Historisch Archief 1877-1940
28 Dec. '18, - No. 2166
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ZELFPORTRETTEN
Wij geven hier een feeks afbeeldingen van
Zelfportretten, tentoongesteld in de Eerezaal
van het stedelijk Museum te Amsterdam, door
de Vereentglng SA Lucas. Op ons verzoek
waren de schilders en schilderessen welwil
lend bereid er enkels woorden bij te voegen
Over de individueele opvatting van hun
kunst, of andere opmerking, welke zij van
belang achtten.
Deze reeks portretten zal worden vervolgd.
Mei. A. C. VAN DEN BERG
De opvatting van mjjn kunst? Dat laat
zich zoo moeilijk in woorden zeggen. Het
is een voortdurend ernstig streven; een
witten voldoen aan een eindeloos sterk ver
langen, tot uiting te brengen datgene, wat
leiden moet tot volmaking [van mijn op
vatting.
Het onbereikbare, iets in volmaaktheid
weer te geven is juist de prikkel, die den
moed geeft ons telkens weer aan te gorden
tot nieuwen strijd.
Groot is 't geluk bQ dat streven, voor m8
't grootst, wanneer ik de Bloemen" tot mij
spreken Iaat in hun lieflijkheid en schoon
heid van kleur.
Zelf hard werken en veel door anderen
leeren lijkt mij den weg van vooruit te
komen. A. C. VAN DEN BERG
MARTIN MONNICKENDAM
U verlangt een bijdrage van mijn hand
IIIIIIIIIIIIIIIIIIJIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIHIIIMII
AMSTERDAM EN DE
STADSSCHOUWBURG
Een Rondvraag
door A. B. KLEEREKOPER
III
Nu de drie pleitbezorgers van het open
stellen van onzen Schouwburg voor alle,
daarvoor in aanmerking komende gezel
schappen aan het woord zijn geweest, mogen
thans de verdedigers van n vaste troep
op het Leldschepleln in volle rusting van
wapenen ten strijde gaan.
Hunne meening wordt kort en scherp
geformuleerd door den heer -4. van der
Horst, die met Herjermans en Musch de
Tooneelvereeniging'* leidt. Deze man van
ervaring, die de binnenlandsche ptaviijk
heeft leeren kennen der óigesubsidieerde,
naast de buitenlandsche aan eene van over
heidswege gesteuöde tooneelonderneming,
wil het zóó:
De eenige wijze om een Stadsschouwburg in liet
bclandsch gezelschap en daaraan behoorlijk- subsidie te
verleenen, mits nakomende een in overleg met
</''.skundigen vast te stellen cahier de charge.
Met het oog op bestaande meeningen en
Nederlandsche tooneeltoestanden moge er bij de opstelling
van dat cahier de charge o. m. wel nadrukkelijk op
worden gelet:
dat .het opvoeren van oorspronkelijk-Nederlandsche
tooneelwerken, waarbij elk seixoen eenige n/emt'e, ver
zekerd moet zijn, doch gén hoofddoel;
dat opvoering van een voi'oeitd aantal iiiriniv stuk
ken en een wisselend repertoire eveneens gewaarborgd
moet worden;
dat er geregeld volksvoorstellingen tegen zér lage
entreeprijzen en voorstellingen voor de leerlingen der
scholen moeten warden gegeven ;
dat het gezelschap in het speelsei/.oen nif t reizen mug;
dat de Directeur, als hij artistiek leider is, hetgeen
't meest is aan te bevelen, niet zelf uls tooneelspeler
mag optreden.
Nauw sluit zich hier bij aan de meening
van den heer Hermenn Schwab, al wil deze
meer vrijheid van beweging voor den
tooneellelder, op wien de keuze zal vallen:
In antwoord op Uw brief van 12/4 betreffende de
Stadsschouwburgkwestie, ben ik zoo vrij als mijn
meening te kennen te geven:
1. Dat ik geloof, dat dit op het oogenblik reeds ge
noegzaam vaststaat, dat in een schouwburg Gen directie
absoluut baas moet blijven en dat iedere concessie op
?dit pont aan andere gezelschappen noodzakelijk leiden
moet tot schade voor kunst en kunstenaars.
2. Dat tooneelkunst wel is een gemeentezaak, maar
dat dit in het onderhavige geval, waar de gemeente
een schouwburg te vergeven heeft, toch niet veel
anders beteekenen kan, dan de noodzakelijkheid voor
die gemeente, om aan te wijzen, wie in haar schouw
burg de belangen van tooneelkunst en toooeelkunstenaars
het best behartigen zal.
Waaruit dus ten 3e volgt, dat de eigenlijke kwestie
hierom gaat, wie die tooneelleider zijn moet.
De leider van de tooneelkunst kan, dunkt mij, geen
ander zijn dan hij, die als mensch en als kunstenaar
het veelzijdigst is. Dat wil zeggen, dat hij de meeste
geestesstroominKen in zich heeft opgenomen, want kunst
is m. i. niet de uiting van een tijdelijke richting.
Aan dezen tooneelleider zal dan die vrijheid van
handelen worden gegeven, die hem in staat stelt, ia
alles de beginselen van zijn kunst hoog te houden en
hem onafhankelijk maakt van iederen invloed van
artistiek-onbevoegden.
omtrent de opvatting van mijn kunst.
Die opvatting verkondig ik op doek in
de vreemde en zoo weinigjjegrepen taal
van de verf.
Zoudt U van een letterkundige vergen,
dat hij zfjn opvatting van kunst neerschreef
In penseelstreken?
Voor den schrijver de pen.
Voor den schilder de -verfkwast.
Hoofdzaak is dat de kunstenaar geheel
leeft voor zijn werk, wil zijn werk een beeld
geven van zijn leven.
Er op en er onder.
En wanneer hij tegen het eind de balans
maakt en de schaal van de ups hangt in
evenwicht met de schaal van de downs,
dan had hij mijns insziens een gezonde
kunstopvatting.
MARTIN MONNICKENDAM
**'
Mej. J. SURIE
U vraagt mij een korte beschouwing over
kunst? Dan wil ik u graag zeggen, dat ik
het geheel met diegenen eens ben, die vinden
dat alleen een meesterwerk reden van bestaan
heeft. Om nu te trachten dat meesterschap
zooveel mogelijk te benaderen moet men
steeds-door hoofd, hart en hand gebruiken
en kwast of krijt naar eigen opvatting
hanteeren.
En z.èlf nooit wetend of het laatste werk,
dat men onderhanden heeft, slecht, goed, of
het beste Is, wat men ooit maken zal, spreekt
het als vanzelf, dat men maar dóór blijft
werken. Buiten gerëusseerd" of mislukt"
om, blijft het schilderen op zich zelf een
genot. J. S u R i E
***
D. A. BUENO DE MESQU1TA
(bij het te Rome geschildeid zelfportret)
Slgnotino, u moet mijn oogen wat meer
glimmend schilderen, zie maar hoe zwart
zij zfjn! Wanneer komt het af l
Af komt het nooit, IkbeschouwhetalleBn
maar als af, wanneer ik naar mijn land terug
moet gaan en dus er wel mee uit moet
scheiden. Hopenlijk zijn de laatste penseel
streken de bestel
Neem mij mee naar Oldnda, signorino.
Zijn daar ook zulke groote schilders als
bij ons: Dlvlno Raffaello Sanzio?
Of zij ook zoo groot zijn duif ik niet
zeggen, in hun soort zijn ze wel groot, dat
weet ik zeker. Over de opvatting valt te
redetwisten, dit moet ieder stil met zich zelf
uitvechten! Maar Ik wil niet dat je de
klaDe Tooneeiredacteur van het .Algemeen
Handelsblad", de heer C. J. A. van Bruggen
(deze bijdragen zijn geschreven, toen de
schouwburg-nood nog niet zoo acuut was
geworden als thans het geval is) beweegt
zich in denzelfden koers:
Indien men het gebouw, dat door de gemeente uit
de handen der stichters is overgenomen, wezenlijk ten
bate van de tooneelkunst wil zien gebruiken, geve. men
het voor een aantal jaren aan den eenmaal uitgekozen
troep.
Welke die troep wezen zal, daarover loopt dit onder
zoek niet. Doch heeft men zijn keuze gevestigd, dan
sta vast, dat aan den verkoren pachter de beschikking
over den schouwburg worde igelaten gedurende een
aantal, bijvoorbeeld drie of vijf, speelseizoenen.
In zekeren zin schept deze gedragswijze een bevoor
rechting. Wijl nu eenmaal Amsterdaam geen betere
schouwburgen bezit dan de Stadsschouwburg, begun
stigd bovendien met den loop" van het puhhek. Niets
echter zou verkeerder zijn dan te trachten, iets van die
bevoorrechting weg te nemen door den pachter te ver
plichten een groot aantal van y.ijn speelavonden a;m
andere gezelschappen af te siaan. Ue lieste wij/.e v:m
doen. zou stellig /i.jn: n troep den schnuwburg- :ils
vaste werkplaats te geven, met de bepaling, dat van
rci/.en \vordt afge/ien. Misschien is zooiets niet geheel
mogelijk. ge/Jen het plaatselijk xatengebrek, met narne
voor de opera. Toch dient, naa mij voorkomt,/.ooveel
als even doenlijk is in de/.e richting te worden gestuurd.
De bevoorrechting, waarvan -/.oneven sprake was.
klemt dan IHIO- meer. Wat moeten de andere troepen .'
Wel, voor die andere geuit immers hetzelfde wat vom'
d.jn Stads^chouwbm-Kpachter geldt: zij liehoeven voor
een goede kunstbeoefening : rust en een eigen tehuis.
Nu wij maar over ón Stadsschouwburg beschikken,
zullen /ij dus aangewezen zijn op andere, te pachten,
of voor eigen gebruik te stichten, gehouwen. Het is
ook niet in hun lielang, uanr een stuk van den
gemeentebuit te reikhalzen; hun helang vordert; het hcx-it van
een eigen schouwburg.
X.iet men de zaak zoo. dan zal liet de taak van den
gemeentelij ken schouwburgeigenaar zijn, bij hetscheppi'n
van een feitelijk monopolie op het Leid;'chep!ein, te
letten op wat ik nu maar noemen ml de
schuuwburgenmarkt". Op twee manieren kan dat gebeuren.
Of de gemeente eischt yoor haar schouwburg een
pachtsom in vsrhouding tot de bedrogen, die andere
goede ge/elsi-happen voor hunne gebouwen moeten be
talen. In welk geval zij tevens het voordeeligst uit zal
/ijn. Of zij kan niet ontkomen aan de noodzakelijkheid,
door subsidies de ongelijkheid op te heffen.
Het laatste schijnt mij wel het meest te liggen in de
lijn eener gezonde gemeentebemoeiing niet de kunst,
ook van het tooneel.
Ook de heer Inte Onsman heeft ons zijn
licht in den nacht onzer onwetendheid niet
onthouden. Blijkbaar zijn blik gericht hou
dend op het.volkstooneel, beschikt hij aldus:
Vorm van explotatie.'
Verpachting aan n gezelschap met n leider en
naast hem een heel kleine commissie van advies, over
leg of welke naam men daaraan wil geven. In die
commissie minstens n man. 'n volksman d.w.z. een
die er onder leeft, die 't kent, liefst geen Kunstkenner"
f een kunst-paedagoog'' alsjeblieft geen specialiteit. Een
ie mee mag spreken en overleggen, wanneer er sprake
is van voorstellingen, ook voor hot volk, 'n gewone man
met 'n klare, nuchtere kop.
Naast het eene vaste gezelschap, dienen ook enkele
avonden beschikbaar te worden gesteld voor gezelschap
pen, waarbij althans de toets van ernstig werken kan
worden aangelegd.
De heer Frans Mijnssen helpt ons verder
op weg. Hfl geeft een volledige leiddraad
voor de oplossing van het probleem. Maar
namen noemen doet hij niet. De gelukkige
kan zich ook zonder dat van zijn plicht
kwijten:
Eenig ander oogmerk dan het kunstbelang is er niet"
schrijft de inleider tet uw rondvraag. Inderdaad, de
ABriABM^VBTlABM.ABrtABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM
terende fonteinen van Roma vaarwel zegt
voor Oldnda. Laten we nu een bad gaan
nemen in de rivier en ons bruin laten bran
den in de zon.
SI, si andiamo!
D. A. BUENO DE MESQUITA
SAM. VAN BEEK
Qeboren te Amsterdam in 1879, begon ik
mijn schildersloopbaan als decorateur. Werkte
in de provincie en ook^lo België, alwaar
ik in hoofdzaak figuren en paarden schil
derde.
Voor het meerendeel echter werkte ik te
Amsterdam, schilderde en tcekende daar
het oude gedeelte der stad of aan het IJ met
zfln rijke afwisseling van schepen en
luchteffecten.
Later heb ik mi] geïnteresseerd voor
Indische kunst, waarop mijn
Aquariumschilderijen ontstonden, en de
pastelteekeningen en litho's uit den vogelwereld.
SAM. VAN BEEK
IIIIIIIIIIII1IIIIIIIIU1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIMIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
gemeente die het Concertgebonw en de Nederlandsche
Opera subsidieert, zal van haar Schouwburg geen zaakje
maken.
Op welke wijze zal de Gemeente, nu zij den Schouw
burg in eigen beheer heeft genomen, het kunstbelang
kunnen dienen?
In elk geval niet door hot gebouw per avond te
verhuren. De argumenten, welke er voor pleiten den
Schouwburg door een vast gezelschap te laten bespelen,
zijn bekenu; men weet, hoeveel waarde door ieder ge
zelschap gehecht wordt aan een eigen-si-houwburg, een
eigen-tooneel voor zijne spel- en deeor-repetites. Slechts
het gezelschap dat zijn eigen schouwburg heeft, zal de
voorstellingen naar behooren kunnen voorbereiden.
Moeten de repetities in gewone zalen ot' op zolders
plaats vinden, dan is het natuurlijk niet mogelijk, dat
de voorstelling-als-geheel, d. i. ook in zijn uiterlijk, bij
de premirre af is. Het is al erg genoeg, dat reeds n
van de drie Amsterdamsche
gezelschappen-vari-beteekenis op den zolder is aangewezen voor /.ijne repetltie.s;
allicht zal men daar niet nok nog een tweede naar toe
wenscSien te zenden.
De Gemeente kan, m. i., den Schouwburg aan ee,n
van de dn* Amsterdamsche gezelschappen ia geregeld
gebruik afstaan: vour eon bepaalden tijd; naafloop van
welken termijn onk andere gezelschnppen weer serieus
in de gelegenheid behooren ie worden gesteld naar den
Sehouwbui'ü; te dingen. l)e leider van het gezelschap
moot rustig kunnen werken; men zal den tijd dus niet
te kurt dienen te nomen; zes jaar is misschien eeu
g«'schikt« UjU.
Dus ij >'e n benoeming v;in oen D i rei-tem1-van-den
Stadsschouwburg, een Directeur, die een
gezelscbnpvari-den-Sladsschuuwbur):, samenstelt, van welke
ge/eiM'liap hij zelf ile leidei- /;il wuzen .' Het lijkt mij
imleriJa:i(|, dat een keuze uit dn bestaande gezelschappen de
voorkeur verdient. Ken
Direi'teLir-van-deM-Stads-srhouwburg raakt, men niet gemakkelijk meer kwijt. Hij kan
de-man-op-de-ivch te-plant-- zijn bij /.ijne na ris teil ing.
D'ich zal hij <lit ook bij voort luring blijvon.' Hoe /.al
zijn hnuding blijken ie rijn tegenover een nieuwen
tiiti, feu nieuwe kunst' \Vu- het Duitsche tooneel kent,
/al mij begi'ijpe.n als ik /PIJ;: dat men uppa^seri moet
voor liet gevaar van ,,Hnt't,hL':iter''-verslamn£.
Aan welk ge/ebchap y.uïlen \vij de Gemeente radon
Voor de, eerste reeks van jaren de voorkeur te geven .'
Hier hoiiil ik met antwoorden op. doch ga met mij n
vragen dot-r. Men dient bijzonderheden te weten. Op
welke conditie-; zal de Gemeente bereid zijn. haar
Schouwburg af te staan .' /al hot gezelschap, dat den
Schouwburg krijgt, huur moeten betalen of niet.' /oo
niet: zal de Gemeente nog verder willen gaan. door
het gezelschap ook. nog directe, geldeiijke subsidie te
geven .'
K n wat zullen i'e, ,n-f>ze!s<jhappen die in aanmerking
komen, daar als wanrlmrgen tegonover stellen, buiten
de persoonlijke eigenschappen hunner leiders? Ik
bednsl bevoorbeeld: zullen zij afzien v:m het ellendige
donbleeren, het, voorduretid-retzen.' Zuil n zij eene
conditie aanvaarden aangaande het opvoeren van een
bepaald aantal Nederlandsche werken per jaar' Of
van een bepaald aantal blijvend-belangrijke
buitenlandsche werken.' HD*> zal het zijn met de
Volksvoorstellmgen .'
Men kan de zank ook omkeeren: men knn eerst met
de gezelschappen verschillende mogelijkheden be
spreken, hunne specmle voorstellen vernemen, onder
zoeken welke de firiantieelöconsequenties voor de
Gemeente zouden zijn.
Mij dunkt,;
Ue Stadschouwburg-Commissie zal zich een oordeel
vormen, gehoord eene Commissie van deskundige
kunstenaars, die op de hoogte zal worden gebracht
van de onderhandelingen met de gezelschappen en
kennis kan nemen van bijzonderheden, als ik. er hier
boven eenige voorname heb aangewezen.
Nu nog den naam van man", verzucht
men na lezing van bovenstaande beschou
wingen. Het scheelde geen haar, of mevrouw
Top van Rhijn-haefftiaühem uitgesproken.
Maar met de bekende zelfbeheersching der
vrouw hield zij hem terug achter het hek
harer tanden, en ging niet verder dan zóó:
Bevrijd van alle smetten der baatzuchtigheid, dunkt
mij de Amsterdamsche Schouwburgviuestie"
teruggeA
B
S
D
M
A
B
M
a re h
on
Ad*fau*
MEEREN-ARtlKELEN,
U1TRU5TINGE.N.
Ig
u
M
A
B
ABM ABMABM.ABM.ABMABMABhtABMABM.ABM ABM AöM
IIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
riiiiiiriHtiiiiiiiiiiiiinitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiHiiiiMiMiiiiiiiiiiiiiii iiiimiiiiiimiiiiiiiiiiiiimiMiiiiiimiiiJiiimiim
MËDI
WINTERHANDEN EN^WINTER- J
VOETEN
Hoewel hier nu wel geen sprake is van
een doodelijke kwaal, is het toch een aan
doening, die den betreffenden IQder of lijdtres
buitengewoon veel last kan veroorzaken.
Laten wij daarom eens nagaan, wat de oor
zaak van deze zoo veel voorkomende kwaal
is, hoe ze voorkomen kan worden, en door
welke middelen ze kan genezen.
Bekend Is, dat groete koude aan de niet
genoeg bedekte gedeelten van het lichaam
ontsteking kan veroorzaken. Die gedeelten
van het lichaam, die het verste van bet hart
gelegen zijn, dus de uiterste grenspunte»
van het lichaam, worden door de koude het
meest en het eerst aangedaan.
Werkt de koude op de oppervlakte
van d« huid in, dan wordt deze rood.
Werkt die koude op dezelfde plekken
verder door, dan wordt de huidskleur bleek
?n ongevoelig en geleidelijk treedt bevriezing,
d.i. versterf op. Dit geldt zoowel voor het
geheele lichaam al» ook voor het bevriezen
van een gedeelte er van.
Bevroren lichaamsdeelen kunnen echter
weer ontdooid worden, maar de verwarming
moet dan met groote voorzichtigheid ge
schieden.
De gewone winterhanden of wlntervoelen
(ook neus en ooren werden vaak aangedaan)
stellen den eersten graad van huidbevritzing
voor. De huid is rood, licht ontsteken en
niet zoozeer pijnlijk, dan wel, vooral in de
warmte, heftig jeukend. Deze aandoening
kan lang blijven bestaan, den geheelen winter
door, zelfs «og wel tot in het zomarseizoen,
doch dan ook na korten tijd weer genezen.
De 2e graad van bevrieziag treedt op,
wanneer de ontsteking zich ook tot onder
de huid uitstrekt. Dan ontstaat een gezwel,
komen er blaasjes, die kunnen openspringen
en waaruit een licht gekleurde vloeistof komt.
Deze aandoening is pijnlijker en kan met
koortsverschijnselen gepaard gaa>.
De 3e graad van bevriezing gaat nog
dieper, geeft dieper zweren, ie zich tot op
het been kunnen uitbreiden en er ontstaat
dan zoogenaamd koudvuur.
Gedeelten van het lichaam, zelfs een
geheele voet, kunnen op die manier afvallen,
hetgeen voornamelijk kan geschieden, wan
neer een bevrorei deel uit de heftige koude
te snel in de warmte wordt gebracht.
Behalve de inwerking van de ko«de, die
als voornaamste oorzaak kan beschouwd
worden, blijkt er toch een zekere indivi
dueele predispositie te bestaan. De 2e jeugd
minimi iiiiiiiiiiliilillilliiii*iiiiiiililiiiiiilllliilllllllliiiiillliliiiiiiif
bracht tot esn eenvoudige zaak van kunstzinnig inzicht,
waarde-bepaling en erkenning. Deskundige voorlich
ting" kunnen uitsluitend de menschen van het vak
geven, die de tooneelhuishnuding grondig kennen.
Voor ons overigen, leeken, geldt dit: Is het de ernstige
wil van Amsterdam haar Stadsschouwburg de be
staande of een nieuwe voortaan te bestemmen tot
middelpunt van het geestelijk verkeer, door daarin te
vestigen een tooneel, dat naast Mengelberg's Orchest,
het aanzien van ons land in binnen en buitenland
verheft, welnu, dat /.ij zich wende tot den
tooneeldirigent, die bij machte is het daartoe te lirengen.
Tooneei, ik kan het niet genoeg herhalen, is tooneel.
Het is niet een kunst van stukken schrijven, en niet
een kunst van exploiteeren. het is een kunst van
spelen. De Stadsschouwburg ifi: een pndium; de kunst
welke op dit podium ontstaat, hangi af van den per
snon, die /o er. nis leider van een groep, schept; het
,,l>pdrijf' in dc'/e is: het spel. Wij hebben niets nan
goeden wil, takt decors, leuxen, titels en si ukken.
wanneer daaruit niet, voor al onze zintuigen waarneem
baar, geboren wordt: een tnoneelkunstwerk. dat op
Iteduidend plan y,Lja eigen levon leeft en in den
tne< houwer gelijkwaardig leven wekt.
All'V'n de/e wisselwerking brengt ..de schoon
heid onder do menschen", voedt den geest eu
bindt het puliliek aau een schouwburg. De
meestbegaufde spel-lei<ler zal derhalve do bekwaamste
bedrijfs-chef blijken omdat hij het lluidium bezit, dat, ver
over het voetlicht, de menigte bereikt en trekt. Omdat
hij, ]iar droit de naissance, is een onafhankelijk kun
stenaar, die geen andere middelen behneft dan zijn
eigen kunstenaarsschap om een /aal te vullen met
belangstellenden in het werk, dat op de planken met
hem leeft en sterft. Niet wie do ineesto Nederlandsche
stukken opvoert", bevordert den bloei van onze drama
turgie, maar wie een tooncelstuk in het bijzonder,
opvoert in zijn rt>rst*iicvor<lt>n]en staat. Want die toont
aan schrijvers, dichters, beeldende kunstenaars en allen
dip ontvankelijk zijn, het wonder van tooneelwerk in
zijn volstrekte' waarde, en wekt ons aller eerbied voor
het machtig Complex, dat den daagsc-hen dag, naar
Goethe's woord, tot een onvergelijkelijk feest maken kan.
Pc bestemming van den Stadsschouwburg, eenmaal
onderworpen aan liet oordeel van kunstzinnig Neder
land, is daarmede geleid in banen van idealisme, dat
van geen schipperen weet. Bij het gemoedelijk vergelijk,
dat kool en geit spaart, elck wat "wils biedt en de
noviteiten" van binnen- en buitenland als prijs voor
dir gezamenlijk streven stelt, kan zij m. i. geen baat
meer vloden. Zij houdt thans onomwonden de vraag
in: wie behoort, op grond van dit idealisme en tot
roem van Amsterdam officieel erkend aan de spits der
Nederlandsche tooneelkunst, zijn stempel te drukken
op dit gemeentewerk ! Aan wien zullen de aan deze
erkenning verbonden gunstiger bestaansvoorwaarden
tot ons eigen gewin, het best besteed zijn? Wie zal
eindelijk dit eigen Huis maken tot brandpunt van het
geestelijk verkeer, om er de besten onzer
tooneelkunstenaars, die het zich een eer zullen rekenen ertoe
te behooren, te bezielen tot daden van beteekenis in
de historie van het hedendaagsch tonneel'!
Het kan er vakkundige voorlichting heeft ons
daarvan voldoende overtuigd slechts n zijn.
Tussclien : goed, heter, best, dient gekozen.
Jlan en paard noemen .' Of, neutraal en bedachtzaam
naar vaderlandschen aard, er nog een beetje omheen
praten ?
Maar toen kwam de dappere onder de
raadgevers, en noemde den naam, mevrouw!
Het was de heer /. P. Ankersmit, de
Tooneeiredacteur van «Het Volk", die de
zaak finaal oploste:
De Stadsschouwburg is door den omvang van zaal
en tooneel naar mijne meening vooral geschikt voor
de opera en voor het romantische tonneelstuk, orn
een paar uiteenhmpende voorbeelden te noemen, voor
Shakespeare en voor ,.de Twee Weezen". Veel minder
geschikt is hij voor het intieme toorieelstuk, weder om
met een paar uiteenlooviende voorbeelden aan te dui
den, voor Ibsen en Heyermans.
Bij opvoeringen van moderne t oneelwerken op het
Leidscheplein "heb ik herhanldeiijk dea indruk gek ve
gen, dat het geluid, en daarmee de intentie en het
gevoel, in die wijde holte verwoei. Opera en Vondel
is zeer vatbaar voor de kwaal, verder over
het algemeen verzwakte personen,
icrofuleuze individuen, en in het algemeen lieden
met roode en zweeterige handen. Natuurlijk
gaat dit niet altijd op.
Hoe nu het lijden aan winterhanden en
voeten te voorkomen?
1. Door reeds in de jeugd zich niet te
veel te verwennen en het lichaam reedt
van jongsaf zoowel aan koude als aan
warme temperatuur te wennon. De huid
wordt daardoor gehard.
2. Me« zorge voer kleeding, die niet het
zweet op de huid laat blijven, voor poreuze
stof als onderkleedlng dus.
Vaa groot belang is, niet te nauwe schoe
nen te dragen, die natuurlijk druk op deelen
van den voet uitoefenen, waardoor de ont
steking in de hand wordt gewerkt.
Het is heel goed, wat vooral in het noor
den van Europa gebeurt, de voeten af en
toe met vet in te smerei, elders wascht men
de voeten met sterken brandewijn of spiritus;
weer anderen gebruike* stukken vloeipapier
om in de schoenen te leggen.
Verder wordt vaak gebruikt loodwater
(Aq. Goulardii), azijn, kamferapiritus met
kalkwater samen, terpentijnolie met cacao
boter, enz.
De Laplanders steken een stuk gloeiend
ijzer in een kaars en strijken de aangedaae
plek in met de olie, die zich in het gebrande
gat vormt.
Patiënten den raad geven zooveel mogelijk
de koude te mijden, het dragen van warme
kleeren aan te bevelen (linnen werkt vaak
irriteerend, wanneer het direct in aanraking
komt met de plaatsen, waar de aandoeningen
gezeteld zijn), het georulk van warm water
voor toilet aan te raden, Is het beste, wat
in de gegeven omstandigheden gedaan
kan worden.
Geeft de algemeene toestand er aanleiding
toe, dan levertraan of joodijzerstroop laten
gebruiken.
De jeukende plekken bepocderen met
atnylum en saUcylrerbinding van Bismutt.
Is er hefiige j^uk, dan afwasschen met
l pCt. tnenthol-oplosging. Goed resultaat
wordt dikwijls verkregen met beschermende
zalf zooals b. v. lanoline 20, o!ijf»lie 10,
perubalsem 2';'-, die volgens mijn eigen
ervaring het lastige jeukei en de roodheid
heel spoedig doen genezen.
Dr. TULP
llllllllllIIlllMliltlIlllllflIiitlllllIlllllllIIlllllllllllllIIllllIlllllllllllllllflIMI
daarentegen in den Hollandsrhen Schouwburg, zooals
ik het ook heb meegemnakt, vervulden het znaltjemet
een gerucht, dat de davering het waord verdronk.
Dene opvatting bepaalt mijn oordeel over de heste
wijze van exploitatie. Om het maar aanstonds zoo
duidelijk mogelijk te zeggen: ik zou den Stadsschouw
burg in gelijke verhouding tusschen Rooyaards en het
ope.ia-gezelschap van Kuopmau verdeeld willen zien.
Was er Yoor n van beiden hier een dagelijksch
publiek en nog een tweede, even geschikte zaal, dan
zou ik zeggen: geef den Stad schouwburg aan een der
twee, maar bet uitgewoonde hok van het Paleis, met
zijn verstofte draperietjes, die de kale kilheid van loges
en galerijen nog meer acceutueeren, is toch geen plek
voor de praal van opera of ander« romantiek. En al
was het zoo, voor alle /.even d.ng^n der wet'k zou geen
var» beide gezelschappen, geloof ik, voor het genre
waartoe de Stadsschouwburg ziah leent, een zoo talrijk.
gehoor kunnen vinden, dat de exploitatie loonend was.
De verdere avonden zouden dan met operette of modern
tooneel aangevuld moeten worden en die beiden komen
veel beter in een kleineren schouwburg tot hun recht.
Had de stad nu zoo'n tweeden,kleineren schouwburg
in haar bezit, dan z'ju het aangewezen zijn, dat beide
gezelschappen, rechtstreeks onder gemeentebeheer kwa
men ineU een stedelijken intendant, naar het goeda
Ouitsche stelsel Maar /onver zijn we nu eenmaal nog
niet en met reizen x:tl dus de exploitatie aangevuld
moeten worden. Tegen rei/.en nu van een gemeentelijk
gRzelschap zijn eigenn.irdige bezwaren.
Ik begrijp, dat ik de vraag moet beantwoorden waar
om Hoyfiards en niet Vorkadp ? Heyermans komt in
myn gedachtegang niet voor den Stadsschouwburg in
aanmerking, oindut zijn genre zich niet voor een zoo
groote zaal leent. Maar ook een aanwijzing van Verkade
zou ik ongaa-ne zien. Zoolang hij aan liet «Nederlandsen
Tooneel" is, zal hij wel bezwaard blijven met de nood
lottige, -lood-zware traditie dezer onderneming, die ook
het beste streven verburgerlijkt en vervlakt; er is daar
sedert tientallen van jaren een auti-artistieke geest.
die onuitroeibaar schijnt en die zelfs aan de sterkste
talenten dra hun glans ontrooft. Doch verkade's speciale
roeping ligt ook, imar mijne wiJ7.e van zien, niet in de
riiman tiscbe lij n. H et is geen toeval, dat zij
neShakespearemonteeringen het nooit verder dan mooie bedoelingen
trachten. Zijn beste shtgen werd "bereikt in het Kngelsche
society-spel, dat voor den kleineren schouwburg is.
Omtrent de exploitatie van den Stadsschouwburg
heb ik verder nog eenige bijzondere wenschen. De ge
meente zal voorwaarden hebben te stellen omtrent de
arbeidsverhoudingen van de leden der gezelschappen;
/.ij is dat aan ha;tr sociale taak verplicht. Aan haar ar
tistieke taak i>; zij verder verplicht om aan de gezel
schappen >ij contr.u-t het doubleeren of tripleeren, het
tegelij kertijd spelen i n versch i [lende schouwburgen,
het vordee'len van het geze schap in verschillende par
ten, te verbieden, omdat dit, .eenmaal aanvaard, onver
mijdelijk dwingt tot slechtere bezetting der rollen, dan
wanneer er steeds uit het geheele gezelschap te kiezen
valt, omdat het ook leidt tot onvolmaakt repeteeren,
tot een te groote uitbreiding van het gezelschap met
minderwaardige krachten, enz. En eindelijk zal de
schuchter begonnen instelling der goedkoope en uit
gelezen volksvoorstellingen zeer sterk uitgebreid moe
ten worden, wil de gemeente haar taak ten aanzien
van de volksontwikkeling vervullen.
Ziehier zeven antwoorden, die in
hoofd
trekken overeenkomen. In een volgend
nummer zal blijken, welke andere aanhan
gers het systeem van n al-of-niet ge
meentelijken dictator op het Leidscheplein
nog heeft!