Historisch Archief 1877-1940
21 Dec. '18. No. 2165
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
15
DE MINISTER VAN BUFTENLANDSCFÏE ZAKEN BLIJFT
Tekening voor de Amsterdammer" van Joh. Braakenstek
De Ex-K«teer tot Min. van Karaebeek: Zij schenen U weg te willen hebben, net als mij. Maar ik blijf ook"
iimiiiiiiiiiiiiiiiiti
iitiiiiuiiiiiiiiiiiuiii
Ondanks groote moeilijk
heden is het ons tot nu
toe mogelijk geweest, con
structie, qualtteit en afwer
king onzer rijwielen onver
anderd te handhaven.
De motieven, die bij
befcoefte aan een nieuw
rijwiel, tot de keuze van
een F on g er s leiden, zijn
thans nog talrijker en
sterker dan voorheen
DiGrMiDjirllüfiilaflfatinskA.FOIGEIlS
«IIIUIItlMIIIMN
MUZIEK IN DE HOOFDSTAD
{Vervolg)
«n heb het verrukkelijk gevonden, en soms
van heilige schoonheid...
Geheel tevreden zou ik pas geweest zijn
intusschen, wanneer de geniale jongen ons
allen in de zaal en op het stampvolle podium
?eens had toegelachen en Mengelberg, den
meester-dirigent, en Zlmmermann, den aan
voerder van het meester-orkest, om de» hals
was gevallen. Want wat daar voer achter
gronden voor den dag getooverd werden,
dat laat zich eenvoudig niet beschrijven.
En wat ons, het publiek, betref t, wij voelden
toch wel zoo iets als een teleurstelling bq
het aankijken van dat tot een masker ver
stard gezicht en die koel-correcte buigingen,
automatisch overgaande telkens in een,
onder tokkelen met kinderhand, met kinder
gezichtje beluisteren van de stemming der
viool...
Wat van ons, publiek, eigenlijk ook nog
al dwaas was, want wij worden uit zoo'n
jongen niet wijs, en hq zelf allicht evenmüi.
Cornells Dopper als componist
De heer Vermeulen heeft voorvoeld, dat
ik zon komen met wat hfl, in Februari 1916,
heeft geschreven over Dopper's Zesde
Symphonie", de Amsterdamsche".
Inderdaad, ik kom ermee.
En ook ditmaal cursiveer ik niet.
Een Russische Paichen van
RimskyKorsafcow, met veel gewijd geluid en ge
wijde stilte opende (lees: ging vooraf aan)
de zesde sym»hoaie van Dopper. Er zfln
altgd geniale fragmenten bij
Rimsky-Korsakow, ook ie een werk, dat door zijn mu
zikale begrenzing zoover achterblijft bij een
Paschen vaa Tolstoï; er zijn overal schit
terende fragmenten in Doppers Zesde
zijn »Fees1en" , die als geheel weer niet
haalt bij de verschillende heldendichten op
de Amsterdamsche vreugde, gelijk ze de
laatste twintig jaren verschenen in plastiek
en in letterkunde. Om niet onder te doen
voor een letterkundige, zou Dopper minder
musicus* minder traditionalist en minder
stilist moeten zijn. De tendenz is er, maar
fe£ goocfceft er ntot gnotg mee; een beetje
raddraaieril en watma nog muziek is,zou futu
risme zijn. B.v. de kermls-scène der finale,
waar de groote-toom geslagen wordt van den
bonnisseur, waar de bel luidt van een draai
molen en waar de sensatie gewenscht
(gewekt ?) wordt van een rijtje orgels, die door
elkaar spelen. Dat is allemaal meesterlijk, maar
nog te veel muziek om realiteit te zijn.
De symphonie gaat voorbij met de snel
heid eeuer tarantelle. Zij is, geiqk de mu
ziek onzer 16e en 17e eeuw vol zuidelijke
elementen en boeit voortduiend. Sinds
Orlando Lasso heeft geen Nederlander zoo
veel geestigheden opgestapeld hr muziek
en sinds de 17e eeuw is onze nationale
volkspsyche niet zuiverder veiklankt. Het
valt ook niet moeilijk, om zich met wat
liefde een achtergrond van schoonheid te
scheppen bij deze ruige gestalten, die wat
Angelsaksische nuchterheid te veel en wat
atmosfeer te weinig hebben. Er zijn altijd
bedenkingen voor tijdgenooten en die be
denkingen wisselen altijd, maar ne meening
zal ik nooit wijzigen: dat deze symphonie
van Dopper essentieel even merkwaardig
is als' eene symphonie van Mahler. Wat
Manier deed met rythmen en melodieën
van Oostenrijk en Weenen, doet Dopper
met rythmen en melodieën van Oud-Holland.
Het componeeren daarvan valt onder de
eigenaardigheden van het talent", dus
onder de imponderabilia. Voor de rest, de,
belangrijkheid van een Nederlandsch rythtne
heeft het Nederlandsche volk meer te zorgen
dan Dopper.
Het werk schijnt bedoeld te zijn als
fantastische scherts en heeft mij fantastisch
geamuseerd. Te midden van den
fantasmagorlschen oorlog is zoo'n symphonie
natuurlijk een danse macabre. Als ik me
echter indrukken vau vroeger goed herinner,
heeft Dopper veel gewijzigd in de paitltuur.
(Deze veronderstelling is onjuist: er is niets
gewijzigd, d. H.) Ik miste ten minste hier
rn daar doorvoeringen, alles leek me korter
en geïoiproviseerder, terwfll eenige voor
treffelijke instrumentale effecten mij nieuw
klonken. Ik geef deze opmerkingen evenwel
alleen als impressie."
Na dit uitvoerige wensch ik mij nog slechts
n kort citaat te veroorloven, en wel uit
eene bespreking door Matthqs Vermeulen
van een uitvoering van het
ConcertgebouwSextet:
Het Sextet gaf daar (dit betreft een
qutntet van Ingenhoven. d. H.) een meester
stukje van ensemble-kunst, terwijl het in de
Klankstudie van Dopper zich individueeler
ontplooide. Het leek eerst een grapje in de
heele-toons-scala en een grapje bovendien
in breede, zware accoorden, bizar en een
beetje wankelend. Neen... De kleine fantasie
van Dopper, welke nauwlijks zeven minuten
duurt, is misschien een scherts, maar men
hoort toch in het middendeel over eene
monotoon tokkelende begeleiding refreinen
aanheffen, die geddelijk zijn van vergezicht;
om beurt zingt Klasen's fluit, Blanchard's
ijle h.»bo, de clarinet van Swager, de fagot
van Ds Groen en Tak's hoorn melodische
fragmenten met een zeldzaam nachtelijk
aroma eu vol zachte herinneringen. Hier
brachten de spelers hun beste en persoon
lijkste talenten aan van spel en klank. Als
die donkere rust eindigt en opdeint, wordt
Dopper weer schertsend en schrijft zelfs
eene caiwwische passage, die een zeer
coforistisch effect maakt, zooals het heele
rijk gevarieerde werkje."
Ziedaar dus weer eens een paar van wat
de heer Vermeulen zelf noemt :?z.g. goede
recensies"; zou er iemand zijn, die deze
kwalificatie onderschrijft?
Wat Dopper's Zesd* #angaat, het is van
beteekenis, bier nog even ia herinnering te
brengen, dat Richard Strauss ze onlangs te
Berlijn heeft uitgevoerd. Bij zijn laatste
bezoek aan Amsterdam had Strauss Dop
per eenige van diens partituren ter
inzage pevraagd en daarop de Amster
damsche" ter uitvoering gekozen, tevens
geheel eigener beweging belovende, pogin
gen te zullen doen om bij een der bekende
Duitsche firma's het werk uitgegeven te
krijgen. En na de symphonie te hebben
gedirigeerd, denzelfden avond nog, hoewel
om hem heen alles slechts aandacht had
voor de op uitbreken staande revolutie,
voelde hQ zich gedrongen. Dopper het
briefje te schrijven, dat reeds in het Con
certgebouw-programma werd gepubliceerd,
het briefje, beginnende met: Ich habe heute
am kritischsten Tage Deutschlands Ihre
famose Sinfonle gespielt." Voor mij
beteekent het schrijven van dat briefje, zoo on
middellijk na het apncert, op zulk een
avond, haast nog meer dan de keus van het
werk en de uitvoering in de wereldstad Berlijn.
Zonder bepaald een volledige karakteris
tiek van Doppei's componeeren te willen
beproeven, wensch ik er toch het een en
ander over t; zeggen.
Dopper heeft gestudeerd aan het
Leipziger conservatorium. Hij heeft er het
schoolsche werk zeker niet verwaarloosd,
maar toch heeft hij er al heel gauw, mede
onder den invloed van zijn intiemeren om
gang met een hooggeschat leeraar in een
der bijvakken, de behoefte aan vrijere ont
wikkeling gevoeld. En bij de behoefte is
het zeker niet gebleven.
Hij heeft zér veel gecomponeerd, zonder
naar mijn meening ooit een veelschrijver"
geworden te zijn. Alles kwam voort uit
echten, natuurlijken drang. Door hard werken
heett hij zijn techniek tot groote rijpheid
gebracht. De partituren der meesters heeft
hQ onvermoeid bestudeerd, in eigen werk
evenwel meer en meer een eigen weg gaande.
Theorieën heeft hij nooit aangehangen; hij
heeft altijd zonder meer gestreefd naar ge
zonde muzikaliteit. Zijn thematisch mate
riaal was steeds in hoofdzaak verwant aan
het volkslied, zijn melodieën kenmerkten
zich allereerst door eenvoud en soberheid.
Zijn harmoniseeren, gegrond op degelijke
kennis en helder inzicht, heeft zich immer
weten vrij te houden van s\eur, maar ook
van alle buitenissigheid, was steeds en
uitsluitend gericht op zuiverheid van ex
pressie. De kunst van het contrapunt heeft
hij volkomen doorgrond, en hQ heeft ze
leeren beoefenen met benijdenswaardige
vaardigheid en ongemeene elasticiteit. De
vormen beheerscht hij met veel gemak, en
met den zin voor vrijheid, die van zjjn
gansche ontwikkeling de basis is. En de
inhoud, de geest van zijn werk ? Wel, een
ieder kent zijn neiging tot het komische,
veelal tot humor veifijnd. Hij is de Ostade
onzer muziek. Evenwel, eenzijdigheid kan
hem niet worden verwelen. Voor den
ernst, in velerlei schakeering, is hQ alles
zins toegankelijk. Hij heeft zijn groote
vereering voor Reuter en Dickens; den
{ Pickwick leest hij ieder jaar weer. Maar
ook Homerus heeft hij niet nagelaten uit
goede vertalingen te leeren kennen.
Doch bovenal, dat staat vast, trekt dar
tele, luimige karakteristiek hem aan. En
wat is het alles raak, wat hij op dit gebied
t* stand breftgtl In de
ZnMerzee-sympbonie zal de tweede Satz twee violen en
een bas-bas-bas" altijd inslaan, en, ik
beo er zeker vaa, volstrekt niet enkel bij
een Hollandsen publiek. Ik mag hier ook
nog wijzen op een paar andere meester
stukjes, mij van meer nabij bekend, een
paar composities voor kinderkoor en groot
?rkest: De Wilgen" (Adama van Scheltema)
en De zeven boeven" (Verwey). Zeker
iemand heeft ze naar Schinkelhaven en den
Tolhuistuin verwezen; men hoore daartegen
over de oprechte stem van elk ontwikkeld
publiek; men ga ook, zoo mogelijk, onder
't publiek rond en verneme de meeningen
individueel. En de kenner analyseere deze
stukken: den prachtig-geslaagden
variatievorm van De Wilgen", de melodie-vorming
in De zeven boeven", binnen den omvang
in hoofdzaak van een octaaf, en de
ongemeen-karakteristieke
Trugschluss"-werking in dit laatste stuk.
En bovenal de instrumentatie! Over Dop
per als instrumentator, daarover alleen reed*
zou een stevige brochure te schrijven zijn.
Zijn vernuftige en tevens kern-gezonde
vinding en zijn magistrale zekerheid op dit
terrein erkent ongetwijfeld ieder deskun
dige als onbetwlstbaar-merkwaardig.
Ik heb gezegd, dat ik geen volledigheid
beoogde in deze beschouwingen, meen er
dus nu een eind aan te kunnen mahen. Om
er nog even aan te kunnen herinneren, dat
Dopper, hetzij zonder, hetzij door eigen
toedoen, nimmer een ruime plaats op de
Concertgebouw-programma's heeft
ingenonwm Men onderzoek* het, en men
overtuige zich tevens, dat hij, in plaats vaa zich
met eigen werk op den voorgrond te drin
gen, herhaaldelijk en herhaaldelijk werken
van andere Nederlanders op zijn pro
gramma's heeft gezet.
Ten slotte dit:
Ik heb ook uit de ditmaal gepubliceerde
critieken van den heer Vermeulen niets
willen releveeren. Aan den belangstellenden
en nauwlettenden lezer laat ik alle verge
lijken, alle concludeeren, in 't bijzonder
aangaande de kunst-theorieën van den heer
Vermeulen, met gerustheid over. Verder
zij de nadruk erop gelegd, dat wie schrijft
gelijk we hier den heer Vermeulen hebben
zien schrijven, onbelemmerde vrijheid be
houdt om zijn opinies te wijzigen, en niet
alleen naar aanleiding van nieuwe werken
van den beoordeelden componist. Hem
blijve zelfs vergund, met zijn meeningen
te goochelen, op dezelfde manier als de heer
Vermeulen van de componisten verlangt,
dat ze met hun tendenzen zullen doen.
Doch laat het ons hierover eens zijn, dat
het toch wel wat al te kras wordt, wanneer
dat gegoochel uitloopt op een actie, als
door den heer Vermeulen, meer over dan
binnen de grenzen der kunst-critiek, tegen
Cornelis Dopper, den ofn'ciSelen componist
van het Concertgebouw", is op touw gezet.
H. J. DEN HERTOG
Illlll III Illlllllllll
IIIMIIIIIIIIIIIHII
15e Jaargang 21 December 1918
Redacteur: K. C. DE JONGE
Van Woustraat 112', Amsterdam
Verzoeke alle mededeellngen, deze rubriek
betreffende, aan bovenstaand adres te richten.
BERICHT
De volgende rubriek verschijnt 18 Jan. 1919.
AUTEURSOPLOSSINQ PROBLEEM No. 208
VAN ?
Stand. Zwart: 8/10, 13, 15, 16, 18,19, 28, 36.
Stand. Wit: 20, 24, 25, 27, 34, 38, 39, 47/49.
Wit: 49-44, 48-43, 47-41, 27-22,22:33,2551
Zwart: 19.30, 15:24, 36:47, 47:49, 49:29
Een vrij gemakkelijk probleem, waarin
duidelijk de slagwending te zien is. Jammer
dat het waardeloos wordt door de navolgende
bij-oplossingen:
Wit: 49-44, 48-43, 27-21, 38-32. 255!
Zwart: 19-30, 15:24, 16:27, 27:29
2 i bij oplossing.
Wit: 49-44, 44-40, 47-41, 38-33, 34:51
Zwart: 19:30, 15:24, 36.47, 47:29, 30-35 of ?
5:37, 25-20, 48-43. 37-42 en wint!
35:33, 24:15 onverschillig
AUTEURSOPLOSSINO PROBLEEM No. 209
van den Auteur H. LIZE, Amsterdam
Stand Zwart: 7/9, 13, 16, 26, dam op 6.
Stand Wit: 24, 25, 27, 28, 32/34, 37, 42, 44.
Wit: 37-31. 44-40. 27-21. 40-34, 25:1!
Zwart: 26:48, 40:19, Ioi29, 6:30
Dit probleem dateert uit dea begintijd
van dezen problemist en bevat reeds vele
goede eigenschappen. Door toepassing van
den meerslag" zit er geestigheid in. De
eindslag is evenwel niet oorspronkelijk, maar
reeds meermalen door andere auteurs in
toepassing gebracht. Gaan wij evenwel na
wat van dezen problemist in den laatsten
tijd is gepubliceerd, dan moeten wij zeggen
dat hu reeds veel schoons heeft geleverd.
Goede oplossingen ontvangen van J. C.
Ie Bleu, Breskens, No. 208 en 209, J.Luteijn,
Groede, No. 208 (2 oolossingen) en No.209,
J. v. D. te A., No. 208 en 209, G. A. Cremer,
Veendam, No. 208 en 209.
NATIONALE
DAMPROBLEMENWEDSTIJD EN OPLOSSERS-WEDSTIJD
Wij herinneren er nog aan dat de termijn
van inzending voor deelname tot 15 Januari
1919 is opengesteld.
De problemist mag tevens aan de
oplossings-wedstrijd deelnemen, maar is verplicht
bij plaatsing van zijn eigen probleem ook
de oplossing er van in te zenden.
Van verschillende kanten hoorden wij dat
de eischen die wij stelden nog al hoog zijn.
Wilden wij evenwel iets moois ontvangen
dan moesten wij wel hooge eischen stellen,
temeer daar het ons bekend is, dat er in
ons land vele bekwame problemlsten zijn.
PROBLEEM No. 210
VAN DEN AUTEUR S. ABRAM, A'DAM
(Eerste publicatie)
Zwart (10 schaven)
Wit (10 schijven)
Stand. Zwart: 8/10, 15, 16,18,20,25,26,30.
Stand. Wit: 27; 31, 32, 40, 41, 43/46, 49,50.
PROBLEEM No. 211
VAN DEN AUTEUR M. C. K1NGMA, DELFT
(Eerste publicatie)
Zwart (8 schijven l dam)
Wit (10 schflven)
Stand. Zwart: 2.8/10,13,17.25,35, dam op 1.
Stand. Wit: 16, 23, 24, 29, 32, 33, 37, 39,
42, 44.
Wit speelt als lokzet 42-38, waarop zwart
antwoordt 25-30.
Hoe wint wint?
Oplossingen over 4 weken.
CORRESPONDENTIE-PARTIJ
gespeeld tnsschen de heeren A. A. Snijders,
A'dam, met wit en A. J. Oskam, Utrecht,
met zwart.
32-28
38-32
43-38
49-43
34-29 1)
40:20
45-40
31-27
37-31
50-45
31-26
26:17
36:27
41-37
46-41
41-36
40-34
34-29!
39:30
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
17.
18.
19.
30-2516)20,
44-39
37-31
42-37
33s24
28-221
27-21
31:24
25:34 8) 28.
47-42 29.
39-33 30.
21.
22.
23.
24.
25.
26.
27.
18-23
12-18
20-24
7-12
23:34
15:24
1823
17-21
2-7
12-18
7-12 2)
11:31
6-11 3)
1-6
10-15
5-10
11-174)
23:34
18-23 5)
, 12-18 7)
(15-20!)
15-201
10-15
24-29
20:29
17:28
16:27
19:30
14-19
8-12
9-14
33-28
43-38
34-30
39-33
30-2&
25:14
36-31 9)
31-27
37-31
31-26
27:18
26-21
28:17
48-43
43-39!
38:49
49-43
43-38
42:37
38:47
47-42
42-38
32-27
35:24
27-21
21-16
17-12
12-8
8-3
31. 4-9
32.12-17
33.14-20 (15-20!)
34.20-24
35.15-20
30. 9»20
37.20-25(17-21!)
38. 3-9 10)
39.23-29 11)
40.18-22 (18-23!)
41. 13:22
42. 17:26
43. 9-13
44.29-347(13-18!)
45. 34:43
46.26-31
47.13-18
48.19-23
49. 31:42
50.25-30(23-29!)
51.23-29
52.30-34
53.24-30
54. 29:20
55.20-24
56.18-23
57.24-30
58.30-35
59. geeft op.
1) Ontneemt zwart wel het centrum, dat
evenwel weder onmiddellfk kan worden
ingenomen.
2) Indien zwart hier 11-17 zou spelen,
zou de bekende damzet 35-30, 33-29, 39:30,
27-22, 28-23, 42:2 volgen, die evenwel niet
goed zou zijn, daar de dam door 13-19 direct
verloren gaat. De afruiling 7 om 7 zou dus
geen voordeel brengen voer wit, integendeel
nadeel, daar op 17 een schijf komt, die bij
goed .spel van zwart gewonnen zou worden.
De voortzetting 7-12 is o.i. niet sterk. In
aanmerking kwam 10-15, daarna 7-11 om
den korten vleugel sterk te houden. In deze
partij speelt zwart te veel met dien vleugel
en vergt er te veel van.
3) Nog is 10-15 aan te Bevelen.
4) Nu de schQf op 5 in het spel is ge
bracht, wordt als vanzelf aangewezen om
met 15-20 en 10-15 te vervolgen. De zet
11-17 verzwakt den korten vleugel te veel.
5) 17-21 is o.i. de voortzetting.
6) Wit neemt het veld 25 zeer juist in
omdat ruit 5 onbezet is.
7) 13-18, 9-13 en 4-9 verbeterd zwart's
positie.
8) Na deze afruiling van 3 om 4 van
wit komt tevens de uiterst zwakke vleugel
van zwart duidelijk uit.
9) Wit gaat een aanval op den korten
vleugel va» zwart ondernemen.
10) Veel keus beeft zwart niet, maar toch
is 6-11 sterker, om den aanval eenigszins
te kunnen weerstaan.
11) Wanneer bfl den 38en zet 6-11 was ge
schiedt, dan kon nu geschieden 3-8 en 8-12,
waardoor de stand aanmerkelijk verbeterd
werd. Toch zou zwart- zeer sterk moeten
spelen om remise te maken.