De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1918 28 december pagina 8

28 december 1918 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

f V «, DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 28 Dec. '18. No. 2166 Thérèse van Duyl?Schwartze f (Naar een portretteekening voor de Amsterdammer" van F. Bobeldyk) THÉRÈSE VAN DUYL SCHWARTZE f Bij het overlijden van de beminde kunstenares, plaatsen wij gaarne onder staand woord van hulde, eerbied en dank van hare jongere kunstzusters M j. A. C. van den Berg en Mej. J. S u r l e. Na de droeve gebeurtenis bij het over lijden van n der grootste portretschilde ressen onzer eeuw, voelen wij behoefte een woord van diepen eerbied, hulde en warmen dank te wijden aan haar, die voor ons, jongere schilderessen, een sterk-aanmoedigend voorbeeld was van werkkracht, energie en ware liefde voor haar kunst. Laat ons haar nagedachtenis hoog in eere houden,-en dankbaar blijven voor de warme belangstelling, die zij steeds in ons werk toonde, en die wij zoo noode kunnen missen. Fransche Kunst" VI IOHANNES TIELROOY, Maurlce Barrès. A. W. Sqthoff's U. M., Leiden, 146 blz., geil., prijs ? 1.60. Kent men hem in Holland, men" d. w. z. 't geletterde publiek, niet 't publiek dat is blijven staan bij Zola of bij Bourget en Lotl? Is hij voor velen iets anders, dan een moeilijk" schrijver, zooals Galsworthy of von Hofmannsthal, en een luidruchtig revanche-man, en, in de oorlogsjaren, een onvermoeibaar schepper van opzweepende dagbladartikelen? Wil men" hem leeren kennen, indringen in zijn wezen, zQn werk, zijn tijd, zijn bet eekenis voor den Franschen geest, dan is hier de gelegenheid om deze sterke litteraire persoonlijkheid te benaderen, haar te omvatten in haar samengesteldheid, llllllllllllllMIIIHIMIIIIIIIIllllllllllllIIIIMtmi Dr. J. A. WORP, Een onwaerdeerlycke vrouw, Brieven en verzen van en aan Maria Tesselschade. Den Haag, Martinus Nyhoff, 1918. CYRIEL BUYSSE, De roman van den schaats'ijder, Amsterdam, Mij. voor Goede en Goedkoope Lectuur, 1918. Louis COUPERUS, Der dingen ziel, Am sterdam, L. J. Veen, z. j. Een zonderling, ongewoon b iek dit laatste van Worp. Dei.k u even in, dat we bij al onze auteurs hetzelfde systeem gingen toe passen: hun werk en al hun brieven uit geven met daar doorheen al wat tij igenooten van en over hen gezegd hebben. Stellig wel nuttig en leerzaam Maar hoe zou er een Huygens-, een Potgieter-, een Multatulieditie op die wijze gaan uitzien; iedere schrijver in zp milieu, in zijn levendig verkeer met vrienden en vijanden tot beter inzicht van werk en leven. Dat zou een reuzenarbeid worden, en het gevaar zou niet uitgesloten zijn, dat het eigenlijke litterair werk in een zee van op zich zelf vaak onbeteekenende meedeelingen verdronk. Bovendien bevat dit boek zoo goed als niets oorspronkelflks. En toch, ongewoon en onoorspronkelijk als het is, zijn we Worp zeer dankbaar, dat hij het ons nagelaten heef t en dat het f, u onder de goede zorgen van den heer Sterck is verschenen. Maria Tesschelschade is voor velen een lieve mythe; men spreekt van de kunstrijke, lieflijke muze onzer groote 17de eeuwsche dichters, uitmuntende in allerlei kunsten van glasschtijven tot paardrijden en zwemmen toe, maar zoo weinigen weten iets positiefs van deze geestige, bevallige schoone. En dat is te verklaren. Van al haar kunstwerk zijn ons slechts weinige gedichtjes, misschien een enkel gegraveerd glas bewaard. Haar kunnen we eigenlijk alleen goed kennen van de weerkaatsing van haar geest in die van haar hooge vrienden. Als we ons een beeld van haar willen vormen moeten wij vooral hooren naar wat anderen van en tot haai zeggen. En daarom is dit boek van den flverigen, nauwkeurigen en met groote diepgaande kennis verzamelenden Worp een kostelijk geschenk, een waardig pendant, rijker aan materiaal, van de Werken van Anna Roemers dochter, Indertijd door Beets uitgegeven, Met weemoed en liefde herdenken wij het artistiek milieu, waar we zoo hartelijk werden ontvangen, en het indrukwekkend atelier, waar wQ zoo dikwijls het voorrecht hadden, de hoogbegaafde schilderes te mid den harer kunstwerken te mogen bezoeken. En velen mét ons zullen die uren nooit vergeten. IIIIIIIIIH iiiniiiiiimitii en het boekje daarna ter zijde te leggen met dankbaarheid omdat het een markante figuur uit het hedendaagsche Frankrijk en waarvan de Invloed waarschijnlijk na den oorlog zal voortduren, voor den lezer heeft doen leven. Samengesteldheid, zoo groote samenge steldheid dat Barrès zeker aan zich zelf dacht toen hij schreef: L'homme qul me plait" en hfl behaagt zich zelf maar al te veel , je Ie compare & une belle troupe dramatique oüdivers héros tiennent leur lóle" hun rol spelen is een gevaarlijke uitdrukking die zijn vijanden hem zullen verwijten als een bewijs van onoprechtheid, van Intellectueel of moreel cabotinisme. Die samengesteldheid heeft de critiek in zijn werk en in zijn persoon opgemerkt en ze heeft getracht die te verklaren, haar tot enkele elementen terug te leiden, vooral te ont dekken wat Talne la facultémaitresse" illlllliiflliimilllMlllfllllllflllflflIllllfflIflfllllllfflflIllllllllflIllflflIlllllll meer nog dan het Vondelboek door Sterck, voor eenigen tijd verschenen, Inderdaad een oorkonden-boek. Wie er het ware genot van wil hebben moet kunnen combineeren, componeeren, opbouwen, moet uit al deze kleine onderdeelen, waarmee hij zich innig vertrouwd gemaakt heeft, voor zich kunnen doen ver rijzen in levendige fleur heel den kunste naarskring onzer 17de eeuw, hun leven in zijn schoonheldspassie, zijn modeeigenaardigheden, zijn breeden zwier, zijn diepen ernst, zijn gulle scherts, zijn goed ronden eenvoud, zijn lichte pretentieusiteit. Hoe zien we de grooten der eeuw gaan door dit boek. Eerst Breero in zijn trouwe, aanhankelijke vereering, waar zich de stille drang naar em ideale liefde achter verschuilt. Dan Hooft, Vondel, Huygens, ieder in zijn bijzonder karakter. Hooft in zijn geestig speelsche hoffelijkheid; Vondel in de voller, z waarder klar kgolving van zijn vers en proza, later in het rustige besef van een hoogere ziele-eenheid in wat hem en haar het hei ligst was; Huygens in zijn vernuftig woor den «pel, zijn pittige rijmen, later in zijn kwalijk verbloemden toorn over wat hem dwaze afgoderij leek. Barlaeus, die onder zijn klassieke praal heel zijn leven nauw verbergt zijn eerbiedige, trouwe liefdevoor de schoon^..weduwe Crombalgh. Vondel w$fc het die in zijn Lof der Zeevaert zijn min of meer populair geworden regels schreef in de Opkomst van zijn dichterschap: Laat vallen 't ancker. strijck. Hier is de (vloed geruster Hier gat t' och eb noch tij. Hier hoon men Ueen g ruys. Hier open ich mijn reis in 't saiigh [Roemershuys Wiens vloer betreden word, wiens dorpel [is gesleten Van Schilders, Kunstenaars, van Sangers [en Poëten. Boven allen uit toch wel de voortdurende schitterende, fijne hulde van den drost in zijn talrijke brieven en verzen.in zijnvroolijke, ongedwongen frlschheid van geest, zijn r g kt fantasie. Speel-che, vernuftige vroolijkheid is de grondtoon in heel zijn verkeer met Tessel chade:»Tessrlijen is nochdatouwde even jo< ge zoeiemelx har, wel gesorteeit met mijn' lieve Leunoor, derwelke zij op eenen roemer tot zinspreuck toreewijdt heeft: Altijts vroo," schrijft hij in 1633 aan Huygens. Hoor, hoe hij Tesseltje verheerlijkt in zijn noemde. Zijn commentatoren |de heer Tielrooy zegt 't in zijn Voorbericht zijn te fragmentarisch of niet geheel juist, en hij heeft een samenvattend portret willen geven om het te zetten in den ontwikkelingsgang der hedendaagsche letteren. En daarbij heeft hr] een voordeel gehad dat zijn voorgangers niet hebben gekend: de oorlog heeft een periode In Barrès' voortbrenging afgesloten, zoodat thans een herleiden tot n gezichts punt gemakkelijker is, al weet de schrijver ook wel dat 't een ijdel streven is de gril lige inspiraties van een dichter terug te willen brengen tot een te groote eenheid. Hoe zagen de anderen die persoonlijkheid en dat werk? Dr. W. G. C. Bijvanck, die hem in 1891 bezocht, vindt hem nog zoekend naar den meester axiome, reUgion ou prince des hommes die hem den weg moet wijzen In het leven van actie dat Barrès vóór zich voelt; Barrès belooft wel een vue d'ensemble, maar geeft 't niet 1). H. Bordeaux vindt in zijn werk une lutte pathétrque avec la mort" 2); E. Gaubart une lutie entre la sensibilitéet la raison"3); E Martln-Mamy zag een reactie van den kunstenaar, die zijn persoonlijkheid door 't socialisme bedreigd ziet en er Ie traditionnallsme trolt et artificlel" tegenover stelt 4); H Brémond een confl et tusschen ses instlncts et ses lectures, son gout et srs désirs, les moralistes classlques frar^ais et les Ir.fluences de Rousseau et de Michelet5); H. Massis vindt zijn leven n lange krachtsinspanning om zich te ontrukken aan de droefheid, qui, comme un anneau de fer, entoure son co2ur"6); Bourget vir>dt de nheid van zijn gedachte in la tragédie de ['individualisme'1 die de jeugd heeft moeten doorstrfjden 7). Strijd, dat is het hoofdkenmerk van zijn werk en zijn persoon, volgens allen. Er is «r echter n dien ik niet noemde, die ook slechts strijd in hem ziet, een strijd van den man die 't ver wil brengen, den arriviste", wien alles onverschillig is behalvr zijn ik, in wien alles de la llttérature" is 8) De heer Tielrooy heeft getracht den strijd in Barrès te verklaren uit de psyche van dezen man. De nheid die uit zijn tweeheid voortkamt is die van een consequent indi vidualisme" dat de verzoening is van de droom en de daad, van dichtend en be schouwend dilettantisme 9) en veelzijdige, prac'lsche bedrijvigheid " Zijn studie over Barrès is dus een zuiver psychologische, streng volgehouden, sterk ineengezette ont leding van den man en zijn werk, van de evolutie die hem van twijfel en spot brengt tot een affirmatie, een ontwikkeling die een deel van PrankrQk's jeugd heeft doorge maakt. Reeds in 1891 zag Byvanck dat hij de intime gedachte van zijn generatie ver tegenwoordigde en de bewonderaars van Barrès hebben in hem boven alle anderen den meester erkend die Frankrijk Incar neerde. Dat daarbij onzuivere motieven hebben meegewerkt, dat daarbij royalistische en godsdienstige elementen zich hebben ge voegd die Barrès op 't oopenblik nog republikein en niet-geloovig