De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 28 december pagina 5

28 december 1918 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

28 Dec. '18. No. 2166 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND f?"'?'' AAN HET OPEN RAAM (Kerstnacht In ^Tondano) door dr. RATU LANQIE Om mij heen is de nacht, de sterre schit terende nacht; boom en struik en huizen leggen rustige schaduwen op groentapijt van kort gras. Zwijgend, met donker be groeide boorden, blankt metalig op het beekje, helder kaatsend beelden van hyacin then die peinzend zich buigen over het stille watervlak In donkeren bladerkroon der boomen fosfoilseeren duizenden vuurvliegjes, in voort durende beweging, beschrijvend een net van grillige lichtlijnen. De spits hoepelende sedapmalam, geplekt door sneeuwwitte bloe men, gelijkt een somberschoone edelsteen van reusachtige afmetingen met violet schit terende adertjes in zwarte middenstof. Over de zwijgende boomen en huizen heen glijden mijn oogen naar de bergen. Mach tige kolossen, die hun geweldige lichamen hoog verheffen en in de zuivere lichten puntig boren de toppen, als levenskrachten purend uit ijlere regionen voor het rustende leven aan hunne voeten. Onvoelbaar zachte wind, de bladeren licht beroerend, schuift langs mij heen, meevoe rend azomen van rozen en sedapmalam vermengd met de mystieke geuren der bergwouden. Ik hoor de symphonie der Stilte, het eeuwig trillende lied der Spheren op im mense golvingen uit elndelooze verten komend, naar eindelooze verten heen zich voortplantend; zilverblanke tonen, ontelbaar, samenklinkend tot altijddurende harmonieën, bruischend en onweerstaanbaar in de Stilte, ruimte vullend, maar etherisch vluchtig, vliedend voor eiken grofstoffelijken klank... Dan, uit den grootschen samenklank wringt los zich een toon aarzelend eerst, met de atomenzwangere lucht door den wind weg gedragen naar het onbekende ver; nog een, en nog een volgt, als bijen diéeen zwerm verlaten; ze voegen zich samen tot accoprden, treffend door den eenvoud, die zich rangschikken in een melodie, weldra overheerschend het geheel van het hoorbare, verdringend de symphonie der Stilte. Duidelijker worden de klanken, herkenbaar; het zijn tonen van een bamboefluit, onge kunsteld voortgebracht, die inzetten het preludium van een psalm. Andere klanken treden in, mengchenstemmen rijen aan, volgend de zwenkingen der fluiten: zwaar moedig, devoot en berustend. Nader, nader komen ze; zwaarder klinkt aan, het Oude Lied l Flambouwen, getorscht door jonge mannen, de kleur der rouwe om de leden, werpen roode schijnsels op den straatweg; opstijgende ?walmen weven zich als een zwarte wade boven de hoofden. Achter de fakkeldragers aan, een groote schare van menschen in wijde effenzwarte dracht; het hoofd ter aarde gebogen schrijden zij voort; hier en daar een lichte flikkering der oogen, reflexie van den rosslgen gloed der flambouwen. Uit dezen zwarten drom stijgt op in de avondlucht een Lied uit de Israëlitische omzwervingen. Zware mannenstemmen dra gen als fundamenten van graniet en bazalt de hoogere der vrouwen en kinderen, voor afgegaan door de pastorale accoorden der bamboefluiten. Stap voor stap, langzaam schuift de stoet voort; mannen en vrouwen van eiken leef tijd, kinderen, bloemen en groen dragen ze in de naar voren gebogen handen. Zij trekt langs mg heen, de zwarte pro cessie, flambouwen aan den kant, in lange haast eindelooze opeenvolging van men schen, zingend het Oude Lied. In de maanlicht-doorhuiverde lucht ver smelt het tot een monumentaal gebed, dat opstijgt tot in de hoogste hoogten, in het peilloos diepe blauw. Flambouwen weder door jonge mannen gedragen, sluiten den stoet, die bij den kruisweg linksaf slaat, naar het Westen.... Nu is het mij duidelijk, waarom, waarvoor de processie. Ik zie voor mij de graven in het Westen, oude en nieuwe van verwant of vreemde schoongemaakt; de paden er heen gewied. Lampen omhuld met rookkabladeren, die een diffuus geel licht doorlaten, verlichten de rustplaats der dooden. Geen bloemen nog zijn door zorgvolle handen neergelegd op de donkerbruine aarden grafheuvels en de grijswitte steenen. Ik zie de processie naderen, de menschen verspreiden over den doodenakker; hier Z A AI T IJ D. De natuur zaait het heele jaar. De stille planten zijn er voortdurend op bedacht hun gebied uit te breiden. Sommige slingeren met eigen kracht hun zaad de ruimte in, meters ver, andere weten zich de hulp te verschaffen van wind en stroomen en van de dieren en bereiken zoodoende verre lan den, zelfs nieuwe werelddeelen. 't Is een onuitputtelijk genot, de duizend en een maniertjes na te gaan, waarop zQ hun doel bereiken en daar zijn er onder, die het meest verfijnd vernuft vervullen met ver rassing-en bewondering. Geestdriftige plant beschrijvers, die in hun overhaasting ver ward raken in hun eigen beeldspraak heb ben dan ook aan de planten een vinding rijkheid toegekend boven die der menschen. De hoofdschuldigen in dit opzicht heeten Francéen Maeterlinck, maar daarover wil ik het thans niet hebben. Het meest wordt er gezaaid in den nazomer. Dan zweven op alle winden de plulsvruchtjes van de composieten, van paardebloem m boksbaard en van de dis tels. Er stond in 1917 een distel aan de Dinkel, daar blies de westenwind in en als een witte rookwolk stoven al die gepluisde vruchtjes de grens over, trots mogelijke wetten op onkruidzaden.-'Wandelend door wordt een krans neergelegd, ginds worden bloemen gestrooid. En uit de sombere zwijgenis der graven stijgt devoot de gewijde zang.* Het is Kerstnacht, de nacht dat men de dooden gedenkt... De gloed der laatste flambouwen is ver dwenen. Vóór mij is weder de ietge, stille straatweg. Langzaam verwijdert zich het gezang, zwakker en zwakker worden de stemmen. Nu alleen nog maar de fluitaccoorden die uit de verte komen aangetrild; ook deze verzwakken, sterven weg. Eerst nauw hoorbaar, maar in kracht toe nemend, dan bruischend in etherisch fijne klanken, ruimte vullend: de symphonie der Stilte zet in. Om mij heen is weder de nacht, de sterre schitterende nacht. Winkelen en Artikel 15 Daar de .ambtenaren" ons den inslag weigeren, spijt het ons onze clientèle voor St. Nicolaas niets te kunnen leveren". Zoo adverteerden klagend banketbakkers en lap jeswinkels met onzuivere smokkelgewetens in het grensdorpblaadje. Geen nood, we hebben onze stad weer; ons Aken, ons vier'jaar door ijzeren oorloeswetten verboden, is weer bereikbaar. De historische 11 Nov. kwam, de roode garde ontwapende de grensbewakers, in razend tempo veranderde de wereld de ernstige bruin-eepijde maar ^jongensachtig noncha lante Schaffnerlnnen der tram werden door de terugkeerende mannen vervangen, be halve de zielige Kriegswittwen". Men pro fiteert stadswaarts te gaan in dit kotte intermezzo van vrijheid. Straks bezet de Belg de grens. Eerst beleeft men de geweldige Duiische terugtocht, de zware beslikte vrachtauto's der eerste dagen nog met roodgetooide soldaten. Maar dan dreunt dag en nacht een heirbaan langs de grens, van de schilderachtigste legerbecde, in schitterende orde. De vaderlandsche vanen en vlaggen, de echt-Duitsche kerstboom in miniatuur en gewoon formaat, hulst en besjes tooien de manschappen, en alle mogelijke vehikels, zoowel de gecamoufleerde kanonnen als de uitdragerswagens met ransels en geweren. Dan speelt een regimentsmuziek of zingen de infeinterieredmenten zich moede troost in bij hun echt-Duitsche Nachtigall en Schatz en Reitersmann en Sperllng-liederen. En in Aken en langs de grens schalt een blijde kreet: Parole heiszt 'Heimat; in witkrijt ge schreven op de zware munitiewagens op alles en in alle variëteiten: Helm zur Mutter, Reserve hat Run. Hun monden, hun oogen, hun harten juichen het: das morden ist getan. Ruhel Als in een droom vloog 't ons voorbij: de Beieren met hun witblauwe vlaggen, de kachelpijpen der veldkeukens met Kerstboomen versierd. Bij millioenen. Aken was n legerkamp. Ten slotte als achtervolgd, vloden ze zonder rust om zich tijdig achter den Rijn te bergen... waar honger en revolutie wachten l Eén week daarna. Een week vol vage geruch ten over de soort van vijandelijke bezetting, een week waarin 't doodmoede, onverschillig geworden volk zich vernedert om den vijand: Schön zu empfangen." Om de wille van de smeer" enz. De uitgehongerden blikken naar Wilson's provlslekasten. In de heele streek vermaakt zich de jeugd met vuur werk, lichtbommen en raketten, geschenken der terugkeerende troepen, nu niet meer voor de vliegeraanvallen noodig, knal, bom! De arbeidersraden en soldatenraden vaardi gen plakkaten uit tegen deze grobe Unfug" die de vijandelijke bezstting kan irriteeren. Oncoodigl Van opstanden geen questie; men zal zich voegen, kruipen desnoods: wenn wir nur was zu koenen bekommen; en een woord naar veler hart is dat van een toch zeer patriottisch soldaat: onder allen, ook bij de vijanden zijn goeden en kwaden". Een ander debiteert een grapje, der Willem ist ooch ne Deserteur: er ischt ooch loofe gegange. Maar 5 December nadert. O desillusie l De winkels niets dan wat bluf. Ongehoorde prijzen. Overal 70 mark voor een blouse, slechte zijdene. Geen enkel sierlijk schoentje meer, slechts dikke klossebossen, saamgesteld van grijs linnen bovenstukken, zwart zeil doeken onderdeden en dikke houten zolen en hakken, glacéetjes van 26 en chemises van 50 Mark, gewone witte batistkraagjes van 8?15 Mark, en voor maagstreeling alleen de zoete herinnering der vooroorlogsohe Schlagsahne", want de vieze Ersatz-koffie zonder melk, zonder suiker en oneetbare luchtschuimkuchen der fijne conditoreien, niets is te genieten zoomin als de onappttitelijke schrale diners van hondengehakt, opgedischt op papieren tafelkleeden. imiiiiiiiiiimi immuun de graanvelden of langs den heikant hoor je in Augustus overal het geknetter van de losbarstende vruchten van wikke en brem. De harde peulen springen in tweeen, elke klep krult zich forsch en slingert de zaad jes een eindweegs ver weg. Een dergelijke geknetter hoor je in Maart en Apiil als de dennen en sparren hun zaai t ij d hebben. Op andere tijden weer komen de vogels, die schrokken de sappige vruchten op, waarin onverteerbare zaden zitten, die ongedeerd het snel werkend darmstelsel van lijster of spreeuw doorloepen. En onder de onkruid zaden, die de vinken en hun verwanten op pikken, zijn er altijd ook nog heel wat, die weer ongedeerd te voorschijn komen, en al is dat nog maar een tiende percent, dan heb ben de planten er altijd nog voordeel van. Weer anderen werpen hun zaad op het water, zoodat zelfs de zee in staat Is om de barre stranden die zijzelf schept te bekleeden met een lieflijken bloementooi. Het konijn dat langs de hellingen holt, krijgt van dozijnen planten een boodschap mee met het gevolg dat elke konijnensocleteit behoorlijk begroeid is. Ook zijn er zeer veel planten, die al hun hoop gevestigd hebben op de stortregens en de tijdelijke beekjes die daardoor ontstaan en nog andere beoefenen de sneeuwsport met ski en zeiltulg. Naar deze willen we in deze weken eens uitzien. Het zal uw aandacht trekken dat sommige soorten van boomen hun vruchten behouden, nadat ze in November al hun bladeren hebben laten vallen. De voornaamste daaronder zijn de accacla, de linde en de meeste eschdooms. De accacia behoort tot de vllnderbloemen evenals de brem, die we in Augustus hoorden knetteren en die zoo vaardig zijn zaadjes Ieder in de tram neemt zijn goed-Hollandsch boterhammetje mee... en maakt den hongerenden buren gelukkig. En eindelijk vandaag is 't Aachen's Schlcksalstunde. Overnacht kwam 't noodlot binnen: de Belgische troepen. Niet met klimbimm, zooals een spotter voorspelde, bedaard en rustig, maar als veroveraar. Vreemd! Is 't een wereldgebeuren of eentheatervertooning? Overal patrouilleeren de gehelmde khakl oorlogsmannen, de bajonet schittert op 't geweer, bewaken de groote hotels met hoogheden, bewaken alle stads in-en uitgangen, en, met hun helmen en bruine kleeren postend voor de middeleeawsche Ponttor, zijn ze werkelijk een mooi operadécor. Desondanks sloop ik ze bij 't binnenkomen door de poort, uit angst voor passencontióle, quasi onverschillig voorbij. Prachtig gebeeldhouwd stadhuls als ach tergrond, voor een groep khakifiguren. De bezettingscommandant, de heldenborst met roode ordelinten versierd, overziet van 't hoog bordes het schilderachtig gewoel op de markt. Want tusschen 't zwart der uitgeloopen burgerbevolking is veel kleurschakeerinjr van alle mogelijk geallieerde unifor men. Vier-jaar-oude-Maubeuge-gevaagenen in de antieke Franscbe uniformkleuren, met roode broeken en petten, tusuchen hemelsblauwe Franschen en de donkere bontmutsen van Kaukasiërs en de Mongolen typen der vaalkleurlge Russen. Allen groepen ze om de khakimannen en hun dampende veldkeukens, begroeten elkaar blijde en 't Fiansch beheerscht de oude Duitsche keizerstad. En weer als een week te voren komt cavalerie en geschut aangedreund. Toen waren 't de Duitschers, nu hunne vijan den. Rood, geel, zwart, piept de Belgische vlag uit 't prachtig nieuwe Kurhaus. Rood, geel, zwart! Aken's St. Nicolaascadeau. Alle restaurants, kino's, café's, theaters zijn op dezen critieken dag op hoog beval gesloten. Het groote Befehl" plakkaat in twee talen, Fransch en Dultsch, wordt zwijgend overal gelezen en dan voeg ik mij bij een dier lezende menschengroepen, neem aandachtig alle artikelen in me op: de officieren eer biedig groeten, hen op 't trottoir laten loopen, om 7 uur avonds in huis zijn, volksoploopjes worden met kanon uiteengeschoten, tien gijzelaars worden afwisselend in hechtenis genomen, men mag niet in de stad komen, noch er uitgaan. 01 o! Zoo in 't geheel zeventien ijzeren oorlogs wetten. En dan 't beangstigende art. 15: ,wie deze mijne bevelen niet opvolgt, wordt sofort verhaftet" en zonder vorm van proces erschossen". Niet in en uit de stad, wee mij! ZQn St. Nicolaasboodschappen de kans waard, gefusilleerd te worden,? Met een angstprop in de keel, uiterlijk gerust en dapper, stap ik door de kille middeneeuwsche poort de bajonetridders langs en mijn veilig eigen vaderland tegemoet. BHZ. Wij Vrouwen Eenige weken geleden bracht ik op een prachtlgen herftmorgen een groote mand met kleedingstukken voor de Fransche vluch telingen naar het groote kamp op den Amersfoortschen straatweg. Kon ik u allen die dit leest de prachtige, breedc, statige lanen en wegen met dennen beplant laten zien, zooals ik ze zag op dien herfstmorgen, terwijl in de verte de daken der loodsen zich scherp afteekenden tegen de fijne hetfstlucht. Als men hier woont en men heeft den intocht gezien van die arme verdrevenen, die warmte, kleeding, reiniging, voedsel alles gemist hebben, móét men helpen maar toch, hoe levendig zijn zij nog, hoe guitig en vol moed zij gaan terug naar hun land. En terwijl ik dit schrijf, zfln alle groote straatwegen over geheel Europa vol menachen die teruggaan naar hun land, naar hun huis, naar alles wat zij zoo smartelijk heb ben gemist. Sommigen bezwijken onder weg met verlangen in de oogen, het verzwakte lichaam kan niet meer voort. En dan al die arme verminkten, de blinden, de dooven, hoe brengen zij door hun terugkomst andere aandoeningen in hun omgeving, aandoeninIIIIMIHIIIIIIIIIIII III mimi mum iiiiiiiiimiiiim wegslingert. Wel, onze accacla maakt ook peulen, zelfs flink lange en die splflten ook wel open, maar de kleppen draaisn zich nle' tot kurketrekkers. Ze wringen zich even tot een zeer sluik krulletje, en blijven aan hun tak hangen. Ook hebbea de zaadjes flinke dikke strengen waarmee ze aan de peulklep be vestigd blijven. Vogels komen er niet naar omzien. De gouden regen houdt ook dikwijls zijn zaden vast, maar daar komen de vinken ze nog wel eens weg pikken. Zoo staat onze accacia nu te wachten op den winter en eigenlijk op den sneeuwstorm, den blizzard. Hij is toch afkomstig uit Amerika, waar de winters zoo heel anders zijn dan bij ons en waar je in menige streek Vruchljes van Accacia GEZELLIGHEID IS TOCH MAAR ALLES Teekening van MAGGY KRUSMAN Een der inzendingen van onze Prijsvraag, onderwerp: Een geestig huiselijk tafreeltje in distributie- en rantsoeneering-lijd MMMMiMimiiimiiimimMiiiiiuiiiiiiiiiiiitlliMMiiiiiillllllllliiiiMiiiiiiiiiiiill gen f van prikkelbaarheid, of van toewij ding. Overal ontreddering, overal bij vreugde over het einde van den oorlog, een gevoel van machteloosheid, of van spontane energie. Er is oneindig veel geleden op allerlei wijze, alle gevoel is teruggedrongen, men noemde dat zelfbeheerschlng en men heeft zich bezig gehouden met zuinigheidsmaatregelen, met hamsteren, dingen die een menschenziel klein en eng maken. En voorbij zou dat alles nu zijn op eens onmogelijk! Ieder ding, iedere daad laat een spoor na, ge dachten zijn krachten. De echter zuivere, reine bries heeft nog niet alles vetfrischt, ook al heeft zich aan de eene zijde de volksmassa geuit in een warme betooging voor het Oranjehuis, aan de andere zijde In een huldiging van de revolutionaire leiders. Wij Nederlanders zijn niet gegroeid door de omstandigheden, wij hebben ons dikwijls klein gedragen In die vier oorlogsjaren, wij waren vol berekening, vol zorg voor eigen lichamelijk welzijn. Wij stapelden voor raden op maar wij deelden ze niet met onze arme broederen, wij weten en wisten c iet werkelijk wat broederschap was of is vandaar misschien, die groote spanning, die angst voor revolutie. En nu is die angst voorbij maar niet voor langen tijd, dat voelt gij allen en ge wét het, nu gij de krachtige uiting van aanhankelijkheid hebt gezien, waarmede de sociaal-demo craten hun leider hebben begroet, teen hu terugkeerde in hun vergadering. En het is goed dat wij h:t weten, dat wij het onder de oogen zien, dat wij moed krijgen door goede rechtvaardige daden te doen, door verbeterde wetten uit te vaardigen, zoodat wfj door de ernst en diepte onzer toewijding geen angst meer kennen maar alleen warmte en liefde en vastheid om voor te bereiden wat duizenden en dui zenden onder ons al lang hadden gevoeld dat een recht en een plicht was. Laten wij vrouwen die staan voor nieuwe plichten als ons straks het kiesrecht wordt gegeven, laten wij toonen wat het zegt als de vrouwelijke invloed machtig wordt over den staat. Laten wfl vast aaneen gesloten optreden, met moed met ernst maar bovenal vol liefde en moge de wereld het voelen en erkennen: nu zijn de Moeders aan het woord. C. A. W o R P?R OLAND HOLST IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIMIIIIIMIIIIMIIIIIMIMIIMIIIMIIIIIII Mededeellng Aan hen die ons schreven over het ten toonstellen der prijsvraagteekeningen zij gemeld, dat wij een ander maal gaarne het verzoek in beraad zullen nemen, indien de inzendingen daartoe aanleiding geven. E. M. R. zonder sneeuwschoenen of rackets niet zou kunnen bestaan. Ais het nu zoover is, dat de grond met sneeuw bedekt is, dan hebben wind en vorst de peulen ook zoowat losgewurmd, de kleppen vallen op den grond, holletje boven en liggen klaar voor hun sneeuwreis. Ik heb dat verleden jaar bij ons in den tuin gezien, die halve peulen slierden lustig voort over de sneeuwkorst, het zaadje als ballast hield het ding in de goede richting en er waren er die tusschen de boomen heuvelop in een tweetal dagen meer dan veertig meter waren gevorderd. In de vlakte is hun loopbaan om zoo te zeggen onbegrensd. Met de eschdooms gaat het ongeveer ook zoo. Ieder heeft de halve vruchtjes wel eens van de boom zien vallen. Dat gaat heel langzaam, doordat het vleugeltje werkt als schrot f-parachute. In de natuur is de schroefparachute veel meer en voque dan onze parapluie-parachute, ik zou eigenlijk wel eena willen weten waarom. Nu, dat eschdoornvruchtje heeft door die parachute veel tijd noodig om beneden te komen en als er een flinke wind staat, dan wordt het vaak wel meer dan honderd meter zijwaarts ge dreven. Maar als er nu sneeuw ligt, dan gaat het veel verder. Het vleugeltje gaat dan dienst doen als zeil en het vruchtje sliert over de sneeuw, wie weet hoever. De linde houdt zfln vruchtjes nog langer vast dan accacia of eschdooms. Nog in Februari sieren ze de toppen van de kronen. Hier heeft niet ieder vruchtje een vleugel, maar met hun vijven of zessen of merr nog (dat hangt van de soort van linde af) zitten ze aan een gemeenschappelijken steel en die is voorzien van tamelijk lang, Ons Kookboek DIKKE MELK. Een liter melk koken en, nu en dan roe rend, opdat er zich geen vlies vormt, laten bekoelen. Wanneer ze bijna koud is gewor den, er twee deciliter karnemelk door doen en zoo plm. 24 uur laten staan. De melk is dan dik en roomig geworden. Men kan ze eten met stioop of suiker. SMEERSEL VOOR DE BOTERHAM. Karnemelk, of karnemelk met zoete melk gemengd, of zelfs gewone, zuur geworden melk* koken, zoodat het wit van de melk zich van de groenachtige wei afscheidt. Men late zich dus hierdoor niet afschrikken! Wanneer de melk kookt, dan afnemen en er hangop van maken. Het water loopt snel uit de doek, en reeds na een half uur kan men de witte, dikke massa uit de doek scheppen, en haar vermengen met zout en een weinig peper, waarna 't gerecht klaar is. Het smaakt wel wat als heel jonge kaas en kan enkele dagen bewaard worden. KAASSMEERSEL. Kaas raspen en melk koken. Wanneer de melk is afgekoeld, totdat ze laauw gewor den is, doet men ze druppelsgewijze bij de kaas, terwijl men die in een diep bord of, wat nog beter is, in een houten of stee nen vijzel met een stamper goed omroert, en er dus als het ware zalf van maakt. Men doe er geen melk bij, vóórdat de vo rige melk geheel door de kaas is opgenomen. Zoo gaat men door met langzaam bij te schenken en te roeren, tot het de dikte, de kleur en de smaak van de buter heeft aan genomen, E. C. L. Verzoeke alle stukken voor de rubriek Voor Vrouwen" in te zenden Koninginneweg 93, Haarlem. Indien U Oostersche tapijten bezit (Perzisch, Turksch, enz.) welke niet met Uw ander huiselijk interieur harmonieeren, of die U om welkereden ookwenscht te verkoopen, schrijft dan aan Y. BAZIR, Importeur, Zoutmanstr. 61, te 's-Gravenhage, Tel. 1843, welke zich door geheel Nederland laat ontbieden en die tegen ongekend hooge prijzen alle soorten Ooster sche tapijten koopt (nieuw of gebruikt), onge acht de af metln gen en de prijs. Be waar dit adres iimimiiiiimiiiiimi eenigszins gedraald schutblad. Dit werkt aanvankelijk weer als schroef-parachute, niet zoo perfect als die van den eschdoorn, maar toch met een stevige uitwerking. Is het stelletje op den grond gekomen, dan blijft het bij ons daar meestal liggen in de kllederboel van Februari en Maart. Doch in oostelijker landen, waar de linde eigen lijk thuis is en spontaan wouden vormt, ligt dan nog volop sneeuw en 't moet wel een aardig gezicht zijn om die lange schut bladen met hun gevolg van ronde vruchtjes daarover te zien voortglijden. Zoo iets zie je nu in het gezegend Rusland, dat in zijn wouden, steppen, en bergen nog menige botanische merkwaardigheid voor de lief hebbers in petto heeft. "* Het spreekt van zelf, dat in ons land met zijn geringen sneeuwval de aanpassingen aan de sneeuw maar uiterst zeldzaam zijn en alleen opgemerkt worden aan de planten, die uit Oost en West of uit de. bergen hierheen gebracht zijn naar onze parken en tuinen. Intusschen slaat het vast, dat onze inlandsche planten, wier vruchten of zsclen door den wind verspreid worden, toch ook profiteeren van de sneeuw, die een gladder glijbaan oplevert dan de naakte aarde zou doen met zijn hobbeligheden en plantengroei. Tegen steile hellingen, boschranden en dergelijke plaatsen zullen natuurlijk de meeste van die zaden belanden en men vindt daar dan ook altijd een tamelijk rijken plantengroei. Als het voorjaar weer zoover is gevorderd willen we toch eens zien of we daar ook kicmplantjes kunnen vinden van linde ea accacia. Eschdoorn, dat spreekt vanzelf. j A c. P. THIJSSB

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl