Historisch Archief 1877-1940
f V «,
DE AMSTERDAMMER,
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
28 Dec. '18. No. 2166
Thérèse van Duyl?Schwartze f
(Naar een portretteekening voor de Amsterdammer" van F. Bobeldyk)
THÉRÈSE VAN DUYL
SCHWARTZE f
Bij het overlijden van de beminde
kunstenares, plaatsen wij gaarne onder
staand woord van hulde, eerbied en
dank van hare jongere kunstzusters
M j. A. C. van den Berg en
Mej. J. S u r l e.
Na de droeve gebeurtenis bij het over
lijden van n der grootste portretschilde
ressen onzer eeuw, voelen wij behoefte een
woord van diepen eerbied, hulde en warmen
dank te wijden aan haar, die voor ons,
jongere schilderessen, een
sterk-aanmoedigend voorbeeld was van werkkracht, energie
en ware liefde voor haar kunst.
Laat ons haar nagedachtenis hoog in eere
houden,-en dankbaar blijven voor de warme
belangstelling, die zij steeds in ons werk
toonde, en die wij zoo noode kunnen missen.
Fransche Kunst"
VI
IOHANNES TIELROOY, Maurlce Barrès.
A. W. Sqthoff's U. M., Leiden, 146
blz., geil., prijs ? 1.60.
Kent men hem in Holland, men" d. w. z.
't geletterde publiek, niet 't publiek dat is
blijven staan bij Zola of bij Bourget en
Lotl? Is hij voor velen iets anders, dan
een moeilijk" schrijver, zooals Galsworthy
of von Hofmannsthal, en een luidruchtig
revanche-man, en, in de oorlogsjaren, een
onvermoeibaar schepper van opzweepende
dagbladartikelen? Wil men" hem leeren
kennen, indringen in zijn wezen, zQn werk,
zijn tijd, zijn bet eekenis voor den Franschen
geest, dan is hier de gelegenheid om deze
sterke litteraire persoonlijkheid te benaderen,
haar te omvatten in haar samengesteldheid,
llllllllllllllMIIIHIMIIIIIIIIllllllllllllIIIIMtmi
Dr. J. A. WORP, Een onwaerdeerlycke
vrouw, Brieven en verzen van en
aan Maria Tesselschade. Den Haag,
Martinus Nyhoff, 1918.
CYRIEL BUYSSE, De roman van den
schaats'ijder, Amsterdam, Mij. voor
Goede en Goedkoope Lectuur, 1918.
Louis COUPERUS, Der dingen ziel, Am
sterdam, L. J. Veen, z. j.
Een zonderling, ongewoon b iek dit laatste
van Worp. Dei.k u even in, dat we bij al
onze auteurs hetzelfde systeem gingen toe
passen: hun werk en al hun brieven uit
geven met daar doorheen al wat tij igenooten
van en over hen gezegd hebben. Stellig wel
nuttig en leerzaam Maar hoe zou er een
Huygens-, een Potgieter-, een
Multatulieditie op die wijze gaan uitzien; iedere
schrijver in zp milieu, in zijn levendig
verkeer met vrienden en vijanden tot beter
inzicht van werk en leven. Dat zou een
reuzenarbeid worden, en het gevaar zou
niet uitgesloten zijn, dat het eigenlijke litterair
werk in een zee van op zich zelf vaak
onbeteekenende meedeelingen verdronk.
Bovendien bevat dit boek zoo goed als
niets oorspronkelflks. En toch, ongewoon
en onoorspronkelijk als het is, zijn we Worp
zeer dankbaar, dat hij het ons nagelaten heef t
en dat het f, u onder de goede zorgen van
den heer Sterck is verschenen.
Maria Tesschelschade is voor velen een
lieve mythe; men spreekt van de kunstrijke,
lieflijke muze onzer groote 17de eeuwsche
dichters, uitmuntende in allerlei kunsten van
glasschtijven tot paardrijden en zwemmen
toe, maar zoo weinigen weten iets positiefs
van deze geestige, bevallige schoone. En dat
is te verklaren. Van al haar kunstwerk zijn
ons slechts weinige gedichtjes, misschien
een enkel gegraveerd glas bewaard. Haar
kunnen we eigenlijk alleen goed kennen van
de weerkaatsing van haar geest in die van
haar hooge vrienden. Als we ons een beeld
van haar willen vormen moeten wij vooral
hooren naar wat anderen van en tot haai zeggen.
En daarom is dit boek van den flverigen,
nauwkeurigen en met groote diepgaande
kennis verzamelenden Worp een kostelijk
geschenk, een waardig pendant, rijker aan
materiaal, van de Werken van Anna Roemers
dochter, Indertijd door Beets uitgegeven,
Met weemoed en liefde herdenken wij
het artistiek milieu, waar we zoo hartelijk
werden ontvangen, en het indrukwekkend
atelier, waar wQ zoo dikwijls het voorrecht
hadden, de hoogbegaafde schilderes te mid
den harer kunstwerken te mogen bezoeken.
En velen mét ons zullen die uren nooit
vergeten.
IIIIIIIIIH iiiniiiiiimitii
en het boekje daarna ter zijde te leggen
met dankbaarheid omdat het een markante
figuur uit het hedendaagsche Frankrijk en
waarvan de Invloed waarschijnlijk na den
oorlog zal voortduren, voor den lezer heeft
doen leven.
Samengesteldheid, zoo groote samenge
steldheid dat Barrès zeker aan zich zelf
dacht toen hij schreef: L'homme qul me
plait" en hfl behaagt zich zelf maar al
te veel , je Ie compare & une belle troupe
dramatique oüdivers héros tiennent leur
lóle" hun rol spelen is een gevaarlijke
uitdrukking die zijn vijanden hem zullen
verwijten als een bewijs van onoprechtheid,
van Intellectueel of moreel cabotinisme. Die
samengesteldheid heeft de critiek in zijn
werk en in zijn persoon opgemerkt en ze
heeft getracht die te verklaren, haar tot enkele
elementen terug te leiden, vooral te ont
dekken wat Talne la facultémaitresse"
illlllliiflliimilllMlllfllllllflllflflIllllfflIflfllllllfflflIllllllllflIllflflIlllllll
meer nog dan het Vondelboek door Sterck,
voor eenigen tijd verschenen, Inderdaad een
oorkonden-boek.
Wie er het ware genot van wil hebben
moet kunnen combineeren, componeeren,
opbouwen, moet uit al deze kleine
onderdeelen, waarmee hij zich innig vertrouwd
gemaakt heeft, voor zich kunnen doen ver
rijzen in levendige fleur heel den kunste
naarskring onzer 17de eeuw, hun leven in
zijn schoonheldspassie, zijn
modeeigenaardigheden, zijn breeden zwier, zijn diepen
ernst, zijn gulle scherts, zijn goed ronden
eenvoud, zijn lichte pretentieusiteit.
Hoe zien we de grooten der eeuw gaan
door dit boek. Eerst Breero in zijn trouwe,
aanhankelijke vereering, waar zich de stille
drang naar em ideale liefde achter verschuilt.
Dan Hooft, Vondel, Huygens, ieder in zijn
bijzonder karakter. Hooft in zijn geestig
speelsche hoffelijkheid; Vondel in de voller,
z waarder klar kgolving van zijn vers en proza,
later in het rustige besef van een hoogere
ziele-eenheid in wat hem en haar het hei
ligst was; Huygens in zijn vernuftig woor
den «pel, zijn pittige rijmen, later in zijn
kwalijk verbloemden toorn over wat hem
dwaze afgoderij leek. Barlaeus, die onder
zijn klassieke praal heel zijn leven nauw
verbergt zijn eerbiedige, trouwe liefdevoor
de schoon^..weduwe Crombalgh.
Vondel w$fc het die in zijn Lof der
Zeevaert zijn min of meer populair geworden
regels schreef in de Opkomst van zijn
dichterschap:
Laat vallen 't ancker. strijck. Hier is de
(vloed geruster
Hier gat t' och eb noch tij. Hier hoon men
Ueen g ruys.
Hier open ich mijn reis in 't saiigh
[Roemershuys
Wiens vloer betreden word, wiens dorpel
[is gesleten
Van Schilders, Kunstenaars, van Sangers
[en Poëten.
Boven allen uit toch wel de voortdurende
schitterende, fijne hulde van den drost in
zijn talrijke brieven en verzen.in zijnvroolijke,
ongedwongen frlschheid van geest, zijn r g kt
fantasie. Speel-che, vernuftige vroolijkheid
is de grondtoon in heel zijn verkeer met
Tessel chade:»Tessrlijen is nochdatouwde
even jo< ge zoeiemelx har, wel gesorteeit
met mijn' lieve Leunoor, derwelke zij op
eenen roemer tot zinspreuck toreewijdt
heeft: Altijts vroo," schrijft hij in 1633 aan
Huygens.
Hoor, hoe hij Tesseltje verheerlijkt in zijn
noemde. Zijn commentatoren |de heer
Tielrooy zegt 't in zijn Voorbericht zijn te
fragmentarisch of niet geheel juist, en hij
heeft een samenvattend portret willen geven
om het te zetten in den ontwikkelingsgang
der hedendaagsche letteren. En daarbij heeft
hr] een voordeel gehad dat zijn voorgangers
niet hebben gekend: de oorlog heeft een
periode In Barrès' voortbrenging afgesloten,
zoodat thans een herleiden tot n gezichts
punt gemakkelijker is, al weet de schrijver
ook wel dat 't een ijdel streven is de gril
lige inspiraties van een dichter terug te
willen brengen tot een te groote eenheid.
Hoe zagen de anderen die persoonlijkheid
en dat werk?
Dr. W. G. C. Bijvanck, die hem in 1891
bezocht, vindt hem nog zoekend naar den
meester axiome, reUgion ou prince des
hommes die hem den weg moet wijzen
In het leven van actie dat Barrès vóór zich
voelt; Barrès belooft wel een vue d'ensemble,
maar geeft 't niet 1). H. Bordeaux vindt in
zijn werk une lutte pathétrque avec la
mort" 2); E. Gaubart une lutie entre la
sensibilitéet la raison"3); E Martln-Mamy
zag een reactie van den kunstenaar, die zijn
persoonlijkheid door 't socialisme bedreigd
ziet en er Ie traditionnallsme trolt et
artificlel" tegenover stelt 4); H Brémond
een confl et tusschen ses instlncts et ses
lectures, son gout et srs désirs, les
moralistes classlques frar^ais et les Ir.fluences
de Rousseau et de Michelet5); H. Massis
vindt zijn leven n lange krachtsinspanning
om zich te ontrukken aan de droefheid,
qui, comme un anneau de fer, entoure son
co2ur"6); Bourget vir>dt de nheid van zijn
gedachte in la tragédie de ['individualisme'1
die de jeugd heeft moeten doorstrfjden 7).
Strijd, dat is het hoofdkenmerk van zijn
werk en zijn persoon, volgens allen. Er is
«r echter n dien ik niet noemde, die ook
slechts strijd in hem ziet, een strijd van den
man die 't ver wil brengen, den arriviste",
wien alles onverschillig is behalvr zijn ik,
in wien alles de la llttérature" is 8)
De heer Tielrooy heeft getracht den strijd
in Barrès te verklaren uit de psyche van
dezen man. De nheid die uit zijn tweeheid
voortkamt is die van een consequent indi
vidualisme" dat de verzoening is van de
droom en de daad, van dichtend en be
schouwend dilettantisme 9) en veelzijdige,
prac'lsche bedrijvigheid " Zijn studie over
Barrès is dus een zuiver psychologische,
streng volgehouden, sterk ineengezette ont
leding van den man en zijn werk, van de
evolutie die hem van twijfel en spot brengt
tot een affirmatie, een ontwikkeling die een
deel van PrankrQk's jeugd heeft doorge
maakt. Reeds in 1891 zag Byvanck dat hij
de intime gedachte van zijn generatie ver
tegenwoordigde en de bewonderaars van
Barrès hebben in hem boven alle anderen
den meester erkend die Frankrijk Incar
neerde. Dat daarbij onzuivere motieven
hebben meegewerkt, dat daarbij royalistische
en godsdienstige elementen zich hebben ge
voegd die Barrès op 't oopenblik nog
republikein en niet-geloovig Katholiek
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiii
Verschillende open en gesloten
Automobielen uit voorraad lever
baar. Nieuwe en zoo goed als nieuwe
wagens van eerste klas fabrikaat
VRAAGT ONZE VOORRAADLIJST EN PRIJZEN
Finna GE. Mm
A'DAM, 26 Jacob Obrechtstr. - Tel. 2507 Zuid
iioliiiiiiiiiimimiiiliiiiiillliiiiiiiiimiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiii
Brulloftszang bij haar huwelijk met Allert
Krombalk in 1623.
Vat zij diamant, een kras
Spreecken doet het stomme glas.
Ziet die duim met gouden draeden
Maelen kostele gewaeden;
Vingers voeren pen, penceel;
Knokkels kittelen de veel.
Ziet eens gaen dat montje teer,
Met de nooten, op en neer;
'T oogh zich aen de letters lijmen;
Zin verzonken in het rijmen ;
Tong zich krommen in de klanck
Van den Roomer, en den Frank.
Een enkel staaltje van de talrijke lieve,
hartelijke, in den vorm soms wel wat ge
kunstelde briefjes, die er tuaschen bet Hooge
Huls en Alkmaar gingen: Me J, ff re. De
pruimen beginnen all' teffens, op een bod t,
te rijpen en te roepen: Tesseltje, Tes-*elijes
mondtje. Ettelijke deuntjes van Belusar
(Barlaeut) en andre roepen daer tegenaen:
Tesseltje, Tesseltjes keeltje, daer zij gejrne
van gezongen waren, ende wenschten wel,
dat UE Joffre Francisca tehulpe meêbraght.
Wat jk haer zeg: Tesseltje suft; Tesseltje
hetfi pen noch inkt, om een brief ken te
beantwoorden ; zij neemen 't niet aen ende
willen, dat jk UE. uyt den droom wekke.
Op, op d-tn, Rozemondt hoor je spcelen
noch zinden?
Wij wachten UE. op 't spoedighste, met
U.E. dochter, ende Joffre Duart met haer
E. man, maer een brief Ken voorujt, om
wat glssings te moghen maeken.
Ondert»ssen zullen wij in den windt zien, ende
harpen nae den geenen die van Alkmaer
komt en snuffen oft hij nae U.E. adem riekt.
Gudt behoede U.E. op de reize, eneeuwlijk
in genaede. met alle die haer lief zijn,
gelijk van heelen heetrn harte wenscht.
Me joffre U.E. V-rplichte dienstw. P. C.
Hooft.
Moge deze bundel zoo vol pittig,
geestig, kunstrijk leven spoedig iemand
opwekken om ons pittig en levend te tee
kenen Tesseltje, zooals ze leefde tusschen
de groote geesten van haar tijd.
't Was een illuzie, een roman : de roman
van een schaatsenrflder l" Zoo zQn alle de
liefden op het ijs, waarvan Buysse ons ver
telt, vlot, aangenaam, geestig vertelt, als
herinneringen van een jongen Vlaming.
Herinneringen uit de prille jeugd, toen hij
op een ondergeloopen tuin zijn eerste
proeven in de edele kunst nam, van op de
vaart om het armhuis, waar de nijdige Stien
heeft van zich gestooten, dat er een verzet
tegen den zoogenaamden geest van de Sor
bonne in merkbaar is, die uit miskenning
van Duitsche wetenschap voorkomt, dat moet
uitdrukkelijk worden vastgesteld. Maar er
blijft toch over dat hij een meester is voor
velen die in het herlevende nationalisme
Frankrijk's heil hebben gezien 10). Is Barrès
ook nog de erkende meester van de heel
jongen die uittrokken, de vrijwilligers van
18 jaar, de opgeroepenen van twintig? Dat
is een vraag die ik niet waag te
beantwoorden, maar het trof mij dat noch de
ontroerende Lettres cTun Soldat door
Lemercier, noch de door Lavlsse gepubliceerde
brieven van Etévé, twee heel fijne geesten,
dien barresistischen geest ademden.
Want er is een barrésisme", een
levensleer van Barrès, die de heer Tielrooy met
rijke kennis, met grooten smaak, met zeer
doordringend doordenken en navoelen heeft
ontleed in zijn helder, strak gehouden, hier
en daar wat te kort samenvattei d boekje
van letterkundige analyse, dat een aanwinst
voor de Barrès-litteratuur is.
Na een inleiding over de jeugd van Barrès
en de invloeden die de Lotharii ger «ingeving
op dezen afstammeling van Auvergners uit
oefende, waarbij weldra Parijs haar
krachtigen invloed voegt, komt een hoofdstuk
over dien Culte du Mol", die Barrès'
eerste manier kenmerkt: het zoeken, het
aatkweeken van zijn individualisme in zijn
drie romans Sous l'ceil des Barbares, Un
homme libre, Le jardin de Bérénice. Reeds
in den Homme libre kwam een element voor
dat de richting zou geven aan zijn verder
denken: hij had zijn vaderland 't kleinere:
Lotharingen, 't grootere: Frankrijk ge
vonden. Daarheen gaat de man van de daad
voortaan in zijn streven naar vervolmaking
van zjjn ik; zooals voor Bourget in zijne
voorrede tot Ie Disciple, Bruneiière In heel
zjjn kritiek eigenlijk van af het eerste
oogenblik, de Voguéin Les morts qui parlent,
om er slechts een paar te noemen, wordt
Frankrijk hem alles. Maar voor hem is
Frankrijk de verlenging en de verwijding
van zijn ik: heel zijn werk, zoowel deiromans
over het nationale krachtsb-wustzijn: Les
déracinés, l'Appel au Soldat en Leursfigures
of die welke het vraagstuk van
Elzas-Lotharingen-Duitschland behandflen, Au service de
l'Allemagne en Colette Baudoche, als de wer
ken die zuiver lyrisch nauwelijks noe den
naam van romans verdienen, L'ennemi des
lois b.v., heel zijn werk is de uiting van
een sterke individualiteit die zich zelve
heeft gevonden en zich zelve in 't werk
doorvoert. De heer Tielrooy maakt deze
synthetische voorstelling van Barrès niet
alleen zeer aannemelijk; hij slaagt erin haar
den lezer op te diirgen als de meest ver
klaarbare opvatting van deze samengestelde
figuur. Maar daaromheen wijst hij ook met
groote scherpzinnigheid op de horderden
schakeeringen die de geest en de ziel van
den dandy, den dilettant, den romanticus
kenmerken. En telkens komt men in dit
boekje zinnetjes tegen die een zeer fijn
aarvoelen van letterkundig werk verraden.
Een voorbeeld: Romanticus'' schreef ik zoo
even, maar ik voeg er dadelijk bij zonder
sentimentaliteit. Zeer terecht zegt de heer
Tielrooy (p. 122): Sentimenteel is Barrès
zeker niet l 't Is n der voornaamste oorza
ken, dunkt mij, waardoor hij hier te lande
weinig wordt gelezen". En zoo zijn er meer.
In de laatste bladzijden vat de schrijver
Barrès' invloeden samen, 't Zijn die van een
man die vóór den oorlog met Anatole France,
en tegenover hem, de leidende geest in
Frankrijk werd bij de jeugd en die, door
den oorlog, waarschijnlijk een grooten invloed
zal kunnen behouden, tenzij een andere
Jaurès opstaat, die Frankrijk in andere banen
weet te voeren. Hoe dan ook, hij is een
persoonlijkheid die een groote rol kan spelen,
een dichterlijk schrijver van buitengewone
vormschowiheid de heer Tielrooy geeft
heel veel zeer mooie bladzijden of zeer
frappante zinnen weer , een representatieve
persoonlijkheid in Frankrijks ontwikkeling
Smijters het ijs kwam vermeurden", en van
later, toen hij naar Meyleghem- Zuid nok om
er de herbergsmeid Tieldeken te idealiseeren
en de glorie van het mythische boerke van
Meyleghem, den wonderknappen
schaatskunstenaar, te overtreffen. En al die luchtige
illusies, die kort heel zijn leven beheerschen,
loopen uit op den grooten schoone droom,
het groete avontuur van den vijfentwintig
jarige, die in Amerika zijn fortuin zoekend,
er vindt op het ijs de goddelijke Maud, die
hem in alle eer en deugd zijn halve fortuin
kost aan een dinertje. 't Is een prachtig frisch
juf He met een goedmoedige protserige familie,
een kwiek ding, een snoes, die trots haar
dubieuze aquarelleer kunst toch bijzonder
weinig boven het leege en oppervlakkige
van haar society uitkomt.
Alles, alles ijsii fde! Horizonnen van zalig
heid gaan telkens voor zijn verbeelding open
en aan het eind vindt hij niets. Telkens
vlamt er een geweldige nieu*e passie op,
denkt hij zijn heerlijkste droomen van liefde
te kunnen grijpen en plotseling verdwijnt
al de schoonheid, verbleekt ze in vage, zoete
hèinneringen. Liefde aN de vreugde van het
ijs. Zoo schiet in vurige hartstocht dei ij der
de schaatsen aan en zwiert, luchtig zwever d,
vrij in een wijde atmosfeer met verre hori
zonten over het blinkend kristal; maar de
onverbiddelijke dooi komt, en er blijft wat
morsig, troebel water over.
Vooireffeiijke juistheid van toon en
teekening is er in de verhalen van Tieldeken en
vooral van op de vaart om het Armhuis.
Na jaren komt de verteller terug aan de vaart,
waar hij in zijn leugd hm f t gereden en ge
noten, en hij vindt er de kinderen van zijn
makkers van toen. Een der ouJe mann"jes
uit het Armhuis komt op hem af: Weet
ge 't nog, meniere, d'n tijd da w' hkr al
te goar op de wal reejen en da Guus Boe
vers mee zijne grtuten hond achter ons
kwam ?"
Verbaasd keek ik het oudje aan. Hoe wist
die? Hoe kan hij weten wat er destijds...
Ik keek hem aan met scherpen aandient en
eensklaps kwam het mij voor alsof ik ook
dat gezicht reeds vroeger jaren had gezien.
Doch waar, in welke verre oorden, in welke
lang vervlogen lijden? Hij glimlachte, hij
bl «f maar aldoor glimlachen, zijn oolijke
grij e oogen strak op mij Bevestigd en
eir.d lijk zei hij: Meniere 'k yeUuve da ge
mt) nie'n herkend" ,.Nien ik, 'k'nherk,n
ou liet", antwoordde ik met volle oprecht
heid Bruuntje Geelewie, herinnert-e gij
ou Bruumje G elewie nie meer?" glimlachte
hij. Bruuntje Geelewie l Ineens ging mij
een helder licht op l En meteen herleefde
ROBBER! KALFFaC'
AMSTERDAM.
\wi37neTtt: HEEtE«awcHT270
ICIIIIIIIflIllllllllllfl
iiiitmiiimiiimififiiiiiifiiiiiiiiiiii
van de laatste dertig jaren. Zal de toekomst
in hem niets ancters zien dan een Toovenaar
die 't ver wil biengen, zooals wij thans b.v.
Chateaubriand grootendeels zien en zooals
enkele tijdgenooten dat doen l D? Hoe het
ook zij, hij is een groote letterkundige en
een opwekker van krachten, dien we moeten
kennen. En d-ze zeer geslaagde monographie
is een kostelijke inleiding tot dezen
tnoellijken" schrijver. K. R. GALLAS
1) W. O. C. Bflvanck, Un Hollandals a
Paris en 1891, p. 213, 210, 201.
2) H. Bordeaux, La senstbilitéde M. B.,
in Grande Revue, 1904, I; overgenomen in
Quelqaes portraits d'hommes, 1913, p. 72.
3) Mercure de France, l, 8. 1905, p. 340.
4) ld., 1. 7. 1906, o. 146.
5) Revue des deux Mondes, 15.2.1908, p.791.
6) H Massis, La pensee de M. B, 1909, p. 33.
7) P. Bour'et, La dlalectique de M. B.,
in Etudes et Portraits, UI, p. 184 ('t artikel
is van 1906).
8) J Ernest-Cnarles, La carrière de M. B.,
académtcien, p. 26, 55.
9) C'est beaucoup moins une doctrine
qu'une disposition de l'esprit, tiè* intelligente
et tres voluptufuse, que nous (ncline tour a
tour vers les f jrmes dlverses de la vie et
nous conduit a nous prêier a routes ces
formes sans nous t*onner aaucune, P.
Bourget. Essais de psychologie contemporaine, p.59.
10) Ik zet ter ztide een boekje zooals Ren
Jacquet, Notre maïtre Af. B., 1900, dat door
een dweepend kostschoolmeisje kon zijn
geschreven, die zijn briefpapier en zQn goed
zittende sokken bewondert. Maar men zie:
E. Henriot, A quoi rênent les jeunes gens,
1913; H. Clouard, Les Disciplines; E. Rey,
La renaissance de l'orguetl /ranfais, 1912;
J. Rlou, Aux coutes de la France gul vient
tn Agathon, Les jeunes gens d'aujourd'hul,
1913. Tegen de Sorbonne: P. Lasserre, La
doctrine offtdelle de l'Université. 1913.
11) Zie 't boekje van J. E. Charles. Cfr.
H. d'Alméras, Avant la gloire, I, 275 as., of
Barrès' ouden bentgenoot Laurent Tailhade,
Les livres et les hommes, 164, die den spot
drijven met dien arriviste, dien Obermann
roublard", dien Lorrain du Plateau central",
dien Scapin".
IIIIIIIIIIIIMIIIIIlllllllltiiiM
NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP
MotordienstvanTetenburg
DAGELIJKSCHE MOTORDIENST
UTRECHT LEIGEK DEK HAAG DELFT
Vlaiittnscheweg. UtrachtscheveerZG. Fynjékadei. HouttuiniiS
VICE-VERSA
'IMMIII "llllllltlllUIIJIIIIIIKIIIIIIIJIJIIIIJIIflIIIIIJlmilllllfflIIJIIIf,,,,
ik vol innige emotip, weer het ver verleden'
Wis dat Bruuntje Geelewie, dat sukkel vent je
uit 't oud-mannenhuis, dat stakkertje, dat
menschenwrak! Een grenzelooze weemoed
greep mij aan en 't was alsof ik mij zelf
daar zag staan, oud, versleten, gebroken,
een ruïne".
Deze bladzijden van droeve, ontroerende
herinnering behooren tot de beste van onze
zuiveren n gevoelige Vfaamsche kunst Het
boekje is geschreven in een taal loser lenig
als de krullen, de wufte zwaaiingen vanden
schaatsenkunstenaar die toch met zulk een
vastheid en bewustheid zich glijden laat.
Deze memoires zijn verteld als een zoete,
woemoedige streeling van een heerlijken
droom, in een toon van oprechtheid en
onbewogenheid met een lichte ironie er door,
die de humor geeft.
't Is of Couperus zijn pen maar behoeft
te laten gaan over het papier om toch altijd
nog te charmeeren. Welk een onbeteeke
nende verhaaltjes eigenlek in dit bundeltje,
dat naar het eerste causerietje is genoemd.
En toch er blijft iets in, dat ons inoakt en
het boekje na lezing met zekere voldoening
ter zijde doet leggen. Couperus heeft een
zeldzame virtuositeit om van niets iets te
maken, en we hooren hem met plezier bab
belen zelfs over die ziel van zijn wandelstok
zijn Perrykoffer. Zeker 't is niets, maar zoo
als hij het zegt...
Dit boekje is aardig, luchtig bqwerk van
den kunstenaar die eenmaal zijn vaste repu
tatie gewonnen heeft door werk van groote
bsteekenis. Een fijne, gs-esti^e satire is wel
dat veihaal van een bezoek aan de Groote
Stad", waar de heeren in grijze kantoor
jasjes en de dames i i huisvrouwelijke
morgenblousjes als in hun gala naar de groote
Stads-schouw burg gaan. Dit is vol verblin
dende kleine floretstoo'jes en -zwaaitjes.
Geestig en van een superieure jovialiteit
is ook de causerie over het bezoek aan
Groningen. Dolleuk die divagatiën over een
naam. Maar wie zou verwacht hebben, dat
de gracieuse dandy zoo ditp kon dalen om
werkelijk vermakelijk te fantaseeren op het
thema vioo en luis.
Couperus ontzegt den Hollander als den
Duitscher alie charme. Het gelukt hem de
uitzondering te zïjn die de regel bevestigt.
Evenwel, bij verhaaltjes als De mieren, De
Ut f de van Lilly, De tweede blik komt toch
ook hij wel aan de alleruiterste grens.
J. PRINSEN JLz.