Katholiek iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiii Verschillende open en gesloten Automobielen uit voorraad lever baar. Nieuwe en zoo goed als nieuwe wagens van eerste klas fabrikaat VRAAGT ONZE VOORRAADLIJST EN PRIJZEN Finna GE. Mm A'DAM, 26 Jacob Obrechtstr. - Tel. 2507 Zuid iioliiiiiiiiiimimiiiliiiiiillliiiiiiiiimiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiii Brulloftszang bij haar huwelijk met Allert Krombalk in 1623. Vat zij diamant, een kras Spreecken doet het stomme glas. Ziet die duim met gouden draeden Maelen kostele gewaeden; Vingers voeren pen, penceel; Knokkels kittelen de veel. Ziet eens gaen dat montje teer, Met de nooten, op en neer; 'T oogh zich aen de letters lijmen; Zin verzonken in het rijmen ; Tong zich krommen in de klanck Van den Roomer, en den Frank. Een enkel staaltje van de talrijke lieve, hartelijke, in den vorm soms wel wat ge kunstelde briefjes, die er tuaschen bet Hooge Huls en Alkmaar gingen: Me J, ff re. De pruimen beginnen all' teffens, op een bod t, te rijpen en te roepen: Tesseltje, Tes-*elijes mondtje. Ettelijke deuntjes van Belusar (Barlaeut) en andre roepen daer tegenaen: Tesseltje, Tesseltjes keeltje, daer zij gejrne van gezongen waren, ende wenschten wel, dat UE Joffre Francisca tehulpe meêbraght. Wat jk haer zeg: Tesseltje suft; Tesseltje hetfi pen noch inkt, om een brief ken te beantwoorden ; zij neemen 't niet aen ende willen, dat jk UE. uyt den droom wekke. Op, op d-tn, Rozemondt hoor je spcelen noch zinden? Wij wachten UE. op 't spoedighste, met U.E. dochter, ende Joffre Duart met haer E. man, maer een brief Ken voorujt, om wat glssings te moghen maeken. Ondert»ssen zullen wij in den windt zien, ende harpen nae den geenen die van Alkmaer komt en snuffen oft hij nae U.E. adem riekt. Gudt behoede U.E. op de reize, eneeuwlijk in genaede. met alle die haer lief zijn, gelijk van heelen heetrn harte wenscht. Me joffre U.E. V-rplichte dienstw. P. C. Hooft. Moge deze bundel zoo vol pittig, geestig, kunstrijk leven spoedig iemand opwekken om ons pittig en levend te tee kenen Tesseltje, zooals ze leefde tusschen de groote geesten van haar tijd. 't Was een illuzie, een roman : de roman van een schaatsenrflder l" Zoo zQn alle de liefden op het ijs, waarvan Buysse ons ver telt, vlot, aangenaam, geestig vertelt, als herinneringen van een jongen Vlaming. Herinneringen uit de prille jeugd, toen hij op een ondergeloopen tuin zijn eerste proeven in de edele kunst nam, van op de vaart om het armhuis, waar de nijdige Stien heeft van zich gestooten, dat er een verzet tegen den zoogenaamden geest van de Sor bonne in merkbaar is, die uit miskenning van Duitsche wetenschap voorkomt, dat moet uitdrukkelijk worden vastgesteld. Maar er blijft toch over dat hij een meester is voor velen die in het herlevende nationalisme Frankrijk's heil hebben gezien 10). Is Barrès ook nog de erkende meester van de heel jongen die uittrokken, de vrijwilligers van 18 jaar, de opgeroepenen van twintig? Dat is een vraag die ik niet waag te beantwoorden, maar het trof mij dat noch de ontroerende Lettres cTun Soldat door Lemercier, noch de door Lavlsse gepubliceerde brieven van Etévé, twee heel fijne geesten, dien barresistischen geest ademden. Want er is een barrésisme", een levensleer van Barrès, die de heer Tielrooy met rijke kennis, met grooten smaak, met zeer doordringend doordenken en navoelen heeft ontleed in zijn helder, strak gehouden, hier en daar wat te kort samenvattei d boekje van letterkundige analyse, dat een aanwinst voor de Barrès-litteratuur is. Na een inleiding over de jeugd van Barrès en de invloeden die de Lotharii ger «ingeving op dezen afstammeling van Auvergners uit oefende, waarbij weldra Parijs haar krachtigen invloed voegt, komt een hoofdstuk over dien Culte du Mol", die Barrès' eerste manier kenmerkt: het zoeken, het aatkweeken van zijn individualisme in zijn drie romans Sous l'ceil des Barbares, Un homme libre, Le jardin de Bérénice. Reeds in den Homme libre kwam een element voor dat de richting zou geven aan zijn verder denken: hij had zijn vaderland 't kleinere: Lotharingen, 't grootere: Frankrijk ge vonden. Daarheen gaat de man van de daad voortaan in zijn streven naar vervolmaking van zjjn ik; zooals voor Bourget in zijne voorrede tot Ie Disciple, Bruneiière In heel zjjn kritiek eigenlijk van af het eerste oogenblik, de Voguéin Les morts qui parlent, om er slechts een paar te noemen, wordt Frankrijk hem alles. Maar voor hem is Frankrijk de verlenging en de verwijding van zijn ik: heel zijn werk, zoowel deiromans over het nationale krachtsb-wustzijn: Les déracinés, l'Appel au Soldat en Leursfigures of die welke het vraagstuk van Elzas-Lotharingen-Duitschland behandflen, Au service de l'Allemagne en Colette Baudoche, als de wer ken die zuiver lyrisch nauwelijks noe den naam van romans verdienen, L'ennemi des lois b.v., heel zijn werk is de uiting van een sterke individualiteit die zich zelve heeft gevonden en zich zelve in 't werk doorvoert. De heer Tielrooy maakt deze synthetische voorstelling van Barrès niet alleen zeer aannemelijk; hij slaagt erin haar den lezer op te diirgen als de meest ver klaarbare opvatting van deze samengestelde figuur. Maar daaromheen wijst hij ook met groote scherpzinnigheid op de horderden schakeeringen die de geest en de ziel van den dandy, den dilettant, den romanticus kenmerken. En telkens komt men in dit boekje zinnetjes tegen die een zeer fijn aarvoelen van letterkundig werk verraden. Een voorbeeld: Romanticus'' schreef ik zoo even, maar ik voeg er dadelijk bij zonder sentimentaliteit. Zeer terecht zegt de heer Tielrooy (p. 122): Sentimenteel is Barrès zeker niet l 't Is n der voornaamste oorza ken, dunkt mij, waardoor hij hier te lande weinig wordt gelezen". En zoo zijn er meer. In de laatste bladzijden vat de schrijver Barrès' invloeden samen, 't Zijn die van een man die vóór den oorlog met Anatole France, en tegenover hem, de leidende geest in Frankrijk werd bij de jeugd en die, door den oorlog, waarschijnlijk een grooten invloed zal kunnen behouden, tenzij een andere Jaurès opstaat, die Frankrijk in andere banen weet te voeren. Hoe dan ook, hij is een persoonlijkheid die een groote rol kan spelen, een dichterlijk schrijver van buitengewone vormschowiheid de heer Tielrooy geeft heel veel zeer mooie bladzijden of zeer frappante zinnen weer , een representatieve persoonlijkheid in Frankrijks ontwikkeling Smijters het ijs kwam vermeurden", en van later, toen hij naar Meyleghem- Zuid nok om er de herbergsmeid Tieldeken te idealiseeren en de glorie van het mythische boerke van Meyleghem, den wonderknappen schaatskunstenaar, te overtreffen. En al die luchtige illusies, die kort heel zijn leven beheerschen, loopen uit op den grooten schoone droom, het groete avontuur van den vijfentwintig jarige, die in Amerika zijn fortuin zoekend, er vindt op het ijs de goddelijke Maud, die hem in alle eer en deugd zijn halve fortuin kost aan een dinertje. 't Is een prachtig frisch juf He met een goedmoedige protserige familie, een kwiek ding, een snoes, die trots haar dubieuze aquarelleer kunst toch bijzonder weinig boven het leege en oppervlakkige van haar society uitkomt. Alles, alles ijsii fde! Horizonnen van zalig heid gaan telkens voor zijn verbeelding open en aan het eind vindt hij niets. Telkens vlamt er een geweldige nieu*e passie op, denkt hij zijn heerlijkste droomen van liefde te kunnen grijpen en plotseling verdwijnt al de schoonheid, verbleekt ze in vage, zoete hèinneringen. Liefde aN de vreugde van het ijs. Zoo schiet in vurige hartstocht dei ij der de schaatsen aan en zwiert, luchtig zwever d, vrij in een wijde atmosfeer met verre hori zonten over het blinkend kristal; maar de onverbiddelijke dooi komt, en er blijft wat morsig, troebel water over. Vooireffeiijke juistheid van toon en teekening is er in de verhalen van Tieldeken en vooral van op de vaart om het Armhuis. Na jaren komt de verteller terug aan de vaart, waar hij in zijn leugd hm f t gereden en ge noten, en hij vindt er de kinderen van zijn makkers van toen. Een der ouJe mann"jes uit het Armhuis komt op hem af: Weet ge 't nog, meniere, d'n tijd da w' hkr al te goar op de wal reejen en da Guus Boe vers mee zijne grtuten hond achter ons kwam ?" Verbaasd keek ik het oudje aan. Hoe wist die? Hoe kan hij weten wat er destijds... Ik keek hem aan met scherpen aandient en eensklaps kwam het mij voor alsof ik ook dat gezicht reeds vroeger jaren had gezien. Doch waar, in welke verre oorden, in welke lang vervlogen lijden? Hij glimlachte, hij bl «f maar aldoor glimlachen, zijn oolijke grij e oogen strak op mij Bevestigd en eir.d lijk zei hij: Meniere 'k yeUuve da ge mt) nie'n herkend" ,.Nien ik, 'k'nherk,n ou liet", antwoordde ik met volle oprecht heid Bruuntje Geelewie, herinnert-e gij ou Bruumje G elewie nie meer?" glimlachte hij. Bruuntje Geelewie l Ineens ging mij een helder licht op l En meteen herleefde ROBBER! KALFFaC' AMSTERDAM. \wi37neTtt: HEEtE«awcHT270 ICIIIIIIIflIllllllllllfl iiiitmiiimiiimififiiiiiifiiiiiiiiiiii van de laatste dertig jaren. Zal de toekomst in hem niets ancters zien dan een Toovenaar die 't ver wil biengen, zooals wij thans b.v. Chateaubriand grootendeels zien en zooals enkele tijdgenooten dat doen l D? Hoe het ook zij, hij is een groote letterkundige en een opwekker van krachten, dien we moeten kennen. En d-ze zeer geslaagde monographie is een kostelijke inleiding tot dezen tnoellijken" schrijver. K. R. GALLAS 1) W. O. C. Bflvanck, Un Hollandals a Paris en 1891, p. 213, 210, 201. 2) H. Bordeaux, La senstbilitéde M. B., in Grande Revue, 1904, I; overgenomen in Quelqaes portraits d'hommes, 1913, p. 72. 3) Mercure de France, l, 8. 1905, p. 340. 4) ld., 1. 7. 1906, o. 146. 5) Revue des deux Mondes, 15.2.1908, p.791. 6) H Massis, La pensee de M. B, 1909, p. 33. 7) P. Bour'et, La dlalectique de M. B., in Etudes et Portraits, UI, p. 184 ('t artikel is van 1906). 8) J Ernest-Cnarles, La carrière de M. B., académtcien, p. 26, 55. 9) C'est beaucoup moins une doctrine qu'une disposition de l'esprit, tiè* intelligente et tres voluptufuse, que nous (ncline tour a tour vers les f jrmes dlverses de la vie et nous conduit a nous prêier a routes ces formes sans nous t*onner aaucune, P. Bourget. Essais de psychologie contemporaine, p.59. 10) Ik zet ter ztide een boekje zooals Ren Jacquet, Notre maïtre Af. B., 1900, dat door een dweepend kostschoolmeisje kon zijn geschreven, die zijn briefpapier en zQn goed zittende sokken bewondert. Maar men zie: E. Henriot, A quoi rênent les jeunes gens, 1913; H. Clouard, Les Disciplines; E. Rey, La renaissance de l'orguetl /ranfais, 1912; J. Rlou, Aux coutes de la France gul vient tn Agathon, Les jeunes gens d'aujourd'hul, 1913. Tegen de Sorbonne: P. Lasserre, La doctrine offtdelle de l'Université. 1913. 11) Zie 't boekje van J. E. Charles. Cfr. H. d'Alméras, Avant la gloire, I, 275 as., of Barrès' ouden bentgenoot Laurent Tailhade, Les livres et les hommes, 164, die den spot drijven met dien arriviste, dien Obermann roublard", dien Lorrain du Plateau central", dien Scapin". IIIIIIIIIIIIMIIIIIlllllllltiiiM NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP MotordienstvanTetenburg DAGELIJKSCHE MOTORDIENST UTRECHT LEIGEK DEK HAAG DELFT Vlaiittnscheweg. UtrachtscheveerZG. Fynjékadei. HouttuiniiS VICE-VERSA 'IMMIII "llllllltlllUIIJIIIIIIKIIIIIIIJIJIIIIJIIflIIIIIJlmilllllfflIIJIIIf,,,, ik vol innige emotip, weer het ver verleden' Wis dat Bruuntje Geelewie, dat sukkel vent je uit 't oud-mannenhuis, dat stakkertje, dat menschenwrak! Een grenzelooze weemoed greep mij aan en 't was alsof ik mij zelf daar zag staan, oud, versleten, gebroken, een ruïne". Deze bladzijden van droeve, ontroerende herinnering behooren tot de beste van onze zuiveren n gevoelige Vfaamsche kunst Het boekje is geschreven in een taal loser lenig als de krullen, de wufte zwaaiingen vanden schaatsenkunstenaar die toch met zulk een vastheid en bewustheid zich glijden laat. Deze memoires zijn verteld als een zoete, woemoedige streeling van een heerlijken droom, in een toon van oprechtheid en onbewogenheid met een lichte ironie er door, die de humor geeft. 't Is of Couperus zijn pen maar behoeft te laten gaan over het papier om toch altijd nog te charmeeren. Welk een onbeteeke nende verhaaltjes eigenlek in dit bundeltje, dat naar het eerste causerietje is genoemd. En toch er blijft iets in, dat ons inoakt en het boekje na lezing met zekere voldoening ter zijde doet leggen. Couperus heeft een zeldzame virtuositeit om van niets iets te maken, en we hooren hem met plezier bab belen zelfs over die ziel van zijn wandelstok zijn Perrykoffer. Zeker 't is niets, maar zoo als hij het zegt... Dit boekje is aardig, luchtig bqwerk van den kunstenaar die eenmaal zijn vaste repu tatie gewonnen heeft door werk van groote bsteekenis. Een fijne, gs-esti^e satire is wel dat veihaal van een bezoek aan de Groote Stad", waar de heeren in grijze kantoor jasjes en de dames i i huisvrouwelijke morgenblousjes als in hun gala naar de groote Stads-schouw burg gaan. Dit is vol verblin dende kleine floretstoo'jes en -zwaaitjes. Geestig en van een superieure jovialiteit is ook de causerie over het bezoek aan Groningen. Dolleuk die divagatiën over een naam. Maar wie zou verwacht hebben, dat de gracieuse dandy zoo ditp kon dalen om werkelijk vermakelijk te fantaseeren op het thema vioo en luis. Couperus ontzegt den Hollander als den Duitscher alie charme. Het gelukt hem de uitzondering te zïjn die de regel bevestigt. Evenwel, bij verhaaltjes als De mieren, De Ut f de van Lilly, De tweede blik komt toch ook hij wel aan de alleruiterste grens. J. PRINSEN JLz.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl