De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 28 december pagina 2

28 december 1918 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 28 Dec. '18. No. 2166 i B ^ ,t f SCHERVEN Teekenlng voor de Amsterdammer" van fordaan Zoo, kleintje, je kunt meteen aan den slag" IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIII lltllllllllMIIIMIIlllllllllll Door de welwillendheid van Dr. H. j. KIEWIET DE JONGE te Dordrecht, zijn wij in staat den na volgenden brief op te nemen van Prof. PAUL FREDERIC, den bekenden Belgischen hobgleeraar, die zooveel voor de Nederlandsche Taal en Letterkunde gedaan heeft, en oorlog een warm zich gedurenden den Belg getoond heeft. Aan mijn Vrienden in Holland Door Prof. PAUL FREDERIC Bürgel, Maandag 25 Nov. 1918 Beste Vrienden! Woensdagmorgen on vijf uur denk ik va« hier naar mijn geliefd Belgiëte ver trekken, la Elsenach tref ik mijn collega en vriend Pirenne, die, evenals ik, denlSen Maart 1916 om acht uur 's morgens bij zich DE GEEST IN HET LEGER door kapt. W. J. M. LINDEN Men vergeve ons de uitdrukking, die aan leiding is geweest tot heel wat misverstand en verkeerd begrip. Wie heeft zich al niet geroepen gevoeld over den geest in het leger te schrijven en op welke zeer uiteenloopende manieren heeft men gepoogd ons daarvan een voorstelling te geven. We kunnen thans wel zeggen, dat men zich grondig heeft vergist in den meest gangbaren vorm, in welken men ons dien legergeest heeft voorgesteld, n.l. de slechtste. We zullen niet ontkennen, dat het peilen van dien geest buitengewoon moeilijk was, doch men heeft iets nieuws willen ontdekken, waar toch de conclusie voor de hand lag, dat een tiende deel van het volk zou bezitten de geest van het geheele volk. Bezit ons volk nu zulke door en door slechte eigenschappen? Wij moeten tegen deze opvatting opkomen. Het voortdurend kijken naar het buitenland heeft ons blind gemaakt voor het vele goede, dat in het Nederlandsche volk steekt, het moge dan weinig geneigd zijn om aan den leiband te loopen. Onbetrouwbaar is het zeer zeker niet. En daarmee is ons oordeel tevens gezegd over dat tiende deel van ons volk dat in militaire kleeding zijn plicht ruim vier j wen nauwgezet heeft vervuld. Het moet dan ook betreurd worden dat in 's Lands vergaderzaal zoo overhaast een oordeel is uitgesproken, waaruit bleek, dat twijfel aan den goeden geest in het leger en dus in het volk ge koesterd werd. De feiten hebben deze uitspraak op o vertuigende wijze in het ongelijk gesteld. Z( hebben tevens aan den dag gebracht, dat de slechte elementen allerminst overheerschend waren en dat de propaganda voor verzet tegen het wettig gezag in het leger gelukkig weinig geslaagd moet heeten. Ongetwrjf eld heeft daartoe meegewerkt de geringe activiteit om deze propaganda tegen te gaan. thuis werd gearresteerd en, zonder nadere toelichting, naar Duitschland werd gezonden. Sinds Augustus mochten zijn vrouw en zijn jongste zoon in Creenburg, nabij Eisenach, met hem samen zijn. Zij gaan met hem naar Belgiëterug. Als wij elkander in Eisenach niet misloopen, zal het een verheugenis zijn met zulke goede vrienden samen te reizen. De reis zelf zal zeer zeker moeilijkheden opleveren. Ik heb voor mijn overhaast vertrek zooveel dingen te regelen, dat ik alleen maar tijd heb om een enkelen zendbrief" te schrijven. Sinds mijn komst in Bürgel, kon ik niet meer schrijven. Ik heb slechts aan twee personen kunnen schrijven: mijn beide broeders in Gent en in Luik. Dat was wel een van de wreedste beproevingen. Uw sympathieke zendingen, en die van H. BERSSFP'BRUGGE, PORTRETFOTOGRAAF ZEESTRAAT 65, naast Panorama MesdiB, DEN HAAG. - Tel. 1538. Nog geringer ware het resultaat geweest, wanneer voor een behoorlijke voorlichting van de manschappen ware gezorgd. We zouden de zaak kunnen omdraaien en beweren, dat Troelstra niet had kunnen spreken van het leger, dat achter hem stond, wanneer van hoogerhand voortdurend voor lichting was gegeven omtrent die zaken, waarin de man uit het volk, en dus ook de militair het meest belang stelt, n.l. zijn be handeling, voeding en al die bepalingen, die zijn verlof en andere particuliere zaken betroffen. Wel zija van hoogerhand daaromtrent voorschriften gegeven (een circulaire van den Commandant van het veldleger schreef voor theorie te houden over den oorlogstoestand, de distributie, enz.) doch naast de officieele stukken in stadhuistaai ontbraken alle ge gevens voor hem, die niet van huis uit de meening was toegedaan, dat een goede ver houding tot den troep door samensprekingen werd bevorderd en dus in het ontbreken der gegevens een aanleiding vond die order niet of op zeer onvoldoende wijze na te komen. Wanneer we in de dagbladen lezen, dat Minister Ruys tot een deputatie uit den Nederlandschen Journalistenkring heeft ge zegd, dat naar zijn meening de moeilijkheden zooveel gemakkelijker worden gedragen, wanneer men weet het hoe en waarom, dan heeft deze bewindsman den spijker precies op den kop geslagen, doch helaas vier jaar te laat. Omtrent die voorlichting valt nog wel wat te zeggen. Velen onder de officieren meenen, dat de soldaat maar heeft te gehoorzamen en dat het hem niets aangaat hoe en waarom verschillende maatregelen werden in het leven geroepen. Vele anderen vreesden het debat, weinig sterk als zij stonden voor die onderwerpen, welke buiten hun vakkennis lagen. Niet weinigen duchtten afbreuk aan hun prestige, wanneer men zich in debat begaf met zijn minderen. Critiek kon toch nooit worden toegelaten. Voor allen was het nieuw en moeilijk en de -behoudende kaste, welke het officiers korps in vele opzichten was voor den oorlog, miste vaak den juisten toon en den tact zichzelf en hun troep over deze moeilijk heden heen te helpen. Het volk zelf, dat het leger vormt, geeft zich moeilijk. De angst populair" te worden weerhield de meerderen, de angst een gek figuur te slaan door waardeering van goede leiding, die allerminst zwak en toegeef el ij k behoefde te zijn, was den minderen te machtig. Zóó kwam men niet tot elkaar. Men zou verkeerd doen deze fouten ge breken te noemen. Zij zijn er eenmaal en slechts heftige beroeringen vermogen plotse ling wijziging in de opvattingen te brengen. Altijd weer moeten we echter wijzen op het gebrek aan voorlichting, welke bij een al de andere vrienden en Bloedverwanten, waren de zoetste troost voor den ouden krijgsgevangene. Ook heeft men mij de N. Rott. Ct. onthouden, die de herinneringen aan het nog zoo sympathieke Nederland levendig hield, en die mij ook op de hoogte bracht van het nieuws in mijn vaderland. Ik heb mij wel eenzaam gevoeld. Alleen uw bijzondere vriendschap en die van alle die in Nederland, Zwitserland en Denemar ken (collega's uit Kopenhagen) den banne ling steeds levensmiddelen en verschillende versnaperingen zonden, bleven voortdurend een laatste band vormen met de buiten wereld. Mfln beide broeders schreven ook gere geld, helaas werden hunne brieven dik wijls versierd met de zwarte inktvlekken van den censor. Na een oogenblik van ont moediging gedurende de laatste dagen van Januari 1917, (het was ijskoud en de sneeuw lag twee voeten hoog) mij bevindend te midden van mij volkomen vreemde lieden, heb ik spoedig mijn kracht weer herwonnen. Iedereen is hier gemütlich". Ik begrijp n« dat het onzen Hendrik van Velde in het midden van de elfde eeuw in Th uringen zoo goed is bevallen en dat hij er zoo vele jaren heeft doorgebracht. Ik heb waar schijnlijk gedurende mijn geheele leven van zeventig jaren niet zulk een tldperk van kalmte en rust doorgemaakt als dat van mijn verblijf in Bürgel. Het land is be koorlijk. Het herinnert aan de oevers van de Ourthe en de Amblève, waar ik zoo dikwQls heb gezworven tijdens de vier jaren die ik, als student aan de universiteit te Luik, heb doorgebracht in Ulo tempore 1867-1871. De bibliotheken te Berlijn en te Jena hebben mij boeken afgestaan en ik ben begonnen met het schrijven van twee werken, die gedurende jaren mfln gedachten bezig hielden en die waarschijnlijk nooit voltooid zouden zijn zonder mifn verblijf te Bürgel. l, De geschiedenis van de Nederlandsche letterkunde in 't Fransch ten behoeve van Walen en Franschen. 2. Een algemeene geschiedenis der wereldletteikunde sedert Adam en Eva tot op dezen dag, voor de Vlamingen en de Hollanders, ten einde de populaire werken van: van Vloten, Doornbos en Boele van Hensbroek aan te vullen. Die belde omvangrijke werken zijn bijna voltooid. Ik breng de bijna voor de druk pers gereede manuscripten mede; zonder PAUL FREDERIC IIIIIIIIIIHIIIMI ?iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimmi ii ui iiiiiiiiiiiiiii goede regeling, zoovelen het middel aan de hand had kunnen doen hun schroom te overwinnen, hun kennis te vermeerderen, hun moeilijke taak zoo aanmerkelijk te verlichten. Het mag opmerkelijk genoemd worden, dat noch de persoonlijke dienstplicht, noch de groote toevloed van intellectueeien in den officiersrang tijdens de mobilisatie hier de gewenschte en 'zoozeer verwachte ververhooging van het moreele peil van het leger hebben gebracht, noch vermochten de overgang te vormen tot de democratiseering der denkwijze onder de meerderen in het liger. Slechts meerdere klachten, veel critiek, geen opbouw, noch verbetering heeft een en ander gebracht. Door enkele betreurens waardige voorvallen is dezen toestand in een helder licht komen te staan en het is vermoedelflk aan den schrik over deze ontdekking te wijten, dat woorden zijn ge bezigd, die wellicht beter niet hadden kunnen worden gesproken. Duidelijker dan de scherpste critiek hebben de snel opeen volgende gebeurtenissen ons het beeld van de legerpsyche ontrold. De slotindruk is zeer gunstig. Gelukkig en verdiend. Wanneer wij ons dan even verdiepen in de oorzaken der uitspattingen en relletjes, dan treedt een oorzaak naar voren, die op de gebeurtenissen eenlg licht werpt, n.l. het gebrek aan belangstelling in de particuliere omstandigheden der minderen. Wij vreezen niet misverstaan te worden, wanneer we dit als de grondeorzaak noemen van alle ongewenschte toestanden. Onder het gebrek aan belangstelling begrijpe men vooral niet, dat een ziekelijke nieuwsgierigheid naar de familie-relaties, aantal koeien of paarden thuis, verdiensten in het burgerleven enz. noodig zou zijn. Nogminderiseenstelselmatigebevordering van familiariteit of bemoeizucht gewenscht. De Nederlander geeft zich niet gauw en rolt zich als een egel op, wanneer hij slechts vermoedt, dat men zich met zijn innerlijk wil bemoeien. De juiste middenweg is dan ook een zeer moeilijke. Gebrek aan belangstelling was oorzaak, dat de soldaat soms het oor schonk aan in bevattelijke taal gestelde vlugschriften over anti-militairlsme of van opruienden aard. Zij, die zich in gesprekken deden kennen als voerders van een begrijpelijk woord over sociale misstanden, konden rekenen op een aandachtig, zij het klein gehoor. Niets werd daar tegenover gesteld in schrift en woord en er om vragen ligt niet in den aard van den Hollander. Wat wonder was het, dat zij zich met hun klachten eerder wenden tot mobillsatieclubs dan tot hun meerderen. Ds'mobiUsatieclubs wisten hun grieven en grief jes. soms vergroot, althans toegejuicht over te doen brengen in 's Lands vergaderzaal. En volgde hier nu N.V. PAERELS Meubileering M". COMPLETE MEUBILEERING -: BETIMMERINGEN : Rokin 128 Ttltf. 4541 N IIMIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIItllllIllltlllllllIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII mijn gevangenschap in Duitschland zouden ze waarschïjnUk in m?n hoofd en in mijn inktkoker zijn gebleven. Deus nobis haec otia fecit. Dat werk heeft m| gestroost, het heeft mij bezig gehouden en gesteund. Ik heb hier geleefd als een Benedictijner monnik uit de middeleeuwen, studeerende en schrijvende in zijn cel, te midden van de feodale stormen, die zich voor de poort van zijn klooster legden. Op tien minuten afstands van Bürgel zijn schoone Romeinsche ruïnes, overblijf selen van een Benedictijnsche abdij zooals die van het klooster te Gent, welke wij samen bezochten. Ik wandelde er dikwijls en kon mij dan verbeelden in een vredig oord te verblij ven, ondanks de geweldige slachting, waar van de zwakke afspiegeling mij door de Jenaische Zeltung" en de .Neue Leipziger Nachrichten" bereikte. Maar ik schrijf alleen over mij zelf en ik wijde toch over u allen schrijven, over uw dierbaar Nederland, overal de vrienden die ik achter heb gelaten en waarvan eenigen reeds zijn verscheiden, zooals mijn vrienden Qnack, De Beaufort ne Van Hall. Ik ben vol dankbaarheid voor u en voor allen die zoo bijzonder veel belang gesteld hebben in den ouden banneling. Vertel hun dat bij gelegenheid, in den tegenspoed leert men zijn vrienden kennen. Ik zend de beste wenschen voor uw aller geluk, alsook voor dat van uwe kinderen en van uw vaderland. Uw PAUL FREDERIC P.S. Het schijnt, dat men in Duitschland de mij toegezegde interneering naar Neder land nooit ernstig heeft opgevat. De auto riteiten hebben er nooit een woord van gerept, en de burgemeester van Bürgel, mijn plaatselijke chef, wist het alleen door mij, uit brieven en telegrammen van Hendrik Muller. Voor de terugreis heeft men mij de route Keulen?Herbesthal voorgeschreven. 1919 Kom, laat ons nu Krekelzingen Met een wensen voor negentien, Onze goedbedoelde rijmen Zijn voorspellingen misschien. Koren, boter, vleesch en kolen Wenschen we het Vaderland, En een aangename boodschap Van den Belgischen gezant. Oroenendael, den grapjestapper Sobere vastlippigheid, ? Troelstra: grooter menschenkennis En voorzichtiger beleid. Leesbaarheid van zijn Tribune" Wenschen we aan Ravensteijn, En een roode ridderorde Van de vrinden in Berlijn. Wijnkoop gunnen we het postje Van den opper-Bolsjewiek, In het land van Palestina Van zijn eigen republiek. Kleerekoper: forsche snorren Op zijn Benjamins gezicht, Duys: een reuzen-interrupsie Waar de kamer krom van ligt. Thijs Vermeulen: voorjaars-schoonmaak In het duf concert-gebouw, Willem Royaards: een thêatre In Maasbommel, Vucht of Orouw. Querido: een tiende oplaag Heijermans: een wijze kat, Koopman: bloemen, duiten, noten Op zijn muzikale pad. Teilegen: een zenuwdrankje Na een zitting van den Raad, Zimmerman: een heele biefstuk Als hij vijf uur heeft gepraat. Poch: een stalen donderhamer Als de Meeren lastig zijn, Karnebeek: een lieve villa Ergens aan de Kromme Rijn. Wilhelm Senior: een plaatsje Ver van dankbaar Nederland, Wilhelm Junior: een hutje Aan den koelen Noordpool-kant. Allen wenschen we iets heerlijks Ieder stellen we tevree, Eiken lezer van de Groene : Twee mud kolen en wat thee. En den kalmen Krekelzanger Wenschen we het komend jaar, Twee en vijftig goede zangen Leutig, actueel en waar. J. H. S P EEN H O FF. III1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMII IIIIIMIIIIIIIIIIIMIMMtMIIIMIIHIIIIIHHMIIIUIIIIHIUmC SLUIT UW LEVENSVERZEKERING B U .AMSTERDAMSCHE VERZEKERD BEDRAG 65 MILLIOEN maar de uitvoerige weerlegging dan konden de goede elementen deze verder colporteeren, doch meestal volgde slechts een korte ont kenning. De vele te berde gebrachte klachten hadden de oogen kunnen openen voor de dwaze opvattingen, die vaak heerschen. Een behoorlijke uiteenzetting had anders zulke klachten kunnen verstikken in den kiem, doch nimmer kwam ons een communiqu onder de oogen, waarin een verkeerde opvatting door de juiste werd vervangen. Wij erkennen dat wellicht 99 pCt. der klachten overdreven of onjuist was, doch men had de conclusie er uit moeten trekken, die voor de hand lag, n.l, dat de juiste voorstelling ontbrak, die aan de hand van voorlichting had kunnen worden gegeven. De officieren hadden uit eigen ervaring hierin veel kunnen verbeteren. Hierboven werd reeds uiteengezet waarom dit meestal achterwege bleef. Ten nauwste hangt het vertrouwen in den meerdere samen met de belangstelling, die hij gevoelt voor een mindere. Het is volstrekt niet noodig, dat de meerdere al t ij (i in de Compagnie" zit of als een huishen zich met alle kleinigheden bemoeit. Doch de meerdere moet weten wat er in zijn onderdeel omgaat, niet alleen in de diensturen, doch ook daarbuiten. Ten onrechte trekt men dan telkens ver gelijkingen met het burgerleven. Daar toch bemoeit de werkgever, de meerdere zich ook niet met zijn minderen. Men vergete toch niet, dat de staat de mannen dwingt in een omgeving te komen, waarin andere opvattingen moeten heerschen op sommige punten dan in de burgeromgeving. Door den soldaat in deze omgeving te brengen, aanvaardt de staat en daarmede de door den staat ingestelde leiding de moreele verplichting voor dien man naar lichaam en geest zorg te dragen. De belangstelling in de geestesgesteldheid, die een samenstel is van de denkbeelden uit de burgermaatschappij en de hem bij gebrachte militaire opvattingen, is toch minstens even gewichtig als de lichamelijke verzorging. Bsstaan ten aanzien van dit laatste uit gebreide voorschriften, ten opzichte van het eerste ontbreken deze ten eenenmale. In vredestijd, wanneer de miliciens in de omgeving van hun woonplaats op jeugdigen leeftijd gedurende korten tijd in de militaire samenleving worden gebracht, sprak de noodzaak van belangstelling slechts weinig, zoo weinig althans, dat voorschriften daar omtrent nooit noodig gebleken zijn. Gedurende de mobilisatie evenwel is deze toestand geheel gewijzigd. Vele ouderen met gewichtige belangen thuis werden voor langen tijd, zonder dat op die belangen kon worden gelet, ver van hun woonplaats in llllllllllllMMII nooddruftige kwartieren ondergebracht en .... moreel aan hun lot overgelaten. Ware toen het noodzakelijke van belang stelling tot den meerdere doorgedrongen en ware toen het woord van Minister Ruystot de journalisten gesproken, dart zouden we thans voor andere verhoudingen staan. Er is in deze vier jaren van afmattend wachten veel te leeren geweest voor hem, die de oogen geopend heeft gehouden en het zou onbillijk zijn niet ook de aandacht te vestigen op de vele uitstekende leiders, die oorzaak zullen zijn, dat hun mannen aan het mobilisatietijdperk met onverdeelde voldoening terugdenken. De ingeboren trouwheid en betrouwbaar heid heeft de woorden van Troelstra: het leger staat achter ons", grondig beschaamd. Doch daarnaast dan ken wij dezen goeden geest evenzeer aan het Nederlandsche korps oflcieren en onderofficieren, dat door zijn voorbeeld, plichtsbetrachting en ijver ruim schoots heeft vergoed, wat wellicht aan aanpassingsvermogen ontbrak en waardoor de minderen steeds de prikkel hebben ge voeld hunnerzijds niet te versagen, ook wanneer hun gemoed vol was van bange gedachten over hetgeen hen buiten het leger na aan het hart lag. Ten slotte nog een opmerking. De gelijktijdigheid der relletjes heeft ons den indruk gegeven van eenige organisatie in dit opzicht. Uitteraard vallen hiervoor moeilijk bewijzen aan te voeren. Het is een verheugend ver schijnsel en het pleit voor de betrouwbaar heid van leger en vloot, dat zelfs rechtvaardige en vermeende grieven naast aanwakkering der laagste hartstochten, niet bij machte zijn gebleken het verstand van ons volk, dat toch het leger is, te benevelen. Ook zelfs ontdaan van alle overdrijving, veroorzaakt door opwinding en suggestie, en rekening houdend met de slechte elemen ten hebben de bewijzen uit het leger van trouw aan de regeering, diepe betsekenis en stellen zij ons gerust omtrent het ver trouwen, dat wij kunnen hebben in het koel gezond verstand van het overgroote deel der Nedrrlandsche dienstplichtigen, onder aanvoering van Nederlandsche en Nederlandsch-Indische officieren en onderoffcieren. Nederl. Munt Holland» moomt

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl