetTze-den gek niét zfjn seitimentaliteif en loktes ze hem, tfpdathg door die kflkgaatjes 't Intlem-huiselSk teven op den Kerstavond bespieden zon? Boden ze niuiituut iinmimiHiiiimi iiimiHiiiiiiiiimiiiiiimiiiiii iiiiiiiiiiiiimiiiiliii 11 hem dit kfjkje In 't vunzig interieur van 't kleinburgerdom als. tegengif tegen zfjn pueriele verlangens? Hfj kon de verlokking niet weerstaan, en op zijn teenen in de sneeuw, Iel hfj zijn oog op 'de loer. Eenzaam stond hfj daar voor dat hoekhuisje .aan 't lugubere kanaal als een verlaten zwerveling voor 't gesloten vaderhuls.' En hfj bleef staan kijken, langer ?dan hij gedacht had. Want wat hf) zag, nam hem geheel in beslag, 't Ontroerde hem wonderlijk. Een jonge vrouw, tenger n blond, zat peinzend bfj de wieg van een kind.'t Warme petroleumlicht bescheen het gelaat, dat van eenffjne, droefgeestig^ «flhoonheid was. Blonde «plfjes en krulletjes wardèb als een aureool om haar voorhoofd en ooren. Dekamer wasén voudig, zelfs armoedig gestoffeerd, doch geen enkele banaliteit verstoorde de liefelfjke sfeer, 't Was geen gewone arbeidersvrouw, dat was uit alles te merketfe ? , Een van déplotselinge grillen, waaraan de Kluizenaar zfjn legendarischen roem had te danken, deed hem besluiten naar binnen te gaan. Uit een onberedeneerde ingeving sloop hfj «aar de deur, die aaq den duisteren kant van 't kanaal was gelegen. Hij trok aan de klink en maakte gerucht; de kamer deur ging open, en als een slanke schaduw trad de vrouw den bezoeker tegemoet. Wat is er?" vroeg ze, blijkbaar ontsteld. .Ik Wou u wel even spreken," stamelde de Kluizenaar tamelijk verward. De vrouw nam hem op, met een schichtigen oogopslag, maar, zooata hfj daar stond in 't volle licht uit de huiskamer, scheen hij niet den indruk van een inbreker te maken en de vrouw begreep bij intuïtie, dat ze te doen had met een fatsoenlijk man. .Kom binnen en sluit de deur," zei ze schielijk, want het tocht voor mijn kind. Waarom komt u?" Ik kom /voor een levensverzekering" loog de Kluizenaar, plotseling vernuftig. In de huiskamer gaf ze hem een stoel, en hij zei zijn lesje op, zooals hij dat meer malen van verzekerings-agenten had gehoord. Terwfjl hfj de voordeelen uiteenzette en haar onder 't oog bracht, hoe mooi het zou zfjn, als haar kind goed verzorgd was, barstte de vrouw eensklaps In snikken uit. Neem me niet kwalijk", zei ze, zich her stellend. Maar 't is ook zoo hard. 't Is zoo wreed Zichtbaar wond1 ze zich op, er kwam iets bitters in haar oogen en in de trekken van haar gelaat, fte Kluizenaar schrok van de onverwachte uitbarsting: Och, waarom zou Ik het u niet vertellen ?", riep ze uit. Wat kan het ook schelen, en II snak er*" naar weer eens een mensen te spreken..%.;!M0n kind verzekeren 11....", en ze lachte bitter, en dat, nu ik het nauwelijks voor verhongeren kan bewaren. O, als u ntfjh toestand kende zoodt v me zoo niet hebben kunnen pfjn doen." Mfjn kind heeft geen vader", ging ze op zachtetf toon voort, terwijl* ze de oogen neersloeg. Zfjn vader zit in En geland; een Engelsen officier.... en mfjn ouders hebben me weggejaagd. Hier laten ze me wonen, hier.... En niemand ziet naar ons om...." ? Maar waarom vertel ik u dat eigenlijk," zei ze, zich herstellend, u 'zult me Wel minachten, dat ik zoo mfjn vertrouwen weg schenk aan den eerste de beste, die als vreemde bij mij over den drempel komt. Ja, ik weet het, ik zondig tegen de conventie, maar voor de conventie ben ik toch al lang een verworpene; ik. zoek geen conventie meer; ik zoek menschelfjkheid, maar die is er niet In deze gruwelijke wereld. Neem me mfjn uitval niet kwalijk; ik ben overspannen. U ziet, dat u hier geen zaken kunt doen, Ik zal u uitlaten. . . ." De Kluizenaar zat, verslagen eerst, maar gaandeweg heelemaal verteederd van mede lijden, de tengere, mooie vrouw, een meisje nog haast, aan te kijken. En van haar gleed zijn buk naar het kind. 't Sliep, een rose knuistje lag boven bét dek. En een allemachtige woede duizelde op in zQn kop: woede tegen de ploèften, die, deze hulpelooze lieftalligheid aan 't onmeedoógende noodlot hadden prijsgegeven, Hfj kon dat niet langs zich heen laten gaan. Wat kon hfj doen, om iets goed te maken bij dit schrijnend leed ? Onhandig bleef hfj ziften. Vreemd, dat u op Kerstavond zaken doet l", zei de vrouw met een zenuwachtig, verbaasd lachje. Kerstavond? Bestaat niet voor mijl", antwoorde hij, weemoedig, zonder bitterheid. Ik ben eenzaam; een verstootene evenals u. Voor Is 't nog Kerstavond?" ,.Hoe zou het dat niet zifn?", en meteen blik op het kind: Voor haar mag ik niet twijfelen, al is 't vaak heel moeilijk; vooral van avond. Treurige Kerstmis, maar de wereld Is vol treurigheid en waarom zou ik een uitzondering wezen? 't Licht zal dagen, midden uit de duisternis. Als ik dat niet meer vasthoud, ik moet toch leven, voor haar ....?" En ze boog zich, in een opwelling van teederheid, over het slapend meiske in de wieg. Mae ik nog wat blijven praten ?", vroeg de Kluizenaar, u praat zoo heel anders dan . . . ." Als u werkelijk nergens een tehuis hebt om Kerstmis te vieren; ik heb u gezegd: de conventie kan me niet schelen, die heeft mfj en mijn kind toch al vermoord. Als 't u goed doet, waarom niet?" Nu voelde de Kluizenaar iets heel weldadigs van binnen, iets wat hfj niet meer gekend had sinds hQ 't ouderhuis moest missen, en met innigheid keek hQ rond op de teere omgeving, de vrouwelijkheid en moederlijkheid, die hem in dit armoedig vertrek tegen glansde met stillen en milden schijn. Laat ons samen Kerstavond vieren", zei hij wam. Samen; met ons drieën...." En na een goed uur liep hij nogmaals langs het kanaal op de twee lichtjes toe, die hem lokten uit de hartjes van de blinden. Een jongen liep naast hem met doozen en fldschen n zelf hield bij,een grootébos hulst in zfjn armen geklemd. Uit het turfschip klonk opnieuw bfj de harmonica: Stille nacht, heilige nacht l MEU5 D'RAMAf IJTCHE KRONIEK N. V. TOONEELVEREENIOINO : SattUOn, door Herman van den Eerenbeemt Charité, bien «rdonnée, commence par Montenegro, en ? de noodlijdende Neder- . landsche tooneelkunst offert het penningske harer recette. In het tand, waar men op Vondel geld toelegt. Hebbel en Orillparzer, om bij het bfj beldrama te blijven, geen kans geeft, gebeurde-het op den 12den Decem ber 1918 dat de grootéStadsschouwburg zaal volstroomde met een kostbaar kunstkringpubllek, bereid te juichen, te huiveren en thee te drinken ter eere van Montenegro, Willem van der Veer en Herman van den Eerenbeemt. De opzet klinkt als een sprookje en ik wenschte wel, dat de poëzie zich in gelijke mate over het vervolg van den avond had ontfermd. Doch bet Is mfj met den besten wil niet mogen gelukken, noch in het wezen van dit, onder vriendelijke om standigheden geboden, bijbel-spel Sams«n", noch in de verzen op zichzelf beschouwd} een sprankel van dichterlijke aandoening, een bewijs van diepere schouwing en gees telijke verheffing te ontdekken. En de ver tooning, door Hefjermans gericht op het rauwst realisme, ontnam aan de, allicht toch wijdscher bedoelingen van den jongen schrij ver den laatsten schijn van schoon heidszin en waardigheid. Het blijft een moedig onder nemen de hand te durven uitstrekken naar een machtige, ver achter ons dagelQksch verschiet gelegen stof, het is begrijpelijk, dat een jonge auteur, met dramatische gaven in de richting Van Riemsdijk, die Hebbel in zich opnam, door Wilde geboeid werd, en bekoring vond in het slot van Elckerlyc": Daer wi alle moeten ghemeeae in comen, groot ende cleene", dat hij omzette in: .Rechtvaardig zal Hfj rechten, de goeden en de slechten", geloofde uit gelijksoortige elementen n oorspronkelijk 'drama t« , kunnen scheppen, maar het zou onvefgeeflQk zfjn wanneer wij hem stijfden in de meening, dat uit de legende van Simson .. te* K A P O N G W E E ! Indische Volksraad heeft de Indische regeering de" bekentenis afgedwongen, dat ten aanzien zorg voor de volksgezondheid een'hoogst pi}nj en ernstige achterstand bestaat, welke zoo Ijspoidlg mogelijk moet worden weggewerkt en dat het ii vraagstuk van de volkshuisvesting dringend voorZJening eischi" Eindelijk dan vinden de krachtige vertoogen van hen, die al lang op noudige verbeteringen aandron??wij noemen de namen der doktoren Bervoets, Gorkom, Terburgh, de Vogel, journalisten als H, van Qeuns, Later, Stokvis, Vierhout, Wijbrandts, ooi ons bij enkelen te bepalen, van verschillende regeeringsambtenaren, en, last not least, van tal van gemeenteraden op Java gehoor! ,$oe en in welke mate? Wat denkt de regeering te doen, waar en waarmede te beginnen?" vraagt Tertius in het Koloniaal Weekblad. Enkele aange geven assaineeringsplannen wijzen niet op een alge meen werkplan. Een erkenning, dat er periculum in rnora is, dat daar een eind aan dient te komen, geeft bitter weinig. Eenige nadere aanwijzing, zij 't slechts over het voorloopig entameeren commissoriaal, zoo al niet daadwerkelijk :?van de beide vraagstukken, bad althans eenige voldoening geschonken,' meent bij. De oud-B.B, man, nourri dans Ie sérail, is wat wantrouwend l In de troonrede wordt ,.er op gewezen, dat de oeconomische bloei van Indiëdient te worden bevor derd. Volkomen' juist, want zonder het aanboren van meer hulpbronnen geen geld voor de vele, alle even hard noodige verbeteringen, maar mét den bloei nog veel meer gevaar voor de volksgezondheid dan thans. Jn dezen oorlog zijn wij allen min of meer hygi nisch opgevoed. Wij weten,-dat,dankzij verschillende maatregelen op hygiënisch gebied, de geweldige legers, niettegenstaande opeenhooping en nauw con tact onderling en met een vaak onhygiënische omge ving, niet gedecimeerd zijn door ziekten, als eertijds. Ia Indiënu beschouwde men in het begin der " negentiende -eeuw de vreeselijke cholera als voor dat land van geen beteekenis. In geen vijftig jaar had Y»ea et toen van die ziekte gehoord l Enthans? In het tijdvak 1896?1914 hebben wij persoonlijk er vijf cholerajaren meegemaakt *). Het sterk vermeerderde wereldverkeer is er de oorzaak van. Thans heerscht 'hter de griep en is het geheele volk er van onder den indruk. Maar wij overdrijven niet als wij beweren, dat die vreeselijke cholera in Indiëhonderdmaal meer droefenis stort in de harten der bevolking dan de ' griep hier. Dan sterven in de grootécentra en dessa's heele kampongs uit, gebeurt bet herhaaldelijk, dat menschen, nu gezond, na vier of vijf uren dood zijn l *) Uit de pas ontvangen .Locomotief" blfjkt, dat de cholera er al wier heerscht l Voor heel enkele jaren nog meende men, dat 4e pest voor Indiëvan geen beteekenis was. Nu weten we helaas beter! Neg meent m$n, dat de Vreeselijke gele koorts Indiëniet zal bereiken. Vooruitziende mannen, als Prof. van Loghem, Dr. Swellengrebel, Dr. de Vogel, hebben reeds gewezen op het mogelijke gevaar van infectie, nu het Panamakanaal gereed is en er rechtstreeksche verbinding ontstaat met landen, waar die ziekte inheemsch is. Het sterk vermeerderde wereldverkeer, de opeenhooping van menschen in industrie- en handelscentra, de nauwe aanraking der menschen, bevorderen in hooge mate de verspreiding der vreeselijke ziekten als cholera, pest, pokken, malaria, tuberculose, gele koorts, syphilis enz. Ver meerdering van verkeer, bloei van handel en industrie brengen gevaren met zich mee de suikerfabrieken b.v. zijn centra van geslachtsziekten waartegen de bevolking dient te worden beschermd. Waar in onzen tijd de mogelijkheid gebleken is de millioenen-legers tegen ziekten, enz., te bescher men, moet men toch ook heele bevolkingen daar tegen kunnen beschermen. Zich zelven beschermen, dat kunnen de Indone sische volken niet. Daartoe zijn ze te arm, te onwetend, te achterlijk, te zorgeloos. Dat moet het Westersche intellect, het Westersche kapitaal doen. In de verbetering van de oeconomische toestanden In de Industrialisatie, hoe noodig ook, ligt een groot gevaar; wil herhalen het! Wij willen dit nog heel kort eenigszins toelichten: de vuile havensteden van Indiëzijn even zoevele voe dingsbodems voor ziekteveroorzakende organismen. Wanneer ziekten daar binnentreden, verkrijgen ze er vasten voet; ze blijven er en breiden zich uit. Door het sterke verkeer met de binnenlanden verspreiden die ziekten zich over het heele land en ongetelde massa's vallen er aan ten offer. De havensteden met hun woon- ,en woningtoestanden, slecht, zooals men ze hier niet kent, met hun kampongs, waar tuberculose, typhus, pokken, dysenterie, malaria, enz. aan talloozen ontijdig een graf bezorgen, vormen een door loopend gevaar voor heel het grootéland *). Die havensteden dienen gezond te worden gemaakt! *) Aan de dagbladen seint menhetvolgendeuitSoerabaja: De Spaansche griep eischt dagelijks meer slachtoffers. In de binnenlanden is de sterfte verschrikkelijk, in v«rschillende streken wordt de bevolking gedecimeerd. In Soerabaja zijn binnen veertien dagen 92 Europeanen ge storven en sterven in de laatste twee weken 100-125 inlanders dagelijks". Ook in Batavia heerscht deze ziekte, volgens een tele gram van de vorige week, In hevige mate. Volgens een later telegram zfjn er op Java alleen reeds 1.000.000 men schen aan de griep gestorven. Het odium b.v. van Batavia, dat ze de meest onge zonde stad ter wereld is, dient van haar te worden afgewenteld. De gemeenteraden van al die steden willen die ellendige toestanden gaarne verbeteren, maar ze kunnen niet, de taak is zoo geweldig zwaar! Tientallen van jaren heeft het Nederlandsche fvolk die steden grondig laten verwaarloozen. De jonge gemeenten kunnen zonder hulp de verwaarloozing, dien hoogst pijnlijken en ernstigen achterstand", niet inhalen. Waarom hun geen steun verleend met bijdragen, voorschotten e.d., als hier in Nederland b.v. geschiedt met woningvereenigingen ? Wij zouden nog heel veel kunnen zeggen, zouden nog willen wijzen op de zoo geringe bevolkingscijfers van Bprneo, Sumatra, enz., pp het uitsterven der bevolking van eilanden, te wijten voor een deel aan ziekten en hygiënische misstanden. Wij zouden nog kunnen wijzen op de ontzettende kindersterfte op Java en de andere eilanden, op den invloed der wijd en zijd verspreide mijnwormziekte, die volgens prof. Kuenen vermoedelijk de oorzaak is van 't geen wij laksheid en luiheid van den Indo nesiër noemen. Wij zouden de aandacht kunnen vestigen op de totaal onvoldoende, ja practisch gesproken totaal afwezige hulp bij bevallingen en ziekten. (Op 3 Sep tember 1918, lezen wij, werden de cholerapatienten in het allerdroevigst ingerichte hospitaaltje voor besmet telijke ziekten te Semarang door koelies verpleegd"!!! Geen blaam treft de Semarangsche medici! Die werken hard, woekeren met hun middelen, die totaal onvol doende zijn). En dat alles niettegenstaande het zoo sympathieke streven van een Lim, een van der Ley, een Bervoets, een Mevr. Stokvis, een Winkler en enkele andere medici, de zending, heel enkele cultuurondernemingen, een Mevr. Hogedoorn, een Zuster van Veen en enkele vrouwelijke en mannelijke Javaansche pioniers op 't gebied van ziekenverpleging, om hierin verbetering te brengen maar het bestek laat dit niet toe. Het tijdstip zal aanbreken, waarop de honderden millioenen bewoners der tropen de Westersche volkeren rekenschap van hun handelingen zullen gaan vragen, ze voor het wereldgericht zullen dagen. Ook Nederland" zal moeten verschijnen! Dat oogenblik zal spoedig aanbreken, lezeressen en lezers! De achterlijke tropische volkeren zullen den weg, waarover Gij eenige eeuwen hebt gedaan, in enkele tientallen van jaren afleggen, Wij, en vele oud-Indische menschen met ons, verzekeren U dit! Eeuwen lang," zullen zij dan zeggen, hebben wij U door onzen arbeid het leven met onze koste lijke tropische gewassen veraangenaamd, de laatste jaren U Uw bestaan door onze tropische voort brengselen mogelijk gemaakt, de laatste maanden voor Uwe vrijheden ons bloed gestort! Zonder de tropen geen telefoon, geen telegraaf, geen rijwiel, geen auto, geen tram, geen handel, geen industrie, geen verkeer, geen voldoende vet, niet genoeg zeep! Vele, zeer vele milliarden hebt Gij, Europeanen, hiermee kunnen vergaren! Gij bracht ons whisky, opium en jenever, cholera, tuberculose, pokken, syphilis en andere pestilentiën! Wat deedt Gij, hoogontwikkelde, beschaafde Neder landers, om ons het leven dragelijk te maken? Gij hebt tienduizenden onzer laten samenhokken in kam pongs, waar Gij dagelijks langs kwaamt, maar die Gij niet kendet, omdat U de menschen, die er woonden, onverschillig waren! Gij kwaamt er nooit in, behalve heel, heel enkele welwillende Hollatidsche mannen, heel, heel enkele Hollandsche vrouwen. Dezen riepen al heel lang geleden Uwe hulp in. Gij luisterdet niet naar hun stem! Daar, in die kampongs riepen ze waart de dood rond, klopt er deur aan deur, jaar in jaar uit! Talloos zijn de slachtoffers l" Waarom," zoo vragen wij, zijt Gij zoo grenzen loos onverschillig geweest, wanneer het gold de be hartiging van onze belangen door Uwe vertegenwoor digers? Hoe konden Uwe gemachtigden belangstelling toonen, als ze wisten, dat bun kiezers zoo onbewogen waren voor onze nooden? Waarom liet Gij, Neder landsche Moeders en Vaders, onze kinderen verkom meren in de ellendige krotten der nare stadskampongs, ten prooi aan ziekten, waartegen wij ze niet konden beschermen, uit onwetendheid en onvermogen? Waarom niet?" Zóó zullen de Indonesiërs dan kunnen spreken l Binnen enkele maanden zal de Nederlandsche Vrouw, de Nederlandsche Moeder, met haar kiesbiljet haar tropische zusters kunnen helpen. Zal de Nederlandsche vrouw het doen? Of zullen n de Nederlandsche vrouwen n de Nederlandsche mannen zich weer afzijdig houden en uitsluitend oog hebben voor eigen belangen en belangetjes? Zou het Nederlandsche volk zoo grenzenloos egoïstisch zijn? Zou het 't Indische volk niet willen helpen, waar het in tijden van grooten nood zelfs Belgische, Fransche, Duitsche mannen, vrouwen en kinderen heeft verzorgd? Wij meenen van wel! Onbekendheid met de toestanden zal men niet meer kunnen voorwenden, want deze advertentie is ge plaatst in vele grootédag- en weekbladen, die ge zamenlijk hun lezeressen en lezers bij millioenen tellen. A. S. TILLEMA WEËHUIZEN. H. F. TILLEMA, Oud-lid v. d. Gemeenteraad van Semarang. GRONINGEN, einde December 1918.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl