Historisch Archief 1877-1940
28 Dec. '18. No. 2166
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
f?"'?''
AAN HET OPEN RAAM
(Kerstnacht In ^Tondano)
door dr. RATU LANQIE
Om mij heen is de nacht, de sterre schit
terende nacht; boom en struik en huizen
leggen rustige schaduwen op groentapijt
van kort gras. Zwijgend, met donker be
groeide boorden, blankt metalig op het
beekje, helder kaatsend beelden van hyacin
then die peinzend zich buigen over het
stille watervlak
In donkeren bladerkroon der boomen
fosfoilseeren duizenden vuurvliegjes, in voort
durende beweging, beschrijvend een net van
grillige lichtlijnen. De spits hoepelende
sedapmalam, geplekt door sneeuwwitte bloe
men, gelijkt een somberschoone edelsteen
van reusachtige afmetingen met violet schit
terende adertjes in zwarte middenstof.
Over de zwijgende boomen en huizen heen
glijden mijn oogen naar de bergen. Mach
tige kolossen, die hun geweldige lichamen
hoog verheffen en in de zuivere lichten
puntig boren de toppen, als levenskrachten
purend uit ijlere regionen voor het rustende
leven aan hunne voeten.
Onvoelbaar zachte wind, de bladeren licht
beroerend, schuift langs mij heen, meevoe
rend azomen van rozen en sedapmalam
vermengd met de mystieke geuren der
bergwouden.
Ik hoor de symphonie der Stilte, het
eeuwig trillende lied der Spheren op im
mense golvingen uit elndelooze verten
komend, naar eindelooze verten heen zich
voortplantend; zilverblanke tonen, ontelbaar,
samenklinkend tot altijddurende harmonieën,
bruischend en onweerstaanbaar in de Stilte,
ruimte vullend, maar etherisch vluchtig,
vliedend voor eiken grofstoffelijken klank...
Dan, uit den grootschen samenklank wringt
los zich een toon aarzelend eerst, met de
atomenzwangere lucht door den wind weg
gedragen naar het onbekende ver; nog een,
en nog een volgt, als bijen diéeen zwerm
verlaten; ze voegen zich samen tot
accoprden, treffend door den eenvoud, die zich
rangschikken in een melodie, weldra
overheerschend het geheel van het hoorbare,
verdringend de symphonie der Stilte.
Duidelijker worden de klanken, herkenbaar;
het zijn tonen van een bamboefluit, onge
kunsteld voortgebracht, die inzetten het
preludium van een psalm. Andere klanken
treden in, mengchenstemmen rijen aan,
volgend de zwenkingen der fluiten: zwaar
moedig, devoot en berustend.
Nader, nader komen ze; zwaarder klinkt
aan, het Oude Lied l
Flambouwen, getorscht door jonge mannen,
de kleur der rouwe om de leden, werpen
roode schijnsels op den straatweg; opstijgende
?walmen weven zich als een zwarte wade
boven de hoofden. Achter de fakkeldragers
aan, een groote schare van menschen in
wijde effenzwarte dracht; het hoofd ter aarde
gebogen schrijden zij voort; hier en daar
een lichte flikkering der oogen, reflexie van
den rosslgen gloed der flambouwen.
Uit dezen zwarten drom stijgt op in de
avondlucht een Lied uit de Israëlitische
omzwervingen. Zware mannenstemmen dra
gen als fundamenten van graniet en bazalt
de hoogere der vrouwen en kinderen, voor
afgegaan door de pastorale accoorden der
bamboefluiten.
Stap voor stap, langzaam schuift de stoet
voort; mannen en vrouwen van eiken leef
tijd, kinderen, bloemen en groen dragen ze
in de naar voren gebogen handen.
Zij trekt langs mg heen, de zwarte pro
cessie, flambouwen aan den kant, in lange
haast eindelooze opeenvolging van men
schen, zingend het Oude Lied.
In de maanlicht-doorhuiverde lucht ver
smelt het tot een monumentaal gebed, dat
opstijgt tot in de hoogste hoogten, in het
peilloos diepe blauw.
Flambouwen weder door jonge mannen
gedragen, sluiten den stoet, die bij den
kruisweg linksaf slaat, naar het Westen....
Nu is het mij duidelijk, waarom, waarvoor
de processie. Ik zie voor mij de graven in
het Westen, oude en nieuwe van verwant
of vreemde schoongemaakt; de paden er
heen gewied. Lampen omhuld met
rookkabladeren, die een diffuus geel licht doorlaten,
verlichten de rustplaats der dooden.
Geen bloemen nog zijn door zorgvolle
handen neergelegd op de donkerbruine
aarden grafheuvels en de grijswitte steenen.
Ik zie de processie naderen, de menschen
verspreiden over den doodenakker; hier
Z A AI T IJ D.
De natuur zaait het heele jaar. De stille
planten zijn er voortdurend op bedacht hun
gebied uit te breiden. Sommige slingeren
met eigen kracht hun zaad de ruimte in,
meters ver, andere weten zich de hulp te
verschaffen van wind en stroomen en van
de dieren en bereiken zoodoende verre lan
den, zelfs nieuwe werelddeelen. 't Is een
onuitputtelijk genot, de duizend en een
maniertjes na te gaan, waarop zQ hun doel
bereiken en daar zijn er onder, die het
meest verfijnd vernuft vervullen met ver
rassing-en bewondering. Geestdriftige plant
beschrijvers, die in hun overhaasting ver
ward raken in hun eigen beeldspraak heb
ben dan ook aan de planten een vinding
rijkheid toegekend boven die der menschen.
De hoofdschuldigen in dit opzicht heeten
Francéen Maeterlinck, maar daarover wil
ik het thans niet hebben.
Het meest wordt er gezaaid in den
nazomer. Dan zweven op alle winden de
plulsvruchtjes van de composieten, van
paardebloem m boksbaard en van de dis
tels. Er stond in 1917 een distel aan de
Dinkel, daar blies de westenwind in en als
een witte rookwolk stoven al die gepluisde
vruchtjes de grens over, trots mogelijke
wetten op onkruidzaden.-'Wandelend door
wordt een krans neergelegd, ginds worden
bloemen gestrooid.
En uit de sombere zwijgenis der graven
stijgt devoot de gewijde zang.*
Het is Kerstnacht, de nacht dat men de
dooden gedenkt...
De gloed der laatste flambouwen is ver
dwenen. Vóór mij is weder de ietge, stille
straatweg. Langzaam verwijdert zich het
gezang, zwakker en zwakker worden de
stemmen. Nu alleen nog maar de
fluitaccoorden die uit de verte komen aangetrild;
ook deze verzwakken, sterven weg.
Eerst nauw hoorbaar, maar in kracht toe
nemend, dan bruischend in etherisch fijne
klanken, ruimte vullend: de symphonie der
Stilte zet in.
Om mij heen is weder de nacht, de sterre
schitterende nacht.
Winkelen en Artikel 15
Daar de .ambtenaren" ons den inslag
weigeren, spijt het ons onze clientèle voor
St. Nicolaas niets te kunnen leveren". Zoo
adverteerden klagend banketbakkers en lap
jeswinkels met onzuivere smokkelgewetens
in het grensdorpblaadje.
Geen nood, we hebben onze stad weer;
ons Aken, ons vier'jaar door ijzeren
oorloeswetten verboden, is weer bereikbaar. De
historische 11 Nov. kwam, de roode garde
ontwapende de grensbewakers, in razend
tempo veranderde de wereld de ernstige
bruin-eepijde maar ^jongensachtig noncha
lante Schaffnerlnnen der tram werden door
de terugkeerende mannen vervangen, be
halve de zielige Kriegswittwen". Men pro
fiteert stadswaarts te gaan in dit kotte
intermezzo van vrijheid. Straks bezet de
Belg de grens.
Eerst beleeft men de geweldige Duiische
terugtocht, de zware beslikte vrachtauto's
der eerste dagen nog met roodgetooide
soldaten. Maar dan dreunt dag en nacht
een heirbaan langs de grens, van de
schilderachtigste legerbecde, in schitterende
orde. De vaderlandsche vanen en vlaggen,
de echt-Duitsche kerstboom in miniatuur
en gewoon formaat, hulst en besjes tooien
de manschappen, en alle mogelijke vehikels,
zoowel de gecamoufleerde kanonnen als de
uitdragerswagens met ransels en geweren.
Dan speelt een regimentsmuziek of zingen
de infeinterieredmenten zich moede troost in
bij hun echt-Duitsche Nachtigall en Schatz
en Reitersmann en Sperllng-liederen. En
in Aken en langs de grens schalt een blijde
kreet: Parole heiszt 'Heimat; in witkrijt ge
schreven op de zware munitiewagens op
alles en in alle variëteiten: Helm zur
Mutter, Reserve hat Run. Hun monden, hun
oogen, hun harten juichen het: das morden
ist getan. Ruhel
Als in een droom vloog 't ons voorbij:
de Beieren met hun witblauwe vlaggen, de
kachelpijpen der veldkeukens met
Kerstboomen versierd. Bij millioenen. Aken was
n legerkamp. Ten slotte als achtervolgd,
vloden ze zonder rust om zich tijdig achter
den Rijn te bergen... waar honger en
revolutie wachten l
Eén week daarna. Een week vol vage geruch
ten over de soort van vijandelijke bezetting,
een week waarin 't doodmoede, onverschillig
geworden volk zich vernedert om den vijand:
Schön zu empfangen." Om de wille van
de smeer" enz. De uitgehongerden blikken
naar Wilson's provlslekasten. In de heele
streek vermaakt zich de jeugd met vuur
werk, lichtbommen en raketten, geschenken
der terugkeerende troepen, nu niet meer
voor de vliegeraanvallen noodig, knal, bom!
De arbeidersraden en soldatenraden vaardi
gen plakkaten uit tegen deze grobe Unfug"
die de vijandelijke bezstting kan irriteeren.
Oncoodigl Van opstanden geen questie;
men zal zich voegen, kruipen desnoods:
wenn wir nur was zu koenen bekommen;
en een woord naar veler hart is dat van
een toch zeer patriottisch soldaat: onder
allen, ook bij de vijanden zijn goeden en
kwaden". Een ander debiteert een grapje, der
Willem ist ooch ne Deserteur: er ischt ooch
loofe gegange.
Maar 5 December nadert. O desillusie l
De winkels niets dan wat bluf. Ongehoorde
prijzen. Overal 70 mark voor een blouse,
slechte zijdene. Geen enkel sierlijk schoentje
meer, slechts dikke klossebossen, saamgesteld
van grijs linnen bovenstukken, zwart zeil
doeken onderdeden en dikke houten zolen
en hakken, glacéetjes van 26 en chemises
van 50 Mark, gewone witte batistkraagjes van
8?15 Mark, en voor maagstreeling alleen
de zoete herinnering der vooroorlogsohe
Schlagsahne", want de vieze Ersatz-koffie
zonder melk, zonder suiker en oneetbare
luchtschuimkuchen der fijne conditoreien,
niets is te genieten zoomin als de
onappttitelijke schrale diners van hondengehakt,
opgedischt op papieren tafelkleeden.
imiiiiiiiiiimi immuun
de graanvelden of langs den heikant hoor
je in Augustus overal het geknetter van de
losbarstende vruchten van wikke en brem.
De harde peulen springen in tweeen, elke
klep krult zich forsch en slingert de zaad
jes een eindweegs ver weg. Een dergelijke
geknetter hoor je in Maart en Apiil als de
dennen en sparren hun zaai t ij d hebben. Op
andere tijden weer komen de vogels, die
schrokken de sappige vruchten op, waarin
onverteerbare zaden zitten, die ongedeerd
het snel werkend darmstelsel van lijster of
spreeuw doorloepen. En onder de onkruid
zaden, die de vinken en hun verwanten op
pikken, zijn er altijd ook nog heel wat, die
weer ongedeerd te voorschijn komen, en al is
dat nog maar een tiende percent, dan heb
ben de planten er altijd nog voordeel van.
Weer anderen werpen hun zaad op het water,
zoodat zelfs de zee in staat Is om de barre
stranden die zijzelf schept te bekleeden met
een lieflijken bloementooi. Het konijn dat
langs de hellingen holt, krijgt van dozijnen
planten een boodschap mee met het gevolg
dat elke konijnensocleteit behoorlijk begroeid
is. Ook zijn er zeer veel planten, die al hun
hoop gevestigd hebben op de stortregens
en de tijdelijke beekjes die daardoor ontstaan
en nog andere beoefenen de sneeuwsport
met ski en zeiltulg. Naar deze willen we
in deze weken eens uitzien.
Het zal uw aandacht trekken dat sommige
soorten van boomen hun vruchten behouden,
nadat ze in November al hun bladeren hebben
laten vallen. De voornaamste daaronder zijn
de accacla, de linde en de meeste eschdooms.
De accacia behoort tot de vllnderbloemen
evenals de brem, die we in Augustus hoorden
knetteren en die zoo vaardig zijn zaadjes
Ieder in de tram neemt zijn
goed-Hollandsch boterhammetje mee... en maakt
den hongerenden buren gelukkig.
En eindelijk vandaag is 't Aachen's
Schlcksalstunde. Overnacht kwam 't noodlot binnen:
de Belgische troepen. Niet met klimbimm,
zooals een spotter voorspelde, bedaard en
rustig, maar als veroveraar. Vreemd! Is 't
een wereldgebeuren of eentheatervertooning?
Overal patrouilleeren de gehelmde khakl
oorlogsmannen, de bajonet schittert op 't
geweer, bewaken de groote hotels met
hoogheden, bewaken alle stads in-en uitgangen,
en, met hun helmen en bruine kleeren postend
voor de middeleeawsche Ponttor, zijn ze
werkelijk een mooi operadécor.
Desondanks sloop ik ze bij 't binnenkomen
door de poort, uit angst voor passencontióle,
quasi onverschillig voorbij.
Prachtig gebeeldhouwd stadhuls als ach
tergrond, voor een groep khakifiguren.
De bezettingscommandant, de heldenborst
met roode ordelinten versierd, overziet van 't
hoog bordes het schilderachtig gewoel op de
markt. Want tusschen 't zwart der
uitgeloopen burgerbevolking is veel
kleurschakeerinjr van alle mogelijk geallieerde unifor
men. Vier-jaar-oude-Maubeuge-gevaagenen
in de antieke Franscbe uniformkleuren,
met roode broeken en petten, tusuchen
hemelsblauwe Franschen en de donkere
bontmutsen van Kaukasiërs en de Mongolen
typen der vaalkleurlge Russen. Allen groepen
ze om de khakimannen en hun dampende
veldkeukens, begroeten elkaar blijde en
't Fiansch beheerscht de oude Duitsche
keizerstad. En weer als een week te voren
komt cavalerie en geschut aangedreund.
Toen waren 't de Duitschers, nu hunne vijan
den. Rood, geel, zwart, piept de Belgische
vlag uit 't prachtig nieuwe Kurhaus.
Rood, geel, zwart! Aken's St.
Nicolaascadeau. Alle restaurants, kino's, café's,
theaters zijn op dezen critieken dag op hoog
beval gesloten.
Het groote Befehl" plakkaat in twee talen,
Fransch en Dultsch, wordt zwijgend overal
gelezen en dan voeg ik mij bij een dier
lezende menschengroepen, neem aandachtig
alle artikelen in me op: de officieren eer
biedig groeten, hen op 't trottoir laten loopen,
om 7 uur avonds in huis zijn, volksoploopjes
worden met kanon uiteengeschoten, tien
gijzelaars worden afwisselend in hechtenis
genomen, men mag niet in de stad komen,
noch er uitgaan. 01 o!
Zoo in 't geheel zeventien ijzeren oorlogs
wetten. En dan 't beangstigende art. 15:
,wie deze mijne bevelen niet opvolgt, wordt
sofort verhaftet" en zonder vorm van
proces erschossen". Niet in en uit de stad,
wee mij!
ZQn St. Nicolaasboodschappen de kans
waard, gefusilleerd te worden,?
Met een angstprop in de keel, uiterlijk
gerust en dapper, stap ik door de kille
middeneeuwsche poort de bajonetridders langs
en mijn veilig eigen vaderland tegemoet.
BHZ.
Wij Vrouwen
Eenige weken geleden bracht ik op een
prachtlgen herftmorgen een groote mand
met kleedingstukken voor de Fransche vluch
telingen naar het groote kamp op den
Amersfoortschen straatweg. Kon ik u allen die dit
leest de prachtige, breedc, statige lanen en
wegen met dennen beplant laten zien,
zooals ik ze zag op dien herfstmorgen, terwijl
in de verte de daken der loodsen zich scherp
afteekenden tegen de fijne hetfstlucht.
Als men hier woont en men heeft den
intocht gezien van die arme verdrevenen,
die warmte, kleeding, reiniging, voedsel
alles gemist hebben, móét men helpen maar
toch, hoe levendig zijn zij nog, hoe guitig
en vol moed zij gaan terug naar hun land.
En terwijl ik dit schrijf, zfln alle groote
straatwegen over geheel Europa vol menachen
die teruggaan naar hun land, naar hun
huis, naar alles wat zij zoo smartelijk heb
ben gemist. Sommigen bezwijken onder weg
met verlangen in de oogen, het verzwakte
lichaam kan niet meer voort. En dan al die
arme verminkten, de blinden, de dooven,
hoe brengen zij door hun terugkomst andere
aandoeningen in hun omgeving,
aandoeninIIIIMIHIIIIIIIIIIII III
mimi mum iiiiiiiiimiiiim
wegslingert. Wel, onze accacla maakt ook
peulen, zelfs flink lange en die splflten ook
wel open, maar de kleppen draaisn zich nle' tot
kurketrekkers. Ze wringen zich even tot een
zeer sluik krulletje, en blijven aan hun tak
hangen. Ook hebbea de zaadjes flinke dikke
strengen waarmee ze aan de peulklep be
vestigd blijven. Vogels komen er niet naar
omzien. De gouden regen houdt ook dikwijls
zijn zaden vast, maar daar komen de vinken
ze nog wel eens weg pikken.
Zoo staat onze accacia nu te wachten op
den winter en eigenlijk op den sneeuwstorm,
den blizzard. Hij is toch afkomstig uit
Amerika, waar de winters zoo heel anders
zijn dan bij ons en waar je in menige streek
Vruchljes van Accacia
GEZELLIGHEID IS TOCH MAAR ALLES
Teekening van MAGGY KRUSMAN
Een der inzendingen van onze Prijsvraag, onderwerp: Een geestig huiselijk
tafreeltje in distributie- en rantsoeneering-lijd
MMMMiMimiiimiiimimMiiiiiuiiiiiiiiiiiitlliMMiiiiiillllllllliiiiMiiiiiiiiiiiill
gen f van prikkelbaarheid, of van toewij
ding.
Overal ontreddering, overal bij vreugde
over het einde van den oorlog, een gevoel
van machteloosheid, of van spontane energie.
Er is oneindig veel geleden op allerlei wijze,
alle gevoel is teruggedrongen, men noemde
dat zelfbeheerschlng en men heeft zich bezig
gehouden met zuinigheidsmaatregelen, met
hamsteren, dingen die een menschenziel
klein en eng maken. En voorbij zou dat
alles nu zijn op eens onmogelijk! Ieder
ding, iedere daad laat een spoor na, ge
dachten zijn krachten. De echter zuivere,
reine bries heeft nog niet alles vetfrischt,
ook al heeft zich aan de eene zijde de
volksmassa geuit in een warme betooging
voor het Oranjehuis, aan de andere zijde
In een huldiging van de revolutionaire
leiders.
Wij Nederlanders zijn niet gegroeid door
de omstandigheden, wij hebben ons dikwijls
klein gedragen In die vier oorlogsjaren, wij
waren vol berekening, vol zorg voor eigen
lichamelijk welzijn. Wij stapelden voor
raden op maar wij deelden ze niet met
onze arme broederen, wij weten en wisten
c iet werkelijk wat broederschap was of is
vandaar misschien, die groote spanning,
die angst voor revolutie. En nu is die
angst voorbij maar niet voor langen
tijd, dat voelt gij allen en ge wét het, nu
gij de krachtige uiting van aanhankelijkheid
hebt gezien, waarmede de sociaal-demo
craten hun leider hebben begroet, teen hu
terugkeerde in hun vergadering. En het
is goed dat wij h:t weten, dat wij het
onder de oogen zien, dat wij moed krijgen
door goede rechtvaardige daden te doen,
door verbeterde wetten uit te vaardigen,
zoodat wfj door de ernst en diepte onzer
toewijding geen angst meer kennen maar
alleen warmte en liefde en vastheid om
voor te bereiden wat duizenden en dui
zenden onder ons al lang hadden gevoeld
dat een recht en een plicht was.
Laten wij vrouwen die staan voor nieuwe
plichten als ons straks het kiesrecht wordt
gegeven, laten wij toonen wat het zegt
als de vrouwelijke invloed machtig wordt
over den staat.
Laten wfl vast aaneen gesloten optreden,
met moed met ernst maar bovenal vol
liefde en moge de wereld het voelen en
erkennen: nu zijn de Moeders aan het
woord.
C. A. W o R P?R OLAND HOLST
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIMIIIIIMIIIIMIIIIIMIMIIMIIIMIIIIIII
Mededeellng
Aan hen die ons schreven over het ten
toonstellen der prijsvraagteekeningen zij
gemeld, dat wij een ander maal gaarne het
verzoek in beraad zullen nemen, indien de
inzendingen daartoe aanleiding geven.
E. M. R.
zonder sneeuwschoenen of rackets niet zou
kunnen bestaan. Ais het nu zoover is, dat
de grond met sneeuw bedekt is, dan hebben
wind en vorst de peulen ook zoowat
losgewurmd, de kleppen vallen op den grond,
holletje boven en liggen klaar voor hun
sneeuwreis. Ik heb dat verleden jaar bij
ons in den tuin gezien, die halve peulen
slierden lustig voort over de sneeuwkorst,
het zaadje als ballast hield het ding in de
goede richting en er waren er die tusschen
de boomen heuvelop in een tweetal dagen
meer dan veertig meter waren gevorderd.
In de vlakte is hun loopbaan om zoo te
zeggen onbegrensd.
Met de eschdooms gaat het ongeveer ook
zoo. Ieder heeft de halve vruchtjes wel eens
van de boom zien vallen. Dat gaat heel
langzaam, doordat het vleugeltje werkt als
schrot f-parachute. In de natuur is de
schroefparachute veel meer en voque dan onze
parapluie-parachute, ik zou eigenlijk wel
eena willen weten waarom. Nu, dat
eschdoornvruchtje heeft door die parachute veel
tijd noodig om beneden te komen en als er
een flinke wind staat, dan wordt het vaak
wel meer dan honderd meter zijwaarts ge
dreven. Maar als er nu sneeuw ligt, dan
gaat het veel verder. Het vleugeltje gaat
dan dienst doen als zeil en het vruchtje
sliert over de sneeuw, wie weet hoever.
De linde houdt zfln vruchtjes nog langer
vast dan accacia of eschdooms. Nog in
Februari sieren ze de toppen van de kronen.
Hier heeft niet ieder vruchtje een vleugel,
maar met hun vijven of zessen of merr
nog (dat hangt van de soort van linde af)
zitten ze aan een gemeenschappelijken steel
en die is voorzien van tamelijk lang,
Ons Kookboek
DIKKE MELK.
Een liter melk koken en, nu en dan roe
rend, opdat er zich geen vlies vormt, laten
bekoelen. Wanneer ze bijna koud is gewor
den, er twee deciliter karnemelk door doen
en zoo plm. 24 uur laten staan. De melk
is dan dik en roomig geworden. Men kan
ze eten met stioop of suiker.
SMEERSEL VOOR DE BOTERHAM.
Karnemelk, of karnemelk met zoete melk
gemengd, of zelfs gewone, zuur geworden
melk* koken, zoodat het wit van de melk
zich van de groenachtige wei afscheidt.
Men late zich dus hierdoor niet afschrikken!
Wanneer de melk kookt, dan afnemen en
er hangop van maken. Het water loopt snel
uit de doek, en reeds na een half uur kan
men de witte, dikke massa uit de doek
scheppen, en haar vermengen met zout en
een weinig peper, waarna 't gerecht klaar
is. Het smaakt wel wat als heel jonge kaas
en kan enkele dagen bewaard worden.
KAASSMEERSEL.
Kaas raspen en melk koken. Wanneer de
melk is afgekoeld, totdat ze laauw gewor
den is, doet men ze druppelsgewijze bij
de kaas, terwijl men die in een diep bord
of, wat nog beter is, in een houten of stee
nen vijzel met een stamper goed omroert,
en er dus als het ware zalf van maakt.
Men doe er geen melk bij, vóórdat de vo
rige melk geheel door de kaas is opgenomen.
Zoo gaat men door met langzaam bij te
schenken en te roeren, tot het de dikte, de
kleur en de smaak van de buter heeft aan
genomen,
E. C. L.
Verzoeke alle stukken voor de
rubriek Voor Vrouwen" in te zenden
Koninginneweg 93, Haarlem.
Indien U Oostersche tapijten bezit (Perzisch,
Turksch, enz.) welke niet met Uw ander
huiselijk interieur harmonieeren, of die U om
welkereden ookwenscht te verkoopen, schrijft
dan aan Y. BAZIR, Importeur, Zoutmanstr. 61,
te 's-Gravenhage, Tel. 1843, welke zich door
geheel Nederland laat ontbieden en die tegen
ongekend hooge prijzen alle soorten Ooster
sche tapijten koopt (nieuw of gebruikt), onge
acht de af metln gen en de prijs. Be waar dit adres
iimimiiiiimiiiiimi
eenigszins gedraald schutblad. Dit werkt
aanvankelijk weer als schroef-parachute,
niet zoo perfect als die van den eschdoorn,
maar toch met een stevige uitwerking. Is
het stelletje op den grond gekomen, dan
blijft het bij ons daar meestal liggen in de
kllederboel van Februari en Maart. Doch
in oostelijker landen, waar de linde eigen
lijk thuis is en spontaan wouden vormt,
ligt dan nog volop sneeuw en 't moet wel
een aardig gezicht zijn om die lange schut
bladen met hun gevolg van ronde vruchtjes
daarover te zien voortglijden. Zoo iets zie
je nu in het gezegend Rusland, dat in zijn
wouden, steppen, en bergen nog menige
botanische merkwaardigheid voor de lief
hebbers in petto heeft. "*
Het spreekt van zelf, dat in ons land met
zijn geringen sneeuwval de aanpassingen
aan de sneeuw maar uiterst zeldzaam zijn
en alleen opgemerkt worden aan de planten,
die uit Oost en West of uit de. bergen
hierheen gebracht zijn naar onze parken en
tuinen. Intusschen slaat het vast, dat onze
inlandsche planten, wier vruchten of zsclen
door den wind verspreid worden, toch ook
profiteeren van de sneeuw, die een gladder
glijbaan oplevert dan de naakte aarde zou
doen met zijn hobbeligheden en plantengroei.
Tegen steile hellingen, boschranden en
dergelijke plaatsen zullen natuurlijk de
meeste van die zaden belanden en men
vindt daar dan ook altijd een tamelijk rijken
plantengroei. Als het voorjaar weer zoover
is gevorderd willen we toch eens zien of
we daar ook kicmplantjes kunnen vinden
van linde ea accacia. Eschdoorn, dat spreekt
vanzelf. j A c. P. THIJSSB