De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 28 december pagina 7

28 december 1918 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

28 Dec. '18, - No. 2166 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ZELFPORTRETTEN Wij geven hier een feeks afbeeldingen van Zelfportretten, tentoongesteld in de Eerezaal van het stedelijk Museum te Amsterdam, door de Vereentglng SA Lucas. Op ons verzoek waren de schilders en schilderessen welwil lend bereid er enkels woorden bij te voegen Over de individueele opvatting van hun kunst, of andere opmerking, welke zij van belang achtten. Deze reeks portretten zal worden vervolgd. Mei. A. C. VAN DEN BERG De opvatting van mjjn kunst? Dat laat zich zoo moeilijk in woorden zeggen. Het is een voortdurend ernstig streven; een witten voldoen aan een eindeloos sterk ver langen, tot uiting te brengen datgene, wat leiden moet tot volmaking [van mijn op vatting. Het onbereikbare, iets in volmaaktheid weer te geven is juist de prikkel, die den moed geeft ons telkens weer aan te gorden tot nieuwen strijd. Groot is 't geluk bQ dat streven, voor m8 't grootst, wanneer ik de Bloemen" tot mij spreken Iaat in hun lieflijkheid en schoon heid van kleur. Zelf hard werken en veel door anderen leeren lijkt mij den weg van vooruit te komen. A. C. VAN DEN BERG MARTIN MONNICKENDAM U verlangt een bijdrage van mijn hand IIIIIIIIIIIIIIIIIIJIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIHIIIMII AMSTERDAM EN DE STADSSCHOUWBURG Een Rondvraag door A. B. KLEEREKOPER III Nu de drie pleitbezorgers van het open stellen van onzen Schouwburg voor alle, daarvoor in aanmerking komende gezel schappen aan het woord zijn geweest, mogen thans de verdedigers van n vaste troep op het Leldschepleln in volle rusting van wapenen ten strijde gaan. Hunne meening wordt kort en scherp geformuleerd door den heer -4. van der Horst, die met Herjermans en Musch de Tooneelvereeniging'* leidt. Deze man van ervaring, die de binnenlandsche ptaviijk heeft leeren kennen der óigesubsidieerde, naast de buitenlandsche aan eene van over heidswege gesteuöde tooneelonderneming, wil het zóó: De eenige wijze om een Stadsschouwburg in liet bclandsch gezelschap en daaraan behoorlijk- subsidie te verleenen, mits nakomende een in overleg met </''.skundigen vast te stellen cahier de charge. Met het oog op bestaande meeningen en Nederlandsche tooneeltoestanden moge er bij de opstelling van dat cahier de charge o. m. wel nadrukkelijk op worden gelet: dat .het opvoeren van oorspronkelijk-Nederlandsche tooneelwerken, waarbij elk seixoen eenige n/emt'e, ver zekerd moet zijn, doch gén hoofddoel; dat opvoering van een voi'oeitd aantal iiiriniv stuk ken en een wisselend repertoire eveneens gewaarborgd moet worden; dat er geregeld volksvoorstellingen tegen zér lage entreeprijzen en voorstellingen voor de leerlingen der scholen moeten warden gegeven ; dat het gezelschap in het speelsei/.oen nif t reizen mug; dat de Directeur, als hij artistiek leider is, hetgeen 't meest is aan te bevelen, niet zelf uls tooneelspeler mag optreden. Nauw sluit zich hier bij aan de meening van den heer Hermenn Schwab, al wil deze meer vrijheid van beweging voor den tooneellelder, op wien de keuze zal vallen: In antwoord op Uw brief van 12/4 betreffende de Stadsschouwburgkwestie, ben ik zoo vrij als mijn meening te kennen te geven: 1. Dat ik geloof, dat dit op het oogenblik reeds ge noegzaam vaststaat, dat in een schouwburg Gen directie absoluut baas moet blijven en dat iedere concessie op ?dit pont aan andere gezelschappen noodzakelijk leiden moet tot schade voor kunst en kunstenaars. 2. Dat tooneelkunst wel is een gemeentezaak, maar dat dit in het onderhavige geval, waar de gemeente een schouwburg te vergeven heeft, toch niet veel anders beteekenen kan, dan de noodzakelijkheid voor die gemeente, om aan te wijzen, wie in haar schouw burg de belangen van tooneelkunst en toooeelkunstenaars het best behartigen zal. Waaruit dus ten 3e volgt, dat de eigenlijke kwestie hierom gaat, wie die tooneelleider zijn moet. De leider van de tooneelkunst kan, dunkt mij, geen ander zijn dan hij, die als mensch en als kunstenaar het veelzijdigst is. Dat wil zeggen, dat hij de meeste geestesstroominKen in zich heeft opgenomen, want kunst is m. i. niet de uiting van een tijdelijke richting. Aan dezen tooneelleider zal dan die vrijheid van handelen worden gegeven, die hem in staat stelt, ia alles de beginselen van zijn kunst hoog te houden en hem onafhankelijk maakt van iederen invloed van artistiek-onbevoegden. omtrent de opvatting van mijn kunst. Die opvatting verkondig ik op doek in de vreemde en zoo weinigjjegrepen taal van de verf. Zoudt U van een letterkundige vergen, dat hij zfjn opvatting van kunst neerschreef In penseelstreken? Voor den schrijver de pen. Voor den schilder de -verfkwast. Hoofdzaak is dat de kunstenaar geheel leeft voor zijn werk, wil zijn werk een beeld geven van zijn leven. Er op en er onder. En wanneer hij tegen het eind de balans maakt en de schaal van de ups hangt in evenwicht met de schaal van de downs, dan had hij mijns insziens een gezonde kunstopvatting. MARTIN MONNICKENDAM **' Mej. J. SURIE U vraagt mij een korte beschouwing over kunst? Dan wil ik u graag zeggen, dat ik het geheel met diegenen eens ben, die vinden dat alleen een meesterwerk reden van bestaan heeft. Om nu te trachten dat meesterschap zooveel mogelijk te benaderen moet men steeds-door hoofd, hart en hand gebruiken en kwast of krijt naar eigen opvatting hanteeren. En z.èlf nooit wetend of het laatste werk, dat men onderhanden heeft, slecht, goed, of het beste Is, wat men ooit maken zal, spreekt het als vanzelf, dat men maar dóór blijft werken. Buiten gerëusseerd" of mislukt" om, blijft het schilderen op zich zelf een genot. J. S u R i E *** D. A. BUENO DE MESQU1TA (bij het te Rome geschildeid zelfportret) Slgnotino, u moet mijn oogen wat meer glimmend schilderen, zie maar hoe zwart zij zfjn! Wanneer komt het af l Af komt het nooit, IkbeschouwhetalleBn maar als af, wanneer ik naar mijn land terug moet gaan en dus er wel mee uit moet scheiden. Hopenlijk zijn de laatste penseel streken de bestel Neem mij mee naar Oldnda, signorino. Zijn daar ook zulke groote schilders als bij ons: Dlvlno Raffaello Sanzio? Of zij ook zoo groot zijn duif ik niet zeggen, in hun soort zijn ze wel groot, dat weet ik zeker. Over de opvatting valt te redetwisten, dit moet ieder stil met zich zelf uitvechten! Maar Ik wil niet dat je de klaDe Tooneeiredacteur van het .Algemeen Handelsblad", de heer C. J. A. van Bruggen (deze bijdragen zijn geschreven, toen de schouwburg-nood nog niet zoo acuut was geworden als thans het geval is) beweegt zich in denzelfden koers: Indien men het gebouw, dat door de gemeente uit de handen der stichters is overgenomen, wezenlijk ten bate van de tooneelkunst wil zien gebruiken, geve. men het voor een aantal jaren aan den eenmaal uitgekozen troep. Welke die troep wezen zal, daarover loopt dit onder zoek niet. Doch heeft men zijn keuze gevestigd, dan sta vast, dat aan den verkoren pachter de beschikking over den schouwburg worde igelaten gedurende een aantal, bijvoorbeeld drie of vijf, speelseizoenen. In zekeren zin schept deze gedragswijze een bevoor rechting. Wijl nu eenmaal Amsterdaam geen betere schouwburgen bezit dan de Stadsschouwburg, begun stigd bovendien met den loop" van het puhhek. Niets echter zou verkeerder zijn dan te trachten, iets van die bevoorrechting weg te nemen door den pachter te ver plichten een groot aantal van y.ijn speelavonden a;m andere gezelschappen af te siaan. Ue lieste wij/.e v:m doen. zou stellig /i.jn: n troep den schnuwburg- :ils vaste werkplaats te geven, met de bepaling, dat van rci/.en \vordt afge/ien. Misschien is zooiets niet geheel mogelijk. ge/Jen het plaatselijk xatengebrek, met narne voor de opera. Toch dient, naa mij voorkomt,/.ooveel als even doenlijk is in de/.e richting te worden gestuurd. De bevoorrechting, waarvan -/.oneven sprake was. klemt dan IHIO- meer. Wat moeten de andere troepen .' Wel, voor die andere geuit immers hetzelfde wat vom' d.jn Stads^chouwbm-Kpachter geldt: zij liehoeven voor een goede kunstbeoefening : rust en een eigen tehuis. Nu wij maar over ón Stadsschouwburg beschikken, zullen /ij dus aangewezen zijn op andere, te pachten, of voor eigen gebruik te stichten, gehouwen. Het is ook niet in hun lielang, uanr een stuk van den gemeentebuit te reikhalzen; hun helang vordert; het hcx-it van een eigen schouwburg. X.iet men de zaak zoo. dan zal liet de taak van den gemeentelij ken schouwburgeigenaar zijn, bij hetscheppi'n van een feitelijk monopolie op het Leid;'chep!ein, te letten op wat ik nu maar noemen ml de schuuwburgenmarkt". Op twee manieren kan dat gebeuren. Of de gemeente eischt yoor haar schouwburg een pachtsom in vsrhouding tot de bedrogen, die andere goede ge/elsi-happen voor hunne gebouwen moeten be talen. In welk geval zij tevens het voordeeligst uit zal /ijn. Of zij kan niet ontkomen aan de noodzakelijkheid, door subsidies de ongelijkheid op te heffen. Het laatste schijnt mij wel het meest te liggen in de lijn eener gezonde gemeentebemoeiing niet de kunst, ook van het tooneel. Ook de heer Inte Onsman heeft ons zijn licht in den nacht onzer onwetendheid niet onthouden. Blijkbaar zijn blik gericht hou dend op het.volkstooneel, beschikt hij aldus: Vorm van explotatie.' Verpachting aan n gezelschap met n leider en naast hem een heel kleine commissie van advies, over leg of welke naam men daaraan wil geven. In die commissie minstens n man. 'n volksman d.w.z. een die er onder leeft, die 't kent, liefst geen Kunstkenner" f een kunst-paedagoog'' alsjeblieft geen specialiteit. Een ie mee mag spreken en overleggen, wanneer er sprake is van voorstellingen, ook voor hot volk, 'n gewone man met 'n klare, nuchtere kop. Naast het eene vaste gezelschap, dienen ook enkele avonden beschikbaar te worden gesteld voor gezelschap pen, waarbij althans de toets van ernstig werken kan worden aangelegd. De heer Frans Mijnssen helpt ons verder op weg. Hfl geeft een volledige leiddraad voor de oplossing van het probleem. Maar namen noemen doet hij niet. De gelukkige kan zich ook zonder dat van zijn plicht kwijten: Eenig ander oogmerk dan het kunstbelang is er niet" schrijft de inleider tet uw rondvraag. Inderdaad, de ABriABM^VBTlABM.ABrtABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM.ABM terende fonteinen van Roma vaarwel zegt voor Oldnda. Laten we nu een bad gaan nemen in de rivier en ons bruin laten bran den in de zon. SI, si andiamo! D. A. BUENO DE MESQUITA SAM. VAN BEEK Qeboren te Amsterdam in 1879, begon ik mijn schildersloopbaan als decorateur. Werkte in de provincie en ook^lo België, alwaar ik in hoofdzaak figuren en paarden schil derde. Voor het meerendeel echter werkte ik te Amsterdam, schilderde en tcekende daar het oude gedeelte der stad of aan het IJ met zfln rijke afwisseling van schepen en luchteffecten. Later heb ik mi] geïnteresseerd voor Indische kunst, waarop mijn Aquariumschilderijen ontstonden, en de pastelteekeningen en litho's uit den vogelwereld. SAM. VAN BEEK IIIIIIIIIIII1IIIIIIIIU1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIMIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII gemeente die het Concertgebonw en de Nederlandsche Opera subsidieert, zal van haar Schouwburg geen zaakje maken. Op welke wijze zal de Gemeente, nu zij den Schouw burg in eigen beheer heeft genomen, het kunstbelang kunnen dienen? In elk geval niet door hot gebouw per avond te verhuren. De argumenten, welke er voor pleiten den Schouwburg door een vast gezelschap te laten bespelen, zijn bekenu; men weet, hoeveel waarde door ieder ge zelschap gehecht wordt aan een eigen-si-houwburg, een eigen-tooneel voor zijne spel- en deeor-repetites. Slechts het gezelschap dat zijn eigen schouwburg heeft, zal de voorstellingen naar behooren kunnen voorbereiden. Moeten de repetities in gewone zalen ot' op zolders plaats vinden, dan is het natuurlijk niet mogelijk, dat de voorstelling-als-geheel, d. i. ook in zijn uiterlijk, bij de premirre af is. Het is al erg genoeg, dat reeds n van de drie Amsterdamsche gezelschappen-vari-beteekenis op den zolder is aangewezen voor /.ijne repetltie.s; allicht zal men daar niet nok nog een tweede naar toe wenscSien te zenden. De Gemeente kan, m. i., den Schouwburg aan ee,n van de dn* Amsterdamsche gezelschappen ia geregeld gebruik afstaan: vour eon bepaalden tijd; naafloop van welken termijn onk andere gezelschnppen weer serieus in de gelegenheid behooren ie worden gesteld naar den Sehouwbui'ü; te dingen. l)e leider van het gezelschap moot rustig kunnen werken; men zal den tijd dus niet te kurt dienen te nomen; zes jaar is misschien eeu g«'schikt« UjU. Dus ij >'e n benoeming v;in oen D i rei-tem1-van-den Stadsschouwburg, een Directeur, die een gezelscbnpvari-den-Sladsschuuwbur):, samenstelt, van welke ge/eiM'liap hij zelf ile leidei- /;il wuzen .' Het lijkt mij imleriJa:i(|, dat een keuze uit dn bestaande gezelschappen de voorkeur verdient. Ken Direi'teLir-van-deM-Stads-srhouwburg raakt, men niet gemakkelijk meer kwijt. Hij kan de-man-op-de-ivch te-plant-- zijn bij /.ijne na ris teil ing. D'ich zal hij <lit ook bij voort luring blijvon.' Hoe /.al zijn hnuding blijken ie rijn tegenover een nieuwen tiiti, feu nieuwe kunst' \Vu- het Duitsche tooneel kent, /al mij begi'ijpe.n als ik /PIJ;: dat men uppa^seri moet voor liet gevaar van ,,Hnt't,hL':iter''-verslamn£. Aan welk ge/ebchap y.uïlen \vij de Gemeente radon Voor de, eerste reeks van jaren de voorkeur te geven .' Hier hoiiil ik met antwoorden op. doch ga met mij n vragen dot-r. Men dient bijzonderheden te weten. Op welke conditie-; zal de Gemeente bereid zijn. haar Schouwburg af te staan .' /al hot gezelschap, dat den Schouwburg krijgt, huur moeten betalen of niet.' /oo niet: zal de Gemeente nog verder willen gaan. door het gezelschap ook. nog directe, geldeiijke subsidie te geven .' K n wat zullen i'e, ,n-f>ze!s<jhappen die in aanmerking komen, daar als wanrlmrgen tegonover stellen, buiten de persoonlijke eigenschappen hunner leiders? Ik bednsl bevoorbeeld: zullen zij afzien v:m het ellendige donbleeren, het, voorduretid-retzen.' Zuil n zij eene conditie aanvaarden aangaande het opvoeren van een bepaald aantal Nederlandsche werken per jaar' Of van een bepaald aantal blijvend-belangrijke buitenlandsche werken.' HD*> zal het zijn met de Volksvoorstellmgen .' Men kan de zank ook omkeeren: men knn eerst met de gezelschappen verschillende mogelijkheden be spreken, hunne specmle voorstellen vernemen, onder zoeken welke de firiantieelöconsequenties voor de Gemeente zouden zijn. Mij dunkt,; Ue Stadschouwburg-Commissie zal zich een oordeel vormen, gehoord eene Commissie van deskundige kunstenaars, die op de hoogte zal worden gebracht van de onderhandelingen met de gezelschappen en kennis kan nemen van bijzonderheden, als ik. er hier boven eenige voorname heb aangewezen. Nu nog den naam van man", verzucht men na lezing van bovenstaande beschou wingen. Het scheelde geen haar, of mevrouw Top van Rhijn-haefftiaühem uitgesproken. Maar met de bekende zelfbeheersching der vrouw hield zij hem terug achter het hek harer tanden, en ging niet verder dan zóó: Bevrijd van alle smetten der baatzuchtigheid, dunkt mij de Amsterdamsche Schouwburgviuestie" teruggeA B S D M A B M a re h on Ad*fau* MEEREN-ARtlKELEN, U1TRU5TINGE.N. Ig u M A B ABM ABMABM.ABM.ABMABMABhtABMABM.ABM ABM AöM IIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII riiiiiiriHtiiiiiiiiiiiiinitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiHiiiiMiMiiiiiiiiiiiiiii iiiimiiiiiimiiiiiiiiiiiiimiMiiiiiimiiiJiiimiim MËDI WINTERHANDEN EN^WINTER- J VOETEN Hoewel hier nu wel geen sprake is van een doodelijke kwaal, is het toch een aan doening, die den betreffenden IQder of lijdtres buitengewoon veel last kan veroorzaken. Laten wij daarom eens nagaan, wat de oor zaak van deze zoo veel voorkomende kwaal is, hoe ze voorkomen kan worden, en door welke middelen ze kan genezen. Bekend Is, dat groete koude aan de niet genoeg bedekte gedeelten van het lichaam ontsteking kan veroorzaken. Die gedeelten van het lichaam, die het verste van bet hart gelegen zijn, dus de uiterste grenspunte» van het lichaam, worden door de koude het meest en het eerst aangedaan. Werkt de koude op de oppervlakte van d« huid in, dan wordt deze rood. Werkt die koude op dezelfde plekken verder door, dan wordt de huidskleur bleek ?n ongevoelig en geleidelijk treedt bevriezing, d.i. versterf op. Dit geldt zoowel voor het geheele lichaam al» ook voor het bevriezen van een gedeelte er van. Bevroren lichaamsdeelen kunnen echter weer ontdooid worden, maar de verwarming moet dan met groote voorzichtigheid ge schieden. De gewone winterhanden of wlntervoelen (ook neus en ooren werden vaak aangedaan) stellen den eersten graad van huidbevritzing voor. De huid is rood, licht ontsteken en niet zoozeer pijnlijk, dan wel, vooral in de warmte, heftig jeukend. Deze aandoening kan lang blijven bestaan, den geheelen winter door, zelfs «og wel tot in het zomarseizoen, doch dan ook na korten tijd weer genezen. De 2e graad van bevrieziag treedt op, wanneer de ontsteking zich ook tot onder de huid uitstrekt. Dan ontstaat een gezwel, komen er blaasjes, die kunnen openspringen en waaruit een licht gekleurde vloeistof komt. Deze aandoening is pijnlijker en kan met koortsverschijnselen gepaard gaa>. De 3e graad van bevriezing gaat nog dieper, geeft dieper zweren, ie zich tot op het been kunnen uitbreiden en er ontstaat dan zoogenaamd koudvuur. Gedeelten van het lichaam, zelfs een geheele voet, kunnen op die manier afvallen, hetgeen voornamelijk kan geschieden, wan neer een bevrorei deel uit de heftige koude te snel in de warmte wordt gebracht. Behalve de inwerking van de ko«de, die als voornaamste oorzaak kan beschouwd worden, blijkt er toch een zekere indivi dueele predispositie te bestaan. De 2e jeugd minimi iiiiiiiiiiliilillilliiii*iiiiiiililiiiiiilllliilllllllliiiiillliliiiiiiif bracht tot esn eenvoudige zaak van kunstzinnig inzicht, waarde-bepaling en erkenning. Deskundige voorlich ting" kunnen uitsluitend de menschen van het vak geven, die de tooneelhuishnuding grondig kennen. Voor ons overigen, leeken, geldt dit: Is het de ernstige wil van Amsterdam haar Stadsschouwburg de be staande of een nieuwe voortaan te bestemmen tot middelpunt van het geestelijk verkeer, door daarin te vestigen een tooneel, dat naast Mengelberg's Orchest, het aanzien van ons land in binnen en buitenland verheft, welnu, dat /.ij zich wende tot den tooneeldirigent, die bij machte is het daartoe te lirengen. Tooneei, ik kan het niet genoeg herhalen, is tooneel. Het is niet een kunst van stukken schrijven, en niet een kunst van exploiteeren. het is een kunst van spelen. De Stadsschouwburg ifi: een pndium; de kunst welke op dit podium ontstaat, hangi af van den per snon, die /o er. nis leider van een groep, schept; het ,,l>pdrijf' in dc'/e is: het spel. Wij hebben niets nan goeden wil, takt decors, leuxen, titels en si ukken. wanneer daaruit niet, voor al onze zintuigen waarneem baar, geboren wordt: een tnoneelkunstwerk. dat op Iteduidend plan y,Lja eigen levon leeft en in den tne< houwer gelijkwaardig leven wekt. All'V'n de/e wisselwerking brengt ..de schoon heid onder do menschen", voedt den geest eu bindt het puliliek aau een schouwburg. De meestbegaufde spel-lei<ler zal derhalve do bekwaamste bedrijfs-chef blijken omdat hij het lluidium bezit, dat, ver over het voetlicht, de menigte bereikt en trekt. Omdat hij, ]iar droit de naissance, is een onafhankelijk kun stenaar, die geen andere middelen behneft dan zijn eigen kunstenaarsschap om een /aal te vullen met belangstellenden in het werk, dat op de planken met hem leeft en sterft. Niet wie do ineesto Nederlandsche stukken opvoert", bevordert den bloei van onze drama turgie, maar wie een tooncelstuk in het bijzonder, opvoert in zijn rt>rst*iicvor<lt>n]en staat. Want die toont aan schrijvers, dichters, beeldende kunstenaars en allen dip ontvankelijk zijn, het wonder van tooneelwerk in zijn volstrekte' waarde, en wekt ons aller eerbied voor het machtig Complex, dat den daagsc-hen dag, naar Goethe's woord, tot een onvergelijkelijk feest maken kan. Pc bestemming van den Stadsschouwburg, eenmaal onderworpen aan liet oordeel van kunstzinnig Neder land, is daarmede geleid in banen van idealisme, dat van geen schipperen weet. Bij het gemoedelijk vergelijk, dat kool en geit spaart, elck wat "wils biedt en de noviteiten" van binnen- en buitenland als prijs voor dir gezamenlijk streven stelt, kan zij m. i. geen baat meer vloden. Zij houdt thans onomwonden de vraag in: wie behoort, op grond van dit idealisme en tot roem van Amsterdam officieel erkend aan de spits der Nederlandsche tooneelkunst, zijn stempel te drukken op dit gemeentewerk ! Aan wien zullen de aan deze erkenning verbonden gunstiger bestaansvoorwaarden tot ons eigen gewin, het best besteed zijn? Wie zal eindelijk dit eigen Huis maken tot brandpunt van het geestelijk verkeer, om er de besten onzer tooneelkunstenaars, die het zich een eer zullen rekenen ertoe te behooren, te bezielen tot daden van beteekenis in de historie van het hedendaagsch tonneel'! Het kan er vakkundige voorlichting heeft ons daarvan voldoende overtuigd slechts n zijn. Tussclien : goed, heter, best, dient gekozen. Jlan en paard noemen .' Of, neutraal en bedachtzaam naar vaderlandschen aard, er nog een beetje omheen praten ? Maar toen kwam de dappere onder de raadgevers, en noemde den naam, mevrouw! Het was de heer /. P. Ankersmit, de Tooneeiredacteur van «Het Volk", die de zaak finaal oploste: De Stadsschouwburg is door den omvang van zaal en tooneel naar mijne meening vooral geschikt voor de opera en voor het romantische tonneelstuk, orn een paar uiteenhmpende voorbeelden te noemen, voor Shakespeare en voor ,.de Twee Weezen". Veel minder geschikt is hij voor het intieme toorieelstuk, weder om met een paar uiteenlooviende voorbeelden aan te dui den, voor Ibsen en Heyermans. Bij opvoeringen van moderne t oneelwerken op het Leidscheplein "heb ik herhanldeiijk dea indruk gek ve gen, dat het geluid, en daarmee de intentie en het gevoel, in die wijde holte verwoei. Opera en Vondel is zeer vatbaar voor de kwaal, verder over het algemeen verzwakte personen, icrofuleuze individuen, en in het algemeen lieden met roode en zweeterige handen. Natuurlijk gaat dit niet altijd op. Hoe nu het lijden aan winterhanden en voeten te voorkomen? 1. Door reeds in de jeugd zich niet te veel te verwennen en het lichaam reedt van jongsaf zoowel aan koude als aan warme temperatuur te wennon. De huid wordt daardoor gehard. 2. Me« zorge voer kleeding, die niet het zweet op de huid laat blijven, voor poreuze stof als onderkleedlng dus. Vaa groot belang is, niet te nauwe schoe nen te dragen, die natuurlijk druk op deelen van den voet uitoefenen, waardoor de ont steking in de hand wordt gewerkt. Het is heel goed, wat vooral in het noor den van Europa gebeurt, de voeten af en toe met vet in te smerei, elders wascht men de voeten met sterken brandewijn of spiritus; weer anderen gebruike* stukken vloeipapier om in de schoenen te leggen. Verder wordt vaak gebruikt loodwater (Aq. Goulardii), azijn, kamferapiritus met kalkwater samen, terpentijnolie met cacao boter, enz. De Laplanders steken een stuk gloeiend ijzer in een kaars en strijken de aangedaae plek in met de olie, die zich in het gebrande gat vormt. Patiënten den raad geven zooveel mogelijk de koude te mijden, het dragen van warme kleeren aan te bevelen (linnen werkt vaak irriteerend, wanneer het direct in aanraking komt met de plaatsen, waar de aandoeningen gezeteld zijn), het georulk van warm water voor toilet aan te raden, Is het beste, wat in de gegeven omstandigheden gedaan kan worden. Geeft de algemeene toestand er aanleiding toe, dan levertraan of joodijzerstroop laten gebruiken. De jeukende plekken bepocderen met atnylum en saUcylrerbinding van Bismutt. Is er hefiige j^uk, dan afwasschen met l pCt. tnenthol-oplosging. Goed resultaat wordt dikwijls verkregen met beschermende zalf zooals b. v. lanoline 20, o!ijf»lie 10, perubalsem 2';'-, die volgens mijn eigen ervaring het lastige jeukei en de roodheid heel spoedig doen genezen. Dr. TULP llllllllllIIlllMliltlIlllllflIiitlllllIlllllllIIlllllllllllllIIllllIlllllllllllllllflIMI daarentegen in den Hollandsrhen Schouwburg, zooals ik het ook heb meegemnakt, vervulden het znaltjemet een gerucht, dat de davering het waord verdronk. Dene opvatting bepaalt mijn oordeel over de heste wijze van exploitatie. Om het maar aanstonds zoo duidelijk mogelijk te zeggen: ik zou den Stadsschouw burg in gelijke verhouding tusschen Rooyaards en het ope.ia-gezelschap van Kuopmau verdeeld willen zien. Was er Yoor n van beiden hier een dagelijksch publiek en nog een tweede, even geschikte zaal, dan zou ik zeggen: geef den Stad schouwburg aan een der twee, maar bet uitgewoonde hok van het Paleis, met zijn verstofte draperietjes, die de kale kilheid van loges en galerijen nog meer acceutueeren, is toch geen plek voor de praal van opera of ander« romantiek. En al was het zoo, voor alle /.even d.ng^n der wet'k zou geen var» beide gezelschappen, geloof ik, voor het genre waartoe de Stadsschouwburg ziah leent, een zoo talrijk. gehoor kunnen vinden, dat de exploitatie loonend was. De verdere avonden zouden dan met operette of modern tooneel aangevuld moeten worden en die beiden komen veel beter in een kleineren schouwburg tot hun recht. Had de stad nu zoo'n tweeden,kleineren schouwburg in haar bezit, dan z'ju het aangewezen zijn, dat beide gezelschappen, rechtstreeks onder gemeentebeheer kwa men ineU een stedelijken intendant, naar het goeda Ouitsche stelsel Maar /onver zijn we nu eenmaal nog niet en met reizen x:tl dus de exploitatie aangevuld moeten worden. Tegen rei/.en nu van een gemeentelijk gRzelschap zijn eigenn.irdige bezwaren. Ik begrijp, dat ik de vraag moet beantwoorden waar om Hoyfiards en niet Vorkadp ? Heyermans komt in myn gedachtegang niet voor den Stadsschouwburg in aanmerking, oindut zijn genre zich niet voor een zoo groote zaal leent. Maar ook een aanwijzing van Verkade zou ik ongaa-ne zien. Zoolang hij aan liet «Nederlandsen Tooneel" is, zal hij wel bezwaard blijven met de nood lottige, -lood-zware traditie dezer onderneming, die ook het beste streven verburgerlijkt en vervlakt; er is daar sedert tientallen van jaren een auti-artistieke geest. die onuitroeibaar schijnt en die zelfs aan de sterkste talenten dra hun glans ontrooft. Doch verkade's speciale roeping ligt ook, imar mijne wiJ7.e van zien, niet in de riiman tiscbe lij n. H et is geen toeval, dat zij neShakespearemonteeringen het nooit verder dan mooie bedoelingen trachten. Zijn beste shtgen werd "bereikt in het Kngelsche society-spel, dat voor den kleineren schouwburg is. Omtrent de exploitatie van den Stadsschouwburg heb ik verder nog eenige bijzondere wenschen. De ge meente zal voorwaarden hebben te stellen omtrent de arbeidsverhoudingen van de leden der gezelschappen; /.ij is dat aan ha;tr sociale taak verplicht. Aan haar ar tistieke taak i>; zij verder verplicht om aan de gezel schappen >ij contr.u-t het doubleeren of tripleeren, het tegelij kertijd spelen i n versch i [lende schouwburgen, het vordee'len van het geze schap in verschillende par ten, te verbieden, omdat dit, .eenmaal aanvaard, onver mijdelijk dwingt tot slechtere bezetting der rollen, dan wanneer er steeds uit het geheele gezelschap te kiezen valt, omdat het ook leidt tot onvolmaakt repeteeren, tot een te groote uitbreiding van het gezelschap met minderwaardige krachten, enz. En eindelijk zal de schuchter begonnen instelling der goedkoope en uit gelezen volksvoorstellingen zeer sterk uitgebreid moe ten worden, wil de gemeente haar taak ten aanzien van de volksontwikkeling vervullen. Ziehier zeven antwoorden, die in hoofd trekken overeenkomen. In een volgend nummer zal blijken, welke andere aanhan gers het systeem van n al-of-niet ge meentelijken dictator op het Leidscheplein nog heeft!

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